NL2014783B1

NL2014783B1 - Stable floor with manure separation.

Info

Publication number: NL2014783B1
Application number: NL2014783A
Authority: NL
Inventors: Matel Jan; Van Der Zee Tjeerd
Original assignee: Innosell B V; Concrelit Assets B V
Priority date: 2015-05-08
Filing date: 2015-05-08
Publication date: 2017-01-26
Also published as: NL2014783A

Abstract

Stalvloer omvattend evenwijdig boven elkaar een betonnen onderlaag met afvoerdoorgangen die in verbinding staan met een opvangreservoir, een bovengelegen filterlaag, een elastische comfortlaag en waarbij de filterlaag een weefsel van kunststof draden onder vrijlating van mazen omvat, en waarbij de comfortlaag een continu systeem met langwerpige vezels van elastomeer materiaal omvat die aan de buitenkant plaatselijk aan elkaar verlijmd, verkleefd of versmolten zijn en die doorgangen vormen die vanaf de filterlaag naar de onderlaag met elkaar in verbinding staan.Stable floor comprising, parallel above each other, a concrete bottom layer with discharge passages that are connected to a collecting reservoir, an upper filter layer, an elastic comfort layer and wherein the filter layer comprises a woven fabric of synthetic threads with release of meshes, and wherein the comfort layer comprises a continuous system with elongated fibers of elastomeric material which is locally glued, bonded or fused together on the outside and which form passages which are in communication with each other from the filter layer to the bottom layer.

Description

Stalvloer met mestscheidingStable floor with manure separation

ACHTERGROND VAN DE UITVINDINGBACKGROUND OF THE INVENTION

De uitvinding heeft betrekking op een stalvloer met mestscheiding. De mestscheiding betreft het scheiden van urine van de vaste mestfractie. Urine gaat een chemische reactie aan met de vaste mestfractie waardoor ammoniak wordt uitgestoten. Door de mestscheiding wordt de ammoniakuitstoot gereduceerd.The invention relates to a stable floor with manure separation. The manure separation involves separating urine from the solid manure fraction. Urine enters a chemical reaction with the solid manure fraction whereby ammonia is emitted. Ammonia emissions are reduced by manure separation.

Een bekende stalvloer met mestscheiding is opgebouwd met een foliebedekte harde zandlaag waarop kunststof roosters zijn geplaatst. Op de roosters is een relatief stijve kunststof schuimlaag gelegen die is afgedekt door een geotextiel. Het geotextiel vormt het loopvlak voor het vee, waarbij de schuimlaag zorgt voor loopcomfort. Urine zakt langzaam door het geotextiel en de schuimlaag naar de roosters, waarbij de schuimlaag de urine langdurig geabsorbeerd houdt. Dit heeft tot gevolg dat bij het belopen van de stalvloer door het vee de tijdelijk geabsorbeerde urine weer naar boven wordt geperst en alsnog in contact komt met de vaste mest. De stalvloer kan dan ook glad en daardoor slechter beloopbaar worden voor het vee. De relatief lange aanwezigheid van de urine in de schuimlaag kan leiden tot groei van ongewenste bacteriën. Teneinde het doorzakken van de urine enigszins te bevorderen kunnen perforaties in de schuimlaag zijn aangebracht, maar doordat het geotextiel daar plaatselijk niet wordt ondersteund slijt dit snel.A known stable floor with manure separation is built up with a foil-covered hard sand layer on which plastic gratings are placed. A relatively rigid plastic foam layer is located on the gratings, which is covered by a geotextile. The geotextile forms the tread for the cattle, with the foam layer providing walking comfort. Urine sinks slowly through the geotextile and the foam layer to the grids, the foam layer keeping the urine absorbed for a long time. As a result, the temporarily absorbed urine is pushed upwards again by the cattle when walking over the stable floor and then comes into contact with the solid manure. The stable floor can therefore become smooth and therefore less walkable for the cattle. The relatively long presence of urine in the foam layer can lead to the growth of unwanted bacteria. In order to somewhat promote the sagging of the urine, perforations may be provided in the foam layer, but because the geotextile is not locally supported there, it quickly wears out.

Een doel van de uitvinding is een stalvloer met mestscheiding te verschaffen waarin de urine snel en blijvend van de vaste mest wordt gescheiden voor de reductie van de ammoniakuitstoot.An object of the invention is to provide a stable floor with manure separation in which the urine is quickly and permanently separated from the solid manure for the reduction of the ammonia emission.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDINGSUMMARY OF THE INVENTION

De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een stalvloer omvattend evenwijdig boven elkaar een betonnen onderlaag met afvoerdoorgangen die in verbinding staan met een opvangreservoir, een elastische comfortlaag en een bovengelegen filterlaag, waarbij de filterlaag een weefsel van kunststof draden onder vrijlating van mazen omvat, en waarbij de comfortlaag een continu systeem met langwerpige vezels van elastomeer materiaal omvat die aan de buitenkant plaatselijk aan elkaar verlijmd, verkleefd of versmolten zijn en die doorgangen vormen die vanaf de filterlaag naar de onderlaag met elkaar in verbinding staan.The invention provides, from one aspect, a stable floor comprising, parallel above each other, a concrete bottom layer with discharge passages which are connected to a receiving reservoir, an elastic comfort layer and an upper filter layer, wherein the filter layer comprises a woven fabric of synthetic threads with the release of meshes, and wherein the comfort layer comprises a continuous system with elongated fibers of elastomeric material which are locally glued, glued or fused together on the outside and which form passages which are in communication from the filter layer to the bottom layer.

