NL2024049B1 - Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel - Google Patents
Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel Download PDFInfo
- Publication number
- NL2024049B1 NL2024049B1 NL2024049A NL2024049A NL2024049B1 NL 2024049 B1 NL2024049 B1 NL 2024049B1 NL 2024049 A NL2024049 A NL 2024049A NL 2024049 A NL2024049 A NL 2024049A NL 2024049 B1 NL2024049 B1 NL 2024049B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- upright
- sill assembly
- sill
- intermediate piece
- drainage channel
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B1/00—Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
- E06B1/70—Sills; Thresholds
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B3/00—Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
- E06B3/96—Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
- E06B3/9632—Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings between a jamb and the threshold or sill of window or door frames
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B7/00—Special arrangements or measures in connection with doors or windows
- E06B7/14—Measures for draining-off condensed water or water leaking-in frame members for draining off condensation water, throats at the bottom of a sash
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B7/00—Special arrangements or measures in connection with doors or windows
- E06B7/16—Sealing arrangements on wings or parts co-operating with the wings
- E06B7/22—Sealing arrangements on wings or parts co-operating with the wings by means of elastic edgings, e.g. elastic rubber tubes; by means of resilient edgings, e.g. felt or plush strips, resilient metal strips
- E06B7/23—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes
- E06B7/2305—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging
- E06B7/2307—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging with a single sealing-line or -plane between the wing and the part co-operating with the wing
- E06B7/2309—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging with a single sealing-line or -plane between the wing and the part co-operating with the wing with a hollow sealing part
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B7/00—Special arrangements or measures in connection with doors or windows
- E06B7/16—Sealing arrangements on wings or parts co-operating with the wings
- E06B7/22—Sealing arrangements on wings or parts co-operating with the wings by means of elastic edgings, e.g. elastic rubber tubes; by means of resilient edgings, e.g. felt or plush strips, resilient metal strips
- E06B7/23—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes
- E06B7/2305—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging
- E06B7/2307—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging with a single sealing-line or -plane between the wing and the part co-operating with the wing
- E06B7/231—Plastic, sponge rubber, or like strips or tubes with an integrally formed part for fixing the edging with a single sealing-line or -plane between the wing and the part co-operating with the wing with a solid sealing part
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een dorpelsamenstel met een staander en een ligger, waarbij de ligger naast de staander aan een zijde daarvan tegen de staander aanligt, en waarbij de genoemde zijde van de staander een eerste deel en een tweede deel omvat, waarbij het eerste deel en het tweede deel ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting zijn verplaatst, waarbij een kops einde van de ligger dat naar de staander gericht is, haaks op de langsrichting van de ligger staat en recht is, zodat wanneer de ligger tegen het eerste of tweede deel aanligt een leemte tussen de ligger en de ander van het eerste deel en het tweede deel wordt gelaten. Het dorpelsamenstel omvat verder een tussenstuk dat in vorm en afmetingen overeenkomt met de genoemde leemte teneinde deze op te vullen. De uitvinding heeft ook betrekking op een dergelijk tussenstuk en een dergelijke ligger.
Description
DORPELSAMENSTEL De uitvinding heeft betrekking op een dorpelsamenstel omvattende ten minste één staander, en ten minste één ligger, waarbij de ligger is ingericht om in een geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel naast de staander aan een zijde daarvan tegen de staander aan te liggen, en in de geassembleerde toestand met zijn langsrichting een dorpelrichting te definiëren, en waarbij de genoemde zijde van de staander een eerste deel en een tweede deel omvat, waarbij het eerste deel en het tweede deel ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting zijn verplaatst.
Een dergelijk dorpelsamenstel is op zichzelf bekend. Het eerste en tweede deel van de zijde van de staander zijn daarbij in de dorpelrichting ten opzichte van elkaar verplaatst, om een stijl van een kozijn te vormen. Het is bijvoorbeeld denkbaar om de verplaatsing in de dorpelrichting te gebruiken om een aanslag voor een deur of raam te vormen, waarbij de deur of het raam zich boven de ligger en naast de staander bevindt wanneer deze tegen de aanslag aan ligt. De staander en de ligger vormen daarmee deel van een kozijn van de deur of het raam.
Door de verplaatsing in de dorpelrichting van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel, is één van die delen vanuit de ligger gezien verder naar achteren geplaatst. Om de ligger toch op de staander aan te laten sluiten, wordt de vorm van de ligger op de staander aangepast. Om tegen het verder naar achteren gelegen deel van de staander aan te liggen, heeft de bekende ligger een uitsteeksel dat even lang is als de verplaatsing tussen de twee delen in de dorpelrichting. Zo ligt de ligger tegen beide delen aan. Een nadeel van een dergelijk dorpelsamenstel is dat het produceren van de ligger kostbaar is en relatief veel materiaal kost.
Het is daarom het doel van de uitvinding om ten minste één van bovengenoemde problemen. die aan de stand van de techniek kleven, op te lossen. Het doel van de uitvinding wordt bereikt met een dorpelsamenstel volgens de aanhef, waarbij een kops emde van de ligger, dat in de geassembleerde toestand. van het dorpelsamenstel naar de staander gericht is, haaks op de langsrichting van de ligger staat en continu recht is over althans nagenoeg de volledige breedte van de ligger, zodat in de geassembleerde toestand de ligger met het kopse eind tegen de één van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander aanligt. en een leemte tussen het kopse einde van de ligger en de ander van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander wordt gelaten, en dat het dorpelsamenstel verder een tussenstuk omvat dat los is van de ligger en de staander, en in hoofdzaak in vorm en afmetingen overeenkomt met de genoemde leemte teneinde deze op te vullen.
