NL2021029B1 - Kogelafsluiter - Google Patents

Abstract

Kogelafsluiter omvattende: een behuizing, een afsluitlichaam, een klepzitting, het afsluitlichaam is roteerbaar tussen een eerste geopende positie en een tweede gesloten positie, een klepbout, waarbij het afsluitlichaam een derde kantelpositie heeft tussen de eerste geopende positie en de tweede gesloten positie, waarbij het afsluitlichaam tussen de eerste geopende positie en de derde kantelpositie contactvrij roteert in de behuizing en waarbij het afsluitlichaam tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie in de rotatierichting wordt vergrendeld aan de behuizing zodat het afsluitlichaam radiaal beweegt ten opzichte van de klepbout en contact maakt met de klepzitting.

Description

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een kogelafsluiter omvattende: een behuizing voorzien van een inlaatopening en een uitlaatopening, welke in onderlinge vloeistofcommunicatie staan, en van een stroomtraject dat zich van de inlaatopening naar de uitlaatopening uitstrekt;

een afsluitlichaam, welke een stroomkanaal omvat, het afsluitlichaam is roteerbaar opgenomen in de behuizing in het stroomtraject tussen de inlaatopening en de uitlaatopening, zodanig dat het stroomkanaal in het afsluitlichaam in de eerste geopende positie van het afsluitlichaam deel uitmaakt van het stroomtraject;

een klepzitting, welke is voorzien in de behuizing voor samenwerking met het afsluitlichaam;

het afsluitlichaam is roteerbaar tussen een eerste geopende positie en een tweede gesloten positie; waarbij het afsluitlichaam in de tweede gesloten positie met een gesloten deel van het afsluitlichaam contact maakt met de klepzitting en het stroomtraject afsluit;

een klepbout, die is verbonden met het afsluitlichaam en waarmee het afsluitlichaam kan worden geroteerd.

Een kogelafsluiter dient voor het afsluiten van een stroom aan fluïdum, zoals een gas of een vloeistof, in een leidingdeel. De kogelafsluiter is daartoe voorzien van een afsluitlichaam, dat is voorzien van een kanaal, het balstroomkanaal, waarbij in de geopende positie door het roteren van het afsluitlichaam met behulp van een klepbout het stroomkanaal in het afsluitlichaam een stroomtraject maakt tussen de inlaatopening en de uitlaatopening zodat het fluïdum zich van de inlaatopening naar de uitlaatopening kan verplaatsen. In de gesloten positie van het afsluitlichaam wordt het stroomtraject tussen de inlaatopening en de uitlaatopening onderbroken, zodat er geen stroming van het fluïdum door de kogelafsluiter plaatsvindt. Dergelijke kleppen worden veelvuldig toegepast in de procesindustrie en installaties met pijpleidingdelen. Genoemde kogelafsluiters hebben een aantal zwakke punten. De afsluiting tussen het afsluitlichaam en de inlaatopening is vaak niet optimaal, doordat er kieren en spleten worden gevormd, vaak door afslijten van de roterende delen tijdens gebruik. In een eerste oplossing voor de problemen wordt het afsluitlichaam dichtbij de inlaatopening gepositioneerd, echter dit heeft als nadeel dat na enig gebruik het afsluitlichaam moeilijk kan bewegen door verontreinigingen en/of vorming van afzettingen of het stollen of uitharden van het te transporten product zodat de kogelafsluiter heel moeilijk geopend of gesloten kan worden. Bovendien slijten de ten opzichte van elkaar roterende delen door het nauwe contact sneller zodat toch weer sneller kieren, krassen en spleten ontstaan.

Om bovenstaande problemen te verhelpen wordt in de Amerikaanse octrooiaanvrage 2008/0093574 een kogelafsluiter beschreven, die gemakkelijk roteert doordat het afsluitlichaam geen contact maakt met de behuizing en met de inlaatopening in het eerste deel van het rotatietraject en waarbij het afsluitlichaam goed afdicht op de klepzitting aan de inlaatopening door excentriekdelen op de klepbout, waardoor het afsluitlichaam in het laatste deel van het rotatietraject van de klepbout naar de klepzitting wordt toe bewogen en een goede afsluiting bewerkstelligt tussen het afsluitlichaam en de klepzitting. Deze kogelafsluiter heeft het nadeel dat twee bedieningshendels noodzakelijk zijn, één aan de bovenzijde van de kogelafsluiter voor de rotatie van het afsluitlichaam en één aan de onderzijde van de kogelafsluiter voor de excentrische beweging in de richting van de klepzitting. Deze bekende kogelafsluiter moet daarom van zowel de onderzijde als van de bovenzijde kunnen worden bediend, waardoor deze kogelafsluiter veel ruimte inneemt en bovendien gecompliceerd is.