De stalvloer volgens de uitvinding heeft een urine-doorlatende kunststof filterlaag waarop de vaste mest blijft liggen. De urine kan via de doorgangen die door de onderscheidenlijke langwerpige vezels in de elastische comfortlaag worden gevormd snel naar de onderlaag doorzakken om daar uiteindelijk te worden afgevoerd naar het opvangreservoir. Met langwerpig wordt hierbij bedoeld dat de vezels een grootste lengte hebben die ten minste twee maal zo groot is als de grootste breedte dwars daarop. Hiermee wordt de urine snel in verticale richting van de filterlaag weggeleid. Hiermee is een effectieve scheiding van de urine verkregen, zodat wordt tegengegaan dat de urine met de vaste mest kan reageren tot ammoniak. Door de doorgangen die zich vanaf de filterlaag naar de onderlaag uitstrekken wordt tegengegaan dat de urine langdurig in de comfortlaag verblijft. De achterblijvende vaste mest kan regelmatig van de filterlaag worden verwijderd, bijvoorbeeld door wegschuiven of door het met een robot op te pakken. Door het continue systeem van langwerpige vezels kan een homogene comfortlaag worden gevormd die de filterlaag over zijn gehele hoofdvlak gelijkmatig ondersteunt, dus zonder plaatselijke piekbelastingen. Dit bevordert het loopcomfort voor het vee.The stable floor according to the invention has a urine-permeable plastic filter layer on which the solid manure remains. Via the passages formed by the respective elongated fibers in the elastic comfort layer, the urine can quickly sink to the bottom layer and eventually be drained there to the collecting reservoir. By elongated herein is meant that the fibers have a largest length that is at least twice as large as the largest width transverse thereto. With this, the urine is quickly drained away vertically from the filter layer. An effective separation of the urine is hereby obtained, so that the urine cannot react with the solid manure to form ammonia. The passages extending from the filter layer to the bottom layer prevent the urine from remaining in the comfort layer for a long time. The remaining solid manure can be regularly removed from the filter layer, for example by sliding it away or picking it up with a robot. Due to the continuous system of elongated fibers, a homogeneous comfort layer can be formed which uniformly supports the filter layer over its entire main surface, thus without local peak loads. This promotes walking comfort for the cattle.

In een uitvoeringsvorm heeft de comfortlaag door de doorgangen tussen de vezels een waterdoorlatendheid van ten minste 4 liter per vierkante meter per seconde. Hiermee kan neervallende urine sneller worden afgevoerd dan het urinedebiet dat een koe plaatselijk op de filterlaag deponeert.In one embodiment, the comfort layer has a water permeability of at least 4 liters per square meter per second through the passages between the fibers. With this, falling urine can be discharged faster than the urine flow that a cow deposits locally on the filter layer.

In een uitvoeringsvorm heeft de comfortlaag bij een belasting van 2000 Newton per 75 vierkante centimeter een volledig reversibele, relatieve elastische indrukking van ten minste 20%, bij voorkeur ten minste 25% van de laagdikte. Deze belasting is omgerekend 266.667 Newton per vierkante meter (Pascal). Deze belasting is representatief voor de puntbelasting van de klauw van een koe. Deze minimale elastische indrukking bevordert het loopgenot voor een koe en voorkomt uitglijden. Dit is in het belang van het welzijn van de koe.In one embodiment, at a load of 2000 Newton per 75 square centimeters, the comfort layer has a fully reversible, relative elastic depression of at least 20%, preferably at least 25% of the layer thickness. This tax has been converted to 266,667 Newton per square meter (Pascal). This load is representative of the point load of the claw of a cow. This minimal elastic compression promotes walking pleasure for a cow and prevents slipping. This is in the interest of the welfare of the cow.

In een uitvoeringsvorm heeft de comfortlaag bij een belasting van 2000 Newton per 75 vierkante centimeter een maximale relatieve indrukking van maximaal 1/3 van de laagdikte. Bij deze maximale relatieve indrukking kan de urine niet meer naar de filterlaag terug omhoog geperst worden wanneer de koe deze beloopt.In one embodiment, the comfort layer has a maximum relative impression of a maximum of 1/3 of the layer thickness at a load of 2000 Newton per 75 square centimeters. With this maximum relative impression, the urine can no longer be pressed back to the filter layer when the cow walks on it.

In een praktische uitvoeringsvorm heeft de comfortlaag een dikte van 12-18 millimeter.In a practical embodiment, the comfort layer has a thickness of 12-18 millimeters.

In een uitvoeringsvorm zijn de vezels van een natuurrubber of synthetisch rubber, zoals styreenbutadieenrubber (SBR) of Ethyleen-Propyleen-Dieen Monomeer (EPDM) rubber. Deze materialen zijn zelf niet absorberend, waardoor de urine de vezels volledig passeert via de doorgangen.In one embodiment, the fibers are from a natural rubber or synthetic rubber, such as styrene-butadiene rubber (SBR) or Ethylene-Propylene-diene monomer (EPDM) rubber. These materials themselves are not absorbent, so that the urine completely passes through the fibers through the passages.

In een kwantitatief geformuleerde uitvoeringsvorm bezit ten minste 50% van de vezels een grootste lengte die ten minste twee maal, bij voorkeur ten minste drie maal zo groot is als de grootste breedte dwars daarop.In a quantitatively formulated embodiment, at least 50% of the fibers have a largest length that is at least twice, preferably at least three times as large as the largest width transverse thereto.

In een kwantitatief geformuleerde uitvoeringsvorm bezit ten minste 50% van de vezels een lengte van 5-25 millimeter.In a quantitatively formulated embodiment, at least 50% of the fibers have a length of 5-25 millimeters.

In een kwantitatief geformuleerde uitvoeringsvorm bezit ten minste 50% van de vezels een grootste breedte dwars op de grootste lengte van 0,1-2 millimeter.In a quantitatively formulated embodiment, at least 50% of the fibers have a largest width transverse to the largest length of 0.1-2 millimeters.

