NL2025874B1 - Werkwijze voor het verwijderen van een chemische stof uit menselijke excreta - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het verwijderen van een chemische stof uit menselijke excreta, zoals feces en urine, omvattende de volgende stappen: 5 - het verschaffen van een toilet voor een persoon uit wiens excreta de chemische stof dient te worden verwijderd; - het losneembaar verbinden van een filtreerinrichting met het toilet; - het met behulp van de filtreerinrichting in situ filteren van de chemische stof uit de 10 excreta; - het periodiek vervangen van de filtreerinrichting; - het verwerken van de vervangen filtreerinrichting, in het bijzonder inclusief het isoleren van de chemische stof uit de filtreerinrichting.

Description

WERKWIJZE VOOR HET VERWIJDEREN VAN EEN CHEMISCHE STOF UIT

MENSELIJKE EXCRETA De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van een chemische stof uit menselijke excreta, zoals onder andere feces en urine. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een filtreerinrichting voor gebruik in de werkwijze, alsook een toilet omvattende een dergelijke filtreerinrichting.

Een dergelijke werkwijze is bekend, met name uit het Amerikaanse octrooischrift no. 6,317,900. In de daarin beschreven werkwijze worden menselijke excreta in een draagbare, als toilet fungerende container opgevangen en naar een centrale verwerkingsfaciliteit getransporteerd. In de excreta aanwezige farmaceutische stoffen worden vervolgens in de faciliteit geïsoleerd om vervolgens te worden vernietigd.

Tegenwoordig worden menselijke excreta, e.g. feces en urine, ook wel uitwerpselen genoemd, maar ook eventuele bijkomende excreta zoals braaksel, bloed, speeksel, en dergelijke, veelal met water afkomstig van een spoeltoilet in een rioleringsstelsel geloosd en over grote afstanden naar een rioolzuiveringsinstallatie getransporteerd. In de rioolzuiveringsinstallatie wordt vuil water gereinigd. Uiteindelijk vindt lozing op het oppervlaktewater plaats. Een dergelijke zuiveringswijze is niet efficiënt en effectief voor het verwijderen van (alle) chemische stoffen, zoals medicijnen, evenmin voor het herwinnen van waardevolle chemische (hulp)stoffen, met name omdat het in de praktijk om (zeer) lage concentraties daarvan gaat.

Het is het doel van de uitvinding een werkwijze te verschaffen voor het doelmatig verwijderen van chemische stoffen, in het bijzonder farmaceutische stoffen, zoals medicijnen, uit menselijke excreta, en/of hygiënische materialen (zoals toiletpapier en dergelijke}, en daartoe heeft een werkwijze volgens de uitvinding als bijzonderheid dat deze de volgende stappen omvat: - het verschaffen van een toilet voor een persoon uit wiens excreta en/of hygiënische materialen {zoals toiletpapier en dergelijke), de chemische stof dient te worden verwijderd; - het losneembaar verbinden van een filtreerinrichting met het toilet; - het met behulp van de filtreerinrichting in situ filteren van de chemische stof uit de excreta, en/of hygiënische materialen (zoals toiletpapier en dergelijke}; - het periodiek vervangen van de filtreerinrichting; - het verwerken van de vervangen filtreerinrichting.

Met andere woorden, de chemische stoffen, zoals farmaceutische stoffen ofwel medicijnen, worden lokaal, dat wil zeggen ter plaatse van het toilet, uit de excreta gezuiverd. Dat heeft als belangrijk voordeel dat zuivering doelmatiger en specifieker dan voorheen kan plaatsvinden, namelijk direct in het toilet waar de concentratie van de chemische stof in het toiletwater relatief groot is en het aantal verschillende chemische stoffen, zoals medicijnen, in het toiletwater relatief klein is. Bij voorkeur wordt bij de verwerkingsstap de chemische stof uit de filtreerinrichting geïsoleerd. De chemische stof kan dan afzonderlijk worden verwerkt met het oog op bijvoorbeeld separate opslag, separate vernietiging, en/of hergebruik.