Het tussenstuk wordt tegen het, vanuit de ligger gezien meest naar achteren geplaatste deel aangelegd. Het tussenstuk vormt als het ware een verlenging van de ligger tot aan het meest in de dorpelrichting van de ligger af geplaatste deel van de zijde van de staander. Daardoor ontstaat een recht vlak, gevormd door het meest naar voren geplaatste deel van de zijde en het tussenstuk, waartegen de ligger aan kan liggen. De ligger is aan zijn kopse einde dat naar de staander is gericht continu recht, zodat dit emde in vorm overeenkomt met het eerder genoemde rechte vlak. Het recht uitvoeren van het kopse eind van de ligger heeft als voordeel dat de ligger daardoor gemakkelijker, goedkoper en/of sneller te produceren is. Daarbij hoeft het kopse einde van de ligger bijvoorbeeld niet meer verspanend bewerkt te worden, hetgeen materiaal spaart. In plaats daarvan kan de ligger bijvoorbeeld uit een in een langsrichting van de ligger geëxtrudeerd profiel worden gesneden.
Dat de ligger continu recht is over althans nagenoeg de volledige breedte van de ligger kan worden uitgelegd als dat het kopse vlak van de ligger in één ongebogen denkbeeldig vlak ligt, welke een normaal heeft die evenwijdig is aan de langsrichting van de ligger. In bovenaanzicht zou de ligger rechthoekig van vorm kunnen zijn.
Het tussenstuk kan als tweede functie het aansluiten van de staander op de ligger hebben. bij voorkeur op een voor lucht en/of water ondoorlaatbare wijze. Op die manier ontstaat een dorpelsamenstel dat goed bestand is tegen lucht en/of tocht en/of water In een praktische uitvoermgsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding zijn het eerste deel en het tweede deel van de zijde in hoofdzaak evenwijdig en zijn zij ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting zijn versprongen. Eventueel kan de leemte, en dus ook het tussenstuk, in bovenaanzicht rechthoekig van vorm zijn.
In het bijzonder strekt het tussenstuk zich in de geassembleerde toestand niet uit tussen de ene van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander en de ligger. Hierdoor kan het tussenstuk een relatief eenvoudige vorm bezitten. waardoor deze gemakkelijk te vervaardigen is. Verder kan het plaatsen van het tussenstuk tussen de ligger en de staander hierdoor eenvoudig plaatsvinden. Dit is met name relevant wanneer de ligger en staander worden geplaatst en ten opzichte van elkaar worden gefixeerd voordat het tussenstuk wordt geplaatst, omdat dan het tussenstuk tussen de ligger en staander moet worden aangebracht, hetgeen vergemakkelijkt wordt wanneer het tussenstuk rechthoekig in bovenaanzicht is.
Het dorpelsamenstel kan bijvoorbeeld verder een onderdorpel omvatten waarop de ligger en de staander in de geassembleerde toestand naast elkaar zijn aangebracht. De ligger wordt in dit geval ook wel inleglat genoemd.
De onderdorpel kan dienen ter fixatie van de staander en/of de inleglat. Hierdoor staat de onderdorpel toe dat de ligger en staander eerst ten opzichte van elkaar worden gefixeerd en geïnstalleerd in een deur- of raamportaal, waarna het tussenstuk kan worden aangebracht tussen de ligger en de staander. Eventueel wordt het tussenstuk aan de onderdorpel bevestigd met behulp van daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen, zoals vormpassende bevestigingsmiddelen. Deze vormpassende bevestigingsmiddelen zouden een uitsteeksel kunnen omvatten aan het tussenstuk dat overeenkomt met een uitsparing in de onderdorpel, of vice versa.
In het geval de onderdorpel uit meerdere delen bestaat, kan het dorpelsamenstel in plaats van de volledige onderdorpel slechts een deel daarvan omvatten.
In het bijzonder is de staander een neut die met een stijl van een kozijn verbonden kan worden. Een neut heeft doorgaans dezelfde of een soortgelijke dwarsdoorsnede als de stijl welke daaraan wordt verbonden. Derhalve heeft een neut vaak een zijde waartegen de ligger aanligt met ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting verplaatste zijdes zoals hierboven is omschreven. Alternatief kan de staander worden gevormd door een stijl van een kozijn.
Het gebruik van een neut en onderdorpel is overigens bijzonder voordelig omdat op deze wijze een gemakkelijk aanpasbaar dorpelsamenstel kan worden verschaft. De neut kan bijvoorbeeld op de stijl worden aangepast zonder de onderdorpel te vervangen. Hetzelfde kan dan gelden voor het aanpassen van de inleglat aan bijvoorbeeld een deur of raam.
De staander en/of ligger kunnen bijvoorbeeld van een massieve kunststof zijn vervaardigd. Evenzo kan de eventuele onderdorpel van een (andere of dezelfde) massieve kunststof zijn vervaardigd. Dit biedt een weerbestendig dorpelsamenstel. Het recht uitvoeren van het kopse eind van de ligger heeft met name bij massieve kunststoffen dorpels voordeel, omdat zij anders verspanend vormgegeven zouden moeten worden.
In een andere uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding, heeft het tussenstuk een breedte die ongeveer gelijk en bij voorkeur net groter is dan een afstand in de dorpelrichting tussen het eerste deel en het tweede deel van de staander, zodanig, dat het tussenstuk in de geassembleerde toestand klemmend tussen het andere van het eerste deel en het tweede deel van de staander en de ligger is opgenomen, waarbij bij voorkeur het tussenstuk een vocht- en/of luchtdichte afdichting tussen de staander en de ligger vormt.
