NL2029183B1

NL2029183B1 - Combinatie van klem en profielbalk

Info

Publication number: NL2029183B1
Application number: NL2029183A
Authority: NL
Inventors: Jurg Ruben
Original assignee: Kwws B V
Priority date: 2021-09-14
Filing date: 2021-09-14
Publication date: 2023-03-24
Also published as: EP4148338A1

Abstract

De uitvinding betreft een combinatie van een klem en een profielbalk waarbij de profielbalk een aanligvlak heeft en twee, loodrecht op het aanligvlak staande, parallelle en tegenover elkaar liggende klemvlakken heeft, welke klemvlakken zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekken waarbij de klem omvat: — een draaglichaam met een draagvlak waarop de profielbalk met het aanligvlak aanliggend gedragen wordt; — een eerste paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een eerste stand; — een tweede paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een tweede stand; waarbij de profielbalk een sleuf omvat, welke sleuf zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekt en is aangebracht in het aanligvlak en tussen de beide klemvlakken, waarbij de breedte en de diepte van de sleuf groter is dan de breedte en de hoogte van het eerste paar klemvingers alsook dan de breedte en hoogte van het tweede paar klemvingers.

Description

Combinatie van klem en profielbalk

De uitvinding betreft een combinatie van een klem en een profielbalk, in het bijzonder voor het aanbrengen van de klem aan een dakpanhaak en voor het aan de profielbalk monteren van zonnepanelen.

Dakpanhaken met daarop aangebracht een klem voor koppeling met een profielbalk zijn bekend in de stand van techniek. De klem is afgestemd op het profiel van de profielbalk zodat de profielbalk eenvoudig in de klem vastgeklemd kan worden, vaak door middel van een klikverbinding.

Voor het monteren van zonnepanelen op een dak is het mogelijk om de profielbalken ofwel horizontaal op het dak aan te brengen ofwel verticaal, dat wil zeggen parallel aan de dakhelling. Het is bekend om de klem op de dakpanhaak draaibaar te maken, zodat de bekende dakpanhaken gebruikt kunnen worden voor zowel horizontale bevestiging van de profielbalken als voor verticale bevestiging.

Het draaibaar aanbrengen van een klem op een dakpanhaak vergt extra onderdelen, zoals een scharnierpin of een bout en moer, waardoor de kosten van een dakpanhaak verhoogd worden.

Daarnaast bestaat door de draaibaarheid van de klem, dat deze niet in de juiste stand staat op het moment dat een profielbalk vastgeklemd wordt. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat een monteur tijdens het plaatsen van de dakpanhaken de klemmen niet in de juiste stand heeft gezet of doordat tijdens de werkzaamheden iemand per ongeluk tegen de klem heeft gestoten, waardoor deze verdraaid is.

Het is nu een doel van de uitvinding om de bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een combinatie van een klem en een profielbalk waarbij de profielbalk een aanligvlak heeft en twee, loodrecht op het aanligvlak staande, parallelle en tegenover elkaar liggende klemvlakken heeft, welke klemvlakken zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekken waarbij de klem omvat: - een draaglichaam met een draagvlak waarop de profielbalk met het aanligvlak aanliggend gedragen wordt; - een eerste paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een eerste stand; - een tweede paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een tweede stand; waarbij de profielbalk een sleuf omvat, welke sleuf zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekt en is aangebracht in het aanligvlak en tussen de beide klemvlakken, waarbij de breedte en de diepte van de sleuf groter is dan de breedte en de hoogte van het eerste paar klemvingers alsook dan de breedte en hoogte van het tweede paar klemvingers. op de klem zijn twee paar klemvingers voorzien, die de profielbalk in twee verschillende standen kunnen vasthouden. Deze standen zijn bij voorkeur loodrecht op elkaar, maar het is ook denkbaar dat er een andere hoek van 90° tussen de twee standen aangehouden wordt.

De sleuf in de profielbalk zorgt er voor dat het paar klemvingers, dat in de gewenste stand niet gebruikt wordt, in de sleuf van de profielbalk kunnen steken en daarmee niet voorkomen dat de profielbalk vastgeklemd kan worden in de gewenste stand.

Om te zorgen, dat de ongebruikte klemvingers in de sleuf opgenomen kunnen worden, dient de sleuf tenminste een diepte te hebben, die gelijk is aan de hoogte van de ongebruikte klemvingers en dient de sleuf ten minste een breedte te hebben, die gelijk is aan de breedte van de ongebruikte klemvingers.

De breedte van de klemvingers is de hoofdafmeting in de richting parallel aan het klemvlak en in langsrichting van de profielbalk, wanneer de klemvingers aangrijpen op de klemvlakken, en de hoogte van de klemvingers is de hoofdafmeting in de richting parallel aan het klemvlak en loodrecht op het draagvlak van de klem.

