NL2025169B1

NL2025169B1 - Assembly and method for installing a pile into a seabed

Info

Publication number: NL2025169B1
Application number: NL2025169A
Authority: NL
Inventors: Petrus Meskers Gerardus
Original assignee: Heerema Marine Contractors Nl
Priority date: 2020-01-21
Filing date: 2020-03-19
Publication date: 2021-09-09
Also published as: TW202134536A

Claims

CONCLUSIES

1. Samenstel (1) voor het installeren van een paal (2) in een zeebodem (3), waarbij het samenstel omvat: - een vaartuig (4) omvattende: o een positioneringssysteem (5) om het vaartuig op een installatielocatie (6) te houden ten opzichte van de zeebodem, waarbij het positioneringssysteem (5) een positioneringsstijfheid (7) heeft, - een paalgeleidingssysteem (8) ingericht om de paal te geleiden tijdens de installatie daarvan, waarbij het paalgeleidingssysteem omvat: o een basis (9) op het vaartuig, o een eerste geleidingsinrichting (10) verbonden met de basis, waarbij de eerste geleidingsinrichting is ingericht om de paal te accommoderen tijdens de installatie daarvan, o een veerkrachtig orgaan (11) voor het verschaffen van een veerkrachtige verbinding tussen het vaartuig en de paal tijdens de installatie daarvan om relatieve bewegingen tussen de paal en het vaartuig mogelijk te maken, waarbij het veerkrachtige orgaan een verbindingsstijfheid (13) heeft, waarbij het veerkrachtige orgaan is ingericht en bedoeld om een natuurlijke periode (205) van een zwenkbeweging van de paal rond de zeebodem veroorzaakt door golven tijdens de installatie daarvan langer te houden dan een dominante golfperiode (203) van een golfspectrum (200) bij de installatielocatie door de veerkrachtige verbinding te voorzien van een lage verbindingsstijfheid.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij het veerkrachtige orgaan is ingericht en bedoeld is om genoemde natuurlijke periode langer dan 1,5 maal de dominante golfperiode van het golfspectrum bij de installatielocatie te houden.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verbindingsstijfheid laag genoeg is om de natuurlijke periode van de zwenkbeweging van de paal langer te houden dan de dominante golfperiode, en hoog genoeg om de paal stabiliteit te geven.

4. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het veerkrachtige orgaan is aangebracht tussen de basis en de eerste geleidingsinrichting en / of tussen het vaartuig en de basis, en / of waarbij de eerste geleidingsinrichting het veerkrachtige orgaan omvat voor het verschaffen van de veerkrachtige verbinding tussen de eerste geleidingsinrichting en de paal.

5. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het paalgeleidingssysteem een eerste actuator (19) omvat voor het in een eerste richting (20) verplaatsen van de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van de basis.

6. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het paalgeleidingssysteem een tweede actuator (21) omvat voor het in een tweede richting (22) verplaatsen van de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van de basis, waarbij de tweede richting dwars, in het bijzonder loodrecht op de eerste richting staat.

7. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vaartuig een drijvend vaartuig (23) is, ingericht om te drijven tijdens installatie van de paal.

8. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het positioneringssysteem een dynamisch positioneringssysteem of een afmeersysteem (25) of een combinatie van beide is.

9. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het paalgeleidingssysteem een tweede geleidingsinrichting (26) omvat die zich op een afstand (27) boven of onder de eerste geleidingsinrichting bevindt, waarbij de eerste en tweede geleidingsinrichting een geleidingsopening (28) definiëren voor het opnemen van de paal, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om aan te grijpen op een buitenoppervlak (29) van de paal voor het vasthouden van de paal.

10. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste geleidingsinrichting en tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om samen een moment (30) om een horizontale as (31) op de paal aan te brengen voor het heroriënteren van de paal vanuit een niet-uitgelijnde oriëntatie (32) naar een vooraf bepaalde, eerste oriëntatie (33), waarbij het moment wordt aangebracht door een eerste kracht (34) op de paal uit te oefenen in een richting (35) naar de vooraf bepaalde, eerste oriëntatie door de eerste geleidingsinrichting, en door een tweede kracht op de paal uit te oefenen (36) die tegengesteld is aan de eerste kracht via de tweede geleidingsinrichting.

11. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om de respectievelijke eerste kracht en de tweede kracht horizontaal op de paal uit te oefenen.

12. Samenstel volgens conclusie 10 of 11, waarbij op de tweede geleidingsinrichting een veerkrachtig orgaan is aangebracht voor het verschaffen van de veerkrachtige verbinding tussen de tweede geleidingsinrichting en de paal.

13. Samenstel volgens een van de conclusies 10-12, waarbij het samenstel een regeleenheid omvat die is gekoppeld aan het paalgeleidingssysteem, waarbij de regeleenheid een sensor omvat voor het meten van de oriéntatie van de paal tijdens installatie, waarbij de regeleenheid is ingericht om de eerste geleidingsinrichting naar de vooraf bepaalde oriëntatie te bewegen wanneer de sensor een niet-uitlijning van de paal ten opzichte van de vooraf bepaalde eerste oriëntatie meet.

14. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de regeleenheid een sensor omvat voor het meten van de snelheidsverandering van de niet-uitlijning, waarbij de regeleenheid een PID-controller omvat die het paalgeleidingssysteem activeert om het moment toe te passen op de paal gebaseerd op de eerste oriëntatie als setpoint.

15. Samenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij de regeleenheid niet is gekoppeld aan het dynamische positioneringssysteem van het drijvende vaartuig.

16. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste geleidingsinrichting en / of de tweede geleidingsinrichting meerdere aangrijporganen (41) omvat voor het aangrijpen op de paal tijdens installatie, waarbij in het bijzonder de aangrijporganen op regelmatige intervallen rond de omtrek van de paal zijn geplaatst.

17. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de aangrijporganen zijn verbonden met hun overeenkomstige geleidingsinrichting via een aangrijpactuator (43) om het aangrijporgaan naar binnen en naar buiten te bewegen ten opzichte van een midden (44) van de geleidingsopening tussen een eerste, naar buiten gerichte positie (45), waarbij de aangrijporganen niet op de paal aangrijpen, en een tweede, naar binnen gerichte positie (46), waarbij de aangrijporganen op de paal aangrijpen.

18. Samenstel volgens conclusie 16 of 17, waarbij het aangrijporgaan het veerkrachtige orgaan omvat voor het verschaffen van een veerkrachtige paalverbinding tussen de pool en de respectievelijke geleidingsinrichting.

19. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij elk aangrijporgaan een roller omvat.

20. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een stijfheid van het veerkrachtige orgaan instelbaar is via een verstelorgaan (49), waarbij het verstelorgaan is ingericht om de stijfheid te verminderen tot een lagere stijfheid tijdens een neerwaartse (50) beweging van de paal in de zeebodem naarmate de stijfheid van de grond toeneemt.

21. Samenstel volgens een van de voorgaande samenstelconclusies, waarbij het paalgeleidingssysteem een openingsorgaan (51) omvat voor het openen en sluiten van de geleidingsopening, waarbij het openingsorgaan beweegbaar is tussen een open positie (52) voor het positioneren van de paal in de geleidingsopening en een gesloten positie (53) waarin de paal wordt omsloten door het paalgeleidingssysteem.

22. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het paalgeleidingssysteem een afschermorgaan (54) omvat voor het beperken van golfbelastingen op de paal door de paal af te schermen tegen golven.

23. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het afschermorgaan een afschermwand (55) omvat die de eerste geleidingsinrichting en / of tweede geleidingsinrichting omgeeft.

24. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij de afschermwand is gesloten, en waarbij aan een ondereinde (56) van de afschermwand een bellengenererende eenheid (57) is voorzien, waarbij de bellengenererende eenheid is aangebracht in een binnenvolume (58) gedefinieerd door de afschermwand en rond de geleidingsopening, waarbij de bellengenererende eenheid is ingericht om een bellenscherm (59) te vormen rond de geleidingsopening.

25. Samenstel volgens conclusie 23 of 24, waarbij in de afschermwand een veelheid doorlopende gaten is verschaft.

26. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, met uitzondering van conclusie 7 of 8, waarbij het vaartuig een opvijzelvaartuig (61) is dat is ingericht om te worden opgevijzeld boven een waterlijn (62) tijdens installatie van de paal, waarbij de positioneringsstijfheid in hoofdzaak oneindig is.

