NL2017619B1 - Inrichting en Systeem voor het veroorzaken van grondwaterstroming - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het veroorzaken van grondwaterstroming, omvattende een stromingskanaal met een stromingsdoorgang voor het laten doorstromen van een vloeistof en een vloeistofpomp voor het pompen van de vloeistof door de stromingsdoorgang. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende bovenstaande inrichting.

Description

Inrichting en Systeem voor het veroorzaken van grondwaterstroming

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het veroorzaken van grondwaterstroming, omvattende een stromingskanaal met een stromingsdoorgang voor het laten doorstromen van een vloeistof en een vloeistofpomp voor het pompen van de vloeistof door de stromingsdoorgang. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende bovenstaande inrichting.

Stand van de Techniek

Grondwaterverontreiniging ontstaat door diverse oorzaken, zoals onzorgvuldig omgaan met stoffen, afval van industrieën, voormalige gasfabrieken, benzinestations en ondergrondse tanks, maar ook door een incident. In de stand van de techniek zijn waterzuiveringsinstallaties bekend om grondwaterverontreiniging ongedaan te maken en de directe gevolgen daarvan te beperken.

In-situ sanering behandelt verontreinigde grond(water) op locatie, zonder ontgraving, grondverzet of verplaatsing en behandeling op een andere locatie uit te voeren. Hiervoor zijn inrichtingen bekend om grondwaterstroming te veroorzaken. Bekende inrichtingen voor grondwaterstroming omvatten meerdere ondergrondse stromingskanalen voor infiltratie of onttrekking van grondwater.

Deze bekende inrichtingen vereisen meerdere boringen voor bronnen ten behoeve van infiltratie of onttrekking. Een verder probleem van deze bekende inrichtingen is dat een bovengronds netwerk van pompen, leidingen en andere inrichtingen vereist is, waardoor relatief veel ruimte in beslag wordt genomen.

Doel van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor grondwaterstroming welke de bovenstaande problemen oplost. Een verder doel van de uitvinding is het aantal noodzakelijke boringen voor bronnen ten behoeve van infiltratie en onttrekking te verminderen en het aantal noodzakelijke pompen en verbindend leidingwerk te verminderen.

Beschrijving van de uitvinding

Dit doel wordt bereikt met een inrichting volgens de uitvinding, zoals beschreven in conclusie 1. De inrichting heeft het kenmerk dat in het stromingskanaal meerdere kanaalsecties voor het naar binnen of buiten laten stromen van een vloeistof gedefinieerd zijn, waarbij minstens één kanaalsectie is ingericht voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal en minstens één kanaalsectie is ingericht voor het naar buiten laten stromen van een vloeistof uit het stromingskanaal. Doordat een enkel stromingskanaal ingericht is voor zowel het onttrekking als infiltratie van een ondergrondse laag zijn er geen meerdere ondergronds aangebrachte stromingskanalen vereist. Hierdoor zijn er ook minder pompen en verbindend leidingwerk noodzakelijk, evenals het aantal noodzakelijke boringen voor bronnen ten behoeve van infiltratie en onttrekking. Dit heeft onder ander als voordeel dat de inrichting een positief effect heeft op de tijdsplanning, op milieueffecten, op overlast voor de omgeving, op de transporten, op de kosten en op eventuele saneringstermijnen. Dit heeft verder als voordeel dat er in de inrichting weinig mechanische onderdelen aanwezig zijn en er weinig stroomverbruik is. Alsook dat de inrichting op diverse locaties bruikbaar is en voor diverse verontreinigingen in de bodem bruikbaar is. Dit heeft nog verder als voordeel dat de uitvinding naast sanering ook inzetbaar is voor andere technieken zoals koude-warmte opslag en grondwatemiveaubeheersing.

Bij voorkeur omvatten de meerdere kanaalsecties in de stromingsrichting een onttrekkingssectie voor het naar binnen laten stromen van een fluïdum (vloeistof of bodemgas of lucht) in het stromingskanaal en een infïltratiesectie voor het naar buiten laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal. De onttrekkingssectie omvat onttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een fluïdum dat grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas omvat, en de infiltratiesectie omvat stroomafwaarts van de onttrekkingsmiddelen aangebrachte infiltratiemiddelen voor het naar buiten laten stromen van tenminste een deel van de vloeistof en/of het onttrokken fluïdum.