In een ziekenhuisomgeving worden excreta welke radioactieve farmaceutische (rest)stoffen omvatten die via het toilet worden uitgescheiden, veelal opgeslagen in speciaal daarvoor ingerichte reservoirs, alwaar de farmaceutische stoffen tijdelijk ten behoeve van radioactief verval worden opgeslagen. Ontegenzeggelijk nemen dergelijke reservoirs significante volumes in, daar de halfwaardetijden van bepaalde radioactieve farmaceutische (rest)stoffen relatief lang kunnen zijn, en de excreta derhalve voor lange tijd dienen te worden opgeslagen in de reservoirs. Een bijkomend voordeel van de onderhavige uitvinding is dan ook een significante ruimtebesparing ten opzichte van de genoemde reservoirs, daar de chemische stoffen, zoals farmaceutica, in situ uit de excreta van patiënten kunnen worden gefilterd, en daaropvolgend adequaat kunnen worden verwerkt. Opgemerkt wordt dat deze werkwijze kan worden uitgevoerd onafhankelijk van het type toilet en dus niet beperkt is tot een toilet van het type werkend met spoelwater. Bij voorkeur wordt water/urine, met uitzondering van urinoirs, gescheiden van de vaste delen van de excreta alvorens deze wordt behandeld. Deze werkwijze is bovendien toepasbaar in een toilet met en zonder rioolaansluiting en in urinoirs. Opgemerkt wordt tevens dat de term chemische stof moet worden verstaan in diens breedste zin, dat wil zeggen dat daaronder elke denkbare stof moet worden verstaan. Onder de term chemische stof dient ten minste, zonder beperkingen, te worden verstaan biologische en organische stoffen, bijvoorbeeld ten minste deels uit planten, dieren, micro-organismen, schimmels, virussen en/of bacteriën gewonnen stoffen, farmaceutische stoffen en medicijnen in het algemeen, chemische reststoffen, zoals medische/farmaceutische reststoffen en deels door het menselijk lichaam gemetaboliseerde (medische/farmaceutische) reststoffen, microverontreinigingen, synthetische stoffen, radioactieve stoffen, chemische elementen, et cetera.

De filtreerinrichting bevat bij voorkeur een uitleesbare codering die indicatief is voor de uit de excreta te filteren chemische stof, zodat de vervangen filtreerinrichting kan worden verwerkt op basis van de codering. De codering, bijvoorbeeld een kleurcodering of barcode, geeft dan aan hoe de filtreerinrichting wordt samengesteld of gevuld met het oog op cen specifieke toepassing daarvan (bijvoorbeeld het afvangen van een specifiek medicijn of een groep van medicijnen). De codering biedt bovendien de mogelijkheid om de filtreerinrichting en het specifieke medicijn of de groep van medicijnen, na inzameling, op een milieu verantwoorde wijze te verwerken of te hergebruiken.

Indien sprake is van een toilet werkend met spoelwater, is het in de werkwijze mogelijk om het gefilterde spoelwater afzonderlijk in een reservoir op te vangen en weer te hergebruiken als spoelwater. Aldus is de werkwijze toepasbaar op een toilet dat niet is aangesloten op een rioleringsstelsel en/of op een toilet zonder vaste wateraansluiting. Eventueel wordt aan het spoelwater een additionele stof, zoals een biocide of een geurstof, toegevoegd. Verdere mogelijkheden in de werkwijze zijn het toevoegen van een oxidatiestap voor of na filtratie en/of luchtafzuiging of — behandeling in het toilet.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt de chemische stof uit de excreta, en/of hygiënische materialen (zoals toiletpapier en dergelijke), gefilterd direct na gebruik van het toilet door de persoon. Bij voorkeur is het toilet persoonsgebonden voor een tijdsduur van een opname of behandeling van een persoon, wat het mogelijk maakt om per individueel persoon specifieke chemische stoffen, zoals specifieke medicijnen, te scheiden van de excreta.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt de chemische stof uit de excreta gefilterd middels chemische filtratie, bij voorkeur middels adsorptie, en/of middels fysische filtratie, bij voorkeur middels UF/NF. In het laatste geval wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een membraan, zoals een UF/NF membraan. Bij voorkeur wordt het membraan voorzien van een coating welke is afgestemd op de te filteren chemische stof. De maaswijdte en/of adsorptie-eigenschappen van de coating en/of het membraan worden bijvoorbeeld afgestemd op de te filteren chemische stof.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt de filtreerinrichting gevormd door ten minste een uitneembare cassette (Engels: “cartridge™). In het bijzonder wordt de filtreerinrichting gevormd door een eerste uitneembare cassette en een tweede uitneembare cassette, waarbij vaste delen van de excreta, en eventueel hygiënemiddelen

