NL2024977B1 - PROCEDURE FOR SELECTIVE PAIRING OR DISCONNECTING OF A CLUTCH, AND A LINK FOR THIS - Google Patents
PROCEDURE FOR SELECTIVE PAIRING OR DISCONNECTING OF A CLUTCH, AND A LINK FOR THIS Download PDFInfo
- Publication number
- NL2024977B1 NL2024977B1 NL2024977A NL2024977A NL2024977B1 NL 2024977 B1 NL2024977 B1 NL 2024977B1 NL 2024977 A NL2024977 A NL 2024977A NL 2024977 A NL2024977 A NL 2024977A NL 2024977 B1 NL2024977 B1 NL 2024977B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pressure
- supply line
- cylinder
- coupling
- evacuation
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F15—FLUID-PRESSURE ACTUATORS; HYDRAULICS OR PNEUMATICS IN GENERAL
- F15B—SYSTEMS ACTING BY MEANS OF FLUIDS IN GENERAL; FLUID-PRESSURE ACTUATORS, e.g. SERVOMOTORS; DETAILS OF FLUID-PRESSURE SYSTEMS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- F15B15/00—Fluid-actuated devices for displacing a member from one position to another; Gearing associated therewith
- F15B15/08—Characterised by the construction of the motor unit
- F15B15/14—Characterised by the construction of the motor unit of the straight-cylinder type
- F15B15/149—Fluid interconnections, e.g. fluid connectors, passages
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F15—FLUID-PRESSURE ACTUATORS; HYDRAULICS OR PNEUMATICS IN GENERAL
- F15B—SYSTEMS ACTING BY MEANS OF FLUIDS IN GENERAL; FLUID-PRESSURE ACTUATORS, e.g. SERVOMOTORS; DETAILS OF FLUID-PRESSURE SYSTEMS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- F15B20/00—Safety arrangements for fluid actuator systems; Applications of safety devices in fluid actuator systems; Emergency measures for fluid actuator systems
- F15B20/005—Leakage; Spillage; Hose burst
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F15—FLUID-PRESSURE ACTUATORS; HYDRAULICS OR PNEUMATICS IN GENERAL
- F15B—SYSTEMS ACTING BY MEANS OF FLUIDS IN GENERAL; FLUID-PRESSURE ACTUATORS, e.g. SERVOMOTORS; DETAILS OF FLUID-PRESSURE SYSTEMS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- F15B21/00—Common features of fluid actuator systems; Fluid-pressure actuator systems or details thereof, not covered by any other group of this subclass
- F15B21/005—Filling or draining of fluid systems
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L37/00—Couplings of the quick-acting type
- F16L37/28—Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means
- F16L37/38—Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in only one of the two pipe-end fittings
- F16L37/40—Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in only one of the two pipe-end fittings with a lift valve being opened automatically when the coupling is applied
- F16L37/42—Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in only one of the two pipe-end fittings with a lift valve being opened automatically when the coupling is applied the valve having an axial bore communicating with lateral apertures
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L37/00—Couplings of the quick-acting type
- F16L37/62—Couplings of the quick-acting type pneumatically or hydraulically actuated
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02B—HYDRAULIC ENGINEERING
- E02B17/00—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
- E02B2017/0039—Methods for placing the offshore structure
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E02—HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
- E02B—HYDRAULIC ENGINEERING
- E02B17/00—Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
- E02B2017/0091—Offshore structures for wind turbines
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Analytical Chemistry (AREA)
- Fluid-Pressure Circuits (AREA)
Abstract
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op basis van druk in een aanvoerleiding selectief koppelen of ontkoppelen van een tussen de aanvoerleiding en een cilinder aangebrachte koppeling met een ontgrendeling, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende werkdruk om op basis hiervan hydraulische vloeistof aan de cilinder te verschaffen; en - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende ontkoppeldruk voor: - het activeren van afsluiters in de aanvoerleiding en aan de cilinder; en - het activeren van een ontgrendeling die de koppeling ontkoppelt. De uitvinding heeft verder betrekking op een koppeling voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van een met de koppeling verbonden aanvoerleiding met/van een cilinder, alsmede op een samenstel omvattende een pomp, een cilinder, een aanvoerleiding tussen de pomp en de cilinder en een dergelijke koppeling.The present invention relates to a method for selectively coupling or uncoupling, on the basis of pressure in a supply line, a coupling with an unlocking device arranged between the supply line and a cylinder, comprising the steps of: - providing an operating pressure prevailing in the supply line to provide hydraulic fluid to the cylinder based on this; and - providing a decoupling pressure prevailing in the supply line for: - activating shut-off valves in the supply line and on the cylinder; and - activating a release that disengages the clutch. The invention further relates to a coupling for coupling or uncoupling, respectively, a supply line connected to / from a cylinder connected to the coupling, as well as to an assembly comprising a pump, a cylinder, a supply line between the pump and the cylinder and the like. link.
Description
WERKWIJZE VOOR HET SELECTIEF KOPPELEN OF ONTKOPPELEN VAN EEN KOPPELING, EN EEN KOPPELING DAARVOOR De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het selectief koppelen of ontkoppelen van een koppeling, en meer in het bijzonder op een werkwijze voor het op basis van druk in een aanvoerleiding selectief koppelen of ontkoppelen van een tussen de aanvoerleiding en een cilinder aangebrachte koppeling met een ontgrendeling.The invention relates to a method for selectively coupling or uncoupling a coupling, and more particularly to a method for selectively coupling or uncoupling a coupling on the basis of pressure in a supply line. coupling or uncoupling a coupling arranged between the supply pipe and a cylinder with a release.
De uitvinding heeft verder betrekking op cen koppeling voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van een met de Koppeling verbonden aanvoerleiding met/van een cilinder, alsmede op een samenstel omvattende een dergelijke koppeling, en op een besturing voor een dergelijk samenstel.The invention further relates to a coupling for coupling or uncoupling, respectively, a supply line connected to / from a cylinder connected to the coupling, as well as to an assembly comprising such a coupling, and to a control for such an assembly.
Veel constructies, die in de offshore worden geplaatst, bestaan uit een fundatie en een bovendeel. Soms zit daar nog een overgangsdeel tussen. Vaak is het nodig een tijdelijke verbinding te maken tussen delen van de constructie als die geplaatst worden. Het gebruik van hydraulische cilinders voor deze toepassing is algemeen geaccepteerd. Nadat de definitieve verbinding gemaakt is worden de cilinders weer ontlast zodat de definitieve verbinding de krachten tussen de delen van de constructie overbrengt.Many structures that are placed offshore consist of a foundation and an upper part. Sometimes there is a transition part in between. It is often necessary to make a temporary connection between parts of the construction when they are placed. The use of hydraulic cylinders for this application is widely accepted. After the final connection has been made, the cylinders are relieved again so that the final connection transfers the forces between the parts of the construction.
Bij het ontkoppelen van koppelingen uit de stand van de techniek is het gebruikelijk dat, nadat de koppeling van een hydraulische cilinder is ontkoppeld, een beperkte hoeveelheid hydraulische vloeistof uit de cilinder in de zee loopt. De cilinder blijft doorgaans achter, en enkel de koppeling die de aanvoerleiding worden uit de zee opgehesen. Het bedienen van de ontkoppeling geschiedt doorgaans via een daartoe ingerichte hydraulisch leiding, waardoor een conventioneel systeem naast een hydraulische aanvoerleiding voor het onder druk aan de cilinder aanvoeren van een hydraulisch medium, tevens een tweede hydraulische leiding is voorzien voor het bedienen van de koppeling.In disconnecting prior art clutches, it is common for a limited amount of hydraulic fluid to drain from the cylinder into the sea after the clutch has been disconnected from a hydraulic cylinder. The cylinder usually remains behind, and only the coupling connecting the supply line is lifted from the sea. The release is generally operated via a hydraulic line designed for this purpose, whereby a conventional system, in addition to a hydraulic supply line for supplying a hydraulic medium under pressure to the cylinder, is also provided with a second hydraulic line for operating the clutch.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een werkwijze en koppeling te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.An object of the present invention is to provide a method and coupling in which the said drawbacks do not occur, or at least to a lesser extent.
Het genoemde doel is volgens de uitvinding bereikt met een werkwijze voor het op basis van druk in een aanvoerleiding selectief koppelen of ontkoppelen van een tussen de aanvoerleiding eneen cilinder aangebrachte Koppeling met een ontgrendeling, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende werkdruk om op basis hiervan hydraulische vloeistof aan de cilinder te verschaffen; en - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende ontkoppeldruk voor: - het activeren van afsluiters in de aanvoerleiding en aan de cilinder; en - het activeren van een ontgrendeling die de koppeling ontkoppelt.Said object is achieved according to the invention with a method for selectively coupling or uncoupling, on the basis of pressure in a supply line, a Coupling with an unlocking device arranged between the supply line and a cylinder, comprising the steps of: - providing a coupling in the supply line. prevailing operating pressure to provide hydraulic fluid to the cylinder based on this; and - providing a decoupling pressure prevailing in the supply line for: - activating shut-off valves in the supply line and on the cylinder; and - activating a release that disengages the clutch.
Doordat volgens de uitvinding een in de aanvoerleiding heersende druk kan worden gebruikt om de koppeling tussen verschillende standen te laten schakelen is het mogelijk om, zelfs met een enkele hydraulische leiding, een ontkoppeling teweeg te brengen, waarbij bovendien voorkomen wordt dat hydraulische vloeistof naar de omgeving lekt. Ook ontstaat de mogelijkheid om, voorafgaand aan de ontkoppeling van de aanvoerslang met de cilinder, hydraulische vloeistof uit een cilinder die achterblijft van de cilinder naar de aanvoerslang te evacueren.Because according to the invention a pressure prevailing in the supply line can be used to cause the coupling to switch between different positions, it is possible to effect a disconnection, even with a single hydraulic line, while moreover preventing hydraulic fluid from entering the environment. leaks. It also offers the possibility, prior to the disconnection of the supply hose from the cylinder, to evacuate hydraulic fluid from a cylinder that remains behind from the cylinder to the supply hose.
De uitvinding heeft verder betrekking op een koppeling voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van een met de Koppeling verbonden aanvoerleiding met/van een cilinder, omvattende: - een hydraulisch bestuurbare ontgrendeling; en - een ten minste met de ontgrendeling verbonden hydraulische besturing, welke is ingericht om: - bij een in de aanvoerleiding heersende werkdruk, hydraulische vloeistof aan de cilinder te verschaffen; en - bij een in de aanvoerleiding heersende ontkoppeldruk, de ontgrendeling te activeren en de koppeling te ontkoppelen.The invention further relates to a coupling for coupling or uncoupling, respectively, a supply line connected to / from a cylinder connected to the coupling, comprising: - a hydraulically controllable unlocking; and - a hydraulic control connected at least to the unlocking device, which is arranged to: - supply hydraulic fluid to the cylinder at an operating pressure prevailing in the supply line; and - at a disconnection pressure prevailing in the supply line, to activate the release and to disconnect the coupling.