Doordat het tussenstuk ongeveer even groot en bij voorkeur net groter is dan de genoemde afstand in die richting, past deze klemmend in de leemte tussen de ligger en de staander. Het is daardoor mogelijk relatief eenvoudig om het tussenstuk aan te brengen tussen de ligger en de staander wanneer deze reeds ten opzichte van elkaar zijn gefixeerd, omdat het tussenstuk dan slechts op zijn plek hoeft te worden geperst. Manuele kracht kan hiervoor voldoende zijn. Door de klemming hoeft het niet nodig te zijn het tussenstuk met bevestigingsmiddelen vast te zetten. Het is echter wel voorzien dat wanneer een onderdorpel wordt gebruikt, het tussenstuk en de onderdorpel vormpassend op elkaar aansluiten, bijvoorbeeld onder gebruikmaking van vormpassende met de met elkaar samenwerkende bevestigingsmiddelen zoals hierboven omschreven. om het tussenstuk ten opzichte van de onderdorpel te fixeren.
Bij voorkeur kan het tussenstuk doordat deze klemmend en eventueel met de genoemde vormpassende bevestigingsmiddelen is bevestigd, losneembaar zijn. Losneembaar kan in dezen betekenen dat het tussenstuk tussen de ligger en de staander kan worden weggenomen onder uitoefening van een manuele kracht of door gebruik van een daarvoor geschikt gereedschap, zodat een beschadigd of versleten tussenstuk relatief eenvoudig kan worden verwijderd.
Een nieuw tussenstuk kan dan geplaatst worden door deze weer klemmend tussen de ligger en staander te persen.
De klemming kan ervoor zorgen dat een afgedichte verbinding ontstaat tussen de ligger en de staander, welke niet vocht- en/of luchtdoorlaatbaar is.
Hiermee wordt voorkomen dat het kozijn waarin het dorpelsamenstel wordt geplaatst tocht of lekt, althans in het gebied van het tussenstuk.
Het tussenstuk kan bijvoorbeeld een al dan niet synthetisch rubber omvatten of daarvan vervaardigd zijn.
Een dergelijk materiaal kan het tussenstuk voldoende elastisch maken om de gewenste klemming te verkrijgen en/of gunstige afdichtende eigenschappen hebben en/of een relatief lange levensduur hebben.
Alternatief omvat het tussenstuk natuurlijk rubber of TPE. of is deze daarvan vervaardigd.
Bij voorkeur wordt één of meer van de volgende TPE s gebruikt: TPA, TPC.
TPO, TPS, TPU, TPA en TPZ In nog een andere uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding definieert de ligger een eerste zich in de langsrichting van de ligger uitstrekkend afwateringskanaal, en definiëren het tussenstuk en/of de staander in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel een uitstroomopenmg, welke in die geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met het eerste afwateringskanaal door een vloeistof doorstroombaar is verbonden.
Het eerste afwateringskanaal kan water, bijvoorbeeld neerslag, wegvoeren via de uitstroomopening.
Het is daarbij voordelig als de uitstroomopening aan de buitenzijde van het dorpelsamenstel is aangebracht, zodat neerslag naar buiten toe wordt afgevoerd.
In het bijzonder is het eerste afwateringskanaal naar boven toe open, zodat regenwater over de gehele lengte van het eerste afwateringskanaal, bij voorkeur zelfs over de hele lengte van de ligger wanneer het eerste afwateringskanaal over de hele lengte van de ligger is aangebracht. kan worden opgevangen en vervolgens afgevoerd kan worden.
Het eerste afwatermgskanaal is in het bijzonder over althans een groot deel van zijn lengte gesloten aan een horizontaal naar buiten gerichte zijde van het dorpelsamenstel.
Met de naar buiten gerichte zijde wordt bedoeld de naar buiten gerichte zijde van het dorpelsamenstel. wanneer het dorpelsamenstel in bijvoorbeeld een buitenmuur is geïnstalleerd.
Hiermee wordt voorkomen dat water, bijvoorbeeld onder invloed van een door wind verhoogde luchtdruk, van buiten af het eerste afwateringskanaal in wordt gestuwd.
In plaats daarvan kan het eerste afwateringskanaal slechts naar de naar buiten gerichte zijde toe geopend zijn via het tussenstuk en/of de staander.
Op de positie van het tussenstuk en/of de staander is de door wind veroorzaakte luchtdruk namelijk doorgaans lager, waardoor de naar binnen stuwende werking van die druk minder sterk is.
Het eerste afivateringskanaal kan dus in het bijzonder slechts in hoofdzaak verticaal naar boven toe open zijn, op het tussenstuk en/of de staander na.
Het tussenstuk kan een uitsparing omvatten die in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel in het verlengde van het eerste afwateringskanaal ligt zodat het eerste afwateringskanaal in het tussenstuk doorloopt. Hiermee kan worden bereikt dat water over een groot deel van de lengte van het dorpelsamenstel kan worden opgevangen. Alternatief of daarbij kan de verlengmg van het eerste afwateringskanaal bijdragen aan het verplaatsen van water naar de uitstroomopening, zoals hieronder met specifiekere uitvoeringsvoorbeelden is uitgelegd.
5 De uitsparing kan in dwarsdoorsnedevorm overeenkomen met een dwarsdoorsnede vorm van het cerste afwateringskanaal, en bijvoorbeeld dus ook naar boven toe open zijn. De uitsparing kan zich in de dorpelrichting over het gehele tussenstuk uitstrekken.
De staander kan ook voorzien zijn van een uitsparing die aansluit op het eerste afwateringskanaal, welke daarmee is verbonden in de geassembleerde toestand, zodat het eerste afwateringskanaal doorloopt tot in de staander.