(toiletpapier en dergelijke), van de persoon in hoofdzaak door de eerste cassette worden verwijderd (e.g. middels filteren), en waarbij in hoofdzaak vloeibare delen (zoals urine en eventueel spoelwater) met de chemische stof door de tweede cassette wordt gefilterd, zodanig dat de chemische stof wordt verwijderd. In de eerste cassette worden de excreta bij voorkeur gefilterd middels filtratie. In de tweede cassette worden de excreta, afhankelijke van de toepassing (e.g. welke chemische stof dient te worden verwijderd), bij voorkeur gefilterd op basis van fysische (e.g. UF/NF) en/of chemische (e.g. adsorptie) principes. Bij voorkeur worden de eerste cassette en de tweede cassette ieder voor zich uitgevoerd als separaat uitneembare eenheden (Engels: “units”). In een alternatief worden de eerste cassette en de tweede cassette gezamenlijk uitgevoerd als één uitneembare eenheid (Engels: “unit”). Indien in de werkwijze gebruik gemaakt wordt van een codering, zoals hierboven besproken, is de codering bij voorkeur ten minste aangebracht op de tweede cassette. Bij urinoirs hoeft alleen urine, i.e. vloeibare excreta, te worden gefilterd, zodat in dat geval kan worden volstaan met één cassette, bij voorkeur zijnde de genoemde tweede cassette.

Bij voorkeur is de cassette zodanig ingericht dat de excreta eerst door de eerste cassette worden gefilterd, en pas daarna door de tweede cassette worden gefilterd. Hierdoor worden de vaste delen van de excreta, zoals feces, gefilterd (bij voorkeur gezeefd) door de eerste cassette, en worden de vloeibare delen van de excreta, zoals urine, door de tweede cassette gefilterd. (bij voorkeur middels adsorptie). De residuen van de filtering van de vaste en vloeibare delen van de excreta kunnen derhalve apart van elkaar worden verwerkt. In het geval de chemische stoffen medicijnen zijn, zal doorgaans het grootste deel daarvan worden gefilterd (bij voorkeur middels adsorptie) door de tweede cassette. Hier kan derhalve rekening mee worden gehouden met de verwerkingsmethoden van respectief de eerste en de tweede cassette.

Bij voorkeur is de cassette voorzien van een behuizing welke een materiaal omvat dat beschermt tegen radioactieve straling, zoals gammastraling. Bij voorkeur is het materiaal een metaal, en bij verdere voorkeur is het materiaal lood. Een cassette voorzien van een dergelijk materiaal beschermt de directe omgeving van de cassette tegen de eventuele radioactiviteit van een uit de excreta gefilterde chemische stof, zoals een radioactieve farmaceutische (rest)stof.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding wordt/worden de cassette(s) met behulp van een robot uitgenomen en/of geplaatst. Dit maakt het mogelijk de cassette(s) automatisch te vervangen. Met name indien sprake is van een gevaarlijke situatie, zoals een te isoleren farmaceutische stof met een nucleair karakter, kan dit een uitkomst bieden om gevaar, zoals blootstelling aan straling, te vermijden.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt het toilet uitgevoerd als vacuümtoilet of als toilet op basis van perstechniek, ook wel schroeftoilet genoemd.

Bij een toilet van het laatstgenoemde type worden de excreta van de persoon in het bijzonder door middel van een transportschroef van het toilet in de richting van cen filter in de 5 eerste cassette getransporteerd.

Daarbij wordt een druk in de richting van het filter uitgeoefend door middel van een plunjer welke bij voorkeur deel uitmaakt van de cassette, en bij verdere voorkeur van de eerste cassette.

Als alternatief of als aanvulling kan worden voorzien dat de plunjer (ook) deel uitmaakt van het toilet.

De vloeibare excreta, zoals urine en ander vocht van de persoon en het eventuele spoelwater, wordt tenslotte vanuit de eerste cassette naar de tweede cassette gevoerd om te worden ontdaan van de farmaceutische stof.

Als alternatief kan het toilet worden uitgevoerd als een scheidingstoilet, waarbij de feces en urine van een persoon afzonderlijk worden afgevangen.

Derhalve wordt voor een scheidingstoilet bij voorkeur de eerste cassette geplaatst in het deel van het scheidingstoilet bedoeld voor feces, en wordt bij voorkeur de tweede cassette geplaatst in het deel van het scheidingstoilet bedoeld voor urine.

