NL2026107B1

NL2026107B1 - Air humidification device and method for humidifying air

Info

Publication number: NL2026107B1
Application number: NL2026107A
Authority: NL
Inventors: Johan Van Der Sluis Martin; Van Der Sluis Kenny
Original assignee: Johan Van Der Sluis Martin
Priority date: 2020-07-21
Filing date: 2020-07-21
Publication date: 2022-03-21

Claims

CONCLUSIES

1. Luchtbevochtigingsinrichting omvattende: — een behuizing die zich parallel aan een longitudinale as over een behuizingslengte uitstrekt en die een aantal luchtinvoer-openingen en een aantal luchtafvoeropeningen omvat; — ten minste één vloeistofreservoir dat is ten minste ten dele in de behuizing is aangebracht; — cen luchtverplaatsingsinrichting die ten minste gedeeltelijk in de behuizing is aangebracht; waarbij de luchtverplaatsingsinrichting ten minste één om cen rotatie-as roteerbare ventilator omvat, waarbij de longitudinale as van de behuizing en de rotatie-as van de ventilator zich in gebruik van de inrichting in een in hoofdzaak eerste richting uitstrekken.

2. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie 1, de behuizing omvattende: — twee vloeistofreservoirs die, gezien in een richting langs de longitudinale as, nabij tegenovergelegen uiteinden van de behuizing gepositioneerd zijn; — een luchtverplaatsingsinrichtingsruimte die tussen de vloeistofreservoirs is gepositioneerd en daarmee in fluidomverbinding staat, waarbij de luchtverplaatsingsinrichting in de luchtverplaatsingsinrichtingsruimte is gepositioneerd; waarbij de luchtverplaatsingsinrichting één om een rotatie-as roteerbare ventilator omvat die zich over in hoofdzaak een gehele lengte van de luchtverplaatsingsinrichtingsruimte uitstrekt.

3. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie 1, omvattende: — twee vloeistofreservoirs die, gezien in een richting langs de longitudinale as, nabij tegenovergelegen uiteinden van de behuizing gepositioneerd zijn; — cen Juchtverplaatsingsinrichtingsruimte die tussen de vloeistofreservoirs is gepositioneerd en daarmee in fluidumverbinding staat; waarbij luchtverplaatsingsinrichting twee ventilatoren omvat, waarbij de ventilatoren gezien langs de longitudinale as aan tegenoverliggende uiteinden van de luchtverplaatsingsinrichting-ruimte zijn gepositioneerd.

4. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie |, de behuizing omvattende: — twee luchtverplaatsingsinrichtingsruimtes die, gezien in longitudinale richting, aan tegenoverliggende uiteinden van de behuizing zijn gepositioneerd; — een vloeistofreservoir dat tussen de twee luchtverplaatsingsinrichtingsruimtes is gepositioneerd en daarmee in fluidumverbinding staat;

waarbij de luchtverplaatsingsinrichting twee ventilatoren omvat, en waarbij elke ventilator is geplaatst tussen het vloeistofreservoir en één van de luchtverplaatsingsruimtes.

5. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de vloeistofreservoirs zijn voorzien van anti-bacteriële en/of schimmelremmende middelen en/of van een inrichting voor het verminderen van bacterie- en schimmelgroei.

6. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de vloeistofreservoirs waterreservoirs zijn en waarbij de anti-bacteriële middelen een hoeveelheid zilver omvatten, waarbij het zilver tijdens gebruik van de inrichting bij voorkeur in direct contact met water in het waterreservoir is.

7. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is voorzien van koppelmiddelen voor het koppelen aan cen extern object en/of van afsteunmiddelen voor het afsteunen van de inrichting op een ondergrond.

8. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie 7, waarbij de koppelmiddelen worden gevormd door projecties die zich vanaf de behuizing uitwaarts in een tweede richting uitstrekken en waarbij de projecties verbindbaar zijn met cen extern object zoals een verwarming of een vensterbank, waarbij de projecties aan een distaal uiteinde bij voorkeur zijn voorzien van één of meer van: — haken; — magneten ter koppeling aan een metalen object; — klemmen; — schroefgaten voor het aanbrengen van schroeven of bouten; of — klittenband/kleefband.

9. Luchtbevochtigingsinrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de afsteunmiddelen worden gevormd door één of meer steunen die zijn ingericht voor het afsteunen van de lachtbevochtigingsinrichting op een ondergrond.

10. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een hygrostaat.

11. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende:

— een aantal sensoren, waarbij ten minste een subreeks van het aantal sensoren is ingericht voor het tijdens gebruik meten van de luchtvochtigheid van een ingaande en/of uitgaande luchtstroom en voor het genereren van luchtvochtigheidsdata; — een besturing die is ingericht voor het verzamelen van meetdata van de sensoren bevattende luchtvochtigheidsdata van de subreeks van sensoren en bij voorkeur verder is ingericht voor: — het via een zendinrichting doorsturen van de verzamelde meetgegevens naar een data-opslag; en/of — het via een ontvanginrichting ontvangen van data van een externe inrichting, zoals een thermostaat, en/of — het opslaan van de verzamelde meetgegevens op een geheugen; waarbij de besturing verder is ingericht voor het met gebruik van de meetdata, en bij voorkeur mede met gebruik van de ontvangen data, bepalen en uitvoeren van een aan/uitschakelprofiel voor de inrichting teneinde een bepaald setpoint voor luchtvochtigheid te bereiken.

12. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing is vervaardigd uit kunststof, bij voorkeur gerecycled kunststof of biodegradeerbaar kunststof, metaal en/of een combinatie van kunststof en metaal.

13. Luchtbevochtigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting verder is voorzien van een aroma-vloeistofreservoir voor aromavloeistof dat in vloeistofverbinding staat met het ten minste één vloeistofreservoir.

14. Werkwijze voor het bevochtigen van lucht in een ruimte, de werkwijze omvattende volgende stappen: — het voorzien van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies; — het aanschakelen van de één of meer luchtverplaatsingsinrichtingen; — het via de luchtaanvoer-openingen aanvoeren van lucht uit een omgevingsruimte; — het over vloeistof in de vloeistofreservoirs geleiden van de aangevoerde lucht naar de luchtafvoeropeningen teneinde de vochtigheid van de aangevoerde lucht te verhogen; en — het in de omgevingsruimte brengen van de bevochtigde lucht.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, verder omvattende de stap van: — het met behulp van een aantal sensoren meten van de luchtvochtigheid in de aangevoerde lacht;

— het op basis van de gemeten luchtvochtigheid en een vooraf ingesteld setpoint door een besturing regelen van de luchtverplaatsingsinrichting; en — het optioneel meten van de luchtvochtigheid van de naar de ruimte afgevoerde lacht.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de stap van het op basis van de gemeten luchtvochtigheid en een vooraf ingesteld setpoint door een besturing regelen van de lachtverplaatsingsinrichting één of meer omvat van: — het aan- en/of uitschakelen van de luchtverplaatsingsinrichting; en — het regelen van het aanzuigvolume van de luchtverplaatsingsinrichting, bij voorkeur door het regelen van het toerental van de luchtverplaatsingsinrichting.