Bijzonder voordelig voorkeursuitvoeringsvormen zijn het onderwerp van de afhankelijke conclusies.Particularly advantageous preferred embodiments are the subject of the dependent claims.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont: Figuur 1A: een schematische weergave van het volgens de uitvinding waterpas / verticaal stellen van een overgangsdeel (transition piece (TP)); Figuur 1B: een schematische weergave van het volgens de uitvinding hydraulisch fixeren van het overgangsdeel, d.w.z. het transition piece, ten opzichte van een monopile; Figuren 2A en 2B: weergaven van een uitvoeringsvorm volgens de stand van de techniek; Figuren 3-5: doorsnede aanzichten van een koppeling volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding in diverse toestanden; Figuur 6: een schematische doorsnede van een cilinder die met een koppeling volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm is gekoppeld met een aanvoerleiding; Figuur 7: een perspectivisch semi-doorzichtig aanzicht van de koppeling volgens de tweede voorkeursuitvoermgsvorm; Figuur 8: een doorsnede aanzicht van de in Figuren 6 en 7 getoonde koppeling; Figuur 9: een doorsnede aanzicht van een eerste en een tweede volgordeklep van de in Figuren 6 en 7 getoonde koppeling;In the following description, preferred embodiments of the present invention are further explained with reference to the drawing, in which: Figure 1A shows a schematic representation of the level / vertical adjustment of a transition piece (TP) according to the invention; Figure 1B: a schematic representation of the hydraulic fixing according to the invention of the transition part, i.e. the transition piece, relative to a monopile; Figures 2A and 2B: representations of an embodiment according to the prior art; Figures 3-5: sectional views of a coupling according to a first preferred embodiment of the invention in various states; Figure 6: a schematic cross-section of a cylinder which is coupled to a supply pipe by means of a coupling according to a second preferred embodiment; Figure 7: a perspective semi-transparent view of the coupling according to the second preferred embodiment; Figure 8: a cross-sectional view of the coupling shown in Figures 6 and 7; Figure 9: A sectional view of a first and a second sequence valve of the coupling shown in Figures 6 and 7;
Figuur 10: een doorsnede aanzicht van een eerste stuurklep van de in Figuren 6 en 7 getoonde koppeling; Figuur 11: een doorsnede aanzicht van een tweede stuurklep van de in Figuren 6 en 7 getoonde koppeling: Figuur 12: een doorsnede aanzicht van een terugtrekpen van de in Figuren 6 en 7 getoonde koppeling; Figuur 13: een hydraulisch schema van de koppeling volgens de tweede voorkeursuitvoeringsvorm Figuur 14: een schematische weergave van het in Figuur 13 getoonde hydraulisch schema tijdens een arbeidsfunctie van de koppeling; Figuur 15: een schematische weergave van het in Figuur 13 getoonde hydraulisch schema tijdens een evacuatiestand-instelling van de koppeling; Figuur 16: een schematische weergave van het in Figuur 13 getoonde hydraulisch schema tijdens een evacueerfunctie van de koppeling; Figuur 17: een schematische weergave van het in Figuur 13 getoonde hydraulisch schema tijdens een ontkoppelfunctie van de koppeling; Figuur 18: een doorsnede aanzicht van de koppeling met een mechanisme voor het resetten van de in Figuren 10 en 11 getoonde stuurkleppen; Figuur 19: een zijaanzicht van een cilinder die met een koppeling volgens een derde voorkeursuitvoeringsvorm is gekoppeld met een aanvoerleiding; Figuur 20: een schematisch doorsnede aanzicht van de koppeling volgens de derde voorkeursuitvoeringsvorm; Figuur 21A: een doorsnede aanzicht van de koppeling volgens de derde voorkeursuitvoeringsvorm met een blokkeerpen in een blokkerende positie; Figuur 21B: een doorsnede aanzicht van de koppeling volgens de derde voorkeursuitvoeringsvorm met een blokkeerpen in een niet blokkerende positie; Figuur 22A een doorsnede aanzicht van de koppeling volgens de derde voorkeursuitvoeringsvorm met de terugtrekpennen in een gekoppelde positie; Figuur 22B een doorsnede aanzicht van de koppeling volgens de derde voorkeursuitvoeringsvorm met de terugtrekpennen in een ontkoppelde positie; Figuur 23: een schematische weergave van een tussen een overgangsdeel (transition piece) en een cilinder aangebrachte ontgrendeling; Figuur 24: een schematische weergave van cen verdere voorkeursuitvoeringsvorm met recupereerbare fixeercilinders; Figuur 25: een schematische weergave van een typisch drukverloop bij toepassing van een koppeling volgens de tweede en derde voorkeursuitvoeringsvorm;Figure 10: a cross-sectional view of a first control valve of the coupling shown in Figures 6 and 7; Figure 11: a cross-sectional view of a second pilot valve of the coupling shown in Figures 6 and 7: Figure 12: a cross-sectional view of a retraction pin of the coupling shown in Figures 6 and 7; Figure 13: a hydraulic diagram of the coupling according to the second preferred embodiment; Figure 14: a diagrammatic representation of the hydraulic diagram shown in Figure 13 during a working function of the coupling; Figure 15: a schematic representation of the hydraulic diagram shown in Figure 13 during an evacuation position adjustment of the coupling; Figure 16: a schematic representation of the hydraulic diagram shown in Figure 13 during an evacuation function of the coupling; Figure 17: a schematic representation of the hydraulic diagram shown in Figure 13 during a clutch release function; Figure 18 is a sectional view of the coupling with a mechanism for resetting the pilot valves shown in Figures 10 and 11; Figure 19: a side view of a cylinder coupled by a coupling according to a third preferred embodiment to a supply line; Figure 20: a schematic cross-sectional view of the coupling according to the third preferred embodiment; Figure 21A: a cross-sectional view of the coupling according to the third preferred embodiment with a blocking pin in a blocking position; Figure 21B: a cross-sectional view of the coupling according to the third preferred embodiment with a locking pin in a non-locking position; Figure 22A is a cross-sectional view of the coupling of the third preferred embodiment with the retraction pins in an engaged position; Figure 22B is a cross-sectional view of the coupling according to the third preferred embodiment with the retraction pins in a disengaged position; Figure 23: a schematic representation of an unlocking arrangement arranged between a transition piece and a cylinder; Figure 24: a schematic representation of a further preferred embodiment with recoverable fixing cylinders; Figure 25: a schematic representation of a typical pressure profile when a coupling according to the second and third preferred embodiments is used;
Figuur 26: een schematische weergave van een typisch drukverloop bij toepassing van een koppeling volgens de eerste voorkeursuitvoeringsvorm; en Figuur 27: een schematische weergave van een verdere voorkeursuitvoeringsvorm met recupereerbare fixeercilinders.Figure 26: a schematic representation of a typical pressure profile when a coupling according to the first preferred embodiment is used; and Figure 27: a schematic representation of a further preferred embodiment with recoverable fixing cylinders.
Bij het plaatsen van fundaties voor windmolens wordt de fundatie monopile of MP genoemd. Het overgangsdeel tussen de fundatie en de mast wordt transition piece of TP genoemd. Als het transition piece op de monopile geplaatst wordt is er op twee plaatsen in de constructie een functie voor hydraulische cilinders. Zie Figuur 1A en 1B: Figuur 1A toont het hydraulisch waterpas / verticaal stellen van het overgangsdeel TP IO middels het gebruik van cilinders 77. Deze cilinders 77 worden doorgaans gemonteerd in de TP en vanaf daar ook door een operator bediend middels een hydrauliek pomp. Wanneer de oriëntatie van de TP is gesteld, wordt de TP tijdelijk gefixeerd ten opzichte van de MP. De monopile MP staat in de zeebodem 78, en het overgangsdeel TP draagt een turbine 79.When installing foundations for wind turbines, the foundation is called monopile or MP. The transition piece between the foundation and the mast is called transition piece or TP. When the transition piece is placed on the monopile, there is a function for hydraulic cylinders in two places in the construction. See Figures 1A and 1B: Figure 1A shows the hydraulic leveling / vertical adjustment of the transition part TP IO by means of cylinders 77. These cylinders 77 are usually mounted in the TP and from there also operated by an operator by means of a hydraulic pump. When the orientation of the TP is set, the TP is temporarily fixed with respect to the MP. The monopile MP is located in the seabed 78, and the transition part TP carries a turbine 79.
Figuur 1B toont het hydraulisch fixeren van de TP ten opzichte van de MP middels het gebruik van hydraulische cilinders 77. Dit zorgt ervoor dat de delen niet ten opzichte van elkaar bewegen tijdens het aanbrengen van de definitieve verbinding. In dit geval is dat grout 71, een soort cement. Nadat het grout 71 uitgehard is moeten de cilinders 77 ontlast worden om te zorgen dat de kracht die overgebracht moet worden tussen de twee delen van de constructie zuiver via de groutverbinding overgebracht wordt.Figure 1B shows the hydraulic fixation of the TP with respect to the MP by means of hydraulic cylinders 77. This ensures that the parts do not move with respect to each other during the making of the final connection. In this case it is grout 71, a kind of cement. After the grout 71 has set, the cylinders 77 must be relieved to ensure that the force to be transferred between the two parts of the structure is transferred purely through the grout joint.
De uitdaging in bovenstaande is dat de fixatiecilinders 77 onder het wateroppervlak 76 gemonteerd zitten. Dit zorgt ervoor dat de cilinders 77 op afstand bediend moeten worden. Bijkomend probleem is dat alle hydraulisch leidingen naar de fixatiecilinders 77 toe na het installatieproces weggenomen dienen te worden, en dat daarbij geen of althans zo weinig mogelijk hydraulische vloeistof vrij mag komen.The challenge in the above is that the fixation cylinders 77 are mounted below the water surface 76. This means that the cylinders 77 must be remotely controlled. An additional problem is that all hydraulic lines to the fixation cylinders 77 have to be removed after the installation process, and that no or at least as little hydraulic fluid as possible may be released in the process.
In de huidige stand der techniek zijn er grofweg twee manieren om de beschreven probleemstelling op te lossen.In the current state of the art there are roughly two ways to solve the problem definition described.
De eerste oplossing is te zien in Figuren 2A en 2B: In de aanvoerleiding naar de cilinder 77 toe wordt een terugslagklep 80 geplaatst. Die zorgt ervoor dat er wel olie de cilinder 77 in kan, maar niet eruit. Zo wordt ervoor gezorgd dat de cilinder 77 lasthoudend is. Op het korte stukje slang tussen de cilinder 77 en de terugslagklep wordt een slangknipper 81 gemonteerd. Die heeft een eigen aanvoerleiding 82. Als het grout 71 in de fundatie voldoende uitgehard is wordt de slangknipper 81 geactiveerd. Dit zorgt ervoor dat de slang tussen de cilinder 77 en de terugslagklep 80 geknipt wordt. De cilinder 77 zal retour lopen door middel van een in de cilinder 77 gemonteerde veer. Het medium dat aanwezig is in de cilinder 77 loopt in de zee, hetgeen ongewenst is, maar onder omstandigheden wellicht aanvaardbaar, omdat het slechts een beperkte hoeveelheid medium betreft. Zowel de slang die naar de cilinder 77 loopt als de slang met de slangknipper 81 kunnen daarna omhoog getrokken worden naar boven het wateroppervlak 76. De cilinder 77 blijft achter in de constructie maar kan geen kracht meer opnemen.The first solution can be seen in Figures 2A and 2B: A non-return valve 80 is placed in the supply line to the cylinder 77. This ensures that oil can enter cylinder 77, but not leave it. This ensures that the cylinder 77 is load-bearing. A hose cutter 81 is mounted on the short piece of hose between cylinder 77 and the non-return valve. This has its own supply pipe 82. When the grout 71 in the foundation has hardened sufficiently, the hose cutter 81 is activated. This ensures that the hose between the cylinder 77 and the check valve 80 is cut. The cylinder 77 will return by means of a spring mounted in the cylinder 77. The medium contained in the cylinder 77 runs into the sea, which is undesirable, but may be acceptable under certain circumstances, as it is only a limited amount of medium. Both the hose that runs to the cylinder 77 and the hose with the hose cutter 81 can then be pulled upwards to above the water surface 76. The cylinder 77 remains behind in the construction but cannot absorb any more force.