De vervangingsfrequenties van de eerste en tweede cassettes kunnen, met name in het geval van een scheidingstoilet, van elkaar verschillen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een afzonderlijke oftewel losse filtreerinrichting, onder meer voor het gebruik in een werkwijze volgens de uitvinding.

De filtreerinrichting is bij voorkeur voorzien van een eerste cassette en een tweede cassette, waarbij de eerste cassette is ingericht voor het filteren van vaste delen van de excreta, zoals feces, en eventuele hygiënische materialen (zoals toiletpapier en dergelijke), van een persoon, en waarbij de tweede cassette is ingericht voor het filteren van vloeibare delen van de excreta, zoals urine, met de chemische stof.

Daar de chemische stof bij voorkeur in hoofdzaak in de tweede cassette wordt geïsoleerd, wordt ten minste de tweede cassette in het bijzonder voorzien van een uitleesbare codering bevat die indicatief is voor de chemische stof, zoals een farmaceutische stof.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een afzonderlijk oftewel los toilet voor het gebruik met een filtreerinrichting volgens de uitvinding.

Het toilet is bij voorkeur voorzien van speciaal ontwikkelde software die communiceert met de filtreerinrichting, i.e. de eerste en de tweede cassettes, zodat alleen originele cassettes daarin kunnen worden toegepast.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij:

- Figuur 1 een dwarsdoorsnede van een schroeftoilet met filtreerinrichting toont;

- Figuur 2 een schematisch perspectiefaanzicht van een urinoir met filtreerinrichting toont; en - Figuur 3 een drietal uitvoeringsvormen van een filtreerinrichting toont, waarbij Figuur 3a een deeltjesfiltreerinrichting toont voor gebruik in een vacuümtoilet, Figuur 3b een adsorbtiefiltreerinrichting toont, en Figuur 3c een ‘dead-end’ membraanfiltreerinrichting toont. Figuur 1 toont een schroeftoilet 10, ofwel een toilet op basis van perstechniek, waarbij een schroeftransport 11, direct onder de toiletpot 12 is gemonteerd. De toiletpot 12 is middels een 19 afsluiting 13 (zoals een plaatafsluiter of ‘pinch valve”) of middels een waterslot (niet getoond) verbinden met de schroef 11. Bij verlaten van de toiletpot 12 komt de inhoud (niet getoond), zoals excreta (urine, feces, et cetera), toiletpapier, spoelwater, of andere eventueel aanwezige materialen, terecht op de schroef 11. Vervolgens transporteert de schroef 11 de genoemde inhoud middels draaiing om diens schroefas S naar een filtratiezone. Voor rotatie van de schroef 11 om diens schroefas S is voorzien in een aandrijving 1 10, welke bijvoorbeeld een elektrische aandrijving is. Het filteren van een vaste fractie van de inhoud, zoals vaste excreta zoals feces, geschiedt middels een filterkorf 140, welke bij voorkeur deel uitmaakt van een eerste cassette 14. Om druk te houden op het filter 140 wordt gebruik gemaakt van een perszone die op druk wordt gehouden met een plunjer 141 (zoals een veerbalast). Deze plunjer 141 bevindt zich aan een uitvoeruiteinde van de schroef 11 en werkt in de tegengestelde richting van het schroeftransport 11. De voorgenoemde vaste fractie van de inhoud, dat met een grotere druk richting de plunjer 141 wordt gedrukt, zal een opvangdeel 142 van de eerste cassette 14 gaan vullen. In het opvangdeel 142 bevindt zich dan de vaste fractie (zoals feces, toiletpapier en andere vaste materialen), welke aldaar wordt opgeslagen. De overgebleven vloeibare fractie, zoals water en urine, wordt vervolgens middels een (slangen)pomp 15 of met behulp van vacuümtechniek (niet getoond) over een tweede cassette 16 geleid, waar het van de chemische stoffen, zoals farmaceutische stoffen, wordt ontdaan. Vervolgens blijft loosbaar water over, dat via een wateruitvoer 17 kan worden geloosd, bijvoorbeeld naar een riool of opslagtank (niet getoond), of kan worden hergebruikt {niet getoond).