27. Samenstel volgens een van de conclusies 5-26, waarbij de tweede geleidingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van de eerste geleidingsinrichting in de eerste richting via een derde actuator en / of in de tweede richting via een vierde actuator (64).

28. Samenstel volgens een van de conclusies 12-26, waarbij de tweede geleidingsinrichting star is verbonden met het drijvende vaartuig of de basis.

29. Samenstel volgens een van de conclusies 10-26, waarbij het paalgeleidingssysteem een hoofdframe (65) omvat, waarbij de eerste geleidingsinrichting en tweede geleidingsinrichting via het hoofdframe met elkaar zijn verbonden, en waarbij de eerste geleidingsinrichting en tweede geleidingsinrichting via het hoofdframe zijn verbonden met het basisframe, waarbij het hoofdframe vrij beweegbaar is ten opzichte van het basisframe in de eerste richting en / of de tweede richting.

30. Samenstel volgens de voorgaande conclusie, waarbij het hoofdframe via een tussenframe (66) met het basisframe is verbonden, waarbij het hoofdframe via een eerste tussenactuator (67) en / of een tweede tussenactuator (68) met het tussenframe is verbonden, waarbij het hoofdframe roteerbaar is ten opzichte van het tussenframe om een eerste as (69) door de eerste tussenactuator en / of een tweede as (70) door de tweede tussenactuator.

31. Samenstel volgens conclusie 29 of 30, waarbij de eerste richting de eerste as definieert, en waarbij de tweede richting de tweede as definieert, en waarbij de eerste richting en de tweede richting horizontaal of in hoofdzaak horizontaal zijn.

32. Samenstel volgens conclusie 30 of 31, waarbij de eerste tussenactuator en de tweede tussenactuator zich vanaf het tussenframe naar het hoofdframe omhoog uitstrekken.

33. Samenstel volgens een van de conclusies 30-32, waarbij de eerste tussenactuator een eerste veerkrachtig orgaan omvat, en waarbij de tweede tussenactuator een tweede veerkrachtig orgaan omvat.

34. Samenstel volgens een van de conclusies 30-33, waarbij het paalgeleidingssysteem is ingericht om het moment op de paal aan te brengen door het hoofdframe rond de eerste as te roteren met de eerste tussenactuator en / of om de tweede as met de tweede tussenactuator.

35. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende een demporgaan (73) voor het dempen van de bewegingen tussen de paal en het vaartuig.

36. Paalgeleidingssysteem (8) dat is ingericht om te worden verbonden met een drijvend vaartuig, waarbij het paalgeleidingssysteem is ingericht om een paal vast te houden tijdens paalinstallatie, waarbij het paalgeleidingssysteem omvat: - een basis (9) via welke het paalgeleidingssysteem is ingericht om te worden verbonden met het vaartuig, - een eerste geleidingsinrichting (10} verbonden met de basis, waarbij de eerste geleidingsinrichting is ingericht om de paal te accommoderen tijdens de installatie daarvan, - een veerkrachtig deel (11) voor het verschaffen van een veerkrachtige verbinding tussen het vaartuig en de paal tijdens installatie daarvan om relatieve bewegingen tussen de paal en het vaartuig mogelijk te maken, waarbij het veerkrachtige deel een verbindingsstijfheid heeft, waarbij het veerkrachtige onderdeel is ingericht en bedoeld om een natuurlijke periode (205) van een zwenkbeweging van de paal rond de zeebodem veroorzaakt door golven tijdens de installatie daarvan langer te houden dan een dominante golfperiode (203) van een golfspectrum op de installatielocatie door de veerkrachtige verbinding te voorzien van een lage verbindingsstijfheid.

37. Paalgeleidingssysteem volgens de voorgaande conclusie, waarbij het paalgeleidingssysteem een tweede geleidingsinrichting (26) omvat die zich op afstand boven of onder de eerste geleidingsinrichting bevindt, waarbij de eerste en tweede geleidingsinrichting een geleidingsopening definiëren voor het accommoderen van de paal, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om aan te grijpen op een buitenoppervlak (29) van de paal om de paal vast te houden, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om samen een moment (30) om een horizontale as aan te brengen op de paal voor het heroriénteren van de paal vanuit een niet-uitgelijnde oriëntatie naar een vooraf bepaalde, eerste oriëntatie, waarbij het moment wordt aangebracht door een eerste kracht (34) op de paal uit te oefenen in een richting naar de vooraf bepaalde, eerste oriëntatie door de eerste geleidingsinrichting, en door een tweede kracht (36) tegengesteld aan de eerste kracht op de paal uit te oefenen via de tweede geleidingsinrichting.