In een uitvoeringsvorm vormen de kunststof draden van de filterlaag enkellaags groepen, waarbij de groepen loodrecht op elkaar de schering en inslag van het weefsel vormen onder vrijlating van de mazen tussen de groepen. De groepen draden zorgen voor een sterk verband in het weefsel terwijl de kruisende schering en inslag zorgen voor mazen die groter kunnen zijn dan de dikte van de kunststof draden voor een goede urinedoorgang.In one embodiment, the plastic threads of the filter layer form single-layer groups, the groups perpendicular to each other forming the warp and weft of the fabric while leaving the meshes between the groups. The groups of threads provide a strong bond in the fabric while the intersecting warp and weft create meshes that can be larger than the thickness of the plastic threads for good urine passage.

In een uitvoeringsvorm daarvan liggen de kunststof draden binnen de groepen aan de langszij den tegen elkaar aan.In one embodiment thereof, the plastic wires lie against each other within the groups on the longitudinal sides.

In een uitvoeringsvorm omvatten de groepen drie tot en met vijf tegen elkaar aan gelegen kunststof draden. Hiermee wordt een fijnmazig weefsel verkregen.In one embodiment the groups comprise three to five abutting plastic wires. A fine-meshed fabric is hereby obtained.

In een uitvoeringsvorm zijn de mazen vierkant of rechthoekig, met een kleinste maaswijdte tussen 0,2 en 2 millimeter, bij voorkeur tussen 0,4 en 1,5 millimeter. Hiermee kan de urine snel worden doorgelaten naar de comfortlaag terwijl de vaste mest volledig achterblijft op de filterlaag.In one embodiment, the meshes are square or rectangular, with a smallest mesh size between 0.2 and 2 millimeters, preferably between 0.4 and 1.5 millimeters. This allows the urine to be passed quickly to the comfort layer while the solid manure remains completely on the filter layer.

In een uitvoeringsvorm hebben de kunststof draden een doorsnede die kleiner is dan 1 millimeter, bij voorkeur kleiner dan 0,5 millimeter.In one embodiment, the plastic wires have a diameter that is smaller than 1 millimeter, preferably smaller than 0.5 millimeter.

In een uitvoeringsvorm bezit de filterlaag een waterdoorlatendheid van ten minste 50 liter per vierkante meter per seconde, bij voorkeur ten minste 70 liter per vierkante meter per seconde.In one embodiment, the filter layer has a water permeability of at least 50 liters per square meter per second, preferably at least 70 liters per square meter per second.

In een uitvoeringsvorm zijn de kunststof draden vervaardigd van polyethyleen (PE), polypropyleen (PP) of polyester.In one embodiment, the plastic threads are made of polyethylene (PE), polypropylene (PP) or polyester.

In een uitvoeringsvorm is de onderlaag samengesteld met betonnen vloersegmenten waarvan de zijden langs of tegen elkaar liggen of op elkaar aansluiten.In one embodiment the bottom layer is composed of concrete floor segments, the sides of which lie alongside or against each other or connect to each other.

In een uitvoeringsvorm daarvan zijn de vloersegmenten in het bovenvlak voorzien van meerdere evenwijdige eerste goten die zich uitstrekken naar een zijrand van het vloersegment. De urine kan door de comfortlaag naar beneden sijpelen en in de eerste goten terechtkomen zodat het de comfortlaag volledig verlaat.In one embodiment thereof, the floor segments in the upper surface are provided with a plurality of parallel first troughs which extend to a side edge of the floor segment. The urine can seep down through the comfort layer and end up in the first gutters so that it leaves the comfort layer completely.

In een uitvoeringvorm daarvan zijn de vloersegmenten in het bovenvlak voorzien van meerdere evenwijdige tweede goten die aan één of aan weerszijden uitmonden in de eerste goten. Dit vormt een fijnmazig drainagesysteem in de vloersegmenten om de comfortlaag goed droog te houden.In an embodiment thereof, the floor segments in the upper surface are provided with a plurality of parallel second channels, which open onto one or on both sides in the first channels. This forms a fine-meshed drainage system in the floor segments to keep the comfort layer dry.

In een uitvoeringsvorm zijn de vloersegmenten voorzien van verticale doorgangen en/of naar de zijrand toe open einduitsparingen waarop de eerste goten uitkomen, waarbij de verticale doorgangen en/of einduitsparingen zich bij voorkeur boven een derde goot onder de vloersegmenten bevinden.In one embodiment, the floor segments are provided with vertical passages and / or end recesses open towards the side edge, onto which the first gutters come out, the vertical passages and / or end recesses preferably being located above a third gutter below the floor segments.

In een uitvoeringsvorm daarvan is de ondergoot onderdeel van een gootelement dat zich onder de vloersegmenten uitstrekt. De vloersegmenten sluiten dan aan op de derde goot door deze er langs de zijrand op of langs het gootelement te plaatsen.In one embodiment thereof, the bottom gutter is part of a channel element that extends below the floor segments. The floor segments then connect to the third gutter by placing it on the side edge or along the channel element.

In een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de vloersegmenten aan de langs elkaar gelegen zijden voorzien van een overhangend deel respectievelijk een ondergrijpend deel, waarbij van de naast elkaar gelegen vloersegmenten het overhangende deel zich boven het ondergrijpende deel uitstrekt. Hiermee kunnen de vloersegmenten goed met elkaar in verband worden gebracht.In an alternative embodiment, the floor segments are provided on the sides lying alongside one another with an overhanging part or an engaging part, the overhanging part of the adjacent floor segments extending above the engaging part. This allows the floor segments to be properly linked to each other.

In een uitvoeringsvorm daarvan is het ondergrijpende deel voorzien van een derde goot die onder het overhangende deel is gelegen. Het ondergrijpende deel is diep gelegen waardoor deze een gunstige plaats voor de derde goot vormt.In one embodiment thereof, the lower engaging part is provided with a third trough which is located under the overhanging part. The lower engaging part is located deep, making it a favorable place for the third gutter.