Optioneel kan het toilet 10 in diens toiletpot 12 worden voorzien van een opvangelement 120 voor een vloeibare excretafractie, zoals urine. Middels het opvangelement 120 kan de vloeibare fractie direct naar de tweede cassette 16 worden geleid, daar deze fractie geen vaste delen, zoals feces, omvat. Daartoe kan bijvoorbeeld een transportleiding 1200 zijn voorzien. Voorts kan de toiletpot 12 een spoelingsmechanisme {niet getoond) omvatten, waarmee spoelwater de toiletpot 12 in kan worden geleid, bijvoorbeeld onder een L-vormige flens 121 welke aan de toiletpot 12 is bevestigd zodat het spoelwater niet opspat naar de gebruiker van het toilet 10. In Figuur 2 wordt een urinoir 20 getoond dat is voorzien van een tweede cassette 21 voor het filteren van een vloeibare fractie, zoals urine en eventueel spoelwater. De vloeibare fractie wordt in de invoer 22 van het urinoir 20 gedeponeerd, vanuit waar de fractie via een invoerleiding 23 in een buffervat 24 terecht komt, alwaar de fractie tijdelijk wordt opgeslagen. Het buffervat 24 geeft de fractie met een gecontroleerd debiet uit naar een filterleiding 25 door middel van, bijvoorbeeld, een (slangen)pomp 26 of vacuümtechniek (niet getoond). Hierdoor wordt de vloeibare fractie met een gecontroleerd debiet door de getoonde tweede cassette 21 geleid, waar eventuele chemische stoffen. zoals farmaceutische (rest)stoffen, worden afgevangen. Na filtratie en/of adsorptie van de chemische stoffen uit de vloeibare fractie door middel van de tweede cassette 21 blijft loosbaar water over, dat via een uitvoerleiding 27 kan worden geloosd of hergebruikt.

Het moge duidelijk zijn dat de toiletten zoals hierboven beschreven niet beperkt zijn tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Zowel bij het schroeftoilet als bij de urinoir kan de slangenpomp bijvoorbeeld vervangen worden door vacuümtechniek. Ook de toiletpotten 12,22 kunnen vervangen worden door vacuümsystemen, waarbij voor het schroeftoilet de schroef 11 en cassette 14 worden vervangen door een deeltjes{iltratieinrichting gebaseerd op vacuümtechniek.

Figuur 3 toont een drietal uitvoeringsvormen van een filtreerinrichting in de vorm van een cassette. Figuur 3a toont een uitvoering op basis van deeltjesfiltratie, Figuur 3b toont een uitvoering op basis van adsorptiekolommen, en Figuur 3c toont een uitvoering op basis van ‘dead-end’ membraanfiltratie. Deze uitvoeringen worden hieronder nader toegelicht. Opgemerkt wordt dat de vormen opbouw van de hieronder beschreven cassettes niet beperkt is tot de getoonde uitvoeringen, en dat combinaties van het drietal uitvoeringen tevens mogelijk is.

In Figuur 3a wordt een eerste filtreerinrichting 30 getoond. Deze filtreerinrichting 30 is in het bijzonder een filtreerinrichting 30 op basis van deeltjesfiltratie, oftewel zeving. Deze omvat een inlaat 31 waardoor het te filteren materiaal (niet getoond), zoals excreta, alsook eventuele hygiënische materialen (zoals toiletpapier en dergelijke), eventueel spoelwater, en dergelijke, de filtreerinrichting 30 wordt ingeleid. Het materiaal komt via de mlaat 31 in de filterkorf 32 terecht, alwaar vaste deeltjes door de structuur van de filterkorf 32 uit het materiaal worden gefilterd/tegengehouden. Eventuele vloeibare delen van het materiaal die na filtratie overblijven kunnen vanuit de filtreerinrichting 30 vervolgens via diens uitlaat 33 worden geloosd, hergebruikt, of naar een aan de uitlaat 33 gekoppeld opvolgend filter 30,40,50 worden geleid, bijvoorbeeld een filter 40,50 zoals te zien in Figuren 3b en 3c. De filterkorf 32 kan zijn ingericht om deeltjes met een voorafbepaalde deeltjesdiameter te filteren. De deeltjesdiameter kan voor een specifieke toepassing worden gekozen. Het is tevens denkbaar dat de filterkorf 32 deels of geheel uit één of meerdere membranen {niet getoond} bestaat, waarbij stoffen bij voorbeeld op moleculair niveau kunnen worden gefilterd. De filtreerinrichting 30 wordt bij voorkeur gebruikt bij een vacuümtoilet. Bij voorkeur is de filtreerinrichting 30 zodanig ingericht dat deze uit het toilet kan worden verwijderd ter vervanging. De filtreerinrichting 30 kan {deels) herbruikbaar, (deels) biologisch afbreekbaar, en/of (deels) wegwerpbaar worden ingericht.