38. Werkwijze voor het installeren van een paal met een vaartuig, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: a) het verschaffen van een samenstel volgens een van de voorgaande samenstel- conclusies op een installatielocatie (6), b) het rechtop plaatsen van de paal in het paalgeleidingssysteem, c) het laten zakken van de paal naar de zeebodem, d} het installeren van de paal in de zeebodem, waarbij de natuurlijke periode van het zwenkmoment van de paal tijdens een installatiefase waarin de paal geen zelfstabiliserende penetratiediepte heeft bereikt langer wordt gehouden dan de dominante golfperiode op de installatielocatie door het paalgeleidingssysteem.

39. Werkwijze volgens conclusie 38, waarbij de natuurlijke periode van de zwenkbeweging van de paal tijdens installatie langer wordt gehouden dan de dominante golfperiode op de installatielocatie door het aanpassen van de verbindingsstijfheid van het veerkrachtige orgaan.

40. Werkwijze volgens conclusie 38 of 39, waarbij de natuurlijke periode van het zwenkmoment van de paal wordt gebracht van een natuurlijke periode (205) hoger dan de dominante golfperiode naar een natuurlijke periode (204) lager dan de dominante golfperiode ( 203) wanneer de paal een vooraf bepaalde penetratiediepte heeft bereikt.

41. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij een demporgaan wordt gebruikt voor het dempen van de paalbewegingen, en / of waarbij een negatieve stijfneid wordt verschaft voor het bereiken van een natuurlijke periode (204) lager dan de dominante golfperiode.

42. Werkwijze om een paal met een drijvend vaartuig in een zeebodem te installeren, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:

a) het verschaffen van het drijvende vaartuig en een met een drijvend vaartuig via een basisframe verbonden paalgeleidingssysteem op een installatielocatie, waarbij het paalgeleidingssysteem een geleidingsopening omvat voor het accommoderen van de paal tijdens paalinstallatie, b) het positioneren van de paal in de geleidingsopening van het paalgeleidingssysteem, c) het laten zakken van de paal naar de zeebodem, d) het in horizontale richting fixeren van een ondereinde van de paal met de zeebodem, e) het naar beneden bewegen van de paal in de zeebodem in een vooraf bepaalde eerste oriëntatie, in het bijzonder een verticale oriëntatie, door het uitoefenen van een neerwaartse kracht op de paal, waarbij ten minste tijdens stap e) of na stap d) wanneer de paal niet-uitgelijnd raakt met de vooraf bepaalde eerste oriëntatie, de paal opnieuw wordt georiënteerd van een tweede niet-uitgelijnde oriëntatie terug naar de vooraf bepaalde eerste oriëntatie door een moment aan te brengen rond een horizontale as op de paal met het paalgeleidingssysteem.

43. Werkwijze volgens conclusie 42, waarbij het geleidingssysteem een eerste geleidingsinrichting en een op afstand boven of onder de eerste geleidingsinrichting gelegen tweede geleidingsinrichting omvat, waarbij de eerste en tweede geleidingsinrichting de geleidingsopening definiëren, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting zijn ingericht om aan te grijpen op een buitenoppervlak van de paal voor het vasthouden van de paal, waarbij het moment wordt aangebracht op de paal door een eerste kracht op de paal uit te oefenen via de eerste geleidingsinrichting in een richting naar de eerste oriëntatie, en door een tweede kracht die tegengesteld is aan de eerste kracht op de paal uit te oefenen via de tweede geleidingsinrichting, waarbij de eerste kracht en de tweede kracht samen het moment vormen.

44. Werkwijze volgens conclusie 43, waarbij de eerste kracht en de tweede kracht horizontaal op de paal inwerken.

45. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-44, waarbij een paalverbinding tussen het paalgeleidingssysteem en de paal en / of een vaartuigverbinding tussen het paalgeleidingssysteem en het drijvende vaartuig een of meer veerkrachtige organen omvat om relatieve bewegingen tussen de paal en het drijvende vaartuig toe te staan.