In een uitvoeringsvorm daarvan zijn de vloersegmenten voorzien van eerste goten die uitmonden in de derde goot.In one embodiment thereof, the floor segments are provided with first gutters that open into the third gutter.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.The aspects and measures described in this description and claims of the application and / or shown in the drawings of this application can, where possible, also be applied separately from each other. These individual aspects can be the subject of split-off patent applications that are aimed at this. This applies in particular to the measures and aspects that are described per se in the subclaims.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGENBRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:The invention will be elucidated on the basis of a number of exemplary embodiments shown in the accompanying drawings. Shown is:

Figuur 1 een isometrisch aanzicht van een stal met een stalvloer volgens de uitvinding;Figure 1 is an isometric view of a stable with a stable floor according to the invention;

Figuur 2 een doorsnede van een gedeelte van de stalvloer volgens figuur 1;Figure 2 shows a section of a part of the stable floor according to Figure 1;

Figuur 3 een uiteengenomen aanzicht van het gedeelte van de stalvloer volgens figuur 2;Figure 3 shows an exploded view of the part of the stable floor according to Figure 2;

Figuren 4A-4C vergrote details van de stalvloer zoals aangegeven met cijfers IVA-IVC in figuur 3; enFigures 4A-4C show enlarged details of the stable floor as indicated by figures IVA-IVC in figure 3; and

Figuren 5 en 6 een isometrisch aanzicht en een dwarsdoorsnede van een alternatieve onderlaag voor de stalvloer volgens figuur 1.Figures 5 and 6 are an isometric view and a cross-section of an alternative bottom layer for the stable floor according to figure 1.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGENDETAILED DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

Figuur 1 toont een stal 1 met een stalvloer 10 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. De stalvloer 10 is opgebouwd uit meerdere lagen die aan de hand van figuren 2 en verder nader zijn toegelicht. De stalvloer 10 vormt een langwerpig looppad tussen verhoogd gelegen ligboxvloeren 2 waarvan er in figuur 1 slechts één is weergegeven. Op de ligboxvloeren 2 zijn scheidingshekken geplaatst die deze opdelen in afzonderlijke ligboxen. In dit voorbeeld is de stal 1 bestemd voor koeien die in de ligboxen kunnen liggen en die hun mest en urine uitwerpen op de stalvloer 10.Figure 1 shows a stable 1 with a stable floor 10 according to a first embodiment of the invention. The stable floor 10 is made up of several layers which are further elucidated with reference to figures 2 and further. The stable floor 10 forms an elongated walkway between elevated cubicle floors 2 of which only one is shown in Figure 1. Dividing gates are placed on the cubicle floors 2 which divide them into separate cubicles. In this example, the stable 1 is intended for cows that can lie in the cubicles and who eject their manure and urine on the stable floor 10.

Zoals weergegeven in figuren 2 en 3 omvat de stalvloer 10 een betonnen onderlaag 20 die in dit voorbeeld is gevormd door een systeemvloer die is opgebouwd met meerdere langwerpige vloersegmenten 21 die in hetzelfde horizontale vlak langs elkaar liggen. Van de langwerpige vloersegmenten 21 zijn in figuren 2 en 3 de kopeinden aan één zijde daarvan weergegeven. De vloersegmenten 21 omvatten elk een recht bovenvlak 22 en een recht ondervlak 23 die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken. De vloersegmenten 21 omvatten aan de tegengestelde langszijden elk een overhangend deel 24 met een naar beneden gekeerd vlak 26 en een ondergrijpend deel 25 met een naar boven gekeerd oplegvlak 27. Deze vlakken 26, 27 stekken zich in hoofdzaak evenwijdig aan het bovenvlak 22 en het ondervlak 23 uit, op ongeveer de halve dikte of hoogte van het betreffende vloersegment 21. De vloersegmenten 21 zijn alleen aan de kopeinden opgelegd, waarbij een sponning of tussenruimte aanwezig kan zijn tussen de naar elkaar gekeerde vlakken 26, 27 .As shown in figures 2 and 3, the stable floor 10 comprises a concrete bottom layer 20 which in this example is formed by a system floor that is built up with a plurality of elongated floor segments 21 which lie alongside each other in the same horizontal plane. Figures 2 and 3 of the elongated floor segments 21 show the head ends on one side thereof. The floor segments 21 each comprise a straight upper surface 22 and a straight lower surface 23 extending parallel to each other. On the opposite longitudinal sides, the floor segments 21 each have an overhanging part 24 with a downwardly facing surface 26 and a lower-engaging part 25 with an upwardly facing bearing surface 27. These surfaces 26, 27 extend substantially parallel to the upper surface 22 and the lower surface. 23, at approximately half the thickness or height of the relevant floor segment 21. The floor segments 21 are only placed at the head ends, wherein a rebate or spacing may be present between the faces 26, 27 facing each other.

Het ondergrijpende deel 25 van elk vloersegment 21 is voorzien van een derde goot, in dit voorbeeld in de vorm van een ondergoot 28, waarvan de bodem 29 lager ligt dan het aangrenzende, naar boven gekeerde vlak 26. Het overhangende deel 24 is in de breedterichting van het langwerpige vloersegment 21 korter dan het ondergrijpende deel 25 zodat over de gehele lengte een langsspleet 30 vrijgehouden wordt voor toegang tot de ondergoot 28. In dit voorbeeld vormt de ondergoot 28 een onderdeel van het ondergrijpende deel 25. Alternatief zijn de ondergoten 28 in het bovenvlak 22 zelf voorzien.The lower engaging part 25 of each floor segment 21 is provided with a third gutter, in this example in the form of a lower gutter 28, the bottom 29 of which is lower than the adjacent upwardly facing surface 26. The overhanging part 24 is in the width direction of the elongated floor segment 21 shorter than the engaging part 25 so that a longitudinal slit 30 is kept free over the entire length for access to the lower gutter 28. In this example, the lower gutter 28 forms part of the lower engaging part 25. Alternatively, the lower gutters 28 are in the top surface 22 itself.