In Figuur 3b wordt een tweede filtreerinrichting 40 getoond. Deze filtreerinrichting 40 is in het bijzonder een filtreerinrichting 40 op basis van adsorptie. Deze omvat een inlaat 41 waardoor het te filteren materiaal (niet getoond), zoals excreta, de filtreerinrichting 40 wordt ingeleid. De filtreerinrichting 40 omvat bij voorkeur een veelvoud aan compartimenten 42 welke door adsorptiematerialen 43 worden gescheiden van elkaar. De adsorptiematerialen 43 kunnen hetzelfde ofwel verschillend van elkaar zijn. Wanneer de adsorptiematerialen 43 van elkaar verschillen kan bij voorbeeld per compartiment 42 een andere chemische stof (niet getoond) worden gefilterd uit het te filteren materiaal. Een voorbeeld van een adsorptiemateriaal 43 is bijvoorbeeld actieve koolstof. De inlaat 41 leidt het te filteren materiaal bij voorkeur allereerst naar het onderste compartiment 42, i.e. het compartiment 42 dat het verst verwijderd is van een zijde van de filtreerrichting 40 waar de inlaat 41 de filtreerinrichting binnentreedt. Door middel van een druk of vacuüm uitgeoefend op het te filteren materiaal stijgt het te filteren materiaal van compartiment 42 naar compartiment 42 tot aan het bovenste compartiment 42. Tijdens dit proces wordt het te filteren materiaal door elk van de adsorptiematerialen 43 gefilterd, middels ten minste adsorptie. Het is tevens mogelijk dat de adsorptiematerialen 43 ook een deeltjesfiltratiefunctie omvatten, zodat vaste deeltjes uit het te filteren materiaal in een bepaald compartiment 42 achterblijven. In het bovenste compartiment is bij voorkeur een kaarsfilter 44 opgesteld dat een vaste fractie uit het te filteren materiaal zeeft. Tevens zorgt het kaarsfilter 44 ervoor dat adsorptiematerialen 43 niet uit de filtreerinrichting 40 worden gespoeld. Wederom wordt het te filteren materiaal door het kaarsfilter 44 geleid door middel van een druk of vacuüm uitgeoefend op het te filteren materiaal.

In het kaarsfilter 44 is de uitlaat 45 van de filtreerinrichting 40 opgesteld, via welke de door de adsorptiematerialen 43 en het kaarsfilter 44 gefilterde vloeibare fractie wordt geloosd of hergebruikt. Bij voorkeur is de filtreerinrichting 40 zodanig ingericht dat deze uit het toilet kan worden verwijderd ter vervanging. De filtreerinrichting 40 kan (deels) herbruikbaar, (deels) biologisch afbreekbaar, en/of (deels) wegwerpbaar worden ingericht.

In Figuur 3c wordt een derde filtreerinrichting 50 getoond. Deze filtreerinrichting 50 is in het bijzonder een filtreerinrichting 50 op basis van “dead-end” membraanfiltratie. Bij ‘dead-end’ membraanfiltratie wordt het te filteren materiaal in hoofdzaak loodrecht op het membraan daardoorheen geforceerd, door middel van druk of vacuüm op het te filteren materiaal. Afhankelijk van de opbouw van het membraan worden moleculen/deeltjes groter dan een maaswijdte van het membraan uit het te filteren materiaal gefilterd. De filtreerinrichting 50 omvat een inlaat 51 waardoor het te filteren materiaal (niet getoond), zoals vloeibare excreta, zoals urine, de filtreerinrichting 50 wordt ingeleid. De inlaat 51 mondt uit in een membraanfilter 52, zoals een UF/NF-cilinder (“Ultra-Filtratton/Nano-Filtration’’). Het te filteren materiaal wordt door een daarop uitgeoefende druk of vacuüm door het membraanfilter 52 geforceerd. Bij voorkeur wordt het membraanfilter 52 voorafgaand aan het filtreren van materiaal met water gevuld. Derhalve omvat het membraanfilter 52 bij voorkeur een ontluchtingselement 53 welke is ingericht om eventueel in de filtreerinrichting 50 aanwezige gassen (zoals lacht) uit te stoten. Wanneer het te filteren materiaal door het membraanfilter 52 is geleid blijft voornamelijk water over, dat via de uitlaat 54 van de filtreerinrichting 50 kan worden geloosd of hergebruikt. Bij voorkeur is de filtreerinrichting 50 zodanig ingericht dat deze uit het toilet kan worden verwijderd ter vervanging. De filtreerinrichting 50 kan (deels) herbruikbaar, (deels) biologisch afbreekbaar, en/of (deels) wegwerpbaar worden ingericht.