In een voordelige uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding is uitsparing althans voor een deel afgedekt. De afdekking van de uitsparing kan bijdragen en het lucht- en/of waterdicht maken van het dorpelsamenstel. De afdekking is met name voordelig wanneer de staander op de positie van de uitsparing een afdichtingsrubber heeft, waar de afdekking op aansluit. Op die wijze kan de afdichtende functie van het afdichtingsrubber voort worden gezet boven het tussenstuk.
Het 1s denkbaar dat de ligger een zich in de langsrichting van de ligger uitstrekkend tweede afwateringskanaal definieert, dat in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met de uitstroomopening verbonden is, waarbij tussen het eerste en het tweede afwateringskanaal in de ligger ten minste één eerste afivateringspassage is aangebracht.
Het tweede afwateringskanaal kan bijdragen aan het voldoende snel wegvoeren van water naar de uitstroomopening.
In deze uitvoeringsvorm kan er sprake van zijn. dat het eerste afwateringskanaal slechts via het tweede afwateringskanaal met de uitstroomopening 1s verbonden. Het gebruik van een tweede afwateringskanaal maakt dan van het traject dat water doorloopt van het eerste afwateringskanaal naar de uitstroomopening of andersom een tweeledig traject. Hierdoor kan het door verhoogde luchtdruk de uitstroomopening in stuwen van water worden tegengegaan. In het bijzonder zijn hiervoor de afwateringspassages niet in het verlengde van de uitstroomopening geplaatst. Wanneer meerdere afivateringspassages worden geplaatst kan de hoeveelheid water die probleemloos kan worden afgevoerd, worden vergroot. Hierbij hoeft het eerste afwateringskanaal niet noodzakelijk te worden vergroot, omdat deze door de afwateringspassages relatief snel leeg kan stromen in het tweede afwateringskanaal. Om leegstromen te bevorderen kan het tweede afwateringskanaal zich overigens lager dan het eerste afwateringskanaal bevinden, en eventueel aan een de buiten gelegen zijde van het eerste afwateringskanaal, eventueel evenwijdig daaraan, uitstrekken. Het is denkbaar het eerste en/of het tweede afwateringskanaal, en/of de afwateringspassages hellend uit te voeren zodat afwatering met behulp van zwaartekracht wordt vergemakkelijkt en stuwing wordt tegengegaan.
Het tweede afwateringskanaal kan een gesloten dwarsdoorsnede vertonen, terwijl het eerste afwateringskanaal een naar boven toe open dwarsdoorsnede vertoont. Water kan daardoor in het eerste afwatermgskanaal worden opgevangen, door de afwateringspassages naar het tweede afwateringskanaal stromen, en uiteindelijk door de uitstroomopening wegstromen.
Het is voordelig wanneer de uitsparing en de uitstroomopening met elkaar zijn verbonden door ten minste één tweede afwatermgspassage in het tussenstuk.
De afwateringspassage in het tussenstuk kan het voordeel bieden dat het water direct wordt afgevoerd zonder dat dit eerst wordt opgevangen in het eerste afwateringskanaal en via eventuele andere afwateringspassages wegstroomt. Dit is met name relevant omdat het tussenstuk nabij de staander wordt geplaatst. en op deze positie de waterbelasting het grootst is. Daarom geniet het de voorkeur het water zo snel mogelijk af te voeren. Als alternatief of additioneel voordeel kan de afwateringspassage in het tussenstuk relatief eenvoudig en/of goedkoop worden aangebracht, in het bijzonder eenvoudiger en/of goedkoper dan afwateringspassages in de ligger kunnen worden aangebracht. Door de afwateringspassage in het tussenstuk te plaatsen, wordt het dorpelsamenstel als geheel dus eenvoudiger en/of goedkoper om te vervaardigen. De tweede afwateringspassage kan echter ook gecombineerd worden met het tweede afwateringskanaal en één of meerdere eerste atwateringspassages in de ligger.
In nog een andere uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding. is de staander voorzien van een derde afwateringspassage die de uitsparing en de uitstroomopening in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met elkaar verbindt. Deze uitvoeringsvorm kan ook gecombineerd worden met de hiervoor omschreven afwateringstechnicken.
Deze uitvoeringsvorm kan het voordeel bieden dat het opstuwen van water althans grotendeels wordt tegengegaan, omdat de derde afwateringspassage in de staander is aangebracht. Daar is namelijk de door wind verhoogde luchtdruk relatief laag. Daarbij kan een efficiëntievoordeel ontstaan, door de afwateringspassage naar de staander te verplaatsen. Dit voordeel komt voort uit het feit dat de afwateringspassage in veel gevallen met een verspanende productiewijze wordt aangebracht, en dat de staander ook al in veel gevallen verspanend bewerkt moet worden. Door de afwateringspassage in de staander plaatsen, worden de verspanende bewerkingen dus op de staander geconcentreerd, terwijl andere onderdelen, zoals de ligger en het tussenstuk. met minder of zonder verspanende bewerkingen te vervaardigen zijn. Hierdoor zijn in elk geval die onderdelen relatief eenvoudig en kostenefficiënt te vervaardigen, terwijl het vervaardigen van de staander relatief niet veel ingewikkelder of kostbaarder wordt.
De uitvinding heeft ook betrekking op een tussenstuk en op een ligger, welke zijn ingericht en zijn bedoeld voor gebruik in een dorpelsamenstel zoals hierboven omschreven.