De vloersegmenten 21 zijn voorts voorzien van meerdere evenwijdige eerste goten, in dit voorbeeld dwarsgoten 40, die regelmatig over de lengte zijn verdeeld, bijvoorbeeld met een tussenafstand van 10 centimeter. In figuur 3 is van de dwarsgoten 40 slechts de halve eigen lengte (dus dwars op de lenterichting van de langwerpige vloersegmenten 21) weergegeven. De doorsnede over de volledige lengte is in detail weergegeven in figuur 4C. De dwarsgoten 40 bezitten over de breedte gezien vanaf het midden een eerste bodemdeel 41 met een recht afschot naar het ondergrijpende deel 25 en een tegengesteld tweede bodemdeel met een recht afschot naar het overhangende deel 24. De vloersegmenten 21 kunnen voorts zijn voorzien van meerdere evenwijdige tweede goten, in dit voorbeeld in de vorm van langsgoten, in het bovenvlak 22, bijvoorbeeld met een tussenafstand van 10 centimeter, die zich dwars op de dwarsgoten 40 (dus evenwijdig aan de lengterichting van de langwerpige vloersegmenten 21) uitstrekken en die uitmonden in de dwarsgoten 40. Deze langsgoten kunnen een afschot naar de dwarsgoten 40 hebben. De eerste goten 40, de eventuele tweede goten en de derde goten 28, in dit voorbeeld in de vorm van respectievelijk de dwarsgoten 40, de eventuele langsgoten en de ondergoten 28, vormen een verdeeld drainagesysteem voor urine, waarbij de urine door de werking van de zwaartekracht uiteindelijk in de laagstgelegen ondergoten 28 belandt om daarvan te worden afgevoerd. De betonnen onderlaag 20 kan een zwevende vloer boven een mestput zijn, of zijn gelegen op een zandbed.The floor segments 21 are furthermore provided with a plurality of parallel first gutters, in this example transverse gutters 40, which are regularly distributed over the length, for example at a distance of 10 centimeters. In Figure 3 only half of the own length of the transverse troughs 40 (i.e. transversely to the spring direction of the elongated floor segments 21) is shown. The full-length section is shown in detail in Figure 4C. Viewed across the width, the transverse gutters 40 have a first bottom part 41 with a straight slope to the engaging part 25 and an opposite second bottom part with a straight slope to the overhanging part 24. The floor segments 21 can further be provided with several parallel second gutters, in this example in the form of longitudinal gutters, in the upper surface 22, for example at a distance of 10 centimeters, which extend transversely to the transverse gutters 40 (i.e. parallel to the longitudinal direction of the elongated floor segments 21) and which open into the transverse gutters 40. These longitudinal gutters can have a slope to the transverse gutters 40. The first troughs 40, the optional second troughs and the third troughs 28, in this example in the form of the cross troughs 40, the possible longitudinal troughs and the bottom troughs 28 respectively, form a divided urine drainage system, whereby the urine is gravity eventually ends up in the lowest-lying undergutters 28 for removal therefrom. The concrete bottom layer 20 can be a floating floor above a manure pit, or be located on a sand bed.

Zoals weergegeven in figuren 2 en 3 omvat de stalvloer 10 op de betonnen onderlaag 20 een comfortlaag 50 met een recht bovenvlak 54 en een recht ondervlak 55 die zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken. De comfortlaag 50 is vervaardigd van elastomere vezels 51, waardoor het massieve materiaal van de vezels 51 zelf ook reversibel elastisch gedrag vertoont bij plaatselijke indrukking. De elastomere vezels 51 zijn vervaardigd van één elastomeer of mengsels van elastomeren. Voorbeelden zijn natuurrubber of synthetisch rubber, zoals styreenbutadieenrubber (SBR) en Ethyleen-Propyleen-Dieen Monomeer (EPDM) rubber. De rubbervezels 51 zijn bijvoorbeeld verkregen door het vermalen van versleten autobanden. Deze rubbervezels 51 zijn samengeperst en verlijmd waardoor deze op de contactplaatsen aan elkaar zijn gehecht. De structuur is in detail weergegeven in figuur 4B.As shown in figures 2 and 3, the stable floor 10 on the concrete lower layer 20 comprises a comfort layer 50 with a straight upper surface 54 and a straight lower surface 55 which extend parallel to each other. The comfort layer 50 is made of elastomeric fibers 51, whereby the solid material of the fibers 51 itself also exhibits reversible elastic behavior with local compression. The elastomeric fibers 51 are made from one elastomer or blends of elastomers. Examples are natural rubber or synthetic rubber, such as styrene-butadiene rubber (SBR) and Ethylene-Propylene-diene monomer (EPDM) rubber. The rubber fibers 51 are obtained, for example, by grinding worn-out car tires. These rubber fibers 51 are compressed and glued, so that they are bonded together at the contact points. The structure is shown in detail in Figure 4B.