In het bijzonder omvatten de onttrekkingsmiddelen een trechterinrichting met een trechtervemauwing voor het vernauwen van de stromingsdoorgang in de stromingsrichting, een zij stromingsdoorgang gedefinieerd tussen de trechterinrichting en de mantel van het stromingskanaal, waarbij de zij stromingsdoorgang stroomafwaarts uitmondt in de stromingsdoorgang van het stromingskanaal en een hoofdzakelijk stroomopwaarts van de trechtervemauwing aangebracht onttrekkingsdoorgang voor het naar binnen laten stromen van een grondvloeistof in de zij stromingsdoorgang, waarbij het onttrokken fluïdum en de vloeistof een mengsel vormen in de stromingsdoorgang. De trechtervemauwing is een doelbewust in een stromingskanaal voor vloeistof aangebrachte vernauwing. Doordat de vloeistof een snelheidsverhoging ondergaat in de trechtervemauwing ontstaat daardoor op die plek een dmkverlaging vergelijkbaar met een Venturi-effect. Hierdoor kan in de zijdoorgang het fluïdum dat vloeistof en/of gas omvat worden aangezogen.

Verder in het bijzonder omvatten de infiltratiemiddelen een stroomafwaarts van de onttrekkingssectie aangebrachte infïltratiedoorgang voor het naar buiten laten stromen van tenminste een deel van het mengsel. Bij voorkeur is de onttrekkingsdoorgang en/of de infïltratiedoorgang uitgevoerd als een geperforeerd oppervlak in de mantel van het stromingskanaal.

Bij voorkeur omvatten de meerdere kanaalsecties stroomafwaarts van de infiltratiesectie een brononttrekkingssectie voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal. De brononttrekkingssectie omvat brononttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een bronvloeistof.

Verder bij voorkeur omvatten de brononttrekkingsmiddelen een stroomafwaarts van de infiltratiemiddelen aangebracht scheidingselement voor het scheiden van de infiltratiesectie en de brononttrekkingssectie, waarbij het scheidingselement zich dwars op een lengterichting van het stromingskanaal uitstrekt en een onttrekkingsdoorgang voor het naar binnen laten stromen van de vloeistof in de brononttrekkingssectie, waarbij de brononttrekkingssectie verbonden is met een ingangsaansluiting van de vloeistofpomp voor het oppompen van de vloeistof. In het bijzonder is de brononttrekkingsdoorgang uitgevoerd als een geperforeerd oppervlak in de mantel van het stromingskanaal.

Nog verder bij voorkeur omvat de inrichting een in het stromingskanaal aangebrachte bronleiding voor het verbinden van de brononttrekkingssectie met de ingangsaansluiting, waarbij de bronleiding coaxiaal met de lengterichting voorzien is.

Een uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, omvattende filtratiemiddelen voor filtratie van het naar buiten stromende mengsel. In het bijzonder zijn de filtratiemiddelen voorzien nabij een infïltratiedoorgang voor het naar buiten laten stromen van het mengsel.

Bij voorkeur omvatten de filtratiemiddelen een biologisch afbreekbaar granulaat waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat. De bacteriën kunnen aerobe of anaërobe bacteriën zijn. Door bacteriën samen met voedingsstoffen/nutriënten te impregneren in biologisch afbreekbare granulaat is het mogelijk deze gedurende langere tijd vrij te laten komen in het grondwater. Doordat de bacteriën gedoseerd vrij komen samen met de juiste voedingsstoffen/nutriënten is de inrichting zeer onderhoudsvriendelijk en bedrijfszeker. Verder bij voorkeur omvat de inrichting toevoermiddelen voor het in het stromingskanaal toevoeren van filtratiemiddelen en/of beluchtingsmiddelen voor het beluchten van de rondgepompte vloeistof. In het bijzonder bevinden deze middelen zich bovengronds. Een uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, verder omvattende minstens een of meer van de volgende: een verwarmingselement voor het verwarmen van de vloeistof, een debietmeter voor het meten van het debiet door de stromingsdoorgang en/of een debietregelaar voor het regelen van het debiet door de stromingsdoorgang, waarbij de debietregelaar als een klep uitgevoerd kan zijn.

Een andere uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, waarbij het stromingskanaal een kanaalvemauwing tussen de onttrekkingssectie en de infiltratiesectie omvat. Een nog ander uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, waarbij het stromingskanaal uit PVC vervaardigd is.