Een verdere (niet getoonde) ontwikkeling uit de stand van de techniek is een klep die 5 gemonteerd wordt op de cilinder. De klep wordt voorzien van twee aanvoerleidingen. De ene wordt gebruikt om de cilinder te bedienen. De cilinder wordt op druk gebracht en na het uitharden van het grout weer van druk gehaald. De cilinder zal retour lopen door middel van een in de cilinder gemonteerde veer. Het medium dat aanwezig is in de cilinder wordt bovenop de TP opgevangen in een tank. Daarna wordt de tweede slang gebruikt om een stuurdruk over te brengen op het ontkoppelmechanisme. Dat zorgt ervoor dat de klep na het grouting proces wordt losgekoppeld van de cilinder. De klep wordt dan aan de twee slangen omhoog getrokken naar boven het wateroppervlak.A further development (not shown) from the prior art is a valve which is mounted on the cylinder. The valve is provided with two supply lines. One is used to operate the cylinder. The cylinder is pressurized and released after the grout has hardened. The cylinder will return by means of a spring mounted in the cylinder. The medium present in the cylinder is collected in a tank on top of the TP. The second hose is then used to apply a pilot pressure to the release mechanism. This ensures that the valve is disconnected from the cylinder after the grouting process. The valve is then pulled up on the two hoses to above the surface of the water.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op basis van druk in een aanvoerleiding selectief koppelen of ontkoppelen van een tussen de aanvoerleiding en een cilinder aangebrachte koppeling met een ontgrendeling, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende werkdruk om op basis hiervan hydraulische vloeistof aan de cilinder te verschaffen; en - het verschaffen van een in de aanvoerleiding heersende ontkoppeldruk voor: - het activeren van afsluiters in de aanvoerleiding en aan de cilinder; en - het activeren van een ontgrendeling die de koppeling ontkoppelt.The invention relates to a method for selectively coupling or uncoupling, on the basis of pressure in a supply line, a coupling with an unlocking device arranged between the supply line and a cylinder, comprising the steps of: - providing an operating pressure prevailing in the supply line in order to provide hydraulic fluid to the cylinder based on this; and - providing a decoupling pressure prevailing in the supply line for: - activating shut-off valves in the supply line and on the cylinder; and - activating a release that disengages the clutch.
Om deze werkwijze uit te kunnen voeren is volgens de uitvinding verder voorzien in een koppeling voor het Koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van een met de Koppeling verbonden aanvoerleiding met/van een cilinder, omvattende: - een hydraulisch bestuurbare ontgrendeling; en - een ten minste met de ontgrendeling verbonden hydraulische besturing, welke is ingericht om: - bij een in de aanvoerleiding heersende werkdruk, hydraulische vloeistof aan de cilinder te verschaffen; en - bij een in de aanvoerleiding heersende ontkoppeldruk, de ontgrendeling te activeren en de Koppeling te ontkoppelen.In order to be able to carry out this method, according to the invention, furthermore, a coupling is provided for coupling or uncoupling, respectively, a supply line connected to / from a cylinder connected to the coupling, comprising: - a hydraulically controllable unlocking; and - a hydraulic control connected at least to the unlocking device, which is arranged to: - supply hydraulic fluid to the cylinder at an operating pressure prevailing in the supply line; and - at a disconnection pressure prevailing in the supply line, to activate the release and to disconnect the connector.
De hieronder beschreven uitvoeringsvorm omvat ten minste één veerretour drukcilinder 1, ten minste één hydraulische koppeling 2 bestaande uit een vrouwelijke koppelingshelft 6 en een mannelijke koppelingshelft 7, een ontgrendel mechanisme 5 en slechts één vloeistof aanvoerleiding 3 waarin de vloeistof op afstand, door een pomp 4, aangevoerd en op druk gebracht kan worden.The embodiment described below comprises at least one spring return pressure cylinder 1, at least one hydraulic coupling 2 consisting of a female coupling half 6 and a male coupling half 7, an unlocking mechanism 5 and only one liquid supply line 3 into which the liquid is remotely, through a pump 4 , can be supplied and pressurized.
Volgens de onderhavige uitvinding worden in ten minste drie drukstappen sequentieel ten minste twee van de volgende drie functies geactiveerd, waaronder bij voorbeeld:According to the present invention, in at least three printing steps, at least two of the following three functions are sequentially activated, including for example:
- een eerste functie, hierna ook wel “arbeidsfunctie” genoemd; waarbij de cilinder uitgestuurde en op de benodigde werkdruk (500 bar) gebracht wordt ter vervulling van de applicatie waarvoor de cilinder bedoeld is; - een tweede functie, hierna ook wel “evacueerfunctie” genoemd; waarbij de cilinder ontlast en ten minste gedeeltelijk terug ingeschoven wordt; en - een derde functie, hierna ook wel “ontkoppelfunctie” genoemd; waarbij het ontgrendel mechanisme bekrachtigd wordt en de koppeling helften ontkoppeld worden.- a first position, hereinafter also referred to as “work position”; whereby the cylinder is controlled and brought to the required working pressure (500 bar) to fulfill the application for which the cylinder is intended; - a second function, hereinafter also referred to as “evacuation function”; wherein the cylinder is relieved and at least partially retracted; and - a third function, hereinafter also referred to as the “disconnect function”; energizing the release mechanism and disengaging the clutch halves.
Het ontgrendelmechanisme is een uitvoeringsvorm van een bestuurbare koppeling. In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm (Figuren 3-5) omvat cilindersamenstelling 1a intern een terugtrekpen 8a (getoond in Figuren 4 en 5) die scharnierbaar is verbonden met een wip 9. Plunjer 12a wordt door een trekveer 13a in een ingeschoven positie gedwongen. Vóórafgaand aan installatie dient de plunjer 12a gedeeltelijk uitgeschoven te zijn, zodanig dat de wip 9 de ruimte krijgt om te scharnieren rondom een scharnierpunt 11 en terugtrekpen 8a een naar buitengeschoven positie kan aannemen (Figuur 4). In deze, naar buiten geschoven positie, worden reeds verbonden koppelingshelften 6a en 7a gefixeerd door terugtrekpen 8a. De kracht die benodigd is om plunjer 12a zodanig uit te schuiven dat terugtrekpen 8a de naar buitengeschoven positie kan aannemen, wordt gerealiseerd middels het door de in Figuur 3 getoonde pomp 4a aanbrengen van een werkdruk van 5 bar in aanvoerleiding 3a. Koppelingshelften 6a en 7a kennen elk een terugslagklep 32a en 33a die, wanneer beide koppelingshelften 6a, 7a gekoppeld zijn, elkaar open drukken.The release mechanism is one embodiment of a controllable clutch. In a first preferred embodiment (Figures 3-5), cylinder assembly 1a internally includes a retraction pin 8a (shown in Figures 4 and 5) pivotally connected to a rocker 9. Plunger 12a is urged by a tension spring 13a into a retracted position. Prior to installation, the plunger 12a should be partially extended such that the rocker 9 is allowed to pivot about a pivot point 11 and retraction pin 8a can assume an extended position (Figure 4). In this extended position, already connected coupling halves 6a and 7a are fixed by retraction pin 8a. The force required to extend plunger 12a such that retraction pin 8a can assume the outwardly extended position is achieved by applying a working pressure of 5 bar to supply line 3a by the pump 4a shown in Figure 3. Coupling halves 6a and 7a each have a non-return valve 32a and 33a which, when both coupling halves 6a, 7a are coupled, press each other open.
Echter wanneer de koppelingshelften 6a, 7a ontkoppeld zijn, vallen de terugslagkleppen dicht om zo olielekkage te voorkomen.However, when the coupling halves 6a, 7a are disconnected, the check valves close to prevent oil leakage.
Na installatie kan de eerder beschreven arbeidsfunctie uitgevoerd worden, waarbij een werkdruk van 500 bar wordt aangebracht door pomp 4a in aanvoerleiding 3a en derhalve in cilinderkamer 15a. Zodanig zal de cilindersamenstelling 1a de applicatie vervullen waarvoor deze als normale werking bedoeld is, namelijk het aanbrengen van een klemkracht.After installation, the work function described above can be performed, whereby a working pressure of 500 bar is applied by pump 4a in supply line 3a and thus in cylinder chamber 15a. Thus, the cylinder assembly 1a will fulfill the application for which it is intended as normal operation, namely the application of a clamping force.
De eerder genoemde evacueerfunctie wordt geactiveerd door de in Figuur 3 getoonde klep 16a, die gepositioneerd is ter plaatse van pomp 4a, te openen en de werkdruk te verlagen van 500 bar naar 5 bar. Met behulp van trekveer 13a zal plunjer 12a intrekken, en de hydraulische vloeistof uit cilinderkamer 15a zal via koppelingshelften 6a en 7a, aanvoerleiding 3a en klep 16a terug in reservoir 17a stromen. Hierdoor is cilinder 1a ten minste gedeeltelijk terug ingeschoven.The aforementioned evacuation function is activated by opening the valve 16a shown in Figure 3, which is positioned at the location of pump 4a, and reducing the operating pressure from 500 bar to 5 bar. With the aid of tension spring 13a, plunger 12a will retract, and the hydraulic fluid from cylinder chamber 15a will flow back into reservoir 17a via coupling halves 6a and 7a, supply line 3a and valve 16a. As a result, cylinder 1a is at least partially retracted.
Vervolgens wordt de eerder genoemde ontkoppelfunctie geactiveerd. Wanneer de werkdruk lager wordt dan 5 bar, zal trekveer 13a plunjer 12a nog verder intrekken. Hierdoor zal plunjer 12a ter plaatse van scharnierpunt 10 contact maken met wip 9 die, bij het verder intrekken van plunjer 12a, scharniert rondom scharnierpunt 11 en zo terugtrekpen 8a in een ingeschoven positie dwingt (Figuur 5). Hierdoor zijn koppelingshelften 6a en 7a niet langer mechanisch gefixeerd. Drukveer 14a zal beide koppelingshelften 6a en 7a vervolgens uit elkaar dwingen. De terugslagkleppen in beide koppelingshelften 6a en 7a sluiten waardoor de overgebleven vloeistof uit cilinderkamer 15a danwel aanvoerleiding 3a niet naar buiten kan lekken. Hierdoor wordt voorkomen dat enerzijds tijdens drukloze montage van de cilinder aan de TP of anderzijds als de druk tot 5 bar (en dan hoger) wordt opgevoerd naar de werkdruk, de ontgrendeling in deze toestand schiet (met alle gevolgen van dien), door middel van een tijdelijke mechanische vergrendeling die na installatie handmatig verwijderd dient te worden.Then the aforementioned disconnection function is activated. When the operating pressure falls below 5 bar, tension spring 13a will retract plunger 12a even further. As a result, plunger 12a will make contact with rocker 9 at the location of pivot point 10, which, upon further retraction of plunger 12a, pivots around pivot point 11 and thus forces retraction pin 8a into a retracted position (Figure 5). As a result, coupling halves 6a and 7a are no longer mechanically fixed. Compression spring 14a will subsequently force both coupling halves 6a and 7a apart. The non-return valves in both coupling halves 6a and 7a close so that the remaining liquid from cylinder chamber 15a or supply line 3a cannot leak out. This prevents, on the one hand, during pressureless mounting of the cylinder to the TP or, on the other hand, if the pressure is increased to 5 bar (and then higher) to the operating pressure, the release will shoot into this state (with all the consequences that entails), by means of a temporary mechanical lock that must be removed manually after installation.
