NL2028124B1 - installation vessel - Google Patents

Claims (24)

CONCLUSIES

1. Installatievaartuig, voor installatie en bij voorkeur transport van monopiles voor het ondersteunen van een windturbine, het installatievaartuig omvattende: - een romp, waarbij de romp een up-enddek vormt, - een kraan, ondersteund door de romp van het vaartuig naast het up-enddek, waarbij de kraan omvat: - een kraanbasis, een kraanhuis en een zwenklager, voorzien tussen het kraanhuis en de kraanbasis, waarbij het zwenklager het het kraanhuis mogelijk maakt om te zwenken om een verticale zwenkas; - een giek, zich utstrekkende tussen een basiseinde en een topeinde, waarbij de giek aan het basiseinde scharnierbaar wordt ondersteund door het kraanhuis voor scharnieren om een horizontale giekscharnieras tussen een neergelaten en een opgetilde positie voor het tillen van een last en voor het bewegen van de last naar de kraanbasis toe en van de kraanbasis af; - een oploeflier en een geassocieerde oploefdraad, waarbij de oploeflier is aangebracht op het kraanhuis en de oploefdraad zich uitstrekt tussen de oploeflier en de giek, om scharnieren van de giek tussen de neergelaten en de opgetilde positie mogelijk te maken; en - een hijsinrichting, de hijsinrichting omvattende een hijslier en een geassocieerde hijsdraad, waarbij de hijsdraad wordt geleid via een bovenste schijvensamenstel in de giek naar een lager schijvensamenstel van de lastkoppelinrichting voor koppelen met een last, bijvoorbeeld het boveneinde van een monopile, om het de kraan mogelijk te maken de last op te tillen door de hijslier te gebruiken; - een wagenbaan, zich uitstrekkende langs het up-enddek; - een ondersteuningswagen voor het ondersteunen van een ondereinde van de monopile, waarbij de ondersteuningswagen wordt ondersteund door de wagenbaan om het de wagen mogelijk te maken om langs de wagenbaan te bewegen voor het geleiden van het ondereinde van de monopile langs het up-enddek van een positie distaal van de kraan naar een positie naast de kraan; - een monopilegrijper, waarbij de monopilegrijper zich uitstrekt buiten de contour van het vaartuig, voor het geleiden van een monopile die in een verticale positie wordt neergelaten in het water naast het vaartuig; - een trolleygeleiding, bijvoorbeeld een baan omvattende een of meerdere geleidingsrails, aangebracht op de giek van de kraan; en - een trolley, gekoppeld met de trolleygeleiding om te worden geleid langs de giek van de kraan, waarbij de trolley is ingericht om aan te grijpen op de lastkoppelinrichting voor het geleiden van de laadkoppelinrichting, en dus voor het geleiden van het boveneinde van de monopile ondersteund door de lastkoppelinrichting, langs de trolleygeleiding tijdens het up- enden van de monopile met gebruik van de hijsinrichting; waarbij de giek van de kraan kan worden gescharnierd in een up-endpositie voor het up-enden van de monopile waarbij het ondereinde van de monopile wordt geleid door de wagen en de wagenbaan en waarbij het boveneinde van de monopile wordt geleid door de trolley en de trolleygeleiding.

2. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij de lastkoppelinrichting en de trolley zijn ingericht om te worden gekoppeld, en waarbij de trolley is voorzien van een lastkoppelinrichting ingericht om te worden gekoppeld met het boveneinde van de monopile.

3. Vaartuig volgens conclusie 1 of conclusie 2, de kraan verder omvattende een tweede hijsinrichting omvattende een tweede hijslier met een geassocieerde tweede hijsdraad ondersteunende een tweede lastkoppelinrichting ingericht om te worden gekoppeld met een last, en waarbij de hijsdraad wordt geleid via een kroonblok naar de lastkoppelinrichting voor het optillen van een last op een afstand van de kraanbasis met gebruik van de tweede hijslier.

4. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de trolleygeleiding zich uitstrekt onder de horizontale scharnieras wanneer de boom in de up- endpositie is.

5. Vaartuig volgens een of meer va de voorgaande conclusies, de trolleygeleiding omvattende een gieksectie die is aangebracht op de giek van de kraan, en een basissectie die is aangebracht op de kraanbasis, en een trolley kan worden neergelaten van de gieksectie op de basissectie in een positie nabij het up-enddek voor koppelen van de trolley met het boveneinde van de monopile, en de trolley kan worden bewogen van de basissectie op de gieksectie om de monopile die is gekoppeld aan de trolley te up-enden.

6. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig verder is voorzien van een opslagdek, ondersteund door de romp van het dek, waarbij het opslagdek is voorzien van opslagrekken voor het ondersteunen van meerdere monopiles in een horizontale positie, waarbij het opslagdek en de opslagrekken zijn ingericht om meerdere monopiles parallel aan elkaar en bij voorkeur parallel aan de lengteas van het vaartuig te ondersteunen.

7. Vaartuig volgens conclusie 6, waarbij de kraan is gelokaliseerd aan een einde van het opslagdek, en waarbij het vaartuig is voorzien van een opslagkraan aan een tegenovergesteld einde van het opslagdek, en waarbij de kraan en de opslagkraan zijn ingericht om samen een monopile van het opslagdek op het up-enddek te tillen, waarbij de kraan en de opslagkraan ieder een uiteinde van de monopile tillen.

8. Vaartuig volgens conclusie 6 of conclusie 7, waarbij het up-enddek en het opslagdek beide onderdeel uitmaken van een enkel vaartuigdek.

9. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het up-enddek en de kraan zodanig zijn ingericht dat de monopile, wanneer ondersteund in een horizontale positie op het up-enddek en met het boveneinde van de monopile gekoppeld met de lastkoppelinrichting, parallel is aan een lengteas van het vaartuig.

10. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de wagenbaan is uitgelijnd met de zwenkas van de kraan, zodanig dat een centrale as van de monopile die aan een einde wordt ondersteund door de wagen en aan een tegenovergelegen einde is gekoppeld met de trolley is uitgelijnd met de zwenkas van de up-endkraan.

11. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de monopilegrijper is gelokaliseerd bij de achtersteven van het vaartuig en op de centrale lengteas van het vaartuig.

12. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een actieve horizontalebewegingsinrichting is aangebracht tussen de trolley en de lastkoppelinrichting, wanneer opgenomen in de trolley, en/of een monopileaangrijpinrichting ondersteund door de lastkoppelinrichting, waarbij de horizontalebewegingsinrichting is ingericht om actief te compenseren voor door zeeconditie veroorzaakte horizontale verplaatsing van de monopile aangrijpinrichting in twee niet-parallelle horizontale richtingen, bijvoorbeeld orthogonale horizontale richtingen, terwijl de monopile wordt ondersteund in een overeindstaande positie door de monopileaangrijpinrichting.

13. Vaartuig volgens conclusie 12, uitvoeringsvorm de actieve horizontalebewegingsinrichting omvattende een of meer door een motor bekrachtigde verplaatsingsactuatorsamenstellen, bijvoorbeeld een hydraulischekrachtsamenstel omvattende een pomp en een of meer hydraulische cilinders of een liersamenstel.

14. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kraan verder een kraantoren omvat voor het ondersteunen van een monopile aan een zijde van de kraan tegenovergesteld aan de giek, voor het ondersteunen van een monopile in de monopilegrijper en voor het neerlaten van de monopile in een verticale richting in het water naast het vaartuig, waarbij de kraantoren zich uitstrekt tussen een basiseinde en een boveneinde, en is aangebracht in een vaste en overeindstaande positie op het kraanhuis voor rotatie met de giek van de kraan om de verticale zwenkas, waarbij de kraantoren is voorzien van een - een ondersteuningstrolley, ingericht om een monopile te ondersteunen aan een boveneinde daarvan; -een trolleygeleiding, bijvoorbeeld een baan omvattende een of meer geleidingsrails, voor het geleiden van de trolley langs de kraantoren; - een hijslier en een geassocieerde hijsdraad, waarbij de hijsdraad wordt geleid via de top van de kraantoren voor het hijsen van de trolley langs de trolleygeleiding voor het neerlaten van de monopile richting de zeebodem.

15. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kraan is voorzien van monopile positioneringsarmen of tuggers voor aangrijpen op een lagere sectie van een monopile ondersteund door de kraan in een verticale positie, in het bijzonder voor het voorkomen van zwaaien van de monopile gedurende zwenken van de kraan tijdens het ondersteunen van de monopile in de verticale positie.

16. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de up- endhijsdraad is, of draden zijn, geleid tussen het bovenste schijvensamenstel en het onderste schijvensamenstel, en waarbij de hijsdraad of draden zijn verbonden met de hijslieren van de kraan, waarbij de lieren een capaciteit hebben die voldoende is voor het optillen van een monopile.

17. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de giek een jib omvat, en waarin het bovenste schijvensamenstel is voorzien in de jib zodanig dat de hijsdraad, wanneer de lastkoppelinrichting is opgenomen in de trolley, is gepositioneerd weg van de giek, en is gepositioneerd bij de positie van een centrale as van een in een verticale positie door de trolley ondersteunde monopile.

18. Vaartuig volgens conclusie 17, waarbij het deel van de hijsdraad dat zich uitstrekt tussen de trolley en het bovenste schijvensamenstel parallel loop aan de trolleygeleiding.

19. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de giek aan het ondereinde een gantry omvat, en aan het boveneinde een jib, en is voorzien van een of meer gantrydraden die zich uitstrekken tussen de gantry en de gantryjib, en waarbij de oploefdraad zich uitstrekt tussen de oploeflier en de giek zich uitstrekt tussen de oploeflier en de gantry van de giek.

20. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de giek een A- frame is, omvattende twee benen, en waarbij de trolleygeleiding is voorzien op beide benen.

21. Vaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de monopilegrijper x-y gecompenseerd is, i.e. is ingericht om de monopile te positioneren, ondersteund in een overeindstaande positie, in het X-Y vlak, en te compenseren voor de beweging van het vaartuig ten opzichte van de monopilelocatie.

22. Werkwijze voor het up-enden van een monopile met gebruik van een installatievaartuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende de stappen: - optillen van een monopile in een horizontale positie op het up-enddek, met gebruik van de kraan met de giek in een hijspositie voor het optillen van een einde van de monopile en een opslagkraan die een tegenovergelegen einde van de monopile optilt; - bewegen van de giek van de hijspositie naar de opgetilde up-endpositie; - aangrijpen van de monopile met een monopile aangrijpinrichting ondersteund door de lastkoppelinrichting en/of de trolley; - up-enden van de monopile met gebruik van de kraan met de giek in de up-endpositie voor het optillen van een einde van de monopile door bewegen van de trolley langs de giek van een neergelaten koppelpositie naar een opgetilde ondersteuningspositie

23. Werkwijze volgens conclusie 22, de werkwijze verder omvattende de stap: - na up-enden, verplaatsen van de monopile van een up-endlocatie boven het up-enddek naar een installatiepositie, in welke installatiepositie de monopile is uitgelijnd met de monopilegrijper, door zwenken van de kraan om de verticale zwenkas, over een zwenkhoek van ten minste 180 graden, bij voorkeur over een zwenklager van meer dan 180 graden, bijvoorbeeld over een zwenkhoek van 190 graden, verplaatsende de monopile van het up- enddek over de zijkant van het vaartuig, en vervolgens richting de monopilegrijper aangebracht op het achtereinde van de romp van het vaartuig.

24. Kraan voor het verschaffen van een installatievaartuig volgens een of meer van de conclusies 1-21.