De vezels 51 bezitten over het algemeen onregelmatige vormen en zijn grotendeels langwerpig. Ten minste 25% bij voorkeur ten minste 50% van de vezels 51 bezit een langwerpige vorm waarbij de lengte ten minste twee maal zo groot is als de grootste breedte. Ten minste 25%, bij voorkeur ten minste 50% van de vezels 51 bezit een grootste lengte van 5-25 millimeter en een grootste breedte dwars op de grootste lengte van 0,1-2 millimeter. Door deze eigenschappen van de vezels 51 is een continu driedimensionaal systeem of matrix gevormd van willekeurige, verdeelde inwendige doorgangen 52 die in elkaar overgaan en met elkaar in elkaar in verbinding staan.The fibers 51 generally have irregular shapes and are largely elongated. At least 25%, preferably at least 50%, of the fibers 51 have an elongated shape, the length of which is at least twice as large as the largest width. At least 25%, preferably at least 50% of the fibers 51 have a largest length of 5-25 millimeters and a largest width transverse to the largest length of 0.1-2 millimeters. Because of these properties of the fibers 51, a continuous three-dimensional system or matrix is formed of random, divided internal passages 52 which merge with each other and communicate with each other.

De comfortlaag 50 is door de inwendige doorgangen 52 waterdoorlatend, waarbij het water zich dwars op het hoofdvlak kan verplaatsen en zich ook in de richting van het hoofdvlak kan verspreiden. Hierdoor kan urine onder de werking van de zwaartekracht vanaf het bovenvlak 55 goed naar het ondervlak doorsijpelen en in een goot 28, 40 terecht komen.The comfort layer 50 is water-permeable through the internal passages 52, whereby the water can move transversely to the main surface and can also spread in the direction of the main surface. As a result, urine can seep well under the action of gravity from the upper surface 55 to the lower surface and end up in a trough 28, 40.

De comfortlaag 50 is tot een bepaalde belasting blijvend elastisch, waardoor deze bij indrukking weer geheel terugkomt in zijn oorspronkelijke vorm. Bij een belasting van 2000 Newton per 75 vierkante centimeter heeft de comfortlaag 50 een relatieve elastische indrukking van ten minste 20%, bij voorkeur ten minste 25% ten opzichte van de laagdikte. Deze belasting is representatief voor de puntbelasting van de klauw van een koe. Deze belasting is omgerekend 266.667 Newton per vierkante meter (Pascal). Bij deze belasting is de comfortlaag 50 maximaal 1/3 van de laagdikte indrukbaar. De comfortlaag 50 heeft in dit voorbeeld een hoogte of laagdikte van 14 millimeter, waardoor deze ten minste 3 millimeter elastisch indrukbaar is. De waterdoorlatendheid van de comfortlaag 50 is minimaal 8 liter per vierkante meter per seconde.The comfort layer 50 is permanently elastic to a certain load, as a result of which it fully returns to its original shape when pressed. At a load of 2000 Newton per 75 square centimeters, the comfort layer 50 has a relative elastic compression of at least 20%, preferably at least 25% with respect to the layer thickness. This load is representative of the point load of the claw of a cow. This tax has been converted to 266,667 Newton per square meter (Pascal). With this load, the comfort layer 50 is compressible to a maximum of 1/3 of the layer thickness. The comfort layer 50 in this example has a height or layer thickness of 14 millimeters, as a result of which it is elastically compressible for at least 3 millimeters. The water permeability of the comfort layer 50 is at least 8 liters per square meter per second.

Zoals weergegeven in figuren 2 en 3 omvat de stalvloer 10 op de comfortlaag 50 een filterlaag 60. Zoals weergegeven in figuur 4A is de filterlaag 60 een weefsel van kunststof draden 61. De kunststof draden 61 zijn vervaardigd van bijvoorbeeld polyethyleen (PE), polypropyleen (PP) of polyester. De draden 61 hebben een doorsnede die kleiner is dan 1 millimeter, bij voorkeur kleiner dan 0,5 millimeter. De draden 61 vormen enkellaags groepen 62, 63 die loodrecht op elkaar de schering en inslag van het weefsel vormen onder vrijlating van mazen 64 tussen de groepen 62, 63. Binnen de groepen 62, 63 liggen de draden 61 aan de langszij den tegen elkaar aan. De mazen 64 zijn vierkant of rechthoekig, met een maaswijdte tussen 0,2 en 2 millimeter, bij voorkeur tussen 0,4 en 1,5 millimeter. De filterlaag 60 bezit een waterdoorlatendheid van ten minste 50 liter per vierkante meter per seconde, bij voorkeur ten minste 70 liter per vierkante meter per seconde.As shown in figures 2 and 3, the stable floor 10 on the comfort layer 50 comprises a filter layer 60. As shown in figure 4A, the filter layer 60 is a fabric of plastic threads 61. The plastic threads 61 are made of, for example, polyethylene (PE), polypropylene ( PP) or polyester. The wires 61 have a cross-section that is smaller than 1 millimeter, preferably smaller than 0.5 millimeter. The wires 61 form single-layer groups 62, 63 which form the warp and weft of the fabric perpendicular to each other while leaving the gaps 64 free between the groups 62, 63. Within the groups 62, 63, the wires 61 abut each other on the longitudinal sides . The meshes 64 are square or rectangular, with a mesh size between 0.2 and 2 millimeters, preferably between 0.4 and 1.5 millimeters. The filter layer 60 has a water permeability of at least 50 liters per square meter per second, preferably at least 70 liters per square meter per second.

De stalvloer 10 kan aanvullend zijn voorzien van een geotextiel dat zich tussen betonnen onderlaag 20 en de elastische comfortlaag 50 uitstrekt. Het geotextiel is vervaardigd van een soortgelijk materiaal als de filterlaag 60 maar heeft een een grotere maaswijdte waardoor het geotextiel een hogere waterdoorlatendheid heeft. Het geotextiel zorgt voor een goede drukverdeling van de elastische comfortlaag 50 op de betonnen onderlaag 20 ter plaatse van dwarsgoten 40.The stable floor 10 can additionally be provided with a geotextile that extends between concrete bottom layer 20 and the elastic comfort layer 50. The geotextile is made of a material similar to the filter layer 60, but has a larger mesh size so that the geotextile has a higher water permeability. The geotextile ensures a good pressure distribution of the elastic comfort layer 50 on the concrete lower layer 20 at the location of cross gutters 40.