Er is daarom behoefte aan een kogelafsluiter die gemakkelijk, eenvoudig en tegen lage kosten kan worden vervaardigd en geassembleerd, waarbij met de bedieningshendel het afsluitlichaam vrij kan worden geroteerd, zonder contact te maken met delen van de behuizing, en waarbij met dezelfde bedieningshendel de verplaatsings- of kantelbeweging in radiale richting van het afsluitlichaam kan worden uitgevoerd.

De onderhavige uitvinding beoogt derhalve een kogelafsluiter te verschaffen, welke bij een rotatie van ongeveer 90° van de klepbout van de geopende positie naar de gesloten positie eerst het afsluitlichaam contactvrij en frictie-vrij roteert vanuit de geopende positie in een eerste rotatiedeeltraject van de klepbout en vervolgens het afsluitlichaam kantelt of radiaal verplaatst ten opzichte van de klepbout naar de klepzitting in een tweede rotatiedeeltraject van de klepbout.

De uitvinding voorziet derhalve in een kogelafsluiter volgens de aanhef, waarbij het afsluitlichaam een derde kantelpositie heeft tussen de eerste geopende positie en de tweede gesloten positie, waarbij het afsluitlichaam tussen de eerste geopende positie en de derde kantelpositie contactvrij roteert in de behuizing en waarbij tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie het afsluitlichaam in de rotatierichting wordt vergrendeld aan de behuizing zodat het afsluitlichaam radiaal beweegt ten opzichte van de klepbout en contact maakt met de klepzitting.

Door het afsluitlichaam van de geopende positie naar de kantelpositie te roteren, vrij op afstand van de behuizing en de klepzitting, zal er geen slijtage optreden tussen de delen van de behuizing en het afsluitlichaam, waardoor lekkage van de kogelafsluiter wordt voorkomen. Door het afsluitlichaam te vergrendelen in de rotatierichting, en door het afsluitlichaam slechts in radiale richting ten opzichte van de klepbout in de richting van de klepzitting te verplaatsen in het laatste rotatiedeeltraject van de klepbout, wordt een goede afdichting van de kogelafsluiter verkregen zonder onderlinge tangentiële verplaatsing of rotatie tussen het afsluitlichaam en de behuizing. In geval van vervuiling, scaling e.d. in de kogelafsluiter, wordt eerst het afsluitlichaam weer in zijn contactvrije roteerbare kantelpositie teruggebracht, zodat zonder direct contact tussen het afsluitlichaam en de behuizing het afsluitlichaam kan worden geroteerd naar de geopende positie.

Bij voorkeur is de kogelafsluiter voorzien van een excentersamenstel, waarmee het afsluitlichaam wordt verplaatst in de richting van de klepzitting tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie. Dit excentersamenstel beweegt het afsluitlichaam radiaal van en naar de klepzitting wanneer het afsluitlichaam is vergrendeld met de behuizing en het afsluitlichaam niet meer kan roteren in de behuizing. Het excentersamenstel zet het tweede rotatiedeeltraject van de klepbout om in een radiale (kantel)beweging van het afsluitlichaam in de richting van de klepzitting. In het bijzonder omvat het excentersamenstel: een boutexcenterelement dat is verbonden met de klepbout of daarmee één geheel vormt, en een afsluitlichaamdeel, waarbij door roteren van de klepbout om zijn as het boutexcenterelement roteert ten opzichte van het afsluitlichaamdeel zodat het afsluitlichaam radiaal ten opzichte van de klepbout wordt verplaatst. Doordat het afsluitlichaam ter voorkoming van een rotatieweging is vergrendeld aan de behuizing, kan de rotatiebeweging van de klepbout en het daarmee verbonden boutexcenterelement het afsluitlichaam radiaal verplaatsen ten opzichte van de klepbout in de richting van de klepzitting.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding is het afsluitlichaam voorzien van een arreteerelement, waarbij het arreteerelement in een eerste arreteerpositie tussen de eerste geopende positie en de derde kantelpositie van het afsluitlichaam het afsluitlichaam arreteert (koppelt) met de klepbout (eventueel via het het boutexcenterelement), en waarbij het arreteerelement in een tweede arreteerpositie tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie van het afsluitlichaam het afsluitlichaam arreteert (koppelt) met de behuizing.