Het tussenstuk en de ligger kunnen de hierboven genoemde kenmerken hebben in willekeurig welke combinatie, en kunnen de daarbij behorende voordelen bieden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de aangehechte figuren, waarin: Figuren 1A, IB, IC en 1D schematisch een eerste uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding tonen in respectievelijk een perspectivisch aanzicht, een bovenaanzicht, en een eerste en een tweede dwarsdoorsnede; Figuren 2A, 2B en 2C schematisch een tweede uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding tonen in respectievelijk een perspectivisch aanzicht, een bovenaanzicht, en cen dwarsdoorsnede; en Figuren 3A, 3B en 3C schematisch een derde uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel volgens de uitvinding tonen in respectievelijk een perspectivisch aanzicht, een bovenaanzicht, en cen dwarsdoorsnede.
In de figuren zijn gelijke elementen met gelijke verwijzingscijfers aangeduid. Gelijke of overeenkomstige elementen van verschillende uitvoeringsvormen zijn met een met honderd (100) verhoogd verwijzingscijfer aangeduid.
Figuren 1A, 1B, IC en ID tonen een dorpelsamenstel 1 met een staander 2 en een ligger 3. In deze uitvoeringsvorm is de staander 2 een neut 2, waarbovenop een stijl 4 van een kozijn is geplaatst. De stijl 4 is slechts gedeeltelijk getoond, en wordt met de neut 2 verbonden. Een samenstel 1 waarbij de staander 2 uit slechts de stijl 4 bestaat is ook denkbaar. Om de figuren overzichtelijk te houden is slechts een deel van het dorpelsamenstel 1 getoond, waardoor slechts één kops eind 5 van de ligger 3 zichtbaar is. In werkelijkheid strekt de ligger 3 zich verder uit in zijn langsrichting van de staander 4 af. Aan het niet getoonde eind van de ligger 3 kan zich ook een kops eind bevinden, dat dezelfde kenmerken heeft als het getoonde kopse eind 5. In de figuren is het dorpelsamenstel | in een geassembleerde toestand getoond. In deze toestand ligt de ligger 3 naast de staander 2 tegen een zijde 6 van de staander 2 aan. In deze positie definieert de ligger 3 met zijn langsrichting een dorpelrichting D. De dorpelrichting D loopt evenwijdig aan de langsrichting van de ligger 3 in deze positie. De zijde 6 van de staander kan worden opgedeeld in een eerste deel 7 en een tweede deel 8, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de twee delen 7, 8 doordat zij ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting D zijn verplaatst. In dit geval zijn de twee delen 7 en 8 in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar, dat wil zeggen, zij liggen beiden in een eigen denkbeeldig vlak, waarbij de denkbeeldige vlakken aan elkaar evenwijdig zijn. De twee delen 7 en 8 zijn echter wel ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting versprongen, dat wil zeggen hun denkbeeldige vlakken vallen niet samen omdat zij met een afstand in de dorpelrichting van elkaar zijn gescheiden. Het kopse eind 5 van de ligger 3 dat naar de staander 2 is gericht, staat haaks op de langsrichting van de ligger 3, en dus haaks op de dorpelrichting D, en is over de volledige breedte B van de ligger 3 recht. Daardoor ligt de ligger 3 aan tegen de één van het eerste deel 7 en het tweede deel 8, in het getoonde geval tegen het eerste deel 7. De ligger 3 ligt niet aan tegen de andere van het eerste deel 7 en het tweede deel 8. Doordat het andere deel, in het getoonde geval het tweede deel 8, in de dorpelrichting vanuit de ligger 3 gezien verder naar achteren is verplaatst, ontstaat namelijk een leemte tussen de ligger 3 en het tweede deel 8. Het dorpelsamenstel 1 omvat verder een tussenstuk 9. Het tussenstuk 9 is los van de ligger 3 en de staander 2, en is dus een apart onderdeel van het samenstel. Het tussenstuk 9 komt in hoofdzaak in vorm en afmetingen overeen met de leemte. Daardoor kan het tussenstuk 9 de leemte opvullen wanneer het tussenstuk 9 in de leemte, dus tussen de ligger 3 en de staander ter hoogte van het tweede deel wordt geplaatst. Deze situatie, die overeenkomt met de geassembleerde toestand, is in de figuren getoond. Het tussenstuk 9 strekt zich in dit geval niet uit tussen het eerste deel 7 en de ligger 3. De ligger 3 ligt daardoor aan tegen het eerste deel 7 en tegen het tussenstuk 9. Het tussenstuk 9 ligt dan weer tegen de staander 2 aan. Om het tussenstuk 9 klemmend in de leemte tussen het tweede deel 8 en de ligger 3 te kunnen opnemen, heeft het tussenstuk een breedte T die ongeveer gelijk is, maar net groter is dan een afstand A in de dorpelrichting tussen het eerste deel 7 en het tweede deel 8. Het plaatsen van het tussenstuk 9 tussen de ligger 3 en het tweede deel 8 gebeurt daardoor onder een bepaalde klemkracht. In het getoonde voorbeeld is daarom het tussenstuk 9 van een synthetisch rubber vervaardigd. Daardoor kan het tussenstuk 9 voldoende worden samengeperst onder de klemkracht. Omdat door zijn elasticiteit het tussenstuk 9 steeds weer neigt uit te zetten, blijft de klemkracht het tussenstuk 9 vastklemmen tussen de ligger 3 en het tweede deel. Natuurlijk kan het tussenstuk 9 ook van een natuurlijk rubber of van een ander geschikt materiaal vervaardigd zijn. De vakman zal begrijpen dat het mogelijk is om een dunne afdichtingslaag te voorzien tussen de genoemde onderdelen. Derhalve betreft de uitvinding ook uitvoeringsvormen waarin een dergelijke afdichtingslaag tussen de onderdelen is aangebracht.