De stalvloer 10 heeft door de combinatie van de specifieke comfortlaag 50 en filterlaag 60 goede mestscheidende eigenschappen. De fractie vaste mest of fecaliën blijft op de filterlaag 60 liggen terwijl omringende urine of eventueel daarin vermengde urine direct via de mazen 64 van de filterlaag 60 door de comfortlaag 50 naar de onderlaag 20 sijpelt. Vanaf het moment van passeren van de mazen 64 en het wegzakken in de comfortlaag 50 is er geen contact meer mogelijk met de vaste mest die op de filterlaag 60 achterblijft. Door deze scheiding wordt de vorming en uitstoot van ammoniak als gevolg van de chemische reactie met ureum in de mest verhinderd. Het driedimensionale systeem van inwendige doorgangen 52 in de comfortlaag 50 zorgt ervoor dat de urine onder de werking van de zwaartekracht snel doorsijpelt naar de goten 28, 40. De eerste drainage die door de doorgangen 52 wordt verkregen is dieper dan de maximale indrukking die door de klauw van een koe kan worden verkregen, waardoor de urine niet alsnog terug omhoog kan worden geperst wanneer een koe de mest beloopt.The stable floor 10 has good manure separating properties due to the combination of the specific comfort layer 50 and filter layer 60. The solid manure or faecal fraction remains on the filter layer 60 while surrounding urine or any urine mixed therein seeps through the mesh layer 64 of the filter layer 60 through the comfort layer 50 to the bottom layer 20. From the moment of passing through the meshes 64 and sinking into the comfort layer 50, contact with the solid manure remaining on the filter layer 60 is no longer possible. This separation prevents the formation and emission of ammonia as a result of the chemical reaction with urea in the manure. The three-dimensional system of internal passages 52 in the comfort layer 50 ensures that the urine under the action of gravity quickly seeps through to the gutters 28, 40. The first drainage obtained through the passages 52 is deeper than the maximum depression caused by the a cow's claw can be obtained, which means that the urine cannot be pressed back up again when a cow walks on the manure.

De stal 1 is voorzien van een verder niet getoonde reinigingsrobot die verplaatsbaar is over de filterlaag 60. De reinigingsrobot is ingericht voor het gericht oppakken of opscheppen van de mest direct wanneer deze op de stalvloer 10 is gevallen. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van sensoren in de stalvloer 10 of door beeldherkenning. De reinigingsrobot houdt de filterlaag 60 schoon en voorkomt daarmee dat mest op de lange duur alsnog door de klauwen van de koeien in de filterlaag 60 wordt getrapt.The shed 1 is provided with a cleaning robot (not further shown) that is movable over the filter layer 60. The cleaning robot is adapted to pick up or scoop up the manure directly when it has fallen onto the shed floor 10. This can for instance take place by means of sensors in the stable floor 10 or by image recognition. The cleaning robot keeps the filter layer 60 clean and thus prevents manure from being kicked into the filter layer 60 by the claws of the cows in the long term.

Figuren 5 en 6 tonen een alternatieve betonnen onderlaag 120 van de stalvloer 10. In deze figuren zijn slechts ter illustratie de hiervoor beschreven comfortlaag 50 en filterlaag 60 weggelaten.Figures 5 and 6 show an alternative concrete bottom layer 120 of the stable floor 10. In these figures the comfort layer 50 and filter layer 60 described above have been omitted for illustration only.

Op een verdichte zandlaag 9 of andere stabiele grondlaag zijn een langwerpige betonnen gootelement 7 met een derde goot, in dit voorbeeld in de vorm van een ondergoot 8, en betonnen draagbalken 6 geplaatst die de rechthoekige betonnen vloersegmenten 121 langs de randen ondersteunen. Op deze wijze is de betonnen onderlaag 120 via de draagbalken 6 en het gootelement 7 stabiel op de grondlaag ondersteund. Van de vloersegmenten 21 zijn in figuren 5 en 6 de kopeinden aan één zijde daarvan weergegeven. Op elke positie van de draagbalk 6 of draaggoot 7 kan voor een draagbalk 6 of een gootelement 7 worden gekozen. Afhankelijk van de oplegging van de vloersegmenten 121 rusten deze op het gootelement 7 of hangen deze er vrij boven, bijvoorbeeld wanneer de vloersegmenten 121 alleen aan de kopeinden zijn opgelegd.Placed on a compacted sand layer 9 or other stable base layer are an elongated concrete channel element 7 with a third channel, in this example in the form of a lower channel 8, and concrete supporting beams 6 which support the rectangular concrete floor segments 121 along the edges. In this way, the concrete bottom layer 120 is stably supported on the base layer via the supporting beams 6 and the channel element 7. Figures 5 and 6 of the floor segments 21 show the head ends on one side thereof. At any position of the support beam 6 or trough 7, a support beam 6 or a trough element 7 can be chosen. Depending on the bearing of the floor segments 121, they rest on the channel element 7 or hang freely above it, for example when the floor segments 121 are only placed at the head ends.