In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm {Figuren 6-18) is cilindersamenstelling 1b verbonden met vrouwelijke koppelingshelft 6b en is kleppensamenstelling 18 verbonden met mannelijke koppelingshelft 7b en met aanvoerleiding 3b. Tussen beide koppelingshelften 6b en 7b is drukveer 14b gepositioneerd. Bij installatie van cilindersamenstelling 1b ten opzichte van kleppensamenstelling 18 wordt drukveer 14b ingedrukt en beide koppelingshelften 6b en 7b mechanische gefixeerd door ten minste één terugtrekpen 8b die door drukveer 31 in groef 30 van huls 29 geforceerd wordt. Koppelingshelften 6b en 7b kennen elk een terugslagklep 32, 33 die, wanneer beide koppelingshelften 6b, 7b gekoppeld zijn, elkaar open drukken. Echter wanneer de koppelingshelften 6b, 7b ontkoppeld zijn, vallen de terugslagkleppen 32, 33 dicht om zo olielekkage te voorkomen.In a second preferred embodiment (Figures 6-18), cylinder assembly 1b is connected to female coupling half 6b and valve assembly 18 is connected to male coupling half 7b and supply line 3b. Compression spring 14b is positioned between the two coupling halves 6b and 7b. When installing cylinder assembly 1b relative to valve assembly 18, compression spring 14b is compressed and both coupling halves 6b and 7b are mechanically fixed by at least one retraction pin 8b which is forced into groove 30 of sleeve 29 by compression spring 31. Coupling halves 6b and 7b each have a non-return valve 32, 33 which, when both coupling halves 6b, 7b are coupled, press each other open. However, when the coupling halves 6b, 7b are disconnected, the check valves 32, 33 close to prevent oil leakage.
Volgordekleppen 20 en 21 (Figuur 9), omvatten beide een stelschroef 28, een drukveer 24, een kegel 27 een zitting 22, een radiale afdichting 23, een aanvoeropening 25 en een afvoeropening 26, waarbij de diameter van zitting 22 substantieel kleiner is dan de diameter van radiale afdichtingSequence valves 20 and 21 (Figure 9), both include an adjustment screw 28, a compression spring 24, a cone 27, a seat 22, a radial seal 23, an inlet port 25 and an outlet port 26, the diameter of seat 22 being substantially smaller than the diameter of radial seal
23. Door het, middels het aandraaien van stelschroef 28, instellen van drukveer 24 wordt kegel 27 met een bepaalde kracht in zitting 22 gedrukt. Bij het aanbrengen van een op druk staande vloeistof op aanvoeropening 25 ontstaat een kracht op kegel 27 in de richting van de drukveer 24. Wanneer de druk oploopt tot een vooraf bepaalde of vooraf ingestelde drempelwaarde, die verschilt voor de volgordekleppen 20 en 21, zal de kegel uit de zitting 22 gedrukt worden. De waarde van druk die hiervoor nodig is, is instelbaar door drukveer 24, middels het aandraaien van stelschroef 28, met meer of minder kracht tegen kegel 27 aan te drukken. Wanneer kegel 27 uit zitting 22 is gedrukt zal de op druk staande vloeistof tegen radiale afdichting 23 aan drukken. Door een diameterverschil tussen de zitting 22 en de radiale afdichting 23 zal kegel 27 vervolgens bij een substantieel lagere druk weer terug vallen op zitting 22. De drukval tussen aanvoeropening 25 en afvoeropening 26 is hierdoor geminimaliseerd.23. By adjusting compression spring 24 by tightening adjusting screw 28, cone 27 is pressed into seat 22 with a certain force. When applying a pressurized liquid to feed port 25, a force is created on cone 27 in the direction of compression spring 24. When the pressure increases to a predetermined or preset threshold value, which differs for sequence valves 20 and 21, the cone can be pushed out of the seat 22. The value of pressure required for this can be adjusted by pressing compression spring 24, by means of tightening adjusting screw 28, against cone 27 with more or less force. When cone 27 is pushed out of seat 22, the pressurized fluid will press against radial seal 23. Due to a difference in diameter between the seat 22 and the radial seal 23, cone 27 will subsequently fall back onto seat 22 at a substantially lower pressure. The pressure drop between supply opening 25 and discharge opening 26 is hereby minimized.
Drukveer 24 van de eerste volgordeklep 20 is zodanig afgesteld dat kegel 27 van de eerste volgordeklep 20 opent bij een werkdruk van 600 bar, en sluit bij een werkdruk van 90 bar.Compression spring 24 of the first sequence valve 20 is adjusted such that cone 27 of the first sequence valve 20 opens at a working pressure of 600 bar, and closes at a working pressure of 90 bar.
Drukveer 24 van de tweede volgordeklep 21 is zodanig afgesteld dat kegel 27 van de tweede volgordeklep 21 opent bij een werkdruk van 700 bar, en sluit bij een werkdruk van 100 bar.Compression spring 24 of the second sequence valve 21 is adjusted such that cone 27 of the second sequence valve 21 opens at a working pressure of 700 bar, and closes at a working pressure of 100 bar.
Een eerste stuurklep 19 (Figuur 10) omvat een kogel 35, een zitting 36, een stuurplunjer 39, een eerste drukveer 40, een tweede drukveer 43, een radiale afdichting 41, een eerste aanvoeropening 38, een tweede aanvoeropening 42 en een afvoeropening 37, waarbij de diameter van zitting 36 kleiner is dan de diameter van radiale afdichting 41 en waarbij drukveer 40 geconfigureerd is om stuurplunjer 39 in een blokkeerstand te dwingen. Wanneer stuurplunjer 39 in de blokkeerstand staat, zal kogel 35, door drukveer 43 tegen zitting 36 gedrukt worden. Hierdoor wordt een olie afkomstig van afvoeropening 37 geblokkeerd. Olie die afkomstig is van aanvoeropening 38 zal er voor zorgen dat drukveer 43 ingedrukt wordt en kogel 35 van zitting 36 gelift wordt. Zodanig wordt een oliestroom enkel doorgelaten wanneer deze vanuit aanvoeropening 38 afkomstig is. Echter, wanneer een stuurdruk, afkomstig van afvoeropening 26 van de eerste volgordeklep 20, via aanvoeropening 42 op stuurplunjer 39 drukt, zal deze in een doorlaatstand gedwongen worden. In deze doorlaatstand dwingt stuurplunjer 39 tevens kogel 35 van zitting 36 waardoor een oliestroom tussen aanvoeropening 38 en afvoeropening 37 in beide richtingen wordt doorgelaten. Wanneer de stuurdruk op stuurplunjer 39 onder een bepaalde waarde is gekomen wordt stuurplunjer 39 opnieuw door drukveer 40 in de blokkeerstand gedwongen.A first pilot valve 19 (Figure 10) includes a ball 35, a seat 36, a pilot plunger 39, a first compression spring 40, a second compression spring 43, a radial seal 41, a first supply opening 38, a second supply opening 42 and a discharge opening 37, wherein the diameter of seat 36 is less than the diameter of radial seal 41 and wherein compression spring 40 is configured to urge pilot plunger 39 into a blocking position. When control plunger 39 is in the blocking position, ball 35 will be pressed against seat 36 by compression spring 43. This blocks an oil from discharge opening 37. Oil from feed opening 38 will cause compression spring 43 to compress and lift ball 35 from seat 36. As such, an oil flow is only allowed through when it originates from the supply opening 38. However, when a control pressure from discharge opening 26 of the first sequence valve 20 presses on control plunger 39 via supply opening 42, it will be forced into a forward position. In this passage position, control plunger 39 also forces ball 35 from seat 36, so that an oil flow between inlet opening 38 and outlet opening 37 is allowed to pass in both directions. When the control pressure on control plunger 39 has fallen below a certain value, control plunger 39 is again forced by pressure spring 40 into the blocking position.
Een tweede stuurklep 34 (Figuur 10) omvat een kogel 44, een drukveer 47, een zitting 46, een stuurplunjer 52, een eerste radiale afdichting 51, een tweede radiale afdichting 50, een eerste aanvoeropening 45, een tweede aanvoeropening 53, een derde aanvoeropening 49 en een afvoeropening 48. Zitting 46 is in diameter kleiner dan eerste radiale afdichting 51 en eerste radiale afdichting 51 is in diameter kleiner dan tweede radiale afdichting 50. Wanneer stuurplunjer 52 in een blokkeerstand staat, zal kogel 44, door drukveer 47 tegen zitting 46 gedrukt worden. Hierdoor wordt olie die afkomstig is van aanvoeropening 45 geblokkeerd. Olie die afkomstig is van afvoeropening 48 zal er voor zorgen dat drukveer 47 ingedrukt wordt en kogel 44 van zitting 46 gelift wordt. Zodanig wordt een oliestroom enkel doorgelaten wanneer deze vanuit afvoeropening 48 afkomstig is. Aanvoeropening 53 staat in contact met aanvoerleiding 3b. Wanneer er een stuurdruk via aanvoeropening 53 op stumrplunjer 52 drukt, zal deze in een doorlaatstand gedwongen worden. In deze doorlaatstand dwingt stuurplunjer 52 tevens kogel 44 van zitting 46 waardoor een oliestroom tussen aanvoeropening 45 en afvoeropening 48 in beide richtingen wordt doorgelaten. Omdat radiale afdichting 50 in diameter groter is dan radiale afdichting 51, en omdat het drukverschil op beide afdichtingen vanwege de minimale drukval tussen aanvoeropening 25 en afvoeropening 26 in de eerste volgordeklep 20 niet groter dan 90 bar kan zijn, zal stuurplunjer 52, wanneer een stuurdruk afkomstig van afvoeropening 26 van de eerste volgordeklep 20 via aanvoeropening 49 op stuurplunjer 52 drukt, terug in zijn blokkeerstand gedwongen worden.A second pilot valve 34 (Figure 10) includes a ball 44, a compression spring 47, a seat 46, a pilot plunger 52, a first radial seal 51, a second radial seal 50, a first feed port 45, a second feed port 53, a third feed port 49 and a discharge opening 48. Seat 46 is smaller in diameter than first radial seal 51 and first radial seal 51 is smaller in diameter than second radial seal 50. When pilot plunger 52 is in a blocking position, ball 44 will be pushed against seat 46 by compression spring 47. be printed. This will block oil from inlet opening 45. Oil from discharge port 48 will cause compression spring 47 to compress and lift ball 44 from seat 46. Such an oil flow is only allowed through when it originates from discharge opening 48. Supply opening 53 is in contact with supply line 3b. When a control pressure presses on the plunger 52 via supply opening 53, it will be forced into a forward position. In this passage position, control plunger 52 also forces ball 44 from seat 46, allowing an oil flow between inlet opening 45 and outlet opening 48 to pass in both directions. Because radial seal 50 is larger in diameter than radial seal 51, and because the pressure difference on both seals due to the minimum pressure drop between inlet port 25 and outlet port 26 in the first sequence valve 20 cannot be greater than 90 bar, pilot piston 52 will, when a pilot pressure coming from discharge opening 26 of the first sequence valve 20 via supply opening 49 on control plunger 52, can be forced back into its blocking position.
Terugtrekpen 8b (Figuur 12) omvat een eerste radiale afdichting 54 en een in diameter grotere tweede radiale afdichting 55. Drukveer 31 forceert terugtrekpen 8a in een koppelstand., Wanneer er een stuurdruk, afkomstig van afvoerkanaal 26 van klep 21, via aanvoerkanaal 56 op terugtrekpen 8b drukt, zal deze een ingetrokken positie aannemen die een ontkoppelstand definieert.Retraction pin 8b (Figure 12) includes a first radial seal 54 and a larger diameter second radial seal 55. Compression spring 31 forces retraction pin 8a into an engaging position. 8b, it will assume a retracted position defining a disengage position.