46. Werkwijze volgens een van de conclusies 43-45, waarbij de eerste geleidingsinrichting is verbonden met het basisframe en beweegbaar is ten opzichte van het basisframe via een eerste actuator in een eerste richting en / of via een tweede actuator in een loodrechte, tweede richting, waarbij tijdens stap e) of na stap d) de eerste actuator en / of de tweede actuator zijn ingericht om de eerste geleidingsinrichting in hoofdzaak stationair te houden ten opzichte van de installatielocatie in een vlak dat wordt gedefinieerd door de eerste richting en de tweede richting terwijl de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van het drijvende vaartuig beweegt.

47. Werkwijze volgens een van de conclusies 42-45, waarbij de eerste geleidingsinrichting is ingericht om een vooraf bepaalde kracht op de paal uit te oefenen, waarbij de grootte van de vooraf bepaalde kracht is gebaseerd op de afwijking van de paal van de vooraf bepaalde eerste oriëntatie.

48. Werkwijze volgens conclusies 46 of 47, waarbij de tweede geleidingsinrichting star verbonden is met het drijvende vaartuig, waarbij tijdens de heroriëntatie de eerste geleidingsinrichting ingericht is om de eerste kracht op de paal uit te oefenen en de tweede geleidingsinrichting de tweede kracht uitoefent op de paal.

49. Werkwijze volgens conclusie 46 of 47, waarbij de tweede geleidingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van de eerste geleidingsinrichting via respectievelijk een derde actuator en / of een vierde actuator in de eerste richting en / of tweede richting, waarbij tijdens de heroriëntatie de tweede geleidingsinrichting in de tegengestelde richting van de eerste geleidingsinrichting beweegt.

50. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-49, waarbij een regeleenheid is verschaft die is gekoppeld met het paalgeleidingssysteem, waarbij de regeleenheid een sensor omvat voor het meten van de oriëntatie van de paal tijdens installatie, waarbij wanneer tijdens stap e) of na stap d) de sensor een niet- uitlijning van de paal met de vooraf bepaalde eerste oriëntatie meet, de regeleenheid het paalgeleidingssysteem actueert om het moment op de paal aan te brengen.

51. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij de regeleenheid een sensor omvat voor het meten van de snelheidsverandering van de niet-uitlijning, waarbij de regeleenheid een PID-controller omvat die het paalgeleidingssysteem activeert om het moment aan te brengen op de paal op basis van de eerste oriëntatie als instelpunt.

52. Werkwijze volgens een van de conclusies 43-52, waarbij de eerste kracht op de paal wordt uitgeoefend door de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van het basisframe door de eerste actuator en / of tweede actuator in de richting van de vooraf bepaalde, eerste oriëntatie te bewegen.

53. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-52, waarbij de eerste oriëntatie een verticale oriëntatie of een in hoofdzaak verticale oriëntatie is.

54. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-53, waarbij het paalgeleidingssysteem een openingsorgaan omvat voor het openen en sluiten van de geleidingsopening, waarbij het openingsorgaan beweegbaar is tussen een open positie voor het positioneren van de paal in de geleidingsopening, en een gesloten positie voor het omsluiten van de paal wanneer de paal in de geleidingsopening is gepositioneerd, waarbij voorafgaand aan stap b} het openingsorgaan zich in de open positie bevindt, en waarin na stap d) het openingsorgaan zich in de gesloten positie bevindt.

55. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 43-54, waarbij het drijvende vaartuig een positioneringssysteem omvat dat is ingericht om het drijvende vaartuig binnen een vooraf bepaald gebied te houden, waarbij de eerste geleidingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van het drijvende vaartuig over het vooraf bepaalde gebied via de eerste actuator en / of de tweede actuator.

56. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij het positioneringssysteem een dynamisch positioneringssysteem is.

57. Werkwijze volgens conclusie 55, waarbij het positioneringssysteem een verspreid afmeersysteem is of een combinatie van beide.

58. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-57, waarbij tijdens stap d) het ondereinde van de paal in horizontale richting wordt gefixeerd door het ondereinde van de paal de zeebodem te laten penetreren onder gebruikmaking van eigen gewicht van de paal of door het ondereinde van de paal in een vasthoudinrichting te plaatsen, waarbij de vasthoudinrichting zich op de zeebodem op de installatielocatie bevindt en is ingericht om horizontale bewegingen van het ondereinde van de paal te voorkomen.

59. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-58, waarbij de geleidingsopening van het paalgeleidingssysteem zich in bovenaanzicht voorbij een contour van het drijvende vaartuig uitstrekt.

60. Werkwijze volgens een van de conclusies 43-59, waarbij de eerste geleidingsinrichting en / of de tweede geleidingsinrichting een veelheid aangrijporganen omvat voor het aangrijpen op de heipaal tijdens installatie, waarbij in het bijzonder de aangrijporganen op regelmatig intervallen zijn geplaatst rond de omtrek van de paal tijdens stap e).

61. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij de aangrijporganen via een aangrijpactuator zijn verbonden met de bijbehorende geleidingsinrichting voor het naar binnen en naar buiten bewegen van het aangrijporgaan ten opzichte van een midden van de geleidingsopening tussen een eerste positie, waarbij de aangrijporganen niet aangrijpen op de paal, en een tweede positie, waarbij de aangrijporganen aangrijpen op de paal.

62. Werkwijze volgens conclusie of 61, waarbij het aangrijporgaan het veerkrachtige orgaan omvat voor het verschaffen van de veerkrachtige paalverbinding tussen de paal en de respectievelijke geleidingsinrichting.

63. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij elk aangrijporgaan een roller omvat.

64. Werkwijze volgens een van de conclusies 45-63, waarbij een stijfheid van het veerkrachtige orgaan instelbaar is via een verstelorgaan, waarbij het verstelorgaan de stijfheid vermindert tot een lagere stijfheid tijdens het naar beneden bewegen van de paal in de zeebodem wanneer de stijfheid van de grond neemt toe.

65. Werkwijze volgens een van de conclusies 43-64, waarbij de eerste geleidingsinrichting en de tweede geleidingsinrichting via een hoofdframe met elkaar zijn verbonden, waarbij het hoofdframe is verbonden met het basisframe en vrij beweegbaar is ten opzichte van genoemd basisframe in een eerste richting en / of een dwarse, tweede richting.

66. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij het hoofdframe via een tussenframe met het basisframe is verbonden, waarbij het hoofdframe via een eerste tussenactuator en / of een tweede tussenactuator met het tussenframe is verbonden, waarbij het hoofdframe roteerbaar is ten opzichte van het tussenframe om een eerste as door de eerste tussenactuator en / of een dwarse, tweede as door de tweede tussenactuator, waarbij tijdens stap e) of na stap d) de eerste tussenactuator en / of de tweede tussenactuator zijn ingericht om het hoofdframe in hoofdzaak stationair te houden ten opzichte van de paal terwijl het hoofdframe ten opzichte van het drijvende vaartuig wordt verplaatst.

67. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, waarbij de eerste richting de eerste as definieert, en waarbij de tweede richting de tweede as definieert.

68. Werkwijze volgens conclusie 66 of 67, waarbij het paalgeleidingssysteem is ingericht om het moment op de paal aan te brengen door het hoofdframe rond de eerste as te roteren met de eerste tussenactuator en / of om de tweede as met de tweede tussenactuator.

69. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-68, waarbij stap b) wordt uitgevoerd door een kraan op het drijvende vaartuig.

70. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-68, waarbij stap b) wordt uitgevoerd door een omhoogbrenginrichting voor het omhoog brengen van de paal vanuit een in hoofdzaak horizontale oriëntatie op het dek naar de rechtopstaande oriëntatie.

71. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-70, waarbij het paalgeleidingssysteem zich uitstrekt boven het dek van het drijvende vaartuig en / of onder een kiel van het drijvende vaartuig.

72. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 42-71, waarbij stap e) wordt uitgevoerd door een slagwerktuig.