In een uitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding valt in de eerste stand van de profielbalk aan de klem, de projectie van het tweede paar klemvingers, gezien in de klemrichting van het tweede paar klemvingers, binnen de dwarsdoorsnede van de sleuf, en valt in de tweede stand van de profielbalk aan de klem, de projectie van het eerste paar klemvingers, gezien in de klemrichting van het eerste paar klemvingers, binnen de dwarsdoorsnede van de sleuf.

Een profielbalk is gevormd uit een extrusieprofiel met een uniforme dwarsdoorsnede. De sleuf kan op deze wijze eenvoudig over de gehele lengte worden gevormd, maar kan eventueel ook op discrete posities worden aangebracht door middel van het infrezen van een sleuf in een extrusieprofiel.

In beide gevallen zal de dwarsdoorsnede van de sleuf zodanig gevormd moeten zijn, dat de projectie van beide paar klemvingers, gezien in de klemrichting daarvan, binnen deze dwarsdoorsnede valt, wanneer de profielbalk aan de klem is vastgeklemd in beide standen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding is op beide klemvlakken een rib aangebracht, welke rib zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekt en waarbij ten minste de klemvingers van het eerste paar klemvingers elk zijn voorzien van een verende lip, die zich vanaf de top van de klemvinger omlaag, in de richting van het klemvlak en in de richting van het draagvlak uitstrekt en daarbij achter de rib op het betreffende klemvlak haakt.

De verende lip op beide klemvingers zorgt er voor dat de profielbalk met de beide ribben tussen de klemvingers gedrukt kan worden. Hierbij zullen de verende lippen iets weg buigen, totdat de rib gepasseerd is, waarna de verende lippen terug buigen en achter de ribben haken. Hierdoor wordt voorkomen dat de profielbalk zo maar uit de klem getrokken kan worden, bijvoorbeeld door een zware wind, die over het dak gaat en op de profielbalk gemonteerde zonnepanelen probeert weg te zuigen.

In een verder voorkeursuitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding zijn elk van de klemvingers van het eerste paar klemvingers verder voorzien van een ontkoppellip, die vast is aangebracht op de top van de klemvinger en waarbij de ontkoppellip zich van het draagvlak weg en van het klemvlak weg uitstrekt.

Met de ontkoppellip kan de klemvinger weggebogen worden, waardoor de verende lip loskomt van de rib en de profielbalk vrijgegeven wordt. Dit vereenvoudigd demontage van de profielbalk.

In een andere uitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding is in ten minste één van de klemvlakken een langsgroef aangebracht, welke langsgroef een overhangende rand heeft, welke rand zich in het vlak van het klemvlak uitstrekt; en waarbij ten minste één klemvinger van het tweede paar klemvingers in de tweede stand van de profielbalk aan de klem in de langsgroef steekt en achter de overhangende rand haakt.

Voor met name horizontale montage van de profielbalk kan het voordelig zijn, wanneer de profielbalk eerst los aan de klem gehangen worden, voordat deze vastgeklemd wordt.

Doordat bij deze uitvoeringsvorm een klemvinger van het tweede paar klemvingers in de tweede stand van de profielbalk aan de 5 klem in de langsgroef steekt en achter de overhangende rand haakt, kan de profielbalk als het ware opgehangen worden aan de klem nog voordat de profielbalk definitief vastgeklemd wordt.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de combinatie volgens de uitvinding omvat verder een dakpanhaak, waarbij de klem is aangebracht op een einddeel van de dakpanhaak.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht de klem volgens figuur 1.

Figuur 3 toont in zijaanzicht de klem volgens figuur 2 met daarop geklemd een profielbalk in een horizontale stand.

Figuur 4 toont in zijaanzicht de klem volgens figuur 2 met daarop geklemd een profielbalk in een verticale stand.

In figuur 1 wordt een dakpanhaak 1 getoond, waaraan een klem 2 op een einddeel is aangebracht. In de klem 2 is een profielbalk 3 in een horizontale stand geklemd.

Figuur 2 toont de klem 2 in meer detail. De klem 2 heeft een draaglichaam, dat is gevormd door een, in hoofdzaak vierkant, plaatdeel met opstaande wanden 4. De bovenranden van de opstaande wanden 4 vormen een draagvlak voor de profielbalk 3.

Langs twee parallelle opstaande wanden 4 zijn een eerste paar klemvingers 5 aangebracht. Elke klemvinger 5 heeft een verende lip 6, die zich vanaf de top van de klemvinger 5 omlaag, in de richting van het draagvlak, gevormd door de bovenranden van de wanden 4 uitstrekt. Verder is op de klemvingers 5 een ontkoppellip 7 aangebracht, die zich van het draagvlak weg uitstrekt.

Haaks op het eerste paar klemvingers 5 is een tweede paar klemvingers 8, 9 voorzien. De klemvinger 8 is aan de top van de vinger 8 voorzien van een naar buiten gebogen rand 10.