Hierbij wordt het uitstekende deel van terugtrekpen 8b uit groef 30 van huls 29 getrokken en wordt de mechanische verbinding tussen koppelingshelften 6b en 7b verbroken.The protruding part of the retraction pin 8b is hereby pulled out of groove 30 of sleeve 29 and the mechanical connection between coupling halves 6b and 7b is broken.
Figuur 13 toont een schematische weergave van een hydraulisch schema van de koppeling volgens de tweede voorkeursuitvoeringsvorm.Figure 13 shows a schematic representation of a hydraulic diagram of the coupling according to the second preferred embodiment.
De werking van de koppeling zal nu aan de hand van de Figuren 14-17 nader worden toegelicht.The operation of the coupling will now be explained in more detail with reference to Figures 14-17.
Figuren 14-17 corresponderen met Figuur 13, doch zijn verder verduidelijkt door de respectievelijke kleppen, d.w.z. de eerste stuurklep 19, de eerste volgordeklep 20, de tweede volgordeklep 21 en de tweede stuurklep 34, alsmede de terugtrekpennen 8b, hierin als fysieke component te tonen.Figures 14-17 correspond to Figure 13, but are further illustrated by showing the respective valves, i.e., the first pilot valve 19, the first sequence valve 20, the second sequence valve 21 and the second pilot valve 34, as well as the retraction pins 8b, herein as a physical component. .
Na installatie kan de eerder genoemde arbeidsfunctie (Figuur 14) uitgevoerd worden.After installation, the aforementioned work function (Figure 14) can be performed.
Een werkdruk van 500 bar wordt aangebracht door pomp 4b in aanvoerleiding 3b en derhalve in cilinderkamer 15b.A working pressure of 500 bar is applied by pump 4b in supply line 3b and thus in cylinder chamber 15b.
Zodanig zal de cilinder 1b de applicatie vervullen waarvoor deze tijdens normale werking bedoeld is.As such, the cylinder 1b will fulfill the application for which it is intended during normal operation.
Vanwege de druk in aanvoerleiding 3b zal stuurplunjer 52 van klep 34 in zijn tweede positie gedwongen worden.Due to the pressure in supply line 3b, control plunger 52 of valve 34 will be forced into its second position.
Hierdoor zal de oliestroom door klep 34 in beide richtingen doorgelaten worden.This will allow the oil flow through valve 34 to pass in both directions.
Stuurplunjer 39 van klep 19 wordt door drukveer 40 in zijn eerste positie gedwongen, hierdoor zal klep 19 enkel een oliestroom in de richting van cilinder 1b toelaten.Pilot plunger 39 of valve 19 is forced into its first position by compression spring 40, as a result of this valve 19 will only allow an oil flow in the direction of cylinder 1b.
Hierdoor kan, desgewenst, de druk uit aanvoerleiding 3b middels klep 16b ontlast worden, zonder dat cilinderkamer 15b ontlast wordt.As a result, if desired, the pressure from supply line 3b can be relieved by means of valve 16b, without the cylinder chamber 15b being relieved.
Hierdoor wordt het risico op leidingbreuk verminderd.This reduces the risk of pipe rupture.
De eerder genoemde en optionele evacueerfunctie (Figuur 15) wordt geactiveerd wanneer pomp 4b de druk in leiding 3b, kleppensamenstelling 18 en cilindersamenstelling 1b ophoogt naar 600 bar.The aforementioned and optional evacuation function (Figure 15) is activated when pump 4b increases the pressure in line 3b, valve assembly 18 and cylinder assembly 1b to 600 bar.
Kegel 27 van de eerste volgordeklep 20 opent hierdoor, waarna de op druk staande vloeistof via afvoeropening 26 van de eerste volgordeklep 20 naar aanvoeropening 42 van de eerste stuurklep 19 en naar aanvoeropening 49 van de tweede stuurklep 34 stroomt.Cone 27 of the first sequence valve 20 hereby opens, after which the pressurized liquid flows via outlet opening 26 of the first sequence valve 20 to inlet opening 42 of the first control valve 19 and to inlet opening 49 of the second control valve 34.
Stuurplunjer 39 van de eerst stuurklep 19 verplaatst hierdoor naar zijn tweede positie waardoor de eerste stuurklep 19 een oliestroom in beide richtingen doorlaat.Pilot plunger 39 of the first pilot valve 19 thereby moves to its second position, causing the first pilot valve 19 to pass an oil flow in both directions.
Stuurplunjer 52 van de tweede stuurklep 34 verplaatst terug naar zijn eerste positie, en de tweede stuurklep 34 zal hierdoor enkel nog een oliestroom vanuit cilindersamenstelling 1b richting pomp 4b toelaten.Pilot plunger 52 of the second pilot valve 34 moves back to its first position, and the second pilot valve 34 will therefore only permit an oil flow from cylinder assembly 1b towards pump 4b.
Wanneer de druk van aanvoerleiding 3b middels klep 16b ontlast wordt, zal de olie vanuit cilinderkamer 15b terug in tank 17b stromen.When the pressure of supply line 3b is relieved by means of valve 16b, the oil will flow from cylinder chamber 15b back into tank 17b.
Hierdoor zal cilindersamenstelling 1b ontlast en ten minste gedeeltelijk terug ingetrokken worden.This will relieve cylinder assembly 1b and be at least partially retracted.
Wanneer de cilindersamenstelling 1b voldoende terug in is geschoven kan de eerder genoemde ontkoppelfunctie geactiveerd worden.When the cylinder assembly 1b has been pushed back sufficiently, the aforementioned uncoupling function can be activated.
Pomp 4b bouwt opnieuw druk op in aanvoerleiding 3b en kleppensamenstelling 18, omdat de tweede stuurklep 34 oliestroom in de richting van cilindersamenstelling 1b blokkeert, zal de olie niet in cilinderkamer 15b stromen.Pump 4b again builds up pressure in supply line 3b and valve assembly 18, because the second pilot valve 34 blocks oil flow in the direction of cylinder assembly 1b, the oil will not flow into cylinder chamber 15b.
De druk wordt verder opgebouwd tot 700 bar waarna de tweede volgordeklep 21 opent.The pressure is further built up to 700 bar, after which the second sequence valve 21 opens.
Via de afvoeropening 26 van de tweede volgordeklep 21 wordt de terugtrekpen 8b zodanig teruggetrokken dat koppelingshelften 6b en 7b niet langer mechanisch gefixeerd zijn en door drukveer 14b uit elkaar worden gedrukt. De terugslagkleppen 32 en 33 in beide koppelingshelften 6b en 7b vallen dicht waardoor de overgebleven olie uit cilinderkamer 15b danwel aanvoerleiding 3b niet naar buiten kan lekken.Via the discharge opening 26 of the second sequence valve 21, the retraction pin 8b is withdrawn such that coupling halves 6b and 7b are no longer mechanically fixed and are pushed apart by compression spring 14b. The non-return valves 32 and 33 in both coupling halves 6b and 7b close so that the remaining oil from cylinder chamber 15b or supply line 3b cannot leak out.
Na het uitvoeren van de beschreven functies kan kleppensamenstelling 18 door de gebruiker teruggehaald worden. De stuurkleppen 19 en 34 dienen gereset te worden om nogmaals gebruikt te worden. Middels het indrukken van drukknop 57 (Figuur 18) wordt stuurpen 27 van zowel klep 20 als klep 21 gelijktijdig ingedrukt. Alle overgebleven restdruk kan hierdoor verdwijnen en alle kleppen komen hierdoor in hun oorspronkelijke uitgangspositie.After performing the described functions, valve assembly 18 can be retrieved by the user. Control valves 19 and 34 must be reset to be used again. By pressing push button 57 (Figure 18), stem 27 of both valve 20 and valve 21 is pressed simultaneously. All remaining residual pressure can then disappear and all valves return to their original starting position.
Volgens een derde voorkeursuitvoeringsvorm, die is getoond in Figuren 19 — 24, In Figuur 20 is getoond hoe cilindersamenstelling Ic is verbonden met vrouwelijke koppelingshelft 6c en is mannelijke koppelingshelft 59 verbonden met aanvoerleiding 3b. Tussen beide koppelingshelften Gc en 59 is drukveer 14c gepositioneerd. Bij installatie van cilindersamenstelling lc ten opzichte van koppelingshelft 59 wordt drukveer 14b ingedrukt en worden beide koppelingshelften 6c en 59 mechanisch gefixeerd door ten minste één terugtrekpen 8c die door drukveer 31c in groef 30c van huls 29c gedwongen wordt.According to a third preferred embodiment, shown in Figures 19-24, Figure 20 shows how cylinder assembly Ic is connected to female coupling half 6c and male coupling half 59 is connected to supply line 3b. Compression spring 14c is positioned between the two coupling halves Gc and 59. When installing cylinder assembly 1c relative to coupling half 59, compression spring 14b is compressed and both coupling halves 6c and 59 are mechanically fixed by at least one retraction pin 8c urged by compression spring 31c into groove 30c of sleeve 29c.
Koppelingshelft 6c bevat een terugslagklep 32c die een oliestroom in de richting van cilindersamenstelling ic toelaat en in de andere richting blokkeert. Koppelingshelft 59 bevat een stelschroef 60, een eerste drukveer 61, een tweede drukveer 65, een derde drukveer 67, een stuurplunjer 62, een blokkeerpen 66, een kogel 63, een eerste zitting 68, een tweede zitting 69, een radiale afdichting 70, ten minste één terugtrekpen 8c en een omschakelklep 64 die bij 700 bar opent. Met behulp van stelschroef 60 kan drukveer 61 zodanig afgesteld worden dat stuurplunjer 62 in een eerste positie zittend op zitting 69 bij een werkdruk van 600 bar opent. Omdat radiale afdichting 70 in diameter groter is dan zitting 69 neemt stuurplunjer 62 na het openen een tweede imgedrukte positie aan. Deze tweede positie van stuurplunjer 62 wordt mechanisch geborgd door blokkeerpen 66 die door drukveer 65 voor stuurplunjer 62 wordt gedrukt (Figuur 21A en 21B).Clutch half 6c includes a non-return valve 32c which allows oil flow in the direction of cylinder assembly ic and blocks it in the other direction. Coupling half 59 includes a set screw 60, a first compression spring 61, a second compression spring 65, a third compression spring 67, a control plunger 62, a locking pin 66, a ball 63, a first seat 68, a second seat 69, a radial seal 70, at least one retraction pin 8c and a changeover valve 64 opening at 700 bar. With the aid of adjusting screw 60, compression spring 61 can be adjusted such that control plunger 62 opens in a first position sitting on seat 69 at an operating pressure of 600 bar. Since radial seal 70 is larger in diameter than seat 69, pilot plunger 62 assumes a second depressed position upon opening. This second position of control plunger 62 is mechanically locked by blocking pin 66 which is pushed by compression spring 65 for control plunger 62 (Figures 21A and 21B).
Wanneer stuurplunjer 62 in zijn eerste positie staat wordt kogel 63 uit zitting 68 gedrukt.When pilot plunger 62 is in its first position, ball 63 is pushed out of seat 68.