73. Paalgeleidingssysteem dat is ingericht om te worden aangebracht op een drijvend vaartuig en is ingericht om te helpen bij het op een installatielocatie houden van het drijvende vaartuig tijdens het installeren van een paal in een zeebodem op de installatielocatie, waarbij het paalgeleidingssysteem omvat:

- een basis via welke het paalgeleidingssysteem is ingericht om te worden verbonden met het vaartuig, - een eerste geleidingsinrichting die is verbonden met de basis, waarbij de eerste geleidingsinrichting is ingericht om de paal vast te houden tijdens installatie daarvan, waarbij de eerste geleidingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van de basis in een horizontaal vlak en is ingericht om in hoofdzaak stationair te worden gehouden ten opzichte van de installatielocatie tijdens installatie van de paal, - een eerste actuator en een tweede actuator verbonden met de eerste geleidingsinrichting voor het bewegen van de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van de basis in het horizontale vlak om de eerste geleidingsinrichting in hoofdzaak stationair te houden ten opzichte van de installatielocatie tijdens installatie van de paal, - een tweede geleidingsinrichting die zich op een afstand boven of onder de eerste geleidingsinrichting bevindt, waarbij de tweede geleidingsinrichting is verbonden met het drijvende vaartuig of met de basis, waarbij de tweede geleidingsinrichting een veerkrachtig orgaan omvat voor het verschaffen van een verende verbinding tussen de paal en de tweede geleidingsinrichting tijdens installatie daarvan, waarbij de eerste en tweede geleidingsinrichting een geleidingsopening definiëren voor het accommoderen van de paal, waarbij de eerste geleidingsinrichting beweegbaar is ten opzichte van de tweede geleidingsinrichting in het horizontale vlak.

74. Paalgeleidingssysteem volgens conclusie 73, waarbij de eerste geleidingsinrichting is ingericht om de paal star vast te houden.

75. Paalgeleidingssysteem volgens conclusie 73 of 74, waarbij de tweede geleidingsinrichting in hoofdzaak star is verbonden met het drijvende vaartuig of met de basis en is ingericht om stationair te blijven ten opzichte van het vaartuig of de basis.

76. Paalgeleidingssysteem volgens een van de conclusies 73-75, waarbij de eerste geleidingsinrichting en / of de tweede geleidingsinrichting een veelheid aangrijporganen (41) omvat voor het aangrijpen op de paal tijdens installatie, waarbij in het bijzonder de aangrijporganen op regelmatige intervallen rond de omtrek van de paal zijn geplaatst.

77. Paalgeleidingssysteem volgens de voorgaande conclusie, waarbij elk aangrijporgaan een roller omvat, en waarbij de roller het veerkrachtige orgaan is.

78. Paalgeleidingssysteem volgens een van de voorgaande conclusies 73-77, waarbij een stijfheid van het veerkrachtige orgaan instelbaar is via een verstelorgaan (49), waarbij het verstelorgaan is ingericht om de stijfheid te verminderen tot een lagere stijfneid tijdens een neerwaarts (50) bewegen van de paal in de zeebodem naarmate de stijfheid van de grond toeneemt.

79. Paalgeleidingssysteem volgens een van de voorgaande conclusies 73-78, waarbij het paalgeleidingssysteem een openingsorgaan (51) omvat voor het openen en sluiten van de geleidingsopening, waarbij het openingsorgaan beweegbaar is tussen een open positie (52) voor het positioneren van de paal in de geleidingsopening, en een gesloten positie (53) waarbij de paal wordt omsloten door het paalgeleidingssysteem.

80. Paalgeleidingssysteem volgens een van de voorgaande conclusies 73-79, waarbij het paalgeleidingssysteem een afschermorgaan (54) omvat voor het beperken van golfbelastingen op de paal door de paal tegen golven af te schermen.

81. Werkwijze om te helpen een drijvend vaartuig op een installatielocatie te houden tijdens het installeren van een paal in een zeebodem op de installatielocatie, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) het verschaffen van het drijvende vaartuig en een paalgeleidingssysteem volgens één van de conclusies 73-80, verbonden met het drijvende vaartuig via de basis op de installatielocatie, b) het positioneren van de paal in de geleidingsopening van het paalgeleidingssysteem, c) het laten zakken van de paal naar de zeebodem, d} het in horizontale richting fixeren van een ondereinde van de paal met de zeebodem, e) het in hoofdzaak stationair houden van de eerste geleidingsinrichting ten opzichte van de installatielocatie, waarbij wanneer het vaartuig weg beweegt van de installatielocatie, de tweede geleidingsinrichting helpt om het drijvende vaartuig terug te bewegen naar de installatielocatie door een kracht die door de paal op de tweede geleidingsinrichting wordt uitgeoefend in een richting naar de installatielocatie.