NL2026604B1

NL2026604B1 - Systems and methods for adjusting a rotation angle of a luminaire

Info

Publication number: NL2026604B1
Application number: NL2026604A
Authority: NL
Inventors: Budavári Péter; Péter Szügyi János; Janki Zoltán; Lámfalusi Ferenc
Original assignee: Schreder Sa
Priority date: 2020-10-01
Filing date: 2020-10-01
Publication date: 2022-06-02

Claims

CONCLUSIES i. Een hoekverstellings- en rotatiesysteem (1) voor een verlichtingsarmatuur (10), bij voorkeur een buitenarmatuur, waarbij het hoekverstellings- en rotatiesysteem (1) omvat: - een eerste element (100) dat is ingericht om aan een armatuurpaal (11) bevestigd te kunnen worden en dat een buisgedeelte (110) omvat, dat zich uitstrekt langs een eerste as (Al); - een tweede element(200) dat is ingericht om aan een verlichtingsarmatuurkop bevestigd te kunnen worden (12); - een scharnierelement (300) en - een vergrendelelement (400); waarbij het tweede element aan een eind van het buisgedeelte (110) is gekoppeld; waarbij één van het tweede element en het eerste element is voorzien van een randgedeelte (211): waarbij het eerste en het tweede element en het scharnierelement {300) ingericht en aangebracht zijn om een rotatiebeweging van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) rond een draaias (A3) loodrecht op de eerste as (A1) mogelijk te maken; waarbij het vergrendelelement (400) is ingericht om zich in een eerste stand te bevinden waarbij het de rotatiebeweging van het tweede element (200) mogelijk maakt, en in een meervoud aan tweede standen langs het randgedeelte, waarbij het de rotatiebeweging blokkeert; waarbij het vergrendelelement (400) een koppelgedeelte (411) omvat, dat is ingericht om niet in contact te staan met het randgedeelte (211) in de eerste stand, en om in het meervoud aan tweede standen samen te werken met het randgedeelte (211) om het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) te vergrendelen.
2. Het systeem volgens conclusie 1, waarbij een vorm van het koppelgedeelte (411) en een vorm van het randgedeelte (211) complementair zijn in het meervoud aan tweede standen.
3. Het systeem volgens conclusie | of 2, waarbij het randgedeelte (211) een meervoud aan tanden (212) omvat en het vergrendelelement (400) is ingericht om in het meervoud aan tweede standen ervan langs het randgedeelte de koppeling van het koppelgedeelte (411) mogelijk te maken met het meervoud aan tanden (212), en om in de eerste stand ervan de vrijgave van het koppelgedeelte (411) mogelijk te maken zodat de rotatiebeweging van het tweede element (200) rond de draaias (A3) mogelijk is.
4. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het buisgedeelte in een open zijde van het tweede element is opgenomen, waarbij het randgedeelte de open zijde begrenst, en waarbij het vergrendelelement (400) door het eerste element (100) gaat.
5. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het koppelgedeelte (411) is voorzien van ten minste twee platte vlakken (412) die zijn ingericht om samen te werken met het randgedeelte (211).
6. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelelement (400) een bout (410) met een kop (413) en een bijbehorende moer (420) omvat, waarbij de bout door het eerste element gaat als het randgedeelte aan het tweede element is voorzien of door het tweede element als het randgedeelte aan het eerste element is voorzien.
7. Het systeem volgens de vorige conchisie, waarbij het koppelgedeelte (411) zich naast de kop (413) bevindt.
8. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het koppelgedeelte (411) een in hoofdzaak veelhoekige vorm heeft, bij voorkeur een in hoofdzaak vierkante vorm.
9. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het randgedeelte zich in hoofdzaak langs een cirkelsegment rond de draaias (A3) uitstrekt, bij voorkeur een cirkelsegment van ten minste 90°.
10. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de andere van het tweede en eerste element een gat (H) omvat, waardoor het vergrendelelement (400) passeert, en waarbij een vorm van het vergrendelelement (400) zodanig is dat het koppelgedeelte (411) in het meervoud aan tweede standen, in het gat (H) is vergrendeld.
11. Het systeem volgens de vorige conclusie, waarbij het gat (H) een niet-rotatie-symmetrische vorm heeft die is ingericht om in overeenstemming te zijn met een niet-rotatie- symmetrische vorm van het koppelgedeelte (411).
12. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het randgedeelte (211) een in hoofdzaak cirkelvormig gedeelte omvat, dat van een meervoud aan uitsteeksels is voorzien, welke zijn ingericht om complementaire oppervlakken te vormen voor het vergrendelelement (400).
13. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede element zich uitstrekt langs een tweede as (A2) en waarbij het tweede element en het eerste element zijn ingericht om een regelint van een hoek tussen de eerste as (Al) en de tweede as (A2) binnen een bereik van ten minste 90° toe te staan.
14. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het meervoud aan tweede standen een eerste vergrendelde positie omvat, waarbij het tweede element (200) in hoofdzaak loodrecht op het eerste element (190) is, en een tweede vergrendelde positie waarbij het tweede element (200) in hoofdzaak parallel aan het eerste element (100) is.
15. Het systeem volgens de vorige conclusie, waarbij het vergrendelelement (400) en het randgedeelte (211) zijn ingericht om een positie van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) aan te passen in een meervoud aan eerste posities in de buurt van de eerste vergrendelde positie en in een meervoud aan tweede posities in de buurt van de tweede vergrendelde positie.
16. Het systeem volgens conclusie 3, eventueel in combinatie met één van de voorgaande conclusies, waarbij de grootte, de vorm en de positie van het meervoud aan tanden (212) de fixatie van het tweede element (200) in het eerste element (100) mogelijk maken in het meervoud aan tweede standen van het vergrendelelement (400) in een meervoud aan posities, waarbij twee aangrenzende posities langs de draaias (A3) roteren over een hoek van minder dan 10°, bij voorkeur over een hoek van tussen 2 en 6°.
17. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het buisgedeelte (110) een holle buis is met een in hoofdzaak veelhoekige dwarsdoorsnede, bij voorkeur een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, bij voorkeur een in hoofdzaak vierkante dwarsdoorsnede.
18. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste element of het tweede element een opnamegedeelte (210) omvat, met een open bovenkant en/of onderkant voor het ontvangen van een insertiegedeelte van het tweede of eerste element, respectievelijk, waarbij het opnamegedeelte twee tegenovergestelde zijwanden heeft (215, 216) waardoor het scharnierelement (300) passeert.
19. Het systeem van de vorige conclusie, waarbij het randgedeelte (211) aan een rand van één van de twee zijwanden is voorzien.
20. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een buitenzijde van één van het eerste element en het tweede element is voorzien van visuele indicaties (111) van mogelijke hoek-oriëntaties van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100).
21. Het systeem volgens de vorige conclusie, waarbij het andere van het eerste element en het tweede element is voorzien van ten minste één referentieaanduiding (213) die bedoeld is om op één van de visuele indicaties van de mogelijke hoek-oriëntaties afgestemd te worden.
22. Het systeem volgens conclusie 19 en 21, waarbij ten minste één referentieaanduiding (213) is voorzien aan een rand van één van de twee zijwanden tegenovergesteld aan de rand die met het randgedeelte (211) is voorzien.
23. Het systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het scharnierelement (300) een bout (310) die zich uitstrekt door het eerste en tweede element, en een bijbehorende moer (320), omvat.
24, Een verlichtingsarmatuur (10) omvattende: een verlichtingsarmatuurkop (12), een armatuurpaal (11) en een hoekverstellings- en rotatiesysteem (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verlichtingsarmatuurkop (12) via het hoekverstellings- en rotatiesysteem (1) aan de armatuurpaal (11) is bevestigd.
25. Een werkwijze voor het regelen van een oriëntatie van een verlichtingsarmatuurkop (12) die aan een armatuurpaal (11) is verbonden met een hoek verstellings- en rotatiesysteem (1) volgens één één der conclusies 1-23, omvattende: het roteren van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element {100) rond de draaias (A3) om de oriëntatie van de verlichtingsarmatuurkop (12) te regelen.
26. De werkwijze van de vorige conclusie, verder omvattende: het, vóór de rotatiebeweging, bewegen van het koppelgedeelte (411) in een richting weg van het eerste of tweede element zodat de rotatiebeweging van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) in de eerste stand van het vergrendelelement (400) mogelijk is.
27. De werkwijze volgens conclusie 25 of 26, verder omvattende: het, na de rotatiebeweging, bewegen van het Koppelgedeelte (411) naar het eerste of tweede element, zodat de rotatiebeweging van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) wordt geblokkeerd in een tweede stand van het meervoud aan tweede standen van het vergrendelelement (400).
28. De werkwijze volgens één der conclusies 25-27, waarbij het tweede element zich langs een tweede as (A2) uitstrekt; verder omvattende, het aanpassen van een hoek tussen de eerste as (A1) en de tweede as (A2) binnen een bereik van ten minste 90°.
29. De werkwijze volgens één der conclusies 25-28, verder omvattende: het regelen van het tweede element (200) in een eerste vergrendelde positie ten opzichte van het eerste element, waarbij het tweede element(200) in hoofdzaak loodrecht op het eerste element (100) staat, of in een tweede vergrendelde positie ten opzichte van het eerste element, waarbij het tweede element(200) in hoofdzaak parallel aan het eerste element (100) is.
30, De werkwijze volgens de vorige conclusie, verder omvattende: het aanpassen van een positie van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100) in een eerste positie van een meervoud aan eerste posities in de buurt van de eerste vergrendelde positie of in een tweede positie van een meervoud uit tweede posities in de buurt van de tweede vergrendelde positie.
31. De werkwijze volgens één der conclusies 25-30, waarbij het randgedeelte (211) is voorzien van een meervoud aan tanden (212), en het koppelgedeelte (411) van ten minste twee platte vlakken (412) is voorzien; verder omvattende: het mogelijk maken van de koppeling van de ten minste twee platte vlakken (412) met twee tanden van het meervoud aan tanden (212), en het vrijgeven van deze koppeling zodanig dat de rotatiebeweging van het tweede element (200) mogelijk is gemaakt.
32. De werkwijze volgens de vorige conclusie, waarbij het vergrendelelement (400) een bout (410) met een kop (413) en een bijbehorende moer (420) omvat, waarbij het koppelgedeelte (411) zich naast de kop (413) bevindt: verder omvattende: het in contact plaatsen van het koppelgedeelte (411) met een tand van het meervoud aan tanden (212).
33. De werkwijze volgens één der conclusies 25-32, verder omvattende: het voorzien van een buitenzijde van het eerste en/of tweede element met visuele indicaties (111) van de mogelijke hoek-oriëntaties van het tweede element (200) ten opzichte van het eerste element (100).
34. De werkwijze volgens één der conclusies 24-32, waarbij het andere van het tweede en eerste element een gat (H) omvat, waardoor het vergrendelelement (400) passeert en een vorm van het vergrendelelement (400) en/of het gat zodanig is dat het koppelgedeelte (411) in het gat (H) is vergrendeld in het meervoud aan tweede standen; verder omvattende, het verplaatsen van het vergrendelelement (400) naar het andere van het tweede en eerste element, zodat het gat (H) ten minste een deel van het koppelgedeelte (411) omringt en het koppelgedeelte (41 1) vergrendelt.