Daarnaast betreft de uitvinding een systeem, omvattende de bovenstaande inrichting en een sensor voor het monitoren van een ondergrondse vloeistof. Bij voorkeur, om meer inzicht te bieden bij het monitoren van vervuilingen in grond en grondwater of het beschermen van belangrijke waterwingebieden, wordt een fysische, biologische en/of chemische eigenschap van de ondergrondse vloeistof gemonitord. De sensor kan in een uitvoeringsvorm op verschillende dieptes meten / monitoren.

Een uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, waarbij de sensor middelen voor het in real-time uitwisselen van gegevens met een centrale database omvat. Dit geeft een opdrachtgever real-time informatie over de gesteldheid van de biologische omstandigheden in de bodem en de mogelijke vervuilingen. Hierdoor kan er gericht worden gepompt of verder bemonsterd om de loop van de sanering te bepalen. Dit zal in praktijk vaak betekenen dat er minder monsters zullen worden genomen en geanalyseerd. Een uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, waarbij de sensor ingericht is voor het aansturen van de pomp in functie van een door de sensor bepaalde waarde. Bij voorkeur betreft de bepaalde waarde een fysische, biologische en/of chemische eigenschap van de ondergrondse vloeistof.

Opgemerkt wordt, dat op diverse locaties biologisch afbreekbare verontreinigingen in het grondwater aanwezig kunnen zijn. Vaak zijn deze moeilijk bereikbaar en verplaatsen deze verontreinigingen zich door de bodem waardoor er risico’s kunnen ontstaan voor de omgeving, bijvoorbeeld in drinkwaterwinningsgebieden. Het enkel injecteren van bacteriën biedt vaak geen oplossing omdat deze bacteriën zich laten meevoeren door de grondwaterstroming. Hierdoor dient men tevens nogmaals extra voedingsstoffen/nutriënten te injecteren en/of meermaals de injectie(s) te herhalen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor filtratie van ondergrondse vloeistof, omvattende filtratiemiddelen voor filtratie van de vloeistof. De inrichting heeft het kenmerk dat de filtratiemiddelen een biologisch afbreekbaar granulaat omvatten, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat. Door bacteriën samen met voedingsstoffen/nutriënten te impregneren in biologisch afbreekbare granulaat is het mogelijk deze gedurende langere tijd vrij te laten komen in het grondwater. Doordat de bacteriën gedoseerd vrij komen samen met de juiste voedingsstoffen/nutriënten is de inrichting zeer onderhoudsvriendelijk en bedrijfszeker.

Bij voorkeur is het granulaat voorzien nabij een infiltratiedoorgang voor het naar buiten laten stromen van het mengsel.

Een uitvoeringsvorm betreft de voomoemde inrichting, omvattende een inrichting voor het veroorzaken van grondwaterstroming. Bij voorkeur is de inrichting voor het veroorzaken van grondwaterstroming de bovenstaande inrichting. Door gebruik te maken van geforceerde grondwaterstroming met behulp van onttrekking en infiltratie kan de dosering van de bacteriën worden geoptimaliseerd.

Daarnaast betreft de uitvinding een systeem voor filtratie van ondergronds fluïdum dat vloeistof en in de bodem aanwezig gas omvat, omvattende een bovenstaande inrichting en een sensor voor het monitoren van het ondergrondse fluïdum.

Daarnaast betreft de uitvinding een werkwijze voor het biologisch afbreken van verontreiniging in grondwater onder gebruikmaking van een bovenstaande inrichting/systeem voor het veroorzaken van grondwaterstroming. De werkwijze omvat de stap van filtratie van het grondwater met een biologisch afbreekbaar granulaat, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat.

Daarnaast betreft de uitvinding het gebruik van biologisch afbreekbaar granulaat voor een inrichting voor grondwater sanering, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat, voor filtratie van grondwater.

Korte beschrijving van de tekening

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Figuur 1 toont een schematisch doorsnede van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding tijdens gebruik.

Uitgebreide beschrijving

Figuur 1 toont een inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding in een mogelijke bedrijfsopstelling. De inrichting 1 omvat een in de grond aangebracht stromingskanaal 2 met een hoofdzakelijk buisvormige mantel 3 en een stromingsdoorgang 4 voor het laten doorstromen van een vloeistof. Het stromingskanaal kan uitgevoerd zijn als een cilinder, waarbij een grondvlak van de cilinder een veelhoek, cirkel of andere geschikte vorm kan hebben. De inrichting 1 omvat verder een vloeistofpomp 21 voor het pompen van de vloeistof door de stromingsdoorgang 4 in een stromingsrichting S. De vloeistof kan bijvoorbeeld grondwater zijn.