Door deze maatregelen kan het afsluitlichaam worden gekoppeld (vergrendeld) met het boutexcenterelement in het eerste rotatiedeeltraject van de klepbout en aansluitend in het tweede rotatiedeeltraject van de klepbout worden gekoppeld (vergrendeld) met de behuizing.

Bij voorkeur is het boutexcenterelement voorzien van een eerste geleide-element met een eerste stopelement; en waarbij de behuizing is voorzien van een tweede geleideelement met een tweede stopelement. Hierdoor kan het arreteerelement in het derde kantelpositie van het afsluitlichaam de koppeling van het afsluitlichaam wijzigen van de klepbout en/of het boutexcenterelement, voor een rotatiebeweging, naar de behuizing, voor een radiale (kantel)beweging naar de klepzitting.

In het bijzonder omvat het arreteerelement een eerste vergrendellichaam en een tweede vergrendellichaam, waarbij het eerste vergrendellichaam samenwerkt met het eerste stopelement van het eerste geleide-element, en het tweede vergrendellichaam samenwerkt met het tweede stopelement van het tweede geleide-element.

Door het toepassen van twee vergrendellichamen aan het arreteerelement kan het afsluitlichaam worden vergrendeld aan de klepbout en/of het boutexcenterelement in het eerste rotatiedeeltraject voor rotatie van het afsluitlichaam en kan het afsluitlichaam worden vergrendeld aan de behuizing in het tweede rotatiedeeltraject om verdere rotatie van het afsluitlichaam te voorkomen.

In de hier getoonde uitvoeringsvorm is het arreteerelement voorzien van een arreteeras, waarmee het arreteerelement kan roteren ten opzichte van het afsluitlichaam.

Hierna zal de uitvinding nader worden besproken aan de hand van enige uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar enkele figuren.

Figuur 1 toont een exploded view van de kogelafsluiter volgens de uitvinding;

Figuur 2A toont een doorsnede van de kogelafsluiter van Fig.l in de eerste geopende positie van het afsluitlichaam;

Figuur 2B toont een doorsnede van de kogelafsluiter van Fig.l in de tweede gesloten positie van het afsluitlichaam;

Figuur 3A toont de behuizing met klepzitting;

Figuur 3B toont een doorsnede van de behuizing van Fig.3A;

Figuur 4A - 4C tonen schematisch respectievelijk de eerste geopende positie, de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie van het afsluitlichaam;

Figuur 5 toont het arreteerelement volgens de uitvinding.

In Figuur 1 wordt een geëxplodeerde perspectieftekening getoond van de kogelafsluiter volgens de uitvinding. De kogelafsluiter 1 omvat een behuizing 2, waarin een inlaatopening 3 en een uitlaatopening 4 zijn aangebracht. De kogelafsluiter wordt met zijn inlaatopening en uitlaatopening aangebracht in een stuk leiding (niet getoond), waardoor de fluïdum-stroom door die leiding vanaf de buitenkant van de leiding kan worden onderbroken door het dichtdraaien van de kogelafsluiter. Daartoe is de kogelafsluiter 1 in de behuizing 2 voorzien van een afsluitlichaam 8. Het afsluitlichaam 8 is voorzien van een stroomkanaal 9 waardoorheen het fluïdum kan stromen wanneer het stroomkanaal een verbinding maakt tussen de inlaatopening en de uitlaatopening en een stroomtraject vormt. Het afsluitlichaam is verbonden met een klepbout 6, die door het deksel 12 van de behuizing 2 heen steekt, zodanig dat door roteren van de klepbout, bijvoorbeeld met een handel, het afsluitlichaam deels wordt gedraaid, waardoor het stroomkanaal in het afsluitlichaam gedraaid staat op het stroomtraject tussen de inlaatopening en de uitlaatopening, en een gesloten deel 11 van het afsluitlichaam de stroom aan fluïdum onderbreekt.