In de eerste uitvoermgsvorm heeft het dorpelsamenstel een onderdorpel 10. De onderdormpel 10 bestaat in dit voorbeeld uit een onderdorpeldeel 10 en een steundeel 10°. Het is echter ook denkbaar om een integrale, eventueel massieve onderdorpel 10 te gebruiken. De ligger 3 en de staander 2 steunen beiden op de onderdorpel 10, zij bevinden zich zoals hierboven reeds is uitgelegd naast elkaar. Het tussenstuk 9 bevindt zich in de geassembleerde toestand tussen de ligger 3 en de staander 2, waardoor deze dus ook op de onderdorpel 10 rust.
De ligger 3 definieert in de eerste uitvoeringsvorm een eerste afwateringskanaal 11 dat zich in de langsrichting van de ligger 3 uitstrekt. In dit geval strekt het eerste afwateringskanaal 11 zich over de gehele lengte van de ligger 3 uit. Het eerste afwateringskanaal 11 wordt in dit geval gevormd door cen groef die in de ligger 3 is aangebracht, en naar boven toe open 1s. Het tussenstuk 9 definieert een uitstroomopening 12. In dit geval kan het definiëren van de uitstroomopening 12 worden opgevat als dat de omtrek van de uitstroomopening 12 langs het tussenstuk 9 loopt. In het getoonde geval wordt de omtrek van de uitstroomopening 12 mede vervolmaakt door de ligger 3,
de staander 2 en de onderdorpel. De uitstroomopening 12 en het eerste afwateringskanaal 11 zijn met elkaar verbonden zodat zij door een vloeistof doorstroombaar zijn. Die vloeistof is doorgaans water, zoals regenwater. Wanneer bijvoorbeeld het dorpelsamenstel 1 gebruikt wordt in een kozijn van een raam of deur aan de buitenzijde van een gebouw, zal regenwater of ander neerslag langs de deur of het raam naar beneden lekken. Daar wordt het opgevangen door het eerste afwateringskanaal 11. Doordat het eerste afwateringskanaal 11 en de uitstroomopening 12 met elkaar vloeistofdoorstroombaar zijn verbonden, kan het water door de uitstroomopening 12 naar buiten lopen. Om te voorkomen dat regenwater naar binnen komt, wordt de uitstroomopening 12 aan de naar buiten gerichte zijde van het dorpelsamenstel 1 geïnstalleerd.
In de uitvoeringsvorm van figuren 1A — 1D omvat het dorpelsamenstel 1 een tweede afwateringskanaal 13. Dit tweede afwateringskanaal 13 wordt door de ligger 3 gedefinieerd. en strekt zich tevens in diens langsrichting uit, in dit geval ook over de gehele lengte van de ligger. Het tweede afwateringskanaal 13 is met de uitstroomopening 12 verbonden, zodat vloeistof vanuit het tweede afwateringskanaal de uitstroomopening 12 uit kan stromen. Het tweede afwateringskanaal 13 bestaat in dit geval uit een groef in de onderzijde van de ligger 3, en wordt afgesloten door de onderdorpel 10. De eerste en tweede afwateringskanalen 11, 13 zijn met elkaar verbonden door een afwateringspassage 14 in de ligger. De afwateringspassage 14 is in dit voorbeeld een boring in de ligger 3 die zicht uitstrekt vanuit het eerste afwateringskanaal 11 tot en met in het tweede afwateringskanaal 13. Het eerste afwateringskanaal 11 kan daardoor leeglopen in het tweede afwatermgskanaal 13, welke op zijn beurt kan leeglopen door de uitstroomopening 12. De stroming van water is aangegeven met pijl F. Om het leeglopen te bespoedigen is het tweede afwateringskanaal 13 lager aangebracht dan het eerste afwateringskanaal. Zoals getoond in figuur 1A is de afwateringspassage 14 relatief dichtbij het kopse eind 5 van de ligger 3 aangebracht. Op deze positie is de waterbelasting het grootst , waardoor Juist deze positie gunstig is voor het aanbrengen van de afwateringspassage 14. Hoewel in de getoonde uitvoeringsvorm de eerste afwateringspassage 14 slechts nabij het kopse eind 5 van de ligger is aangebracht, kunnen ook meerdere passages op andere posities langs de lengte van de ligger zijn aangebracht. In het tussenstuk 9 is een uitsparing 15 aangebracht, die overeenkomt in vorm met het eerste afwateringskanaal 11. In de getoonde geassembleerde toestand ligt de uitsparing 15 in het verlengde van het eerste afwateringskanaal 11, zodat deze als het ware doorloopt in het tussenstuk. Hierdoor kan ook op die positie water worden ontvangen en effectief worden afgevoerd zoals hierboven omschreven. In dit geval is de uitsparing 15 voor een deel afgedekt met een afdekking
16. De afdekking 16 strekt zich uit vanaf een in een geïnstalleerde toestand van het dorpelsamenstel 1 naar binnen gerichte zijde van de uitsparing 15 tot ongeveer halverwege boven de uitsparing 15. Hier sluit de afdekking 16 aan op een afdichting 17 die aan de stijl 4 is aangebracht. De afdichting 17 van de stijl 4 heeft als functie af te dichten tegen bijvoorbeeld een deur of raam wanneer die zich boven het dorpelsamenstel 1 bevinden.
Doordat de afdekking 16 op de afdichting 17 aansluit, wordt voorkomen dat water onder de afdichting 17 door, via het eerste afwateringskanaal 11 naar binnen loopt of wordt gestuwd.
Het tussenstuk 9 is verder voorzien van een uitsteeksel 24 dat onderdeel uitmaakt van vormpassende bevestigingsmiddelen die samenwerken met overeenkomstige bevestigingsmiddelen 25 in de onderdorpel 10. De overeenkomstige bevestigingsmiddelen 25 omvatten in dit geval een uitsparing 25, waarin het uitsteeksel 24 kan worden opgenomen.