In het stromingskanaal 2 zijn meerdere kanaalsecties voor het naar binnen of buiten laten stromen van een vloeistof gedefinieerd. In de stromingsrichting S, gezien vanaf het grondoppervlak, omvatten de meerdere kanaalsecties een onttrekkingssectie I voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof en/of gas, bijvoorbeeld bodemgas of in de bodem aanwezige lucht, in het stromingskanaal 2, een infiltratiesectie II voor het naar buiten laten stromen van een vloeistof, dan wel vloeistof-gasmengsel, in het stromingskanaal 2 en een brononttrekkingssectie III voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal 2.

De onttrekkingssectie I omvat onttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas. De onttrekkingsmiddelen omvatten een trechterinrichting 6 met een trechtervemauwing 7 voor het vernauwen van de stromingsdoorgang 4 in de stromingsrichting S, een zij stromingsdoorgang 5 gedefinieerd tussen de trechterinrichting 6 en de mantel 3 van het stromingskanaal, waarbij de zij stromingsdoorgang 5 stroomafwaarts uitmondt in de stromingsdoorgang 4 van het stromingskanaal, en een hoofdzakelijk stroomopwaarts van de trechtervemauwing 7 aangebracht onttrekkingsdoorgang 8 voor het naar binnen laten stromen van een grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas in de zijstromingsdoorgang 5. Stroomafwaarts van de trechterinrichting 6 stromen de stromingsdoorgang 4 door de trechterinrichting 6 en de zijstromingsdoorgang 5 verder in de stromingsdoorgang 4. De vloeistof uit de stromingsdoorgang en de onttrokken grondvloeistof en/of gas uit de zijstromingsdoorgang vormen een mengsel in de stromingsdoorgang 4.

Tussen de onttrekkingssectie I en de infïltratiesectie II kan het stromingskanaal 2 een kanaalvemauwing 9 omvatten.

De infïltratiesectie II omvat stroomafwaarts van de onttrekkingsmiddelen aangebrachte infiltratiemiddelen voor het naar buiten laten stromen van tenminste een deel van de vloeistof en/of de onttrokken grondvloeistof en/of gas. De infiltratiemiddelen omvatten een stroomafwaarts van de onttrekkingssectie I aangebracht infïltratiedoorgang 10 voor het naar buiten laten stromen van tenminste een deel van het mengsel.

Nabij de infïltratiedoorgang is de inrichting in een uitvoeringsvorm voorzien van een biologisch afbreekbaar granulaat (G) voor filtratie van het mengsel waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat. Bij voorkeur kan de inrichting voorzien zijn van middelen voor het navullen van het granulaat.

Daarnaast kunnen er ook hulptechnieken aanwezig zijn die saneringen kunnen versnellen. Door de bodem te verwarmen worden veel verontreinigingen mobieler en kunnen ze sneller verwijderd worden. Opwarmen van de bodem kan onder meer door middel van elektriciteit (elektroreclamatie) of door middel van stoominjectie (stoom gestimuleerde extractie).

De brononttrekkingssectie III, die zich stroomafwaarts van de infïltratiesectie II bevindt, omvat brononttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een bronvloeistof. De brononttrekkingsmiddelen omvatten een stroomafwaarts van de infiltratiemiddelen aangebracht scheidingselement 11 voor het scheiden van de infïltratiesectie II en de brononttrekkingssectie III, waarbij het scheidingselement 11 zich dwars op een lengterichting A van het stromingskanaal uitstrekt. De brononttrekkingsmiddelen omvatten verder een onttrekkingsdoorgang 12 voor het naar binnen laten stromen van de vloeistof in de brononttrekkingssectie III, waarbij de brononttrekkingssectie III verbonden is via een bronleiding 13 met een ingangsaansluiting van de vloeistofpomp 21 voor het oppompen van de vloeistof. De bronleiding 13 kan bij voorkeur in het stromingskanaal 2 aangebracht zijn coaxiaal met de lengterichting A van het stromingskanaal.