Om tot een goede afsluiting te komen tussen het gesloten deel 11 van het afsluitlichaam 8 en de inlaatopening 3 van de behuizing 2 is de inlaatopening voorzien van een klepzitting 10, in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld in de vorm van een ringvormige afdichtring. Om lekkage van fluïdum door de gesloten kogelafsluiter te voorkomen moet het afsluitlichaam 8 met enige kracht op de klepzitting 10 worden gedrukt. Om slijtage van het afsluitlichaam 8 en de klepzitting 10 te voorkomen wordt het afsluitlichaam frictie-vrij, zonder contact te maken met de behuizing en/of de klepzitting, geroteerd vanuit de geopende positie naar de gesloten positie. Daartoe is een excentersamenstel 20 voorzien en een arreteerelement 30. De werking van de kogelafsluiter volgens de uitvinding zal in de hiernavolgende figuren nader worden toegelicht.

In de Figuren 2A en 2B wordt de kogelafsluiter 1 in doorsnede getoond, Figuur 2A toont de kogelafsluiter in de eerste geopende positie en Figuur 2B toont de kogelafsluiter in de tweede gesloten positie. In de geopende positie in Figuur 2A is een stroomtraject 5 gevormd tussen de inlaatopening 3 en de uitlaatopening 4 en kan het fluïdum in het leidingwerk vrij door de kogelafsluiter stromen. In de gesloten positie van Figuur 2B is het gesloten deel 11 van het afsluitlichaam 8 tegen de klepzitting 10 gedrukt, waardoor de inlaatopening 3 is afgesloten en er geen fluïdum kan stromen van de inlaatopening 3 naar de uitlaatopening 4 vice versa. Het afsluitlichaam 8 is verbonden met de klepbout 6, zodanig dat door rotatie van de klepbout het afsluitlichaam wordt geroteerd tussen de geopende positie en de gesloten positie. De behuizing 2 is voorzien van een draaibout 13 aan de tegenoverliggende zijde van de klepbout 6. Het afsluitlichaam 8 kan vrij roteren op de draaibout 13 op enige afstand van de behuizing, zodat er geen frictie optreedt tussen de behuizing en het afsluitlichaam.

De kogelafsluiter 1 is voorts voorzien van een excentersaamenstel 20, welke in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld een boutexcenterelement 21 en een afsluitlichaamdeel 22 omvat. Dit excentersamenstel heeft tot doel het afsluitlichaam naar de klepzitting 10 te kantelen of, in zijn algemeenheid gesteld, het gesloten deel 11 van het afsluitlichaam 8 in een, in hoofdzaak, radiale richting ten opzichte van de klepbout van en naar de klepzitting 10 te bewegen/verplaatsen. In de getoonde uitvoeringsvorm van Figuren 2A en 2B kan de klepbout 6 en het daarmee verbonden boutexcenterelement 21 vrij roteren ten opzichte van het afsluitlichaam en het afsluitlichaamdeel 22. Voor het koppelen van het afsluitlichaam met de klepbout is op het afsluitlichaam een arreteerelement 30 voorzien (zie Figuur 1). Door middel van het arreteerelement 30 kan het afsluitlichaam 8 worden gekoppeld met de klepbout 6 of met de behuizing 2. Daardoor wordt het mogelijk om in een eerste rotatiedeeltraject van de klepbout het afsluitlichaam vrij van frictie te roteren in de behuizing 2 en in een tweede rotatiedeeltraject van de klepbout het afsluitlichaam radiaal te verplaatsen in de richting van de klepzitting 10, zonder rotatie van het afsluitlichaam ten opzichte van de behuizing.

In de Figuren 3A en 3B wordt de behuizing nader in detail getoond. Aan de binnenzijde van de inlaatopening 3, in het inwendige van de behuizing 2 wordt de klepzitting 10 aangebracht, hier in de vorm van een ringvormige afdichtring. Op de bodem van de behuizing 2 wordt de draaibout 13 aangebracht. Het stroomtraject 5 strekt zich uit tussen de inlaatopening 3 en de uitlaatopening 4. De inlaatopening 3 en de uitlaatopening 4 kunnen worden voorzien van een leidingaansluiting, voor verbinding met het leidingwerk.