Dezelfde uitsparing 25 in de onderdorpel kan worden gebruikt als aangrijppunt voor de ligger 3. In figuren 1C en 1D is verder nog een deur 18 weergeven, die boven het dorpelsamenstel 1 kan worden opgehangen.
De deur 18 is in dit geval voorzien van een aanslag 19 die tegen de ligger 3 aanslaat wanneer de deur wordt gesloten.
De deur 18 heeft verder een duale afdichting die bestaat uit een vochtdichting 20 en een luchtdichting 21, die beiden tegen de ligger 3 aanliggen, bijvoorbeeld aan weerszijden van het eerste afwateringskanaal 11. In figuren 2A, 2B en 2C is een tweede uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel 101 weergegeven.
Deze uitvoeringsvorm verschilt slechts van de eerste uitvoeringsvorm voor zover dat hier 1s aangegeven.
De ligger 103 heeft in deze uitvoeringsvorm geen tweede afwateringskanaal. en dus ook geen daarop aansluitende afwateringspassages.
In plaats daarvan is de uitsparing 115 in het tussenstuk 109 verbonden met de uitstroomopening 112 door middel van een tweede afwateringspassage 122. Overigens wordt in deze aanvraag het woord ‘tweede’ slechts gebruikt om verschil aan te geven met de ‘eerste’. Het dorpelsamenstel kan dus zonder problemen een tweede afwateringspassage 122 hebben zonder een eerste afwateringspassage 14 te hebben.
Water dat in het eerste afwateringskanaal 111 wordt opgevangen kan dus via de tweede afwatermgspassage 122 en de uitstroomopening 112 wegstromen.
Het is denkbaar om de eerste en tweede uitvoeringsvorm te combineren, door de tweede uitvoeringsvorm van een tweede afwateringskanaal en één of meerder eerste afwateringspassages te voorzien, om zo nog effectiever water af te kunnen voeren.
In figuren 3A, 3B en 3C is een derde uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel 201 weergegeven.
Deze uitvoeringsvorm verschilt slechts van de eerste en tweede uitvoeringsvorm voor zover dat hier is aangegeven.
In figuur 3A is geen stijl 204 getoond voor de duidelijkheid, maar deze stijl zal doorgaans wel worden gebruikt bij deze derde uitvoeringsvorm van het dorpelsamenstel 201. De ligger 203 heeft in deze uitvoeringsvorm geen tweede afwateringskanaal en geen eerste of tweede afwateringspassages.
In plaats daarvan is de staander 202, dus in dit geval de neut 202, voorzien van een derde afiwateringspassage 223 die de uitsparing 215 en de uitstroomopening 212 met elkaar verbindt.
Het woord ‘derde’ wordt ook hier weer puur ter onderscheiding van ‘eerste’ en ‘tweede’ gebruikt.
Water uit het eerste afwateringskanaal 211 kan dus via de uitsparing 215 in het tussenstuk 209 het derde afwateringskanaal 223, gevormd door een uitsparing 223 in de staander 202, in stromen, om zo door de uitstroomopening 212 weg te stromen. Om voldoende uitstroom mogelijk te maken is in dit geval de uitstroomopening 212 relatief groot doordat deze zich uitstrekt tot in de staander 202. Het is denkbaar om de derde uitvoeringsvorm te combineren met de eerste en/of tweede uitvoeringsvorm, door de derde afwateringspassage 223 toe te passen in de staanders 3, 103 van de eerste en/of tweede uitvoeringsvorm.
Hoewel de uitvinding hierboven is toegelicht aan de hand van een aantal specifieke voorbeelden en uitvoeringsvormen, is de uitvinding daartoe niet beperkt. In plaats daarvan beslaat de uitvinding ook de door de navolgende conclusies gedefinieerde materie.
Claims (15)
- Conclusies I. Dorpelsamenstel omvattende: - ten minste één staander: en - ten minste één ligger, waarbij de ligger is ingericht om in een geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel naast de staander aan een zijde daarvan tegen de staander aan te liggen, en in de geassembleerde toestand met zijn langsrichting een dorpelrichting te definiëren, en waarbij de genoemde zijde van de staander een eerste deel en een tweede deel omvat, waarbij het eerste deel en het tweede deel ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting zijn verplaatst, met het kenmerk, dat een kops einde van de ligger, dat in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel naar de staander gericht is, haaks op de langsrichting van de ligger staat en continu recht is over althans nagenoeg de volledige breedte van de ligger, zodat in de geassembleerde toestand de ligger met het kopse emd tegen de één van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander aanligt, en een leemte tussen het kopse einde van de ligger en de ander van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander wordt gelaten, en dat het dorpelsamenstel verder een tussenstuk omvat dat los is van de ligger en de staander, en in hoofdzaak in vorm en afmetingen overeenkomt met de genoemde leemte tenemde deze op te vullen.
- 2. Dorpelsamenstel volgens conclusie 1, waarbij het eerste deel en het tweede deel van de zijde in hoofdzaak evenwijdig zijn en ten opzichte van elkaar in de dorpelrichting zijn versprongen.
- 3. Dorpelsamenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij in de geassembleerde toestand het tussenstuk zich niet tussen de ene van het eerste deel en het tweede deel van de genoemde zijde van de staander en de ligger uitstrekt.
- 4. Dorpelsamenstel volgens één der conclusies 1 — 3, verder omvattende een onderdorpel waarop de ligger en de staander in de geassembleerde toestand naast elkaar zijn aangebracht.
- 5. Dorpelsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de staander een neut 1s die met een stijl van een kozijn verbonden kan worden.