Wanneer stuurplunjer 62 in zijn tweede positie staat wordt kogel 63 door drukveer 67 terug op zijn zitting 68 gedrukt en wordt terugslagklep 32c van koppelingshelft 6c door stuurplunjer 62 open gedrukt. Wanneer de op 700 bar ingestelde omschakelklep 64 geopend wordt drukt de ole daarachter, terugtrekpen 8c in een ingeschoven positie waardoor deze niet meer in groef 30c van huls 29c steekt. Op dat moment zijn koppelingshelften 6c en 59 niet langer mechanisch gefixeerd en drukt drukveer 14c beide koppelingshelften uit elkaar.When pilot plunger 62 is in its second position, ball 63 is pushed back onto its seat 68 by compression spring 67 and clutch half 6c check valve 32c is pushed open by pilot plunger 62. When the changeover valve 64 set at 700 bar is opened, the ole behind it pushes the retraction pin 8c into a retracted position so that it no longer protrudes into groove 30c of sleeve 29c. At this point, coupling halves 6c and 59 are no longer mechanically fixed and compression spring 14c pushes both coupling halves apart.
Na installatie kan de eerder genoemde arbeidsfunctie uitgevoerd worden. Een werkdruk van 500 bar wordt aangebracht door pomp 4c in aanvoerleiding 3c en derhalve in cilinderkamer 15c. Zodanig zal de cilinder 1c de applicatie vervullen waarvoor deze tijdens normale werking bedoeld is. Stuurplunjer 62 staat in zijn eerste positie, hierdoor zal de oliestroom door terugslagklep 32c enkel richting cilindersamenstelling lc doorgelaten worden. Hierdoor kan, desgewenst, de druk uit aanvoerleiding 3c middels klep 16c ontlast worden, zonder dat cilinderkamer 15c ontlast wordt. Hierdoor wordt het risico op leidingbreuk verminderd.After installation, the aforementioned work function can be performed. A working pressure of 500 bar is applied by pump 4c in supply line 3c and thus in cylinder chamber 15c. As such, the cylinder 1c will fulfill the application for which it is intended during normal operation. Pilot plunger 62 is in its first position, this will allow the oil flow through check valve 32c to pass only towards cylinder assembly 1c. As a result, if desired, the pressure from supply line 3c can be relieved by means of valve 16c, without the cylinder chamber 15c being relieved. This reduces the risk of pipe rupture.
De eerder genoemde en optionele evacueerfunctie wordt geactiveerd wanneer pomp 4c de druk in leiding 3c, koppelingshelft 59 en cilindersamenstelling 1c ophoogt naar 600 bar. Stuurplunjer 62 verplaatst hierdoor naar zijn tweede positie, waarna terugslagklep 32c geopend is, kogel 63 op zitting 68 valt en hierdoor enkel nog een oliestroom vanuit cilindersamenstelling 1c richting pomp 4c toelaten. Wanneer de druk van aanvoerleiding 3c middels klep 16c ontlast wordt, zal de olie vanuit cilinderkamer 15c terug in tank 17c stromen. Hierdoor zal cilindersamenstelling Ic ontlast en ten minste gedeeltelijk terug ingetrokken worden. Wanneer de cilindersamenstelling lc voldoende terug in is geschoven kan de eerder genoemde ontkoppel functie geactiveerd worden. Pomp 4c bouwt opnieuw druk op in aanvoerleiding 3c en koppelingshelft 59, omdat kogel 63 oliestroom in de richting van cilindersamenstelling Ic blokkeert, zal de olie niet in cilinderkamer 15c stromen. De druk wordt verder opgebouwd tot 700 bar waarna omschakelklep 64 opent.The aforementioned and optional evacuation function is activated when pump 4c increases the pressure in line 3c, coupling half 59 and cylinder assembly 1c to 600 bar. As a result, control plunger 62 moves to its second position, after which non-return valve 32c is opened, ball 63 falls on seat 68 and as a result only allows an oil flow from cylinder assembly 1c towards pump 4c. When the pressure of supply line 3c is relieved by means of valve 16c, the oil will flow from cylinder chamber 15c back into tank 17c. This will relieve cylinder assembly Ic and be at least partially retracted. When the cylinder assembly 1c has been pushed back sufficiently, the aforementioned disconnect function can be activated. Pump 4c again builds up pressure in supply line 3c and coupling half 59, because ball 63 blocks oil flow in the direction of cylinder assembly Ic, oil will not flow into cylinder chamber 15c. The pressure is further built up to 700 bar, after which switchover valve 64 opens.
Terugtrekpen 8c wordt zodanig teruggetrokken dat koppelingshelften 6c en 59 niet langer mechanisch gefixeerd zijn en door drukveer 14c uit elkaar worden gedrukt. De terugslagklep 32¢ in koppelingshelft 6c valt dicht, kogel 63 was al dicht, waardoor de overgebleven olie uit cilinderkamer 15c danwel aanvoerleiding 3c niet naar buiten kan lekken.Retraction pin 8c is retracted such that coupling halves 6c and 59 are no longer mechanically fixed and are pushed apart by compression spring 14c. The non-return valve 32 ¢ in coupling half 6c closes, ball 63 was already closed, so that the remaining oil from cylinder chamber 15c or supply line 3c cannot leak out.
Na het uitvoeren van de beschreven functies dient koppelingshelft 59 handmatig gereset te 29 worden. Dit gebeurd door blokkeerpen 66 terug in zijn ingeschoven positie te dwingen.After performing the described functions, coupling half 59 must be reset manually 29. This is done by forcing blocking pin 66 back into its retracted position.
Tot slot dient opgemerkt, dat de door de onderhavige openbaarmaking geboden oplossing voor het probleem van olie lekkage nog op andere manieren kan worden verwezenlijkt, binnen het kader van de onderhavige openbaarmaking, Figuur 23 toont een ontgrendeling tussen het overgangsdeel / transition piece (TP) en de cilinder, waar de aanvoerleiding 3 naar de koppeling met ontgrendeling 8 daarin loopt, en vervolgens een verdere leiding van de koppeling naar de cilinder. Als grout 71 is uitgehard, waarbij de cilinders 1 fungeren als fixeercilinders 72 gedurende het uitharden vanaf de TP de monopile (MP) aangrijpen om de TP ten opzichte van de MP te immobiliseren in een met de stelcilinders 73 bewerkstelligde kaarsrechte stand, om te compenseren voor enige schuinstand van de MP, kan de koppeling worden aangestuurd om te ontgrendelen waarna de fixeercilinders 1, 72 loskomen van de TP en aldus recupereerbaar zijn. Aldus is olielekkage met zekerheid te voorkomen, Echter, de recupereerbare fixeercilinder 1, 72 zou idealiter zo degelijk moeten worden gemaakt dat hij na geruime tijd, bij voorbeeld twee weken, onder water nog naar behoren functioneert en voor een volgend project in te zetten is, hetgeen kosten verhogend zou kunnen werken. Projectleiders in de offshore wind worden tot op de dag van vandaag afgerekend op het resultaat van hun project, in termen van snelheid en kosten. Die projectleiders zoeken daarom tegenwoordig nog veelal naar de goedkoopste oplossing voor hun project, en hebben vooralsnog minder oog niet voor de lange termijn.Finally, it should be noted that the solution to the problem of oil leakage offered by the present disclosure can be realized in other ways, within the scope of the present disclosure, Figure 23 shows an unlocking between the transition piece / transition piece (TP) and the cylinder, where the supply line 3 to the clutch with release 8 runs therein, and then a further line from the clutch to the cylinder. When grout 71 has hardened, the cylinders 1 acting as fixing cylinders 72 during curing from the TP engage the monopile (MP) to immobilize the TP relative to the MP in a dead straight position achieved with the adjusting cylinders 73, to compensate for after some inclination of the MP, the clutch can be controlled to unlock, after which the fixing cylinders 1, 72 become detached from the TP and are thus recoverable. Oil leakage can thus be prevented with certainty. However, the recoverable fixing cylinder 1, 72 should ideally be made so solid that it will still function properly after some time, for example two weeks, under water and can be used for a next project, which could increase costs. To this day, project leaders in offshore wind are judged on the result of their project, in terms of speed and costs. These project leaders are therefore still often looking for the cheapest solution for their project, and as yet have less of an eye for the long term.
Voor de uitvoeringsvorm in figuur 24 geldt eveneens dat de daarin als fixeercilinders 72 toegepaste cilinders 1 recupereerbaar zijn, omdat die in het binnenste van een MP en TP samenstel worden aangebracht. Dit kan een aanvullende / alternatieve ontwikkeling, afzonderlijk van het met druk in een enkele aanvoerleiding sturen van de werking van de ontgrendeling, zoals in de voorgaand beschreven uitvoeringvormen. Daarbij worden gaten of doorgangen 74 in de wand van de MP aangebracht en wordt door elk gat of opening 74 heen een zuigerstang 75 van een fixeercilinder 1, 72 gestoken. Als de fixeercilinders 1, 72 worden bekrachtigd met hydraulische vloeistof onder druk, wordt de TP geïmmobiliseerd ten opzichte van de MP, hetgeen dus niet eerder plaatsvindt dan dat de stelcilinders 73 ten minste een begin hebben gemaakt met het kaarsrecht uitlijnen van de TP op de MP. De fixeercilinders 1, 72 kunnen aan de MP worden vastgemaakt, onder tussenkomst van een aan de MP gelaste steun of bok, of direct aan de MP worden vastgelast. Na het uitharden van het grout 71, kunnen de fixeercilinders 1, 72 van binnenuit worden verwijderd. Omdat de fixeercilinders 1, 72 hierbij boven de waterlijn 76 aan te brengen zijn, kunnen zelfs vereenvoudigingen aan de fixeercilinders 1, 72 denkbaar zijn ten opzichte van de fixeercilinders 1, 72 buiten het TP en MP samenstel, zoals in voorgaand beschreven uitvoeringsvormen, en kunnen naar verwachting gemakkelijker hergebruikt worden tegen geringere kosten. Plaatsing van de fixeercilinders 1, 72 ter hoogte van de stelcilinders 73 kan voorkomen dat er gaten in de MP moeten worden aangebracht. Echter, dan is de kaarsrechte uitlijning wellicht moeilijker te bereiken, en bovendien kunnen gaten in de MP na het uitharden van het grout 71 en verwijdering van de fixeercilinders 1, 72 worden gedicht en in ruimtes tussen de gaten of openingen 74 en de daarin stekende zuigerstangen 75 kunnen worden gedicht, zodat grout 71 niet tijdens het storten of uitharden daarvan langs de zaigerstangen 75 in de binnenruimte van de samengestelde MP en TP kan vloeien.For the embodiment in Fig. 24, it also holds that the cylinders 1 used therein as fixing cylinders 72 are recyclable, because they are arranged in the interior of an MP and TP assembly. This may be an additional / alternative development separate from pressure controlling the operation of the release in a single supply line, as in the previously described embodiments. Holes or passages 74 are thereby made in the wall of the MP and a piston rod 75 of a fixing cylinder 1, 72 is inserted through each hole or opening 74. When the fix cylinders 1, 72 are energized with hydraulic fluid under pressure, the TP is immobilized with respect to the MP, thus not until the adjusting cylinders 73 have at least begun to align the TP perfectly straight with the MP . The fixation cylinders 1, 72 can be attached to the MP, through a bracket or trestle welded to the MP, or welded directly to the MP. After the grout 71 has hardened, the fixing cylinders 1, 72 can be removed from the inside. Since the fixing cylinders 1, 72 can be arranged above the waterline 76, even simplifications to the fixing cylinders 1, 72 can be envisaged with respect to the fixing cylinders 1, 72 outside the TP and MP assembly, as in the embodiments described above, and can be expected to be more easily reused at a lower cost. Placing the fixing cylinders 1, 72 at the height of the adjusting cylinders 73 may prevent holes having to be made in the MP. However, then the dead straight alignment may be more difficult to achieve, and in addition, holes in the MP after curing of the grout 71 and removal of the fixing cylinders 1, 72 can be plugged and in spaces between the holes or openings 74 and the piston rods protruding therein. 75 can be sealed so that grout 71 cannot flow along the sowing rods 75 into the interior of the composite MP and TP during pouring or curing thereof.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het op basis van druk in een aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c selectief koppelen of ontkoppelen van een tussen de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c en een cilinder 1, la, 1b, lc aangebrachte koppeling met een ontgrendeling 8, 8a, 8b, 8c, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende werkdruk om op basis hiervan hydraulische vloeistof aan de cilinder 1, 1a, 1b, lc te verschaffen; en - het verschaffen van een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk voor: - het activeren van afsluiters 32, 33 in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c en aan de cilinder 1, 1a, 1b. lc; en - het activeren van een ontgrendeling 8, 8a, 8b, 8c die de Koppeling ontkoppelt.The invention relates to a method for selectively coupling or uncoupling, on the basis of pressure, in a supply line 3, 3a, 3b, 3c a device arranged between the supply line 3, 3a, 3b, 3c and a cylinder 1, 1a, 1b, 1c. coupling with an unlocking device 8, 8a, 8b, 8c, comprising the steps of: - providing an operating pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c to supply hydraulic fluid to the cylinder 1, 1a, 1b, lc on the basis thereof to provide; and - providing an uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c for: - activating valves 32, 33 in the supply line 3, 3a, 3b, 3c and at the cylinder 1, 1a, 1b. lc; and - activating a release 8, 8a, 8b, 8c that disengages the Clutch.