Opgemerkt wordt dat de hierboven beschreven tekeningen slechts voorbeelduitvoeringsvormen zijn, en niet als beperking van de beschermingsomvang van de aangehechte conclusies dienen te worden geïnterpreteerd. Deze conclusies dienen op zichzelf staand te worden geïnterpreteerd, waarbij de tekst slechts als verduidelijking fungeert.

Claims (19)

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het verwijderen van een chemische stof uit menselijke excreta, zoals feces en urine, omvattende de volgende stappen: - het verschaffen van een toilet voor een persoon uit wiens excreta de chemische stof dient te worden verwijderd; - het losneembaar verbinden van een filtreerinrichting met het toilet; - het met behulp van de filtreerinrichting in situ filteren van de chemische stof uit de excreta; - het periodiek vervangen van de filtreerinrichting; en - het verwerken van de vervangen filtreerinrichting.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de filtreerinrichting een uitleesbare codering bevat die indicatief is voor de chemische stof, en waarbij de vervangen filtreerinrichting wordt verwerkt op basis van de codering.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, voorts omvattende de stap van het isoleren van de chemische stof uit de filtreerinrichting.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de chemische stof uit de excreta wordt gefilterd direct na gebruik van het toilet door de persoon.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de chemische stof uit de excreta wordt verwijderd middels chemische filtratie, bij voorkeur middels adsorptie.

G. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de chemische stof uit de excreta wordt gefilterd middels fysische filtratie, bij voorkeur middels UF/NF.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij gebruikt gemaakt wordt van een membraan.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de filtreerinrichting wordt gevormd door ten minste een uitneembare cassette (Engels: “cartridge”’).

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de filtreerinrichting wordt gevormd door een eerste uitneembare cassette en een tweede uitneembare cassette, waarbij vaste delen van de excreta van de persoon door de eerste cassette worden gefilterd, en waarbij vloeibare delen van de excreta met de chemische stof door de tweede cassette wordt gefilterd.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij cassette zodanig is ingericht dat de excreta eerst door de eerste cassette worden gefilterd. en pas daarna door de tweede cassette worden gefilterd.

Il. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij de eerste cassette en de tweede cassette gezamenlijk worden uitgevoerd als een uitneembare eenheid (Engels: “unit”) of waarbij de eerste cassette en de tweede cassette ieder worden uitgevoerd als een uitneembare eenheid (Engels: “anit”).

12. Werkwijze volgens een der conclusies 8 — 11, waarbij de cassette(s) met behulp van een robot wordt/worden uitgenomen en/of geplaatst.

13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het toilet wordt uitgevoerd als vacuüm toilet.

14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij het toilet wordt uitgevoerd als toilet op basis van perstechniek.

15. Werkwijze volgens conclusie 14 onder verwijzing naar conclusie 9, 10 of 11, waarbij de excreta van de persoon door middel van een transportschroef van het toilet in de richting van een filter in de eerste cassette worden getransporteerd, waarbij een druk in de richting van het filter wordt uitgeoefend door middel van een plunjer van het toilet en/of de cassette, en waarbij urine van de persoon vanuit de eerste cassette naar de tweede cassette wordt gevoerd.

16. Filtreerinrichting voor het gebruik in een werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 15.

17. Filtreerinrichting volgens conclusie 16, waarbij de cassette is voorzien van een utleesbare codering bevat die indicatief is voor een chemische stof.

18. Filtreerinrichting volgens conclusie 16 of 17, waarbij de filtreerinrichting is voorzien van een eerste cassette en een tweede cassette, waarbij de eerste cassette is ingericht voor het filteren van vaste delen van excreta van een persoon, en waarbij de tweede cassette is ingericht voor het filteren van vloeibare delen van excreta met de chemische stof.

19. Toilet omvattende een filtreerinrichting volgens conclusie 16, 17, of 18.