Tijdens gebruik van de inrichting 1 pompt de vloeistofpomp 21 vloeistof afkomstig van de brononttrekkingssectie III door het stromingskanaal 2 in de stromingsrichting S. In de onttrekkingssectie I zal de vloeistof door de trechterinrichting 6 met de trechtervemauwing 7 stromen. Doordat de vloeistof een snelheidsverhoging ondergaat in de trechtervemauwing ontstaat daardoor op die plek een drukverlaging. Hierdoor wordt via de onttrekkingsdoorgang 8 in de zijstromingsdoorgang 5 een grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas aangezogen. De vloeistof uit de stromingsdoorgang 4 en de grondvloeistof en/of gas uit de zijstromingsdoorgang 5 vormen een mengsel. Dit mengsel stroomt door de stromingsdoorgang 4 via een kanaalvemauwing 9 naar de infiltratiesectie II. In de infiltratiesectie II stroomt het mengsel door het biologisch afbreekbaar granulaat (G) via de infiltratiedoorgang 10 naar buiten het stromingskanaal in de grond. Daar vloeistof en/of gas wordt onttrokken van de grond via de onttrekkingsdoorgang 8 en vloeistof wordt onttrokken via de brononttrekkingsdoorgang 12 ontstaan er stromingen van de infiltratiedoorgang 10 naar beide onttrekkingsdoorgangen 8, 12. Hierdoor kunnen grondwaterstromingen veroorzaakt worden welke een positief effect hebben op de verspreiding en dosering van eventueel aanwezige filtratiemiddelen in het grondwater, met behulp van een enkel pompinstallatie in combinatie met een enkel filter voor zowel vloeibaar als gasvormige medium. Alternatieve en equivalente uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn denkbaar binnen de uitvindingsgedachte, zoals aan de deskundige op het vakgebied duidelijk zal zijn. De uitvindingsgedachte wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.

Claims (25)

1. Inrichting (1) voor het veroorzaken van grondwaterstroming, omvattende - een in de grond aan te brengen stromingskanaal (2) met een mantel (3) en een stromingsdoorgang (4) voor het laten doorstromen van een vloeistof, - een vloeistofpomp (21) voor het pompen van de vloeistof door de stromingsdoorgang (4) in een stromingsrichting S, met het kenmerk dat in het stromingskanaal (2) meerdere kanaalsecties (I, II, III) voor het naar binnen of buiten laten stromen van een vloeistof gedefinieerd zijn, waarbij minstens één kanaalsectie is ingericht voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal (2) en minstens één kanaalsectie is ingericht voor het naar buiten laten stromen van een vloeistof uit het stromingskanaal (2).

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij in de stromingsrichting S de meerdere kanaalsecties (I, II, III) een onttrekkingssectie (I) voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal (2) en een infiltratiesectie (II) voor het naar buiten laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal (2) omvatten, waarbij de onttrekkingssectie (I) onttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas omvat, en waarbij de infiltratiesectie (II) stroomafwaarts van de onttrekkingsmiddelen aangebrachte infiltratiemiddelen voor het naar buiten laten stromen van een fluïdum dat tenminste een deel van de vloeistof en/of de onttrokken grondvloeistof en/of het onttrokken gas omvat.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, de onttrekkingsmiddelen omvattende: - een trechterinrichting (6) met een trechtervemauwing (7) voor het vernauwen van de stromingsdoorgang (4) in de stromingsrichting S, - een zij stromingsdoorgang (5) gedefinieerd tussen de trechterinrichting (6) en de mantel (3) van het stromingskanaal, waarbij de zij stromingsdoorgang (5) stroomafwaarts uitmondt in de stromingsdoorgang (4) van het stromingskanaal, en - een hoofdzakelijk stroomopwaarts van de trechtervemauwing (7) aangebracht onttrekkingsdoorgang (8) voor het naar binnen laten stromen van grondvloeistof en/of in de bodem aanwezig gas in de zijstromingsdoorgang (5), waarbij de grondvloeistof en/of het in de bodem aanwezig gas en de vloeistof een mengsel vormen in de stromingsdoorgang (4) als het fluïdum.

4. Inrichting (1) conclusie 2 of conclusie 3, waarbij de infiltratiemiddelen een stroomafwaarts van de onttrekkingssectie (I) aangebrachte infïltratiedoorgang (10) voor het naar buiten laten stromen van tenminste een deel van het mengsel omvatten.