In de Figuren 4A, 4B, 4C wordt de werking van kogelafsluiter volgens de uitvinding nader schematisch getoond. Aan de onderzijde van Figuur 4A wordt in doorsnede het afsluitlichaam 8 getoond in de eerste geopende positie. Het stroomtraject 5 strekt zich uit van de inlaatopening 3 naar de uitlaatopening 4 door de klepzitting 10. Duidelijk is te zien dat er geen contact is tussen het afsluitlichaam 8 en de klepzitting 10 en dat het afsluitlichaam vrij van frictie met de klepzitting kan roteren. In Figuur 4A wordt boven het afsluitlichaam 8 in een rotatieaanduiding de rotatie getoond van de klepbout van 0 tot 90°. Boven de rotatieaanduiding is een zijaanzicht getoond van het arreteersamenstel met het arreteerelement 30, eerste geleide-element 35 en tweede geleide-element 37. Tweede geleide-element 37 is onderdeel van, of is verbonden met, de behuizing 2. Eerste geleide-element 35 is onderdeel van, of is verbonden met, de klepbout en/of het boutexcenterelement 21. Het arreteerelement 30 is roterend om een rotatiepunt 34 verbonden met het afsluitlichaam (niet getoond), met behulp van een rotatieas 31 (zie ook Figuur 5). Het arreteerelement 30 is voorzien van een eerste vergrendellichaam 32 en een tweede vergrendellichaam 33. Het eerste geleide-element 35 is voorzien van een eerste stopelement 36 en het tweede geleide-element 37 is voorzien van een tweede stopelement 38.

In de eerste geopende positie van de kogelafsluiter in Figuur 4A is in de eerste arreteerpositie van het arreteerelement 30 het eerste vergrendellichaam 32 opgenomen en vergrendeld in het eerste stopelement 36 van het eerste geleide-element 35. Wanneer nu de klepbout en het daarmee verbonden eerste geleide-element 35 worden geroteerd in de richting van de pijl, zal het eerste stop-element 36 het eerste vergrendellichaam 32 en het arreteerelement 30 mee nemen en roteren en daarmee ook het afsluitlichaam 8 roteren.

In de derde kantelpositie van de kogelafsluiter in Figuur 4B heeft de klepbout het eerste rotatiedeeltraject afgelegd van ongeveer 75°. Het afsluitlichaam 8 is ook ongeveer 75° geroteerd en het gesloten deel 11 van het afsluitlichaam ligt nu tegenover de klepzitting 10. De afstand tussen de klepzitting 10 en het afsluitlichaam is bij benadering gelijk aan de afstand bij de eerste geopende positie in Figuur 4A, zodat het afsluitlichaam vrij van frictie met de behuizing heeft kunnen roteren. Verdere rotatie van het afsluitlichaam wordt nu voorkomen door het tweede geleide-element 37 met het tweede stopelement 38. Tijdens de overgang van de eerste arreteerpositie naar de tweede arreteerpositie van het arreteerelement 30 in de derde kantelpositie neemt het tweede stopelement 38 het tweede vergrendellichaam 33 op van het arreteerelement 30 en laat het arreteerelement 30 naar onder kantelen of roteren, waardoor het eerste vergrendellichaam 32 uit het eerste stopelement 36 wordt verplaatst en de vergrendeling tussen het eerste geleide-element 35 en het arreteerelement en het daarmee verbonden afsluitlichaam wordt verbroken. Wanneer nu de klepbout verder wordt geroteerd, over het tweede rotatiedeeltraject van ongeveer 75° naar 90°, zal de daarmee verbonden klepbout en/of boutexcenterelement 21 en het eerste geleideelement 35 verder roteren in de richting van de pijl in Figuur 4B, zonder dat het afsluitlichaam 8 verder roteert. Het excentersamenstel 20 zal nu het afsluitlichaam 8 verplaatsen in de richting van de klepzitting 10.

In Figuur 4C wordt de tweede gesloten positie van de kogelafsluiter getoond, waarbij het gesloten deel 11 van het afsluitlichaam 8 vast op de klepzitting wordt gedrukt en de inlaatopening 3 wordt afgesloten. Het arreteerelement 30 bevindt zich in de tweede arreteerpositie en is niet verder geroteerd ten opzichte van Figuur 4B. Het eerste geleide-element 35 is verder geroteerd in het tweede rotatiedeeltraject, waardoor het excentersamenstel het afsluitlichaam 8 heeft verplaatst naar de klepzitting 10.

In Figuur 5 wordt nader in detail een uitvoeringsvorm van het arreteerelement 30 getoond. Het arreteerelement 30 is met een rotatieas 31 verbonden met het afsluitlichaam 8. Het arreteerelement 30 is voorzien van een eerste vergrendellichaam 32 en van een tweede vergrendellichaam 33. Het eerste en tweede vergrendellichaam kunnen ten opzichte van het afsluitlichaam 8 roteren om rotatiepunt 34 met behulp van de rotatieas 31 van de eerste arreteerpositie naar de tweede arreteerpositie vice versa.