De vloersegmenten 121 zijn in het bovenvlak voorzien van meerdere evenwijdige eerste goten, in dit voorbeeld in de vorm van dwarsgoten 140, die regelmatig over de lengte zijn verdeeld, bijvoorbeeld met een tussenafstand van 10 centimeter. De dwarsgoten 140 eindigen bij het gootelement 7. De dwarsgoten 140 bezitten een bodemvlak 141 dat bij voorkeur afloopt naar de ondergoot 8. De dwarsgoten 140 eindigen in de elkaar ontmoetende zijranden 147 van de vloersegmenten 121. Deze kunnen tegen elkaar aan gelegen zijn of een kleine tussenspleet boven de ondergoot 8 vrijhouden. De vloersegmenten 121 zijn in het bovenvlak voorts voorzien van meerdere, evenwijdige, fijnere tweede goten, in dit voorbeeld in de vorm van langsgoten 145, die aan weerszijden uitmonden in de dwarsgoten 140 en die bij voorkeur een afschot naar de dwarsgoten 140 hebben.The floor segments 121 are provided in the upper surface with a plurality of parallel first troughs, in this example in the form of transverse troughs 140, which are regularly distributed over the length, for example with a distance of 10 centimeters. The transverse gutters 140 terminate at the channel element 7. The transverse gutters 140 have a bottom surface 141 which preferably slopes down to the lower gutter 8. The transverse gutters 140 terminate in the mutually adjacent side edges 147 of the floor segments 121. These may be abutting against each other or a small keep the intermediate gap above the bottom gutter 8 free. The floor segments 121 are furthermore provided with a plurality of parallel, finer second troughs in the upper surface, in this example in the form of longitudinal troughs 145, which open on either side into the transverse troughs 140 and which preferably have a slope to the transverse troughs 140.

De dwarsgoten 141 monden uit in teruggelegen einduitsparingen 143 die naar de zijranden 147 toe open zijn. De einduitsparingen 143 strekken zich uit tot aan het ondervlak en zijn recht tegenover elkaar gepositioneerd om elkaar aan te vullen. De einduitsparingen 143 bevinden zich recht boven de ondergoot 8. De vloersegmenten 121 zijn alternatief of daarbij voorzien van doorgaande verticale doorgangen 142 die zich achter de zijranden 147 maar wel boven de ondergoot 8 bevinden. Urine die door de filterlaag 60 en de comfortlaag 50 zijn gezakt vloeit door het fijnmazige drainagesysteem van langsgoten 145 en dwarsgoten 140 naar de einduitsparingen 143 en de verticale doorgangen 142 naar de ondergoot 8 om van daaruit naar een verder niet getoond reservoir, zoals een mestkelder, te worden geleid.The transverse troughs 141 open into recessed end recesses 143 which are open towards the side edges 147. The end recesses 143 extend to the bottom surface and are positioned opposite to each other to complement each other. The end recesses 143 are located directly above the bottom gutter 8. The floor segments 121 are alternatively or thereby provided with continuous vertical passages 142 which are located behind the side edges 147 but above the bottom gutter 8. Urine that has fallen through the filter layer 60 and the comfort layer 50 flows through the fine-meshed drainage system of longitudinal troughs 145 and transverse troughs 140 to the end recesses 143 and the vertical passages 142 to the bottom trough 8 from there to a reservoir, not further shown, such as a manure cellar, to be led.

De hiervoor beschreven eerste goten en tweede goten zijn beschreven aan de hand van de lengte-breedte verhouding van de langwerpige vloerelementen. Het zal echter duidelijk zijn dat de eerste goten, die in de hiervoor genoemde voorbeelden steeds zijn benoemd als dwarsgoten, net zo goed langsgoten kunnen zijn die zich in de lengterichting van de langwerpige vloerelementen uitstrekken. Op dezelfde wijze kunnen de tweede goten, die in de hiervoor genoemde voorbeelden steeds zijn benoemd als langsgoten, net zo goed dwarsgoten zijn die zich dwars op de lengterichting van de langwerpige vloerelementen uitstrekken.The first channels and second channels described above are described on the basis of the length-width ratio of the elongated floor elements. It will be clear, however, that the first troughs, which in the aforementioned examples are always referred to as transverse troughs, may just as well be longitudinal troughs which extend in the longitudinal direction of the elongate floor elements. In the same way, the second troughs, which are always referred to as longitudinal troughs in the aforementioned examples, may just as well be transverse troughs extending transversely to the longitudinal direction of the elongate floor elements.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.The above description is included to illustrate the operation of preferred embodiments of the invention, and not to limit the scope of the invention. Starting from the above explanation, many variations will be evident to those skilled in the art that fall within the spirit and scope of the present invention.

Claims

A stable floor comprising, parallel above each other, a concrete bottom layer with discharge passages which are connected to a collecting reservoir, an elastic comfort layer and an upper filter layer, wherein the filter layer comprises a woven fabric of synthetic threads with the release of meshes, and wherein the comfort layer comprises a continuous system with comprises elongated fibers of elastomeric material that are locally glued, bonded or fused together on the outside and which form passages which are in communication with each other from the filter layer to the bottom layer.

A stable floor according to claim 1, wherein the comfort layer through the passages between the fibers has a water permeability of at least 4 liters per square meter per second.

A stable floor according to claim 1 or 2, wherein the comfort layer has a fully reversible, relative elastic impression of at least 20%, preferably at least 25% of the layer thickness at a load of 2000 Newton per 75 square centimeter.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the comfort layer has a maximum relative impression of a maximum of 1/3 of the layer thickness at a load of 2000 Newton per 75 square centimeter.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the comfort layer has a thickness of 12-18 millimeters.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the fibers are from a natural rubber or synthetic rubber, such as styrene-butadiene rubber (SBR) or Ethylene-Propylene-diene Monomer (EPDM) rubber.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein at least 50% of the fibers have a largest length that is at least twice, preferably at least three times as large as the largest width transverse thereto.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein at least 50% of the fibers have a length of 5-25 millimeters.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein at least 50% of the fibers have a largest width transverse to the largest length of 0.1-2 millimeters.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the plastic threads of the filter layer form single-layer groups, wherein the groups form the warp and weft of the fabric perpendicular to each other, leaving the meshes between the groups free.

11. Stable floor as claimed in claim 10, wherein the plastic threads lie against each other within the groups on the longitudinal sides.

A stