NL2019770B1 - Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem - Google Patents

Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem Download PDF

Info

Publication number
NL2019770B1
NL2019770B1 NL2019770A NL2019770A NL2019770B1 NL 2019770 B1 NL2019770 B1 NL 2019770B1 NL 2019770 A NL2019770 A NL 2019770A NL 2019770 A NL2019770 A NL 2019770A NL 2019770 B1 NL2019770 B1 NL 2019770B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sensor
add
milk
installation
milking
Prior art date
Application number
NL2019770A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Hendrik Lammers Rudie
Martin Van Dijk Jeroen
Anne Kuipers Jan
Original Assignee
N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap filed Critical N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority to NL2019770A priority Critical patent/NL2019770B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2019770B1 publication Critical patent/NL2019770B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/007Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/007Monitoring milking processes; Control or regulation of milking machines
    • A01J5/01Milkmeters; Milk flow sensing devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/013On-site detection of mastitis in milk

Abstract

Werkwijze voor het uitbreiden van een boerderij-installatie en een boerderijsysteem voorzien van de installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd waarbij de installatie in het bijzonder ten minste een eenheid omvat voor het melken van een dier. Het systeem is verder voorzien van ten minste één add-on sensor die is ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de (bestaande) installatie en om daarbij mechanisch aan de installatie te worden bevestigd. De ten minste ene add-on sensor is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de ten minste ene add-on sensor is verkregen uit te zenden naar een eerste ontvanger.

Description

Titel: Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem
De uitvinding heeft betrekking op een boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op reeds bestaande boerderijsystemen voorzien van een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd.
Er zijn boerderijsystemen voorzien van een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd. De installatie omvat dan ten minste een eenheid voor het melken van een dier. In dergelijke bestaande installaties worden soms mechanische problemen ondervonden die pas bij inspectie of revisie worden vastgesteld. Een voorbeeld is een onregelmatig pulseren van vacuüm aan melkklauwen door een defecte pulsator. Dergelijke mechanische problemen kunnen leiden tot stress bij melkdieren en tot irritatie van de uiers. In overeenstemming met deze omstandigheden bestaat er behoefte om mechanische gebreken tijdig vast te stellen buiten momenten van periodieke inspectie. Bestaande boerderijsystemen gebruiken vaak vooraf bepaalde schoonmaakprocedures voor het waarborgen van hygiëne. Om zekerheid van hygiëne te verschaffen wordt vaak meer water en schoonmaakmiddel bij het spoelen van melkleidingen gebruikt dan strikt noodzakelijk is, dit kan milieubelastend zijn. Er bestaat in overeenstemming met deze omstandigheid een behoefte om aspecten van dergelijke schoonmaakprocedures te meten om zo de effectiviteit van het schoonmaakproces te bepalen bij een bepaald water- en schoonmaakmiddelgebruik. Hierop kan waterverlies en schoonmaakmiddelgebruik worden teruggebracht.
Het is een doel van de uitvinding om een boerderijsysteem en werkwijze te verschaffen waarbij een bestaande installatie kan worden uitgebreid voor het verlagen van een belasting op het milieu, of het waarborgen van hygiëne of het waarborgen van de gezondheid en het welzijn van het dier of het meten van de productie van het dier of het tijdig detecteren van mechanische defecten in een installatie van het boerderijsysteem.
Daartoe voorziet de uitvinding in een boerderijsysteem. Het boerderijsysteem omvat een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd. De installatie omvat ten minste een eenheid voor het melken van een dier, zoals een melkklauw. Het systeem is verder voorzien van ten minste één add-on sensor die is ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de (bestaande) installatie en om daarbij mechanisch aan de installatie te worden bevestigd. De ten minste ene add-on sensor is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de ten minste ene add-on sensor is verkregen door het meten aan de installatie uit te zenden naar een eerste ontvanger waarbij de meetinformatie bijvoorbeeld betrekking heeft op melk of een gas dat zich in de installatie bevindt en waarbij in het bijzonder de tenminste ene add-on sensor ook is ingericht om een identificatiecode van de tenminste ene add-on sensor draadloos uit te zenden.
Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de temperatuur van de melk en de druk van het gas. Het gas kan lucht zijn in een gasleiding waarbij de variërende luchtdruk in de gasleiding van de installatie wordt gemeten die wordt opgewekt voor het melken. De melk kan melk zijn die door een melkleiding van de installatie stroomt bij het melken. Elke add-on sensor kan hierbij ook zijn eigen identificatiecode uitzenden zodat na ontvangst van de informatie bekend is van welke sensor de informatie afkomstig is..
Een voordeel is dat structurele en in het bijzonder invasieve veranderingen aan de installatie niet nodig zijn.
Optioneel is de add-on sensor voorzien van een energiebron voor de werking van de sensor, zoals een batterij of accu. Een voordeel is dat de ten minste ene add-on sensor zelfvoorzienend is en bij wegvallen van andere stroomvoorzieningen actief kan blijven. Optioneel is de energiebron her-oplaadbaar.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor voorzien van een aansluiting voor energietoevoer aan de ten minste ene add-on sensor voor de werking van de ten minste ene add-on sensor. Een dergelijke aansluiting zou bijvoorbeeld een stroomkabel kunnen zijn. Een voordeel is dat de ten minste ene sensor hierdoor voor onbepaalde tijd kan worden ingezet in de installatie.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor voorzien van een tweede ontvanger voor het draadloos ontvangen van energie voor de werking van de ten minste ene add-on sensor. De tweede ontvanger kan dan een elektromagnetisch inductie-element zijn, zoals een elektrisch geleidende spoel, voor het daarin induceren van een elektrische stroom, waarbij de addon sensor, eventueel samen met de energiebron, zoals een batterij of accu, is ingericht om de elektrische stroom te gebruiken als voeding voor de werking van de ten minste ene add-on sensor. Een elektrische kabel zou, in sommige gevallen, een boring of omleiding nodig kunnen hebben waarmee het behoud van een vacuüm in het geding kan komen en de structurele integriteit van de installatie kan worden aangetast. Additionele maatregelen zullen dan moeten worden ingezet om atmosferische lekken naar het vacuüm te voorkomen, zoals het plaatsen van stoppen en afdichtingsringen in de boring. Verder kan het zijn dat op een deel van de kabel een drukverschil wordt uitgeoefend. In sommige gevallen kan een kabel door de boring of omleiding het vacuüm ingezogen worden, hetgeen tot beschadiging kan leiden van de installatie, sensor en kabel. Een voordeel is dan ook dat de ten minste ene add-on sensor kan worden geplaatst waar het plaatsen van een aansluiting voor energietoevoer onmogelijk of onwenselijk is, zoals in een deel van de installatie waar ten opzichte van de atmosfeer een onderdruk heerst zoals een vacuüm.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om mechanisch weer te worden losgekoppeld van de installatie. Een voordeel is dat de ten minste ene add-on sensor hierdoor eenvoudig te vervangen of te verplaatsen is binnen de installatie.
Optioneel is de sensor ingericht om te meten aan melk dat zich m de installatie bevindt. In een voorbeeld zou de sensor zich kunnen bevinden binnen een melkontvanger, zoals een melkontvangst, melkmeter, melkklauw, of binnen een melkleiding. Een voordeel is dat hierdoor direct tijdens het melken informatie over de melk verschaft wordt. Hiermee kan de kwaliteit van de melk per koe, of per groep koeien vers tijdens het melken gemeten worden.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om te meten aan melk die door de installatie wordt getransporteerd. Bijvoorbeeld stroomopwaarts van mengpunten. Een voordeel is dat eigenschappen van de melk kunnen worden gemeten, bijvoorbeeld voordat vermenging plaatsvindt binnen een melkklauw, of melkontvangst. Hierdoor kan uier- of koe specifieke informatie verzameld worden.
Optioneel is het systeem voorzien van een eerste ontvanger. Een voorbeeld van een eerste ontvanger kan een UHF-zender/ontvanger zijn, waarbij de ontvanger ook zendmogelijkheden heeft. Het systeem is verder voorzien van een communicatief met de ontvanger verbonden computer voor het opslaan en eventueel verder verwerken van de meetresultaten verkregen met de ten minste ene add-on sensor. Optioneel is de ten minste ene add-on sensor uitgevoerd als bluetooth compatibel. Een voordeel is dat de ten minste ene add-on sensor geen fysieke communicatielijn, zoals een kabel, nodig heeft voor communicatie. Hiermee kan bijvoorbeeld atmosferische lekkage naar het vacuüm voorkomen worden.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een sensor A die is ingericht om mechanisch te worden bevestigd aan een melkleiding van de installatie. De ten minste ene add-on sensor kan bijvoorbeeld verlengbare klemmen omvatten. Een add-on sensor zou zich vast kunnen klemmen tussen tegenoverliggende binnenwanddelen van een leiding om zo steun te vinden. Alternatief zou de ten minste ene add-on sensor een verbindingsmechaniek kunnen omvatten voor het bevestigen van de ten minste ene add-on sensor extern aan de betreffende melkleiding. Andere gebruikelijke bevestigingsmogelijkheden zijn ook denkbaar. Een voordeel is dat de melkleiding niet structureel aangepast hoeft te worden om de sensor te huisvesten. Optioneel zou magnetische bevestiging een mechanische bevestigingsoplossing kunnen bieden, bijvoorbeeld door een eerste magnetisch element aan de add-on sensor te verschaffen en een tweede magnetisch element buiten de installatie, zoals buiten een melkleiding of gasleiding. Door middel van de onderlinge aantrekking tussen de magnetische elementen kan de ten minste ene add-on sensor dan op een deel van de installatie vastgezet worden.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een sensor B die is ingericht om mechanisch te worden bevestigd aan een gasleiding van de installatie, waarbij de gasleiding is ingericht om gassen, zoals lucht, onder sub-atmosferische druk te leiden. Het kan hierbij gaan om de bekende pulserende luchtleiding van melksystemen (ook wel pulsatiesysteem genoemd).
Optioneel is de ten minste ene sensor ingericht om mechanisch te worden bevestigd aan een deel van de installatie dat zich binnen een melkstal bevindt. Een voordeel is dat de melkstal zelf niet structureel veranderd hoeft te worden voor het huisvesten van een sensor.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een veelvoud van add-on sensoren die elk zijn ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de installatie en om daarbij mechanisch aan de installatie te worden bevestigd. Elke add-on sensor is ingeiicht om draadloos informatie, die met behulp van de betreffende add-on sensor verkregen is, uit te zenden naar de eerste ontvanger, eventueel samen met de identificatiecode van de add-on sensor. Een voordeel is dat hierdoor modulair een sensor-infrastructuur kan worden op gebouwd, waarbij sensoren in- en uitgenomen kunnen worden van de installatie. Dit stelt in staat om te personahseren wat en waar gemeten wordt zonder dat het systeem structureel veranderd hoeft te worden.
Optioneel omvat het veelvoud van add-on sensoren onderling verschillende add-on sensoren. Een voordeel van onderling verschillende sensoren is dat bij een veelvoud aan add-on sensoren de modulaire complexiteit en de volgorde en locatie van de sensoren op een installatie kan worden afgestemd op een specifieke meetwens. Optioneel kunnen de sensoren ook een veelvoud van dezelfde sensoren zijn, bijvoorbeeld temperatuursensoren, om een totaalbeeld te krijgen van de temperatuur door het hele systeem tijdens melken en schoonmaak.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een melkgeleidbaarheidssensor, melktemperatuursensor, melkkleursensor, melkspectroscopiesensor, melkdruksensor, draadloze reader, camera en/of afkicksensor. Een afkicksensor meet wanneer een speen los komt van een tepelbeker tijdens het melken.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om melkgeleidbaarheid, melktemperatuur, melkkleur, melksamenstelling, en/of druk (inclusief een vacuümdruk binnen een melkleiding, zoals een gasleiding, of melkklauw van de installatie) te meten. Een voordeel van het meten van geleidbaarheid van melk of vacuümdruk in de melkklauw is dat dit kan aangeven of de uier een goede verbinding maakt met de melkklauw.
Optioneel is het systeem ingericht om met de ten minste ene addon sensor de geleidbaarheid van de melk te meten en te bepalen of een koe mastitis heeft en/of om te bepalen of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van het feit dat een reinigingsvloeistof de geleidbaarheid van melk, of water, verhoogd. Bij mastitis zal de elektrische geleidbaarheid van melk significant toenemen. Detectie van mastitis is mogelijk door te zien of de elektrische geleidbaarheid een vooraf bepaalde drempelwaarde overschrijd. De drempelwaarde kan bijvoorbeeld liggen tussen de elektrische geleidbaarheid van melk van een vooraf bepaalde gezonde koe en de elektrische geleidbaarheid van melk van een vooraf bepaalde koe met sub-klinische of klinische mastitis. Het nieten van de aanwezigheid van mastitis kan de boer in staat stellen om dieren, zoals koeien, met subklinische ontstekingen vroegtijdig te identificeren. Dit kan ook voor andere melkdieren. Op een zelfde manier kan ook bepaald worden of reiniging goed is uitgevoerd. Reinigingsvloeistoffen omvatten vaak zuren in oplossing, zoals zwavelzuur. Zuren veranderen de elektrische geleidbaarheid van water. In dit voorbeeld verhoogt een schoonmaakmiddel de elektrische geleidbaarheid. Ditzelfde geldt ook voor basische oplosmiddelen. Een drempelwaarde kan dan gekozen worden op basis van de geleidbaarheid van zuurwater met vooraf bepaald zuurconcentraties. Een voordeel is dat op deze manier het reinigingsproces gecontroleerd kan worden voor optimale hygiëne. Verder kan aan de hand van geslaagde reinigingen de benodigde hoeveelheid reinigingsvloeistof worden afgestemd op het systeem om het milieu te ontlasten.
Optioneel is het systeem ingericht om met de ten minste ene addon sensor de temperatuur van de melk te nieten en te bepalen of een koe koorts heeft of een uierontsteking heeft en/of om te bepalen of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, met name op basis van het feit dat een reiniging met een reinigingsvloeistof moet worden uitgevoerd die een bepaalde temperatuur heeft. Het bepalen of een dier koorts heeft kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door de melktemperatuur te vergelijken met een vooraf bepaalde lichaamstemperatuur die gangbaar is voor een gezonde koe. De lichaamstemperatuur van een gezonde koe is bijvoorbeeld ongeveer 38.6°C. Wanneer bijvoorbeeld de melktemperatuur meer dan X °C hoger wordt genieten dan de gezonde lichaamstemperatuur van een koe, kan worden bepaald dat de koe koorts heeft. X is een vooraf bepaalde waarde die bijvoorbeeld in de range ligt van 0.4-1. Een voordeel is dat een koe die koorts heeft dan kan worden uitgesloten van het verdere melkproces om stress te voorkomen, hygiëne te waarborgen en om de veehouder te attenderen op het dier.
Optioneel is het systeem ingericht om met de ten minste ene addon sensor de kleur van de melk te meten en eventueel te bepalen of een koe bloed in zijn melk heeft. Een dergelijke kleurmeting kan ook een globale contrastmeting zijn over het visuele spectrum, waarbij op basis van een vooraf bepaalde contrastgrens wordt bepaald of de melk bloed bevat. Optioneel is de add-on sensor ingericht om de kleur van de melk extern aan een melkleiding te meten waarbij de betreffende melkleiding doorzichtig is uitgevoerd. Het is verder ook mogelijk om te nieten of de kleur van de melk een vooraf bepaalde frequentie of een set van vooraf bepaalde frequenties omvat. De kleurmeting kan verder een meting zijn op basis van licht dat aan de melk is gereflecteerd (reflectie meting) en/of op basis van licht dat door de melk heen is gereisd (transmissie meting). Een voordeel is dat op deze manier een veel voorkomend symptoom van meikerskoorts kan worden bepaald, namelijk bloed in melk, zodat tijdige maatregelen genomen kunnen worden.
Optioneel is het systeem ingericht om met de ten minste ene addon sensor de samenstelling van de melk te meten. Een voordeel is dat hierdoor bijvoorbeeld het vetgehalte van de melk, desgewenst per koe bekend kan worden. Ook kunnen de concentraties aan hormonen in de melk bepaald worden. Hier kunnen diermanagement acties uit herleid worden.
De melkkwaliteit kan dan per koe of groep koeien in kaart gebracht worden.
Optioneel is het systeem ingericht om met de ten minste ene addon sensor de druk van de melk in de installatie te nieten, in het bijzonder de gasdruk die boven de melk in delen van de installatie heerst en/of om met de ten minste ene add-on sensor te bepalen of een pulsatie van een melkinrichting van de installatie nog actief is en goed functioneert door een gasdruk in een gasleiding van de installatie te meten. De gasdruk, in dit voorbeeld ook wel de vacuümdruk genoemd, kan de heersende variërende beneden atmosferische druk zijn in een gasleiding die op de pulsator is aangesloten. Een voordeel is dat op deze manier lekkage in een gasleiding kan worden bepaald en het functioneren van de betreffende gasleiding in het algemeen kan worden gemeten.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een draadloze reader om te detecteren dat een koe zich in de nabijheid van de reader bevindt. In het bijzonder wordt dit uitgevoerd om te bepalen of de koe zich bij een melkplaats bevindt. Een voordeel is dat identificatie van een dier mogelijk is waardoor op automatische wijze een gemeten eigenschap van melk van het dier kan worden geassocieerd met de identiteit van het dier.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een afkicksensor waarbij de melkinrichting een melkklauw omvat, waarbij het systeem is ingericht om een melkinrichting van de installatie af te schakelen indien de melkklauw van de melkinrichting van de spenen losschiet en de ten minste ene add-on sensor dit detecteert. Het afschakelen van de melkinrichting kan bijvoorbeeld door een klep, die een vacuüm trok in de melkklauw regelt, te sluiten. Dit afschakelen omvat tevens het staken van de pulsering (het variëren van de gasdruk in de melkklauw).
Optioneel omvat de melkinrichting een melkklauw, waarbij de melkklauw ten minste een tepelbeker omvat, waarbij: elke tepelbeker van een melkklauw is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of waarbij een melkleiding die in fluïdum verbinding staat met de tepelbeker is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of waarbij een gasleiding die in fluïdum verbinding staat met de tepelbeker is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren. De gasleiding is aangebracht om in de tepelbeker een variërende gasdruk aan te brengen die beneden atmosferisch (ook wel sub-atmosferische genoemd) is. Deze druk wordt ook wel de vacuümdruk genoemd die wordt gebruikt voor het melken van het dier. De variatie in de gasdruk kan door middel van een vacuümbron die een luchtdruk van de gasleiding verlaagt (bijvoorbeeld een pomp die lucht uit de gasleiding pompt) en een pulsator die in fluïdum verbinding staat met de gasleiding worden bewerkstelligd. De pulsator kan dan ingericht zijn om de gasleiding afwisselend wel en niet in fluïdumverbinding te brengen met de atmosfeer zodat de heersende druk afwisselend stijgt en daalt. Een voordeel is dat hierdoor bijvoorbeeld de onjuiste bevestiging van een tepelbeker van een melkklauw tijdig gedetecteerd kan worden aan de hand van bijvoorbeeld de gemeten gasdruk in de gasleiding, melkklauw en/of tepelbeker. Indien de druk in de gasleiding, melkklauw en/of tepelbeker te hoog is kan dit bijvoorbeeld zijn veroorzaakt door het losschieten van een tepelbeker. Eventueel is het mogelijk om lokale ontstekingen in het dier te detecteren, zoals speen- of uier specifieke ontstekingen. Dit kan door met een add-on sensor een kleur, temperatuur en/of geleidbaarheid van de melk te meten die door een tepelbeker stroomt en daardoor geassocieerd kan worden met melk afkomstig van een specifieke speen of uier van een koe. Hierdoor wordt het zelfs mogelijk om aan te geven welke uier een probleem heeft. Dit is bijzonder handig wanneer de koe een infectie of probleem heeft waarvan verschijnselen in het subklinische stadium zijn. In een dergelijk stadium kan een veearts of boer veelal niet direct zien welke uier of speen problematisch is. Dit helpt dus bij vroegtijdige diagnose en gerichte behandeling van het dier.
Verder voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem voorzien van een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd. De installatie omvat in het bijzonder ten minste een eenheid voor het melken van een dier. Het (bestaande) systeem wordt verder voorzien van ten minste één add-on sensor die functioneel wordt toegevoegd aan de installatie en daarbij mechanisch aan de installatie wordt bevestigd waarbij de ten minste ene add-on sensor is ingericht om, in gebruik, draadloos informatie die met behulp van de ten minste ene add-on sensor is verkregen door te meten aan de installatie uit te zenden naar een eerste ontvanger.
Optioneel wordt de ten minste ene add-on sensor voorzien van een energiebron voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
Optioneel wordt de ten minste ene add-on sensor voorzien van een aansluiting voor energietoevoer aan de ten minste ene add-on sensor voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
Optioneel wordt de ten minste ene add-on sensor voorzien van een tweede ontvanger voor het, in gebruik, draadloos ontvangen van energie voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om mechanisch weer te worden losgekoppeld van de installatie. Optioneel wordt de ten minste ene add-on sensor mechanisch gekoppeld aan de installatie.
Optioneel is de ten minste ene sensor ingericht om, en wordt gebruikt om, te meten aan melk dat zich in de installatie bevindt.
Optioneel is de ten minste ene sensor ingericht om, en wordt gebruikt om, te nieten aan melk dat door de installatie wordt getransporteerd.
Optioneel wordt het systeem verder voorzien van de eerste ontvanger. Het systeem wordt verder voorzien van een communicatief met de eerste ontvanger verbonden computer voor het opslaan en eventueel verder verwerken van met de ten minste ene add-on sensor verkregen meetresultaten.
Optioneel omvat het systeem een add-on sensor die is ingericht om. en wordt gebruikt om, mechanisch te worden bevestigd aan een melkleiding van de installatie.
Optioneel omvat het systeem een add-on sensor die is ingericht om, en gebruikt om, mechanisch te worden bevestigd aan een gasleiding van de installatie.
Optioneel bevindt een deel van de melkleiding waaraan de ten minste ene add-on sensor mechanisch wordt bevestigd zich in de melkstal. Optioneel wordt de ten minste ene add-on sensor mechanisch bevestigd aan het deel van de melkleiding of gasleiding dat zich in de melkstal bevindt.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om, en wordt gebruikt om, mechanisch te worden bevestigd aan een deel van de installatie dat zich in een melkstal bevindt.
Optioneel wordt het systeem voorzien van een veelvoud van add-on sensoren die elk functioneel worden toegevoegd aan de installatie en daarbij mechanisch aan de installatie worden bevestigd. Elke add-on sensor is hierbij ingericht om draadloos informatie die met behulp van de betreffende add-on sensor is verkregen door te meten aan de installatie, uit te zenden naar de eerste ontvanger. Elke add-on sensor kan hierbij ook zijn eigen identificatiecode uitzenden zodat na ontvangst van de informatie en de identificatiecode bekend is van welke sensor de informatie afkomstig is.
Optioneel omvat het veelvoud van add-on sensoren van elkaar verschillende add-on sensoren.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een melkgeleidbaarheid sensor, melk temperatuursensor, melkkleursensor, melk spectroscopiesensor, melkdruksensor, draadloze reader en/of afldcksensor.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om, en wordt gebruikt om, melkgeleidbaarheid, melktemperatuur, melkkleur, melksamenstelling, chemische eigenschappen en/of druk (inclusief een vacuümdruk in een melkleiding of melkklauw van de installatie) te meten. Onder melksamenstelling kan bijvoorbeeld vet, eiwit, lactose, progesteron, andere hormonen of stoffen worden verstaan. Chemische eigenschappen kunnen bijvoorbeeld fysische chemische eigenschappen, zoals zuurgraad omvatten.
Optioneel wordt, in gebruik, met de ten minste ene add-on sensor de geleidbaarheid van de melk gemeten en op basis van de meetresultaten wordt bepaald of een koe mastitis heeft en/of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, met name op basis van het feit dat een reinigingsvloeistof de geleidbaarheid van melk verhoogd.
Optioneel meet de ten minste ene add-on sensor, in gebruik, de temperatuur van de melk en wordt op basis van de meetresultaten bepaald of een koe koorts heeft of een uierontsteking heeft en/of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, met name op basis van het feit dat een reinigingsvloeistof de temperatuur van het water kan verhogen.
Optioneel is de ten minste ene add-on sensor ingericht om, en wordt gebruikt om, de kleur van de melk te meten, en eventueel op basis van de meetresultaten wordt bepaald of een koe bloed in zijn melk heeft.
Optioneel wordt met de ten minste ene add-on sensor de samenstelling van de melk gemeten.
Optioneel wordt met de ten minste ene add-on sensor de druk in de installatie gemeten, in het bijzonder om de vacuüm druk te bepalen en/of om te meten of een pulsatie van een melkinrichting van de installatie nog actief is en goed functioneert.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een draadloze reader voor het detecteren of er een tag in de buurt is, in het bijzonder voor het, in gebruik, detecteren of een koe zich bij een melkplaats bevindt. De melkplaats is een standplaats van de koe tijdens het melken met de melkklauw.
Optioneel omvat de ten minste ene add-on sensor een afkicksensor waarbij een melkinrichting van de installatie wordt afgeschakeld indien een melkklauw van de melkinrichting van de spenen losschiet en de ten minste ene add-on sensor dit detecteert.
Optioneel wordt elke tepelbeker van een melkklauw voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of wordt de eerste melkleiding of eerste gasleiding voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren. Optioneel is een eerste melkleiding of gasleiding een melk- of gasleiding die direct aangesloten is op een tepelbeker van een melkklauw.
De uitvinding zal verder worden verduidelijkt door de beschrijving van enkele specifieke uitvoeringsvormen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van referentieverwijzingen naar de bij gevoegde figuren. De gedetailleerde beschrijving verschaft voorbeelden van mogelijke toepassingsvormen van de uitvinding. Deze toepassingsvormen dienen niet te worden beschouwd als de enige mogelijke uitvoeringsvormen die onder de draagwijdte van de uitvinding vallen. De omvang van de uitvinding is gedefinieerd in de conclusies, en de beschrijving dient te worden beschouwd als zijnde illustratief zonder daarbij beperkend op de uitvinding.
Fig. 1 toont schematisch een melkstelsel;
Fig. 2 toont schematisch een boerderijsysteem; en
Figuur 1 toont schematisch een melkstelsel 1 als onderdeel van een boerderijsysteem 2, weergegeven in Figuur 2. Het melkstelsel 1 omvat een veelvoud van tepelbekers 3, in dit voorbeeld vier, maar dit kunnen er ook meer of minder zijn. In dit voorbeeld wordt een dier, in het bijzonder een koe, gemolken. Spenen 5 van de koe zijn opgenomen in een binnenruimte van de tepelbekers 3. Elke tepelbeker is voorzien van een mondstuk 7 voor het omringen van een speen voor het verschaffen van een afwisselende luchtdichte sluiting rondom de betreffende speen. Elke tepelbeker 3 is aan zijn bovenzijde voorzien van een klein gaatje 16 voor het doorlaten van lucht. Dergelijke gaatjes kunnen ook elders worden aangebracht zoals een klein gaatje in elke hierna te noemen eerste melkleidingen 13 e.d.. Op elke tepelbeker 3 is een eerste melkleiding 13 aangesloten voor het afvoeren van melk. Op elke tepelbeker 3 is verder ook een eerste pulsatieslang 11 aangesloten voor het verschaffen van een vacuüm aan de binnenruimte van de betreffende tepelbeker 3. Het vacuüm wordt stroomafwaarts van de eerste pulsatieslang 11 in de eerste melkleiding 13 gegenereerd door een vacuümpomp 15, weergegeven in Figuur 2. Het vacuüm in de binnenruimte van de tepelbeker 3 wordt gepulseerd door een pulsator 17, weergegeven in Figuur 2. De eerste pulsatieslangen 11 komen samen in een gezamenlijke tweede pulsatieslang 12. De tweede pulsatieslang 12 is aangesloten op de pulsator 17. De eerste en tweede pulsatieslang 11, 12 worden hier ook wel aangeduid als eerste en tweede gasleiding 11, 12. Pulseren betekent het wisselen tussen een eerste hogere en een tweede lagere sub-atmosferische druk voor het verschaffen van een zogende invloed op de spenen 5. Hierdoor wordt melk uit de spenen 5 verkregen. De eerste melkleidingen 13 komen samen in een schematisch weergegeven melkklauw 17. De eerste melkleidingen 13 leiden de melk weg van de tepelbekers 3 via de melkklauw 17 naar een tweede melkleiding 14. In dit voorbeeld is het boerderijsysteem 2 van ten minste één add-on sensor voorzien.
In dit voorbeeld omvat de ten minste ene add-on sensor een eerste add-on sensor 19 waarvan een sensoreenheid 20 in de eerste melkleiding 13 gebracht na het ontkoppelen van de betreffende tepelbeker 3. Ook andere add-on sensoren zijn mogelijk, en de inbreng in de eerste melkleiding 13 is optioneel. De sensoreenheid 20 en daarmee de eerste add-on sensor 19 is in dit voorbeeld een temperatuursensor, maar dit kan ook een andere sensor zijn, zoals een lichtsensor, chemische sensor of elektrische geleidbaarheidsensor. De eerste add-on sensor 19 is in dit voorbeeld verder voorzien van een eerste permanente magneet 21 die op sterkte gekozen is en met de sensoreenheid 20 mechanisch is verbonden om zo samen te werken met een tweede permanente magneet 23 buiten de eerste melkleiding 13. De eerste add-on sensor 19 is hiermee klemmend mechanisch bevestigd aan de korte melkleiding 13. De eerste add-on sensor 19 is verder voorzien van een schematisch weergegeven geleidende spoel 25 voor het opwekken van een elektrische stroom voor het verschaffen van elektrische energie aan de sensoreenheid 20. De spoel is bevestigd aan de sensoreenheid en bevindt zich, in gebruik, in de eerste melkleiding 13. De elektrische stroom wordt hier opgewekt onder invloed van een elektromagnetisch veld 27 van een elektrisch inductie-element 29 dat buiten de eerste melkleiding is geplaatst. In plaats van of in aanvulling op een spoel 25 is het ook mogelijk om de eerste add-on sensor 19 uit te voeren met een batterij. Een add-on sensor, zoals in dit voorbeeld een tweede add-on sensor 60, kan als alternatief ook volledig aan een buitenzijde van de eerste melkleiding 13 of een andere melkleiding bevestigd zijn om aan de betreffende melkleiding de temperatuur van melk of een schoonmaakvloeistof te meten binnen in de betreffende melkleiding. Dit is mogehjk wanneer de betreffende melkleiding is ingericht om voldoende thermische geleiding te verschaffen voor een externe temperatuurmeting van een interne fluïdumstroom. Optioneel kan de eerste melkleiding 13, tweede melkleiding 14 of een verdere melkleiding doorzichtig uitgevoerd zijn om externe optische metingen toe te laten. In dergelijke gevallen kan een add-on sensor, zoals de tweede add-on sensor 60, een optische sensor, zoals een kleursensor zijn die buiten de betreffende melkleiding een meting uit kan voeren aan melk in de betreffende melkleiding. De tweede add-on sensor kan bijvoorbeeld ringvormig zijn uitgevoerd en rondom de eerste melkleiding zijn aangebracht. De ringvormige tweede add-on sensor kan hiertoe bijvoorbeeld zijn voorzien van twee halve ringendelen die van elkaar kunnen losgekoppeld om rondom de melkleiding te worden aangebracht en daarna weer met elkaar worden verbonden. Het los- en vast koppelen kan bijvoorbeeld met een khk-mechanisme, magneet en dergelijke worden bewerkstelbgd.
Een add-on sensor, zoals in dit voorbeeld de eerste add-on sensor 19, kan optioneel ook een geleidbaarheidssensor zijn. Een dergebjke add-on sensor kan ook geheel buiten een eerste melkleiding 13, tweede melkleiding 14 of verdere melkleiding bevestigd zijn zoals bij de tweede add-on sensor 60. Een dergebjke geleidbaarheidssensor zou dan via een inductief meetprincipe geleidbaarheid kunnen meten van een fluïdumstroom in de betreffende melkleiding.
Een add-on sensor zoals in dit voorbeeld een derde add-on sensor 80, 80’ kan ook tussen delen van de melkinstallatie worden toegepast. Zo kan bijvoorbeeld een tepelbeker 3 worden losgekoppeld van een eerste melkleiding 13 en kan de derde add-on sensor 80 tussen de tepelbeker 3 en de melkleiding worden opgenomen. Een fluïdum stroomtraject strekt zich dan uit van de tepelbeker 3 door de derde add-on sensor 80 naar de derde melkleiding 13 Ook kan bijvoorbeeld de melkleiding worden gedeeld in een bovendeel 13.1 en een benedendeel 13.2. De derde add-on sensor 80’ kan dan tussen het bovendeel 13.1 en het benedendeel 13.2 worden opgenomen. Een fluïdum stroomtraject strekt zich dan van bovendeel 13.1 door de derde addon sensor 80’ uit naar benedendeel 13.2.
In alle gevallen kan de add-on sensor zo zijn ingericht dat deze weer kan worden verwijderd, bijvoorbeeld omdat deze kapot is of omdat een batterij van de sensor leeg is. Er geldt dus als optie in meer algemene bewoordingen dat de ten minste ene add-on sensor kan zijn ingericht om mechanisch weer te worden losgekoppeld van de installatie en/of dat de ten minste ene add-on sensor kan zijn ingericht om te meten aan de installatie vanuit een positie buiten de installatie en/of dat de ten minste ene add-on sensor kan zijn ingericht om buiten de installatie te worden geïnstalleerd en/of dat de ten minste ene add-on sensor kan zijn ingericht om aan een buitenzijde van de installatie mechanisch met de installatie te worden verbonden. Een dergelijke add-on sensor is in dit voorbeeld schematisch getoond als de tweede add-on sensor 60 maar ook als een hierna te bespreken vierde add-on sensor 100. De vierde add-on sensor 100 omvat een ringvormig lichaam voorzien van een eerste deel 102 (halve ring) en tweede deel 104 (halve ring) die via een scharnier 106 met elkaar zijn verbonden. Een axiale as van het scharnier is in de tekening horizontaal gericht. Verder is een veer 107 aanwezig om de delen 102 en 104 naar elkaar toe te drukken naar de getoonde gesloten positie. De veer 107 kan zijn opgenomen in het scharnier 106. De delen 102 en 104 kunnen tegen de veerdruk in worden geopend door rotatie van delen rondom het scharnier. Hierdoor kan de sensor weer worden losgekoppeld en verwijderd van de installatie. In dit voorbeeld kan bijvoorbeeld het eerste deel 102 zijn voorzien van de eigenlijke sensor 108, zoals een temperatuur sensor. Ook kan het tweede deel 104 zijn voorzien van een lichtbron 110 en het eerste deel van een licht sensor 108 zodat uitgezonden licht door een transparante melkleiding kan worden geleid om de transparantie of kleur van de melk die door de melkleiding stroomt te meten.
Wanneer bijvoorbeeld de eerste add-on sensor 19 een temperatuursensor is dan kan met de eerste add-on sensor 19 bepaald worden of de temperatuur van de melk boven een vooraf bepaalde temperatuur zoals 39.0°C ligt. Met de eerste add-on sensor 19 kan dan bepaald worden of de koe koorts heeft of een uierontsteking heeft. De eerste add-on sensor 19 is optioneel voorzien van een eerste zender 30, zoals bluetooth zender, UHF-zender, radiozender, voor het draadloos versturen van genieten informatie, eventueel in combinatie met een identificatiecode van de eerste add-on sensor 19. Overigens kunnen ook de andere besproken add-on sensoren zoals de tweede, derde, vierde en de hierna te bespreken vijfde add-on sensor worden voorzien van een temperatuursensoreenheid die aldus kan worden gebruikt. Ook kunnen de andere besproken add-on sensoren zoals de tweede, derde, vierde en de hierna te bespreken vijfde add-on sensor worden voorzien van een zender 30 die kan worden gebruikt als hiervoor besproken voor de eerste add-on sensor 19.
Een andere add-on sensor is bijvoorbeeld uitgevoerd als een vijfde add-on sensor 32. De vijfde add-on sensor 32 is voorzien van een di'uksensoreenheid 31 die in dit voorbeeld is geplaatst in de eerste gasleiding 11. De bevestiging van de druksensoreenheid 31 in de gasleiding 19 kan vergelijkbaar zijn uitgevoerd als besproken voor de temperatuursensoreenheid 20. Wanneer het mondstuk 7 een speen onvoldoende luchtdicht omsluit dan zal de druk in de tepelbeker 3 en de eerste gasleiding 11, stijgen voorbij de eerste sub-atmosferische druk. Detectie van een vooraf bepaalde gasdruk tussen de atmosferische druk en een druk boven de eerste sub-atmosferische druk kan optioneel met behulp van de vijfde add-on sensor 32 geschieden. Als een speen losschiet van een bijbehorende tepelbeker dan zal de luchtdruk in de eerste gasleiding 11, aangesloten op de betreffende tepelbeker niet meer afwisselend zijn. De afwezigheid van afwisseling van luchtdruk in een gasleiding, zoals de eerste gasleiding 11, kan met behulp van de vijfde add-on sensor 32 gedetecteerd worden. Hierdoor kan worden bepaald met de vijfde add-on sensor 32 of een tepelbeker juist bevestigd is aan een speen. De vijfde add-on sensor 32 is optioneel net als de eerste add-on sensor 19 voorzien van elementen voor mechanische koppeling 21, 23, elementen voor elektrische voorziening 25 en communicatie 30. Het moge duidehjk zijn dat de mechanische koppeling ook een klem of bekend bevestigingsmiddel kan zijn voor externe bevestiging aan een betreffende melk- of gasleiding. Optioneel is de eerste gasleiding 11 flexibel uitgevoerd. De vijfde add-on sensor 32 zou dan optioneel extern aan de eerste gasleiding 11 bevestigd kunnen zijn. De druk binnen de eerste gasleiding 11 zou dan tactiel gemeten kunnen worden aan de buitenzijde van de eerste gasleiding 11. Dit is optioneel ook mogebjk voor verdere gasleidingen, zoals de tweede gasleiding. Meer in het algemeen geldt voor elke add-on sensor dat deze kan zijn ingericht om draadloos informatie die met behulp van de add-on sensor is verkregen door het meten aan de installatie uit te zenden naar een eerste ontvanger waarbij de informatie bijvoorbeeld betrekking heeft op melk of een gas dat zich in de installatie bevindt en waarbij in het bijzonder de add-on sensor ook is ingericht om een identificatiecode van de tenminste ene add-on sensor draadloos uit te zenden. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de temperatuur van de melk en de druk van het gas. Het gas kan lucht zijn in een gasleiding waarbij de variërende luchtdruk in een gasleiding van de installatie wordt gemeten die wordt opgewekt voor het melken. De melk kan melk zijn die door een melkleiding van de installatie stroomt bij het melken. Elke add-on sensor kan hierbij ook zijn eigen identificatiecode draadloos uitzenden zodat na ontvangst van de informatie bekend is van welke add-on sensor de informatie afkomstig is.
Optioneel is een computer 33 voorzien, weergegeven in Figuur 2. Deze is optioneel voorzien van een antenne (niet weergegeven, maar gebruikelijk) om de gemeten informatie van de add-on sensoren 19, 32, 60, 80, 100, te ontvangen en te verwerken om te bepalen of de koe koorts heeft of uierontsteking heeft en of de tepelbeker juist bevestigd is.
In Figuur 2 is schematisch het boerderijsysteem 2 weergegeven.
Het boerderijsysteem 2 omvat het melkstelsel 1 van figuur 1. Het boerderijsysteem 2 is voorzien van een installatie 35 voor het transporteren van melk. De installatie 35 kan bijvoorbeeld melkvervoerende delen (—♦ ♦—) en optioneel ook gasvervoerende delen (— · —) omvatten, zoals bijvoorbeeld in Figuur 2 gestippeld zijn weergegeven. In deze figuur is de installatie 35 van het boerderijsysteem 2 voorzien van een melkinrichting 37. De melkinrichting 37 is voorzien van het melkstelsel 1, een pulsator 17 en een optionele melkmeter 39. De tweede melkleiding 14 van het melkstelsel 1 is via de optionele melkmeter 39 met een derde melkleiding 45 verbonden of is rechtstreeks met de derde melkleiding 45 verbonden. De melkmeter is ingericht om de hoeveelheid melk die door de melkmeter stroomt te kunnen meten. De tweede gasleiding 14 van het meetstelsel 1 is via de pulsator 12 met een derde gasleiding 41 verbonden.
De pulsator 17 stelt op een vooraf bepaalde frequentie de tweede gasleiding 12 in verbinding met de derde gasleiding 41 waarin de heersende druk lager is dan de tweede sub-atmosferische druk. De pulsator 17 is ook aangesloten op de atmosfeer via een luchtinlaat 40. De pulsator 17 is ingericht om de tweede gasleiding 12 wisselend in fhiïdumverbinding te stellen met de derde gasleiding 41 en de luchtinlaat 40. Deze wordt door de vacuümpomp 15 stroomafwaarts van de derde gasleiding 41 op de lagere druk gehouden. Afvoer van melk van de tepelbeker naar de melkmeter 39 geschiedt met behulp van luchtgaatje 16: doordat lucht naar binnen de tepelbeker kan stromen, kan de melk wegstromen naar de melkmeter 39. Het stromen van de melk van de melkmeter 19 tot in een melkontvangst of melkvat 47 geschiedt d.m.v. afschot van de derde melkleiding 45.
Het melkleidingsysteem omvat, respectievelijk in een richting van stroomopwaarts naar stroomafwaarts, de tepelbekers 3, de eerste, melkleiding 13, de tweede melkleiding 14, de melkmeter 39, en de derde melkleiding 45.
Add-on sensoren die zoals hiervoor besproken ergens aan en/of in het melkstelsel 1 zijn bevestigd kunnen ook aan andere delen van het melkleidingsysteem en/of luchtleidingen systeem van het boerderijsysteem 2 worden bevestigd, dat wil zeggen ook buiten het melkstelstelsel 1. De addon sensoren zoals de eerste 19, tweede 60, derde 80, 80’, vierde 100 add-on sensoren kunnen bijvoorbeeld ook (als alternatief of aanvullend) aan de derde melkleiding 45 worden bevestigd. Deze sensoren kunnen dan naar keuze zijn uitgevoerd als temperatuur sensoren, druk sensoren en nog andere type sensoren. Ook kan het vat 47 worden voorzien van een add-on sensor, bijvoorbeeld van een type zoals de eerste add-on sensor 19. Add-on sensoren, zoals de vijfde add-on sensor 32, kunnen ook aan andere gasleidingen, zoals de tweede gasleiding 12 of derde gasleiding 41 bevestigd zijn. In dit voorbeeld is binnen in de tweede melkleiding 14 optioneel een sensoreenheid van een zesde add-on sensor 49 opgenomen. De zesde add-on sensor 49 zou echter ook geheel extern bevestigd kunnen zijn aan de tweede melkleiding 14, zoals besproken voor de tweede add-on sensor 60. De zesde add-on sensor 49 is in dit voorbeeld echter uitgevoerd zoals de eerste add-on sensor 19, maar heeft een elektrische geleidbaarheidsmeter in plaats van een temperatuurmeter. De zesde add-on sensor 49 bepaalt tijdens het melken de geleidbaarheid van de melk. Hieraan kan, met behulp van de computer 33, worden afgeleid of de gemolken koe mastitis heeft wanneer de gemeten geleidbaarheid significant verhoogd is ten opzichte van de melk van een gezonde koe. Tussen de derde gasleiding 41 en de vacuümpomp is verder een sanitaire val 51, omvattende een T-pijpstuk opgenomen waarbij de sanitaire val voorkomt dat eventuele vloeistoffen in de vacuümpomp 15 terecht komen. De sanitaire val 51 staat voorts in fluïdumverbinding en de melkontvangst Voor het spoelen van de installatie 35 is optioneel op de derde melkleiding 45, een waterkoker 53 en pomp 55 aangesloten. Water, in het bijzonder water nabij het kookpunt, kan dan samen met de schoonmaakvloeistof worden verpompt door de melkput 47, de derde melkleiding 45, en optioneel ook door een melkvoerend deel van de inrichting 37. Dit verpompen kan ook geschieden met alleen water, nadat schoonmaakvloeistof is verpompt. In het bijzonder omvat het melkvoerend deel het meetvat 39, de tweede melkleiding 14, de eerste melkleiding 13 en de tepelbekers 3 van het melkstelsel 1. Aan de hand van de geleidbaarheid en temperatuur van de vloeistof in de eerste melkleiding 13 kan de computer 33 bepalen, door middel van de eerste en zesde add-on sensoren 19, 49, wanneer de installatie 35 schoon is. Dit kan bijvoorbeeld doordat de computer op basis van zesde add-on sensor 49 bepaalt dat er geen melksporen meer aanwezig zijn in het spoelwater doordat de geleiding gelijk is aan die van het spoelwater zonder melkresten. De computer 33 kan optioneel ook bepalen aan de hand van de temperatuunneting van de eerste add-on sensor 19 dat het pad dat de melk neemt in de installatie 35 gesteriliseerd is. Dit kan bepaald worden doordat een vooraf bepaalde sterilisatietemperatuur gedurende een vooraf bepaalde sterilisatietijd wordt genieten door bijvoorbeeld de eerste add-on sensor 19. Wanneer de sterilisatietemperatuur niet wordt gemeten is dit een indicatie dat reiniging niet goed is gegaan. De melkput 47 is optioneel leegbaar. De derde melkleiding 45 en/of de derde gasleiding 41 kunnen zich optioneel ook deels binnen de melkput 47 uitstrekken. Add-on sensoren kunnen optioneel ook aanwezig zijn elders in de installatie 35, zoals in de melkput 37 zelf. Losstaand van dit voorbeeld kan ook een draadloze reader 57 zijn verschaft op een melklocatie voor de koe waarbij de melkklauw 1 aanwezig’ is op de melklocatie. De draadloze reader 57 kan dan ingericht zijn om een tag, zoals een RFID-tag of andere smarttag van de koe uit te lezen die op de melklocatie staat. Een dergelijke RFID-tag zou dan identiteitsinformatie kunnen dragen over de koe. De draadloze reader 57 kan dan verbonden zijn met de computer 33. Met behulp van de computer kan de gemeten informatie door elke add-on sensor geassocieerd worden met de identiteit van de koe. Voor elke add-on sensor geldt dat deze draadloos of gedraad met de computer 33 is verbonden. De inrichting 37 kan optioneel verder automatisch van vacuüm condities worden afgeschakeld, wanneer de tweede add-on sensor 31 detecteert dat er geen pulsatie plaats vindt. Dit kan door middel van het sluiten van bijvoorbeeld de pulsator 17 eventueel in combinatie met het sluiten van een afschakelklep 61 verschaft aan het boerderijsysteem 2, in het bijzonder aan de inrichting 37, in het bijzonder tussen de derde melkleiding 45 en de melkmeter 39. Hierdoor kan worden voorkomen dat de spenen 5 van de koe onnodig belast worden. Het sluiten van een pulsator 17 kan eenvoudig het staken van pulsatie betreffen. Afschakelen van de inrichting 37 kan ook wanneer de speen 5 losschiet. Dit kan gedetecteerd worden door de vijfde add-on sensor 31 aan de hand van een spontane verhoging van de druk in de eerste gasleiding 11, of het verdwijnen van een wisselende druk. Optioneel kan er ook een verdere addon sensor voorzien zijn, zoals een afkicksensor, bijvoorbeeld een indrukbare schakelaar, aan het mondstuk. Optioneel is de installatie 35 voorzien van een veelvoud van melkinrichtingen 37, waarbij elke melkinrichting aangesloten is op de derde gasleiding 41 en een derde melkleiding 45 zoals hiervoor voor de enkele melkinrichting 37 is besproken.
De ten minste ene add-on sensor kan een melkgeleidbaarheid sensor, melk temperatuursensor, melkkleursensor, melk spectroscopiesensor, melkdruksensor, draadloze reader, camera en/of afkicksensor omvatten. De add-on sensoren kunnen dus zijn uitgevoerd als vele type sensoren, zoals een sensor om melkgeleidbaarheid, melktemperatuur, melkkleur, melksamenstelling, celgetal, kiemgetal, stoffen, chemische eigenschappen, zoals vet, eiwit, lactose, progesteron, andere hormonen en/of druk (inclusief een vacuümdruk binnen een melkleiding, melkklauw of tepelbeker van de installatie) te detecteren.
Aldus is hier beschreven een werkwijze voor het uitbreiden van een boerderij-installatie 35, en een boerderijsysteem 2 voorzien van de installatie 35 waarin melk van dieren wordt getransporteerd waarbij de installatie 35 in het bijzonder ten minste een eenheid omvat voor het melken van een dier, zoals een melkklauw 1. Het system is verder voorzien van ten minste één add-on sensor 19, 31, 49 die is ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de (bestaande) installatie 35 en om daarbij mechanisch aan een deel van de installatie 35 te worden bevestigd. De ten minste ene add-on sensor 19, 31, 49 is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de ten minste ene add-on sensor is verkregen uit te zenden naar een eerste ontvanger.
Omwille van de duidelijkheid en beknoptheid van de beschrijving zijn hier kenmerken beschreven als onderdeel van dezelfde of van afzonderlijke uitvoeringsvormen. Het zal voor de deskundige duidelijk zijn dat binnen de beschermingsomvang van de uitvinding ook uitvoeringsvormen vallen die combinaties van alle of sommige van de beschreven kenmerken omvatten. Binnen het vermogen van de deskundige, zijn er veranderingen mogelijk die binnen de omvang van de bescherming geacht worden te liggen. Eveneens zijn alle kinematische omkeringen binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding begrepen. Uitdrukkingen, zoals “bestaand uit”, wanneer gebruikt in deze beschrijving of de bijgaande conclusies, moeten niet als een uitputtende opsomming, maar eerder in een inclusieve betekenis van "ten minste bestaand uit", worden opgevat. Aanduidingen zoals "een" of "één" mogen niet worden opgevat als een beperking tot slechts een enkel exemplaar, maar hebben de betekenis van "minstens een enkel exemplaar" en sluiten een veelvoud niet uit. Uitdrukkingen zoals: "middel voor..." moeten worden gelezen als: "component ingericht voor..." of "element geconstrueerd om..." en dienen te worden op gevat alle equivalenten voor de beschreven constructies mede te omvatten. Het gebruik van uitdrukkingen als: "kritisch", "voordelig", "bij voorkeur", "gewenst" enz., is niet bedoeld om de uitvinding te beperken. Bovendien kunnen ook eigenschappen die niet specifiek of uitdrukkelijk worden beschreven of vereist in de constructie volgens de uitvinding, maar die wel binnen het bereik van de deskundige hggen, mede worden omvat zonder dat wordt afgeweken van de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies.

Claims (49)

1. Boerderijsysteem voorzien van een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd waarbij de installatie in het bijzonder ten minste een eenheid omvat voor het melken van een dier, met het kenmerk, dat het system verder is voorzien van ten minste één add-on sensor die is ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de (bestaande) installatie en om daarbij mechanisch aan de installatie te worden bevestigd voor het meten aan de installatie waarbij de ten minste ene add-on sensor is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de ten minste ene add-on sensor is verkregen door het meten aan de installatie uit te zenden naar een eerste ontvanger waarbij de meetinformatie bijvoorbeeld betrekking heeft op melk of een gas dat zich in de installatie bevindt en waarbij in het bijzonder de tenminste ene add-on sensor ook is ingericht om een identificatiecode van de tenminste ene add-on sensor draadloos uit te zenden.
2. Boerderijsysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is voorzien van een energiebron voor de werking van de sensor.
3. Boerderijsysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is voorzien van een aansluiting voor energietoevoer aan de ten minste ene add-on sensor voor de werking van de add-on sensor.
4. Boerderijsysteem volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is voorzien van een tweede ontvanger voor het draadloos ontvangen van energie voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
5. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om mechanisch weer te worden losgekoppeld van de installatie en/of dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om te meten aan de installatie vanuit een positie buiten de installatie en/of dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om buiten de installatie te worden geïnstalleerd en/of dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om aan een buitenzijde van de installatie mechanisch met de installatie te worden verbonden.
6. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met. het kenmerk, dat de ten minste ene sensor is ingeiicht om te meten aan melk die zich binnen de installatie bevindt.
7. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene sensor is ingericht om te nieten aan melk dat door de installatie wordt getransporteerd.
8. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van de eerste ontvanger en waarbij het systeem verder is voorzien van een communicatief met de ontvanger verbonden computer voor het opslaan en eventueel verder verwerken van met de ten minste ene add-on sensor verkregen meetresultaten.
9. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om mechanisch te worden bevestigd aan een melkleiding en/of gasleiding van de installatie waarbij de melkleiding is ingericht om gassen, zoals lucht, en vloeistoffen, zoals melk en water, te leiden en waarbij de gasleiding is ingericht om gassen, zoals lucht, onder sub-atmosfeiische druk te leiden.
10. Boerderijsysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een eerste en tweede ringvormig deel omvat die ten opzichte van elkaar kunnen worden bewogen om het eerste en tweede ringvormige deel rondom de leiding te plaatsen.
11. Boerderijsysteem volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een sensoreenheid omvat die is ingericht om binnen in de leiding te worden gepositioneerd voor het meten aan melk of een gas dat zich in de leiding bevindt en/of dat de tenminste ene add-on sensor een sensoreenheid omvat die is ingericht om buiten de leiding te worden gepositioneerd voor het nieten aan melk of een gas dat zich in de leiding bevindt.
12. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies 9-11, met het kenmerk, dat een deel van de melkleiding waaraan de ten minste ene add-on sensor mechanisch is bevestigd zich binnen de melkstal bevindt en/of dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om mechanisch te worden bevestigd aan een deel van de installatie dat zich binnen een melkstal bevindt.
13. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem een veelvoud van add-on sensoren omvat die elk zijn ingericht om functioneel te kunnen worden toegevoegd aan de installatie en om daarbij mechanisch aan de installatie te worden bevestigd, waarbij elke add-on sensor is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de betreffende add-on sensor is verkregen uit te zenden naar de eerste ontvanger.
14. Boerderijsysteem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het veelvoud van add-on sensoren van elkaar verschillende add-on sensoren omvat.
15. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een melkgeleidbaarheid sensor, melk temperatuursensor, melkkleursensor, melk spectroscopiesensor, melkdruksensor, draadloze reader, camera en/of afkicksensor omvat.
16. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om melkgeleidbaarheid, melktemperatuur, melkkleur, melksamenstelling, celgetal, ldemgetal, stoffen, chemische eigenschappen, zoals vet, eiwit, lactose, progesteron, andere hormonen en/of druk (inclusief bijvoorbeeld een vacuümdruk binnen bijvoorbeeld een melkleiding, melkverzamehnrichting zoals een melkvat, melkklauw of tepelbeker van de installatie) te detecteren.
17. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om met de ten minste ene add-on sensor de geleidbaarheid van de melk te meten en te bepalen of een koe mastitis heeft en/of te bepalen of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van het feit dat een reinigingsvloeistof de geleidbaarheid van melk verhoogd.
18. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om met de ten minste ene add-on sensor de temperatuur van de melk te meten en te bepalen of een koe koorts heeft of een uierontsteking heeft en/of te bepalen of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, met name op basis van het feit dat een reiniging een bepaalde maximum temperatuur moet hebben gehad.
19. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om met de ten minste ene add-on sensor de kleur van de melk te meten en eventueel te bepalen of een koe bloed in zijn melk heeft.
20. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om met de ten minste ene add-on sensor de samenstelling van de melk te meten.
21. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om met de ten minste ene add-on sensor de druk in de installatie te meten, in het bijzonder de vacuümdruk en/of om te meten of een pulsatie van een melkinrichting van de installatie nog actief is en goed functioneert.
22. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een draadloze reader omvat voor het detecteren of er een tag in de buurt staat, in het bijzonder wordt dit uitgevoerd om te bepalen of de koe zich bij een melkplaats bevindt.
23. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een afkicksensor omvat, waarbij de melkinrichting een of meerdere tepelbekers omvat, waarbij het systeem is ingericht om een melkinrichting van de installatie af te schakelen en/of de gebruiker te alarmeren indien een tepelbeker van de melkinrichting van een speen losschiet en de ten minste ene add-on sensor dit detecteert.
24. Boerderijsysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melkinrichting een melkklauw omvat, waarbij de melkklauw ten minste een tepelbeker omvat, waarbij elke tepelbeker is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of dat de melkinrichting een melkklauw omvat, waarbij de melkklauw ten minste een tepelbeker omvat, waarbij een melkleiding aangesloten op de tepelbeker is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of dat de melkinrichting een melkverzamehnrichting zoals een melkvat of melkklauw omvat, waarbij de melkverzamehnrichting is voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren.
25. Werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem voorzien van een installatie waarin melk van dieren wordt getransporteerd waarbij de installatie in het bijzonder ten minste een eenheid omvat voor het melken van een dier, met het kenmerk, dat het (bestaande) systeem verder wordt voorzien van ten minste één add-on sensor die functioneel wordt toegevoegd aan de installatie en daarbij mechanisch aan de installatie wordt bevestigd voor het meten aan de installatie waarbij de add-on sensor is ingericht om, in gebruik, draadloos informatie die met behulp van de add-on sensor is verkregen door te nieten aan de installatie, uit te zenden naar een eerste ontvanger waarbij de meetinformatie bijvoorbeeld betrekking heeft op melk of een gas dat zich in de installatie bevindt en waarbij in het bijzonder de tenminste ene add-on sensor ook een identificatiecode van de tenminste ene add-on sensor draadloos uitzendt tezamen met de informatie.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor wordt voorzien van een energiebron voor de werking van de sensor.
27. Werkwijze volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor wordt voorzien van een aansluiting voor energietoevoer aan de ten minste ene add-on sensor voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
28. Werkwijze volgens conclusie 25, 26 of 27, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor wordt voorzien van een tweede ontvanger voor het, in gebruik, draadloos ontvangen van energie voor de werking van de ten minste ene add-on sensor.
29. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-28, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om mechanisch weer te worden losgekoppeld van de installatie.
30. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-29, met het kenmerk, dat de ten minste ene sensor is ingericht en wordt gebruikt om te meten aan melk dat zich binnen de installatie bevindt.
31. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-30, met het kenmerk, dat de ten minste ene sensor is ingericht om, en wordt gebruikt om, te meten aan melk door de installatie wordt getransporteerd.
32. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-31, met het kenmerk, dat het systeem verder wordt voorzien van de eerste ontvanger en waarbij het systeem verder wordt voorzien van een communicatief met de eerste ontvanger verbonden computer voor het opslaan en eventueel verder verwerken van met de ten minste ene add-on sensor verkregen meetresultaten.
33. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-32, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een add-on sensor die mechanisch is bevestigd aan een melkleiding van de installatie.
34. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 33, met het kenmerk, dat een deel van de melkleiding waaraan de ten minste ene addon sensor mechanisch wordt bevestigd zich binnen de melkstal bevindt
35. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-34, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een add-on sensor die mechanisch is bevestigd aan een gasleiding van de installatie.
36. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-35, met het kenmerk, dat een deel van de gasleiding waaraan de ten minste ene add-on sensor mechanisch wordt bevestigd zich binnen de melkstal bevindt.
37. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-36, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om, en wordt gebruikt om mechanisch te worden bevestigd aan een deel van de installatie dat zich binnen een melkput bevindt.
38. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-37, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een veelvoud van add-on sensoren omvat die elk functioneel worden toegevoegd aan de installatie en daarbij mechanisch aan de installatie worden bevestigd waarbij elke add-on sensor is ingericht om draadloos informatie die met behulp van de betreffende add-on sensor is verkregen uit te zenden naar de eerste ontvanger.
39. Werkwijze volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat het veelvoud van add-on sensoren van elkaar verschillende add-on sensoren omvat.
40. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-39, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een melkgeleidbaarheid sensor, melk temperatuursensor, melkkleursensor, melk spectroscopiesensor, melkdruksensor, draadloze reader en/of afkicksensor omvat.
41. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-40, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om, en wordt gebruikt om melkgeleidbaarheid, melktemperatuur, melkkleur, melksamenstelling, celgetal, kiemgetal, stoffen, chemische eigenschappen, zoals vet, eiwit, lactose, progesteron, andere hormonen en/of druk (inclusief een vacuümdruk binnen een melkleiding, melkklauw of tepelbeker van de installatie) te detecteren.
42. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-41, met het kenmerk, dat met de ten minste ene add-on sensor de geleidbaarheid van de melk wordt genieten en op basis van de meetresultaten wordt bepaald of een koe mastitis heeft en/of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van het feit dat een reinigingsvloeistof de geleidbaarheid van melk verhoogd.
43. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-42, met het kenmerk, dat met de ten minste ene add-on sensor de temperatuur van de melk wordt gemeten en op basis van de meetresultaten wordt bepaald of een koe koorts heeft of een uierontsteking heeft en/of een reiniging van de installatie goed is uitgevoerd, met name op basis van het feit dat een reiniging een bepaalde maximum temperatuur moet hebben gehad.
44. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-43, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor is ingericht om, en wordt gebruikt om, de kleur van de melk te meten en eventueel op basis van de meetresultaten wordt bepaald of een koe bloed in zijn melk heeft.
45. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-44, met het kenmerk, dat met de ten minste ene add-on sensor de samenstelling van de melk wordt gemeten.
46. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-45, met het kenmerk, dat met de ten minste ene add-on sensor de druk binnen de installatie wordt gemeten, in het bijzonder de vacuümdruk en/of om te meten of een pulsatie van een melkinrichting van de installatie nog actief is en goed functioneert.
47. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-46, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een draadloze reader omvat voor het detecteren of er een tag in de buurt staat, in het bijzonder voor het, in gebruik, detecteren of er een koe en/of welke koe op een melkplaats staat.
48. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-47, met het kenmerk, dat de ten minste ene add-on sensor een afkicksensor omvat waarbij een melkinrichting van de installatie wordt afgeschakeld indien een tepelbeker van de melkinrichting van de spenen losschiet en de ten minste ene add-on sensor dit detecteert.
49. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 25-48, met het kenmerk, dat melkinrichting een melkklauw omvat, waarbij de melkklauw ten minste een tepelbeker omvat, waarbij elke tepelbeker van de melkklauw wordt voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren en/of dat de melkinrichting een melkklauw omvat, waarbij de melkklauw ten minste een tepelbeker omvat, waarbij een melkleiding aangesloten op de tepelbeker wordt voorzien van ten minste één van de genoemde add-on sensoren.
NL2019770A 2017-10-20 2017-10-20 Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem NL2019770B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019770A NL2019770B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019770A NL2019770B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2019770B1 true NL2019770B1 (nl) 2019-04-29

Family

ID=60382560

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019770A NL2019770B1 (nl) 2017-10-20 2017-10-20 Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2019770B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2001003497A1 (en) * 1999-07-07 2001-01-18 Lely Research Holding Ag An implement for milking animals, such as cows
US20060243213A1 (en) * 2005-04-18 2006-11-02 Peter Kaever Method and device for providing data on individual animals as well as an installation for herd management
WO2007015226A2 (en) * 2005-08-01 2007-02-08 Scr Engineers Ltd. Method and apparatus for detection of milk characteristics during milking
US7450021B1 (en) * 2004-09-07 2008-11-11 Lanny Gehm Vacuum system capacity analyzer
US20090201159A1 (en) * 2005-06-10 2009-08-13 Peter Kaever Method and device for determining information on an animal and/or animal milk
WO2009145634A1 (en) * 2008-05-30 2009-12-03 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap Pressure sensor for a milk transport system
WO2014055011A1 (en) * 2012-10-01 2014-04-10 Delaval Holding Ab Optical device for detecting abnormalities in milk

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2001003497A1 (en) * 1999-07-07 2001-01-18 Lely Research Holding Ag An implement for milking animals, such as cows
US7450021B1 (en) * 2004-09-07 2008-11-11 Lanny Gehm Vacuum system capacity analyzer
US20060243213A1 (en) * 2005-04-18 2006-11-02 Peter Kaever Method and device for providing data on individual animals as well as an installation for herd management
US20090201159A1 (en) * 2005-06-10 2009-08-13 Peter Kaever Method and device for determining information on an animal and/or animal milk
WO2007015226A2 (en) * 2005-08-01 2007-02-08 Scr Engineers Ltd. Method and apparatus for detection of milk characteristics during milking
WO2009145634A1 (en) * 2008-05-30 2009-12-03 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap Pressure sensor for a milk transport system
WO2014055011A1 (en) * 2012-10-01 2014-04-10 Delaval Holding Ab Optical device for detecting abnormalities in milk

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0944301B1 (en) An implement for automatically milking animals
CN106455517B (zh) 挤奶系统
US7957920B2 (en) Milking machine testing
EP0741513A1 (en) An implement for milking animals
WO2000011933A1 (en) Method and apparatus for cleaning the teats of a dairy animal's udder
NL2019770B1 (nl) Boerderijsysteem en werkwijze voor het uitbreiden van een boerderijsysteem
EP3576520B1 (en) An animal hoof cleaning system and a method of cleaning an animals hoofs
US9468187B2 (en) Milking device, method of milking and software for controlling a milking device
US9743634B2 (en) Method and apparatus for monitoring a milking process
SE0301934D0 (sv) A milking device and a method of handling a milking device
GB2057845A (en) Multi-valve clawpiece
US8464655B2 (en) Cleaning within a milking system
NL2007731C2 (en) A method and apparatus for monitoring a milking process.
US20060272580A1 (en) Sensor apparatus for extraction machinery for milking mammals
US10791700B2 (en) Milking device
SE515277C2 (sv) Förfarande och anordning för detektering av nedglidningar av spengummi
WO2023249533A1 (en) System and method for monitoring cleaning process in milking installation
Manning et al. Descriptive study of bactoscan failures on UK dairy farms (2010-2020)
US20240040989A1 (en) A system and a detergent container
WO2008127178A2 (en) Milking system and method for transferring milk in a milking system
WO2016162654A1 (en) Automated milking
Slabbert Keep your finger on the pulse milking equipment
Fryman Using a vacuum gauge to check a milking machine/1116