Claims (7)

CONCLUSIES

1. Kogelafsluiter (1) omvattende:

een behuizing (2) voorzien van een inlaatopening (3) en een uitlaatopening (4), welke in onderlinge vloeistofcommunicatie staan, en van een stroomtraject (5) dat zich van de inlaatopening (3) naar de uitlaatopening (4) uitstrekt;

een afsluitlichaam (8), welke een stroomkanaal (9) omvat, het afsluitlichaam (8) is roteerbaar opgenomen in de behuizing (2) in het stroomtraject (5) tussen de inlaatopening (3) en de uitlaatopening (4), zodanig dat het stroomkanaal (9) in het afsluitlichaam in de eerste geopende positie van het afsluitlichaam (8) deel uitmaakt van het stroomtraject (5);

een klepzitting (10), welke is voorzien in de behuizing (2) voor samenwerking met het afsluitlichaam (8);

het afsluitlichaam (8) is roteerbaar tussen een eerste geopende positie en een tweede gesloten positie; waarbij het afsluitlichaam (8) in de tweede gesloten positie met een gesloten deel (11) van het afsluitlichaam (8), contact maakt met de klepzitting (10) en het stroomtraject (5) afsluit;

een klepbout (6), die is verbonden met het afsluitlichaam (8) en waarmee het afsluitlichaam (8) kan worden geroteerd;

met het kenmerk, dat het afsluitlichaam (8) een derde kantelpositie heeft tussen de eerste geopende positie en de tweede gesloten positie, waarbij het afsluitlichaam (8) tussen de eerste geopende positie en de derde kantelpositie contactvrij roteert in de behuizing (2) en waarbij het afsluitlichaam tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie in de rotatierichting wordt vergrendeld aan de behuizing zodat het afsluitlichaam (8) radiaal beweegt ten opzichte van de klepbout en contact maakt met de klepzitting (10).

2. Kogelafsluiter volgens conclusie 1, waarbij de kogelafsluiter (1) is voorzien van een excentersamenstel (20), waarmee het afsluitlichaam (8) wordt verplaatst in de richting van de klepzitting (10) tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie.

3. Kogelafsluiter volgens conclusie 2, waarbij het excentersamenstel (20) omvat: een boutexcenterelement (21) dat is verbonden met de klepbout (6), en een afsluitlichaamdeel (22), waarbij door roteren van de klepbout (10) om zijn as het boutexcenterelement (21) roteert ten opzichte van het afsluitlichaamdeel (22) zodat het afsluitlichaam (8) radiaal ten opzichte van de klepbout wordt verplaatst.

4. Kogelafsluiter volgens conclusie 3, waarbij het afsluitlichaam (8) is voorzien van een arreteerelement (30), waarbij het arreteerelement (30) in een eerste arreteerpositie tussen de eerste geopende positie en de derde kantelpositie van het afsluitlichaam (8) het afsluitlichaam (8) koppelt met de klepbout (6) en/of het boutexcenterelement (21), en waarbij het arreteerelement (30) in een tweede arreteerpositie tussen de derde kantelpositie en de tweede gesloten positie van het afsluitlichaam (8) het afsluitlichaam (8) koppelt met de behuizing (2).

5. Kogelafsluiter volgens conclusie 4, waarbij de klepbout (6) en/of het boutexcenterelement (21) is voorzien van een eerste geleide-element (35) met een eerste stopelement (36); en waarbij de behuizing (2) is voorzien van een tweede geleide-element (37) met een tweede stopelement (38).

6. Kogelafsluiter volgens conclusie 5, waarbij het arreteerelement (30) een eerste vergrendellichaam (32) en een tweede vergrendellichaam (33) omvat, waarbij het eerste vergrendellichaam (32) samenwerkt met het eerste stopelement (36) van eerste geleide-element (35), en het tweede vergrendellichaam (33) samenwerkt met het tweede stopelement (38) van het tweede geleide-element (37).

7. Kogelafsluiter volgens conclusie 6, waarbij het arreteerelement (30) is voorzien van een arreteeras (31), waarmee het arreteerelement (30) kan roteren ten opzichte van het afsluitlichaam (8).