5. Inrichting (1) volgens een van de conclusies 2-4, waarbij de meerdere kanaalsecties (I, II, III) stroomafwaarts van de infïltratiesectie (II) een brononttrekkingssectie (III) voor het naar binnen laten stromen van een vloeistof in het stromingskanaal (2) omvatten, waarbij de brononttrekkingssectie (III) brononttrekkingsmiddelen voor het naar binnen laten stromen van een bronvloeistof omvat.

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, de brononttrekkingsmiddelen omvattende: - een stroomafwaarts van de infiltratiemiddelen aangebracht scheidingselement (II) voor het scheiden van de infïltratiesectie (II) en de brononttrekkingssectie (III) , waarbij het scheidingselement (11) zich dwars op een lengterichting A van het stromingskanaal uitstrekt, en - een onttrekkingsdoorgang (12) voor het naar binnen laten stromen van de vloeistof in de brononttrekkingssectie (III), waarbij de brononttrekkingssectie (III) verbonden is met een ingangsaansluiting van de vloeistofpomp (21) voor het oppompen van de vloeistof.

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, verder omvattende een in het stromingskanaal aangebrachte bronleiding (13) voor het verbinden van de brononttrekkingssectie (III) met de ingangsaansluiting, waarbij de bronleiding (13) coaxiaal met de lengterichting A van het stromingskanaal voorzien is.

8. Inrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies 3-7, omvattende filtratiemiddelen voor filtratie van de vloeistof, de onttrokken grondvloeistof en/of het onttrokken gas en/of het mengsel.

9. Inrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij de filtratiemiddelen een biologisch afbreekbaar granulaat omvatten, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat.

10. Inrichting (1) volgens conclusie 8 of 9, omvattende toevoermiddelen voor het in het stromingskanaal toevoeren van filtratiemiddelen.

11. Inrichting (1) volgens een van de conclusies 2-10, waarbij het stromingskanaal (2) een kanaalvemauwing (9) tussen de onttrekkingssectie (I) en de infiltratiesectie (II) omvat.

12. Inrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, omvattende een verwarmingselement voor het verwarmen van de vloeistof in de stromingsdoorgang (4).

13. Inrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, omvattende een debietmeter voor het meten van het debiet door de stromingsdoorgang (4).

14. Inrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, omvattende een debietregelaar voor het regelen van het debiet door de stromingsdoorgang (4).

15. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij het stromingskanaal uit PVC vervaardigd is.

16. Systeem, omvattende - een inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, en - een sensor (31) voor het monitoren van een ondergrondse vloeistof.

17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij een fysische, biologische en/of chemische eigenschap van de ondergrondse vloeistof gemonitord wordt.

18. Systeem volgens conclusie 16 of conclusie 17, waarbij de sensor middelen voor het in real-time uitwisselen van gegevens met een centrale database omvat.

19. Systeem volgens een van de conclusies 16-18, waarbij de sensor (31) ingericht is voor het aansturen van de pomp (21) in functie van een door de sensor bepaalde waarde.

20. Systeem volgens een van de conclusies 16-19, waarbij de bepaalde waarde een fysische, biologische en/of chemische eigenschap van de ondergrondse vloeistof betreft.

21. Inrichting (1) voor filtratie van ondergronds fluïdum dat vloeistof en/of in de bodem aanwezig gas omvat, omvattende filtratiemiddelen voor filtratie van het fluïdum, met het kenmerk dat de filtratiemiddelen een biologisch afbreekbaar granulaat omvatten, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat.

22. Inrichting (1) volgens conclusie 21, waarbij het granulaat voorzien is nabij een infiltratiedoorgang voor het naar buiten laten stromen van het fluïdum.

23. Inrichting (1) volgens conclusie 21 of 22, omvattende een inrichting (1) volgens een van de conclusies 1-15.

24. Systeem voor filtratie van ondergronds fluïdum dat vloeistof en/of in de bodem aanwezig gas omvat, waarbij het systeem omvat - een inrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies 21 - 23, en - een sensor (31) voor het monitoren van het fluïdum.

25. Werkwijze voor het biologisch afbreken van verontreiniging in grondwater onder gebruikmaking van een inrichting volgens een van de conclusies 1-15 of een systeem volgens een van de conclusies 16-20, omvattende de stap van filtratie van het grondwater met een biologisch afbreekbaar granulaat, waarbij het granulaat bacteriën en nutriënten omvat.