Volgens de in Figuren 3-23 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het, na het ontkoppelen van de koppeling met de cilinder 1, la, ib, lc, wegnemen van de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c met de daaraan verbonden koppeling en, bij voorkeur, de stap van het achterlaten van de cilinder 1, 1a, 1b, lc aan een funderingsconstructie MP.According to the preferred embodiment shown in Figures 3-23, the method further comprises the step of, after uncoupling the coupling with the cylinder 1, 1a, ib, 1c, removing the supply line 3, 3a, 3b, 3c with the connected coupling and, preferably, the step of leaving the cylinder 1, 1a, 1b, lc on a foundation structure MP.
Het is echter denkbaar dat, zoals getoond in Figuren 24 en 27, de cilinder 1 wordt ontkoppeld van de funderingsconstructie MP, waarbij de koppeling en cilinder 1 tezamen met de aanvoerleiding 3 wegneembaar zijn.However, it is conceivable that, as shown in Figures 24 and 27, the cylinder 1 is disconnected from the foundation structure MP, whereby the coupling and cylinder 1 together with the supply line 3 are removable.
Volgens de in Figuren 3-23 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm wordt de cilinder 1, 1a, 1b, Ic, Id achtergelaten aan de funderingsconstructie MP. Om te voorkomen dat hydraulische vloeistof naar de omgeving kan lekken zodra de koppeling de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c van de cilinder 1, 1a, 1b, Ic ontkoppelt, omvat de werkwijze bij voorkeur verder de stap van het, voorafgaand aan het ontkoppelen van de koppeling, bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende evacuatiedruk uit de cilinder evacueren van de hydraulische vloeistof.According to the preferred embodiment shown in Figures 3-23, the cylinder 1, 1a, 1b, Ic, Id is left on the foundation structure MP. In order to prevent hydraulic fluid from leaking to the environment as soon as the coupling disconnects the supply line 3, 3a, 3b, 3c from the cylinder 1, 1a, 1b, Ic, the method preferably further comprises the step of prior to disconnecting of the coupling, at an evacuation pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, evacuate the hydraulic fluid from the cylinder.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze omvat deze de stap van het in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c verschaffen van de evacuatiedruk met een drukniveau dat lager is dan het drukniveau van de werkdruk. In de cilinder 1, 1a, 1b, Ic, kan een drukveer 13b zijn voorzien die een cilinderkamer 15b leeg drukt, waardoor er een evacuatie van de hydraulische vloeistof uit de cilinder 1, la, 1b, Ic kan plaatsvinden.According to a preferred embodiment of the method, it comprises the step of providing the evacuation pressure in the supply line 3, 3a, 3b, 3c at a pressure level lower than the pressure level of the operating pressure. In the cylinder 1, 1a, 1b, Ic, a compression spring 13b may be provided which presses a cylinder chamber 15b empty, whereby an evacuation of the hydraulic fluid from the cylinder 1, 1a, 1b, Ic can take place.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze het, voorafgaand aan het instellen van de evacuatiedruk, verschaffen van een evacuatiestand-insteldruk. De koppeling kan bij deze evacuatiestand-insteldruk worden ingesteld voor een daarna volgende evacuatie van de hydraulische vloeistof uit de cilinder 1, la, ib, lc.According to a further preferred embodiment, the method comprises of providing an evacuation position setting pressure prior to setting the evacuation pressure. The clutch can be set at this evacuation position set pressure for subsequent evacuation of the hydraulic fluid from the cylinder 1, 1a, ib, 1c.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de evacuatiestand-insteldruk het verhogen van de in de aanvoerleiding 3, 3b, 3c heersende druk van het niveau van de werkdruk tot een hogere druk dan het drukniveau van de evacuatiestand- insteldruk. Van de bij de in Figuren 6-18 getoonde uitvoeringsvorm wordt de evacuatiestand- insteldrok als een drukniveau op 600 bar in Figuur 25 weergegeven.According to a still further preferred embodiment, providing the evacuation position setting pressure comprises increasing the pressure prevailing in the supply line 3, 3b, 3c from the level of the working pressure to a higher pressure than the pressure level of the evacuation position setting pressure. Of the embodiment shown in Figures 6-18, the evacuation mode setting skirt is shown as a pressure level at 600 bar in Figure 25.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de in de aanvoerleiding 3, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk het verschaffen van een ontkoppeldruk met een hogere druk dan het drukniveau van de evacuatiedruk. Van de bij de in Figuren 6-18 getoonde uitvoeringsvorm wordt de ontkoppeldruk als een drukniveau op 700 bar in Figuur 25 weergegeven.According to a still further preferred embodiment, the provision of the uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3b, 3c comprises of providing a disconnection pressure with a higher pressure than the pressure level of the evacuation pressure. For the embodiment shown in Figures 6-18, the disconnect pressure is shown as a pressure level at 700 bar in Figure 25.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de in de aanvoerleiding 3, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk het verschaffen van een ontkoppeldruk met een hogere druk dan het drukniveau van de werkdruk. Van de bij de in Figuren 6-18 getoonde uitvoeringsvorm wordt de werkdruk als een drukniveau op 500 bar in Figuur 25 weergegeven.According to a still further preferred embodiment, the provision of the uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3b, 3c comprises of providing a disconnection pressure with a higher pressure than the pressure level of the operating pressure. For the embodiment shown in Figures 6-18, the operating pressure is shown as a pressure level at 500 bar in Figure 25.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de in de aanvoerleiding 3, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk het verschaffen van een ontkoppeldruk met een hogere druk dan het drukniveau van de evacuatiestand-insteldruk. In Figuur 26 is de evacuatie- insteldruk getoond op 600 bar en de ontkoppeldruk op 700 bar.According to a still further preferred embodiment, the provision of the uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3b, 3c comprises of providing a disconnection pressure with a higher pressure than the pressure level of the evacuation position set pressure. In Figure 26 the evacuation set pressure is shown at 600 bar and the disconnect pressure at 700 bar.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm fungeert ten minste één van de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34, bij een in de aanvoerleiding 3, 3b, 3c heersende evacuatiedruk, selectief als een terugslagklep die stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 1a, Ib, Ic vandaan doorlaat en stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder 1, la, 1b, lc toe te blokkeert.According to a still further preferred embodiment, at least one of the first control valve 19 and the second control valve 34, at an evacuation pressure prevailing in the supply line 3, 3b, 3c, selectively functions as a non-return valve preventing flow of hydraulic fluid from the cylinder 1, 1a, Ib , Ic from passage and block flow of hydraulic fluid to the cylinder 1, 1a, 1b, 1c.
Volgens een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de evacuatiedruk het verlagen van de in de aanvoerleiding 3, 3a heersende druk van het niveau van de werkdruk tot een lager drukniveau van de evacuatiedruk. Van de bij de in Figuren 3-5 getoonde uitvoeringsvorm wordt de evacuatiedruk als een drukniveau op 5 bar in Figuur 26 weergegeven, wat lager is dan de werkdruk van 500 bar.According to an alternative preferred embodiment, providing the evacuation pressure comprises reducing the pressure prevailing in the supply line 3, 3a from the level of the working pressure to a lower pressure level of the evacuation pressure. For the embodiment shown in Figures 3-5, the evacuation pressure is shown as a pressure level at 5 bar in Figure 26, which is lower than the working pressure of 500 bar.
Volgens een verdere alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat het verschaffen van de in de aanvoerleiding 3, 3a heersende ontkoppeldruk het verschaffen van een ontkoppeldruk met een lagere druk dan het drukniveau van de evacuatiedruk. Van de bij de in Figuren 3-5 getoonde uitvoeringsvorm wordt de ontkoppeldruk als een drukniveau lager dan 5 bar in Figuur 26 weergegeven.According to a further alternative preferred embodiment, the provision of the uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3a comprises of providing a disconnection pressure with a lower pressure than the pressure level of the evacuation pressure. For the embodiment shown in Figures 3-5, the disconnect pressure is shown as a pressure level lower than 5 bar in Figure 26.