De klemvinger 9 is wat betreft opbouw vergelijkbaar met een klemvinger 5 van het eerste paar en heeft ook een verende lip 11 en een ontkoppellip 12.

In figuur 3 wordt een zijaanzicht van de klem 2 en de profielbalk 3 getoond in een horizontale stand. Onder horizontale stand wordt de richting bedoeld, waarin de profielbalk 3 zich uitstrekt, wanneer met de dakpanhaak 1 aangebracht op een hellend dak. De verticale stand is de stand waarbij de profielbalk 3 parallel aan de helling van het dak verloopt.

De profielbalk 3 heeft aan weerszijden een klemvlak 13, 14, waarop elk een rib 15, 16 is aangebracht. Verder is in beide klemvlakken 13, 14 een langsgroef 17, 18 voorzien met elk een overhangende rand 19, 20. Het onderoppervlak van de profielbalk 3 vormt een aanligvlak 21, dat op het draagvlak gevormd door de opstaande wanden 4 rust.

In dit aanligvlak 21 is verder een sleuf 22 voorzien, die zich in langsrichting van de profielbalk 3 uitstrekt. De sleuf heeft een breedte B en een diepte D.

Zoals getoond in figuur 3 is de klemvinger 8 met de naar buiten gebogen rand 10 in de langsgroef 19 gestoken en haakt daarbij achter de overhangende rand 20. Aan de andere zijde haakt de verende lip 11 van de klemvinger 9 achter de rib 15, waardoor de profielbalk 3 in de klem 2 vastgehouden en vastgeklemd wordt.

Verder is duidelijk uit figuur 3 dat de klemvingers 5 van het eerste paar, die elk een breedte b en een hoogte h

: hebben binnen de dwarsdoorsnede van de sleuf 22 vallen.

In figuur 4 is de profielbalk 3 in de verticale stand in de klem 2 vastgeklemd. In deze stand klemmen de klemvingers 5 tegen de klemvlakken 13, 14 van de profielbalk 3 en haken de verende lippen 6 van deze klemvingers 5 achter de ribben 15, 16. Het tweede paar klemvingers 8, 9 valt in deze verticale stand binnen de sleuf 22.

Claims

Conclusies

1. Combinatie van een klem en een profielbalk waarbij de profielbalk een aanligvlak heeft en twee, loodrecht op het aanligvlak staande, parallelle en tegenover elkaar liggende klemvlakken heeft, welke klemvlakken zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekken waarbij de klem omvat: - een draaglichaam met een draagvlak waarop de profielbalk met het aanligvlak aanliggend gedragen wordt; - een eerste paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een eerste stand; - een tweede paar klemvingers, die opstaan van het draagvlak en aangrijpen op de klemvlakken van de profielbalk in een tweede stand; waarbij de profielbalk een sleuf omvat, welke sleuf zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekt en is aangebracht in het aanligvlak en tussen de beide klemvlakken, waarbij de breedte en de diepte van de sleuf groter is dan de breedte en de hoogte van het eerste paar klemvingers alsook dan de breedte en hoogte van het tweede paar klemvingers.

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij in de eerste stand van de profielbalk aan de klem, de projectie van het tweede paar klemvingers, gezien in de klemrichting van het tweede paar klemvingers, binnen de dwarsdoorsnede van de sleuf valt, en waarbij in de tweede stand van de profielbalk aan de klem, de projectie van het eerste paar klemvingers, gezien in de klemrichting van het eerste paar klemvingers, binnen de dwarsdoorsnede van de sleuf valt.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2, waarbij op beide klemvlakken een rib is aangebracht, welke rib zich in langsrichting van de profielbalk uitstrekt en waarbij ten minste de klemvingers van het eerste paar klemvingers elk zijn voorzien van een verende lip, die zich vanaf de top van de klemvinger omlaag, in de richting van het klemvlak en in de richting van het draagvlak uitstrekt en daarbij achter de rib op het betreffende klemvlak haakt.

4. Combinatie volgens conclusie 3, waarbij elk van de klemvingers van het eerste paar klemvingers verder zijn voorzien van een ontkoppellip, die vast is aangebracht op de top van de klemvinger en waarbij de ontkoppellip zich van het draagvlak weg en van het klemvlak weg uitstrekt.

5. Combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij in ten minste één van de klemvlakken een langsgroef is aangebracht, welke langsgroef een overhangende rand heeft, welke rand zich in het vlak van het klemvlak uitstrekt; en waarbij ten minste één klemvinger van het tweede paar klemvingers in de tweede stand van de profielbalk aan de klem in de langsgroef steekt en achter de overhangende rand haakt.

6. Combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een dakpanhaak, waarbij de klem is aangebracht op een einddeel van de dakpanhaak.