- 6. Dorpelsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tussenstuk een breedte heeft die ongeveer gelijk en bij voorkeur net groter is dan een afstand in de dorpelrichting tussen het eerste deel en het tweede deel van de staander, zodanig, dat het tussenstuk in de geassembleerde toestand klemmend tussen het andere van het eerste deel en het tweede deel van de staander en de ligger is opgenomen, waarbij bij voorkeur het tussenstuk een vocht- en/of luchtdichte afdichting tussen de staander en de ligger vormt.
- 7. Dorpelsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tussenstuk een al dan niet synthetisch rubber of TPE omvat of daarvan is vervaardigd.
- 8. Dorpelsamenstel volgens één der voorgaande conclusies. waarbij de ligger een eerste zich in de langsrichting van de ligger uitstrekkend afwateringskanaal definieert, en het tussenstuk en/of de staander in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel een uitstroomopening definiëren, welke in die geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met het eerste afwateringskanaal door een vloeistof doorstroombaar is verbonden.
- 9. Dorpelsamenstel volgens conclusie 8, waarbij het tussenstuk een uitsparing omvat die in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel in het verlengde van het eerste afwateringskanaal ligt zodat het eerste afwateringskanaal in het tussenstuk doorloopt.
- 10. Dorpelsamenstel volgens conclusie 9, waarbij de uitsparmg althans voor een deel is afgedekt.
- 1. Dorpelsamenstel volgens één der conclusies 8 — 10, waarbij de ligger een zich in de langsrichting van de ligger uitstrekkend tweede afwateringskanaal definieert, dat in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met de uitstroomopenimg verbonden is, waarbij tussen het eerste en het tweede afwateringskanaal in de ligger ten minste één eerste afwateringspassage is aangebracht.
- 12. Dorpelsamenstel volgens één der conclusies 8 — 11, waarbij de uitsparing en de uitstroomopening met elkaar zijn verbonden door ten minste één tweede afwateringspassage in het tussenstuk.
- 13. Dorpelsamenstel volgens één der conclusies 8 — 12, waarbij de staander is voorzien van een derde afwateringspassage die de uitsparing en de uitstroomopening in de geassembleerde toestand van het dorpelsamenstel met elkaar verbindt.
- 14. Tussenstuk, gericht en bedoeld voor gebruik in een dorpelsamenstel volgens één der conclusies 1 — 13.
- 15. Ligger, ingericht en bedoeld voor gebruik in een dorpelsamenstel volgens één der conclusies 1 — 13.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2024049A NL2024049B1 (nl) | 2019-10-18 | 2019-10-18 | Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2024049A NL2024049B1 (nl) | 2019-10-18 | 2019-10-18 | Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2024049B1 true NL2024049B1 (nl) | 2021-06-22 |
Family
ID=68502001
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2024049A NL2024049B1 (nl) | 2019-10-18 | 2019-10-18 | Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2024049B1 (nl) |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US20030070768A1 (en) * | 2001-10-16 | 2003-04-17 | Tomkins Industries | Door |
DE202014102797U1 (de) * | 2014-06-17 | 2015-06-18 | Grundmeier Kg | Türschwellensystem für eine Haustür, eine Ladentür oder dergleichen |
-
2019
- 2019-10-18 NL NL2024049A patent/NL2024049B1/nl active
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US20030070768A1 (en) * | 2001-10-16 | 2003-04-17 | Tomkins Industries | Door |
DE202014102797U1 (de) * | 2014-06-17 | 2015-06-18 | Grundmeier Kg | Türschwellensystem für eine Haustür, eine Ladentür oder dergleichen |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA2583959C (en) | Entry system with water infiltration barrier | |
NO147154B (no) | Anordning ved port av sjalusitypen. | |
NL2024049B1 (nl) | Dorpelsamenstel en tussenstuk en ligger voor gebruik in een dorpelsamenstel | |
US20150096235A1 (en) | Door sill assembly, door sill and kit therefor | |
US9845002B2 (en) | Open roof construction for a vehicle | |
US20220162901A1 (en) | Sill Assembly and Subsill for the Same | |
CA2524298A1 (en) | Slider window with continuous seals | |
KR920010267B1 (ko) | 창 틀 | |
US4848962A (en) | Slide gate and seals therefor | |
KR102100231B1 (ko) | 창호 충격방지용 스토퍼 | |
US7347155B2 (en) | Sliding window arrangement | |
US9097059B1 (en) | Draining sill and frame assembly incorporating the same | |
KR20190133431A (ko) | 창틀프레임의 배수를 원활하게 시키면서 외풍도 차단할 수 있는 방풍 및 배수구조 | |
EP2604783B1 (de) | Fensterflügelprofil mit Federelement für die Montage von Klotzbrücken | |
CN112160698A (zh) | 一种具有隐藏排水路径的铝合金门窗 | |
BE1014703A3 (nl) | Schuifraam met verbeterde water-en winddichtheid. | |
KR101769580B1 (ko) | 압출물로 된 레일판을 하부프레임에 분리 가능하게 조립하여 기밀·방풍기능을 강화한 미서기창의 창틀프레임 배수구조 | |
NL8800508A (nl) | Kozijn of raam met een afdichting voor het opnemen van een paneel zoals een deur, raam of ruit. | |
JPH019914Y2 (nl) | ||
CN213741976U (zh) | 一种易于排水型玻璃雨棚 | |
US1651697A (en) | Draft, dust, and weather excluder for sliding windows and doors | |
CN210977121U (zh) | 一种推拉窗下滑道密封结构 | |
CN110118051A (zh) | 一种多道密封整体迂回排水推拉窗 | |
CN210888634U (zh) | 一种用于铝合金门窗的安装结构 | |
CN209817783U (zh) | 一种具有防水功能的铝合金门窗 |