De getoonde voorkeursuitvoeringsvormen tonen een koppeling voor het koppelen, respectievelijk ontkoppelen, van een met de koppeling verbonden aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c met/van een cilinder, la, ib, 1c, omvattende: - een hydraulisch bestuurbare ontgrendeling; en - een ten minste met de ontgrendeling verbonden hydraulische besturing, welke is ingericht om: - bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende werkdruk, hydraulische vloeistof aan de cilinder 1, 1a, tb, Ic te verschaffen; en - bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk,de ontgrendeling te activeren en de koppeling te ontkoppelen.The shown preferred embodiments show a coupling for coupling or uncoupling, respectively, a supply line 3, 3a, 3b, 3c connected to the coupling with / from a cylinder, 1a, ib, 1c, comprising: - a hydraulically controllable unlocking; and - a hydraulic control connected at least to the unlocking device, which is designed to: - supply hydraulic fluid to the cylinder 1, 1a, tb, Ic at an operating pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c; and - at an uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, to activate the unlocking and to disconnect the coupling.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling is deze Koppeling ingericht om na ontkoppeling met de cilinder 1, la, 1b, lc verbonden te blijven met de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c.According to a preferred embodiment of the coupling, this coupling is designed to remain connected to the supply line 3, 3a, 3b, 3c after uncoupling from the cylinder 1, 1a, 1b, 1c.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling is de hydraulische besturing ingericht om bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende evacuatiedruk, de hydraulische vloeistof uit de cilinder 1, la, 1b, Ic te evacueren.According to a further preferred embodiment of the coupling, the hydraulic control is designed to evacuate the hydraulic fluid from the cylinder 1, 1a, 1b, Ic at an evacuation pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling omvat deze verder afsluiters 32, 33 aan de cilinder 1, 1a, 1b, lc en aan de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c, waarbij de afsluiters 32, 33 te activeren zijn door het activeren van de ontgrendeling.According to a still further preferred embodiment of the coupling, this further comprises valves 32, 33 on the cylinder 1, 1a, 1b, 1c and on the supply line 3, 3a, 3b, 3c, wherein the valves 32, 33 can be activated by activating the release.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling omvat deze verder een eerste stuurklep 19 en een tweede stuurklep 34 die zijn ingericht om, bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende werkdruk, ten minste stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder 1, 1a, 1b, 1c door te laten. In de praktijk is elke van de eerste en de tweede stuurklep ingericht om bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende werkdruk, ten minste stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder door te laten.According to a still further preferred embodiment of the coupling, it further comprises a first control valve 19 and a second control valve 34 which are arranged to, at a working pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, at least flow of hydraulic fluid to the cylinder 1. , 1a, 1b, 1c. In practice, each of the first and the second control valve is arranged to allow at least flow of hydraulic fluid to pass to the cylinder at an operating pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoermgsvorm van de koppeling zijn de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34 ingericht om, bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3C heersende werkdruk, stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 1a, 1b, le vandaan te blokkeren.According to a still further preferred embodiment of the coupling, the first control valve 19 and the second control valve 34 are arranged to allow, at an operating pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3C, the flow of hydraulic fluid from the cylinder 1, 1a, 1b, le away from it.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling is één van de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34 is ingericht om, bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3¢ heersende werkdruk, te fungeren als terugslagklep die stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 14, 1b, Ic vandaan blokkeert. In de getoonde tweede uitvoeringsvorm vervult de tweede stuurklep 34 deze functie.According to a still further preferred embodiment of the coupling, one of the first control valve 19 and the second control valve 34 is arranged to function, at an operating pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3 ¢, as a non-return valve preventing flow of hydraulic fluid from the cylinder 1, 14, 1b, Ic blocks away. In the second embodiment shown, the second control valve 34 performs this function.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoermgsvorm van de koppeling zijn de eerste stuwrklep 19 en de tweede stuurklep 34 verder elk ingericht om, na het bereiken van een evacuatiestand-insteldruk en bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende evacuatiedruk, stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 1a, 1b, lc vandaan door te laten.According to a still further preferred embodiment of the coupling, the first propellant valve 19 and the second control valve 34 are further each adapted to, after an evacuation position setting pressure has been reached and at an evacuation pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, fluid through the cylinder 1, 1a, 1b, lc.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling is ten minste één van de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34 ingericht om, bij de in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende evacuatiedruk, selectief te fungeren als een terugslagklep die is ingericht om stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 1a, 1b, lc vandaan door te laten en stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder 1, 1a, Ib, Ic toe te blokkeren. In de getoonde tweede uitvoeringsvorm vervult de tweede stuurklep 34 deze functie.According to a still further preferred embodiment of the coupling, at least one of the first control valve 19 and the second control valve 34 is arranged to function selectively, at the evacuation pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, as a non-return valve which is adapted to to pass flow of hydraulic fluid away from the cylinder 1, 1a, 1b, 1c and block flow of hydraulic fluid to the cylinder 1, 1a, Ib, Ic. In the second embodiment shown, the second control valve 34 performs this function.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling is ten minste één van de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34 ingericht om, bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk, selectief te fungeren als een terugslagklep die is ingericht om stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder 1, 1a, 1b, Ic toe te blokkeren. In de getoonde tweede uitvoeringsvorm vervult de tweede stuurklep 34 deze functie.According to a still further preferred embodiment of the coupling, at least one of the first control valve 19 and the second control valve 34 is arranged to function selectively as a non-return valve at an uncoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c. block flow of hydraulic fluid to the cylinder 1, 1a, 1b, Ic. In the second embodiment shown, the second control valve 34 performs this function.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling omvat deze een volgordeklep 20 die is ingericht om bij de in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende evacuatiestand-insteldruk of de ontkoppeldruk stroming door te laten naar de eerste stuurklep 19 en de tweede stuurklep 34, waarbij: - de eerste stuurklep 19 is ingericht om op basis van deze doorgelaten stroming te worden ontheven van een instelling als terugslagklep; en - de tweede stuurklep 34 is ingericht om op basis van deze doorgelaten stroming ingesteld te worden als een terugslagklep die is ingericht om stroming van hydraulische vloeistof van de cilinder 1, 1a, 1b, lc vandaan door te laten en stroming van hydraulische vloeistof naar de cilinder 1, 14, 1b, 1c toe te blokkeren.According to a still further preferred embodiment of the coupling, it comprises a sequence valve 20 which is arranged to allow flow to the first control valve 19 and the second control valve 34 at the evacuation position set pressure or the release pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c. , wherein: - the first control valve 19 is arranged to be relieved of a setting as a non-return valve on the basis of this flow through; and - the second control valve 34 is arranged to be set on the basis of this flow throughput as a non-return valve arranged to allow flow of hydraulic fluid away from the cylinder 1, 1a, 1b, 1c and flow of hydraulic fluid to the cylinder 1, 14, 1b, 1c.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de koppeling omvat deze een verdere volgordeklep 21 die is ingericht om bij een in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c heersende ontkoppeldruk stroming door te laten naar de ontgrendeling, waarbij de ontgrendeling is ingericht om op basis van deze doorgelaten stroming te ontgrendelen en de koppeling te ontkoppelen.According to a still further preferred embodiment of the coupling, this comprises a further sequence valve 21 which is arranged to allow flow to the unlocking device at a decoupling pressure prevailing in the supply line 3, 3a, 3b, 3c, the unlocking being adapted to enable flow on the basis of this unleashed flow and disconnect the coupling.
In het bijzonder de Figuren 6, 8, 13-17, 19, 20 en 27 tonen een samenstel, omvattende: een pomp 3, 4a, 4b, 4c, een cilinder 1, la, Ib, lc, een aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c tussen de pomp en de cilinder; en een koppeling volgens de uitvinding.In particular, Figures 6, 8, 13-17, 19, 20 and 27 show an assembly, comprising: a pump 3, 4a, 4b, 4c, a cylinder 1, 1a, Ib, 1c, a supply line 3, 3a, 3b, 3c between the pump and the cylinder; and a coupling according to the invention.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat dit samenstel verder een (niet getoond) de pomp 4, 4a, 4b, 4c aansturende besturing, welke is ingericht om de pomp 4, 4a, 4b, 4c aan te sturen om in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c selectief een druk te genereren uit een groep, welke ten minste omvat: werkdruk of ontkoppeldruk.In a preferred embodiment, this assembly further comprises a control (not shown) controlling the pump 4, 4a, 4b, 4c, which is arranged to control the pump 4, 4a, 4b, 4c to enter the supply line 3, 3a, 3b, 3c selectively generate a pressure from a group comprising at least: operating pressure or release pressure.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de (niet getoonde) pomp aansturende besturing verder ingericht om de pomp 4, 4a. 4b, 4c aan te sturen om in de aanvoerleiding 3, 3a, 3b, 3c selectief een evacuatiedruk te genereren. De uitvinding heeft tevens betrekking op een dergelijke besturing.In a further preferred embodiment the pump-controlling control (not shown) is further arranged around the pump 4, 4a. 4b, 4c to selectively generate an evacuation pressure in the supply line 3, 3a, 3b, 3c. The invention also relates to such a control.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. Zo wordt opgemerkt dat als mogelijke toepassing van de uitvinding een verbinding tussen een funderingsconstructie, meer in het bijzonder een monopile MP, en een overgangsdeel, meer in het bijzonder een transition piece TP is beschreven, maar dat de uitvinding daar niet toe beperkt is. De uitvinding is bijzonder geschikt voor moeilijk toegankelijke locaties, zoals typisch onder een waterspiegel. Andere toepassingen zijn bijvoorbeeld onder de grond, zoals in de mijnbouw.The above-described embodiments, while showing preferred embodiments of the invention, are intended only to illustrate the present invention and not to limit the scope of the invention in any way. For instance, it is noted that a connection between a foundation structure, more in particular a monopile MP, and a transition part, more in particular a transition piece TP, has been described as a possible application of the invention, but that the invention is not limited thereto. The invention is particularly suitable for locations that are difficult to access, such as typically below a water surface. Other applications are, for example, underground, such as in mining.
Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwij zingscijfers, dienen dergelijke verwij zingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren.When features in the claims are followed by reference numerals, such reference numerals only serve to aid understanding of the claims, but are in no way limiting of the scope of protection. In particular, it is noted that the skilled person can combine technical measures of the different embodiments.
De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.The disclosed rights are defined by the following claims, within the scope of which many modifications are conceivable.
Claims (29)
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
EP20758356.8A EP4018097A1 (en) | 2019-08-23 | 2020-08-12 | Method for selectively coupling or uncoupling a coupling, and a coupling therefor |
US17/637,275 US11473709B2 (en) | 2019-08-23 | 2020-08-12 | Method for selectively coupling or uncoupling a coupling, and a coupling therefor |
JP2022512468A JP7430780B2 (en) | 2019-08-23 | 2020-08-12 | Methods for selectively binding or separating couplings, and couplings therefor |
PCT/NL2020/050508 WO2021040515A1 (en) | 2019-08-23 | 2020-08-12 | Method for selectively coupling or uncoupling a coupling, and a coupling therefor |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2023701 | 2019-08-23 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2024977B1 true NL2024977B1 (en) | 2021-04-13 |
Family
ID=70918922
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2024977A NL2024977B1 (en) | 2019-08-23 | 2020-02-24 | PROCEDURE FOR SELECTIVE PAIRING OR DISCONNECTING OF A CLUTCH, AND A LINK FOR THIS |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2024977B1 (en) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2708329A1 (en) * | 1993-07-27 | 1995-02-03 | Sra Savac | Submerged connection device for hydraulic couplings |
US6502600B2 (en) * | 1999-05-19 | 2003-01-07 | Sauer-Danfoss Holding A/S | Hydraulic line connection |
DE102013207298A1 (en) * | 2013-04-23 | 2014-10-23 | Robert Bosch Gmbh | Hydraulic control device with coupling bush |
-
2020
- 2020-02-24 NL NL2024977A patent/NL2024977B1/en active
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2708329A1 (en) * | 1993-07-27 | 1995-02-03 | Sra Savac | Submerged connection device for hydraulic couplings |
US6502600B2 (en) * | 1999-05-19 | 2003-01-07 | Sauer-Danfoss Holding A/S | Hydraulic line connection |
DE102013207298A1 (en) * | 2013-04-23 | 2014-10-23 | Robert Bosch Gmbh | Hydraulic control device with coupling bush |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US8281506B2 (en) | Tool coupler assembly | |
US9217235B2 (en) | Tool coupler system having multiple pressure sources | |
US8684623B2 (en) | Tool coupler having anti-release mechanism | |
US9228314B2 (en) | Quick coupler hydraulic control system | |
KR102216007B1 (en) | Water-Abrasive Suspension Cutting Facility | |
CZ293180B6 (en) | Hydraulically adjustable check valve for hydraulics of support in mines | |
US9512597B2 (en) | Device to actuate a fluidconnector contamination cover | |
US9404235B2 (en) | Coupling arrangement | |
CN103189572B (en) | Connect configuration | |
CN103154381B (en) | Connect configuration | |
NL2024977B1 (en) | PROCEDURE FOR SELECTIVE PAIRING OR DISCONNECTING OF A CLUTCH, AND A LINK FOR THIS | |
CN103154383B (en) | Connect configuration | |
US20220220945A1 (en) | Remote conduit de-coupling device | |
US11473709B2 (en) | Method for selectively coupling or uncoupling a coupling, and a coupling therefor | |
US20070261403A1 (en) | Pressure shuttle | |
CN103797191B (en) | For the equipment of actuating fluid connector pollutant cover cap | |
US20230340748A1 (en) | Clamping device for a vibrating device for inserting a foundation element, vibrating device provided therewith and method there for | |
EP2476641B1 (en) | A lifting device and a hydraulic system therefor, as well as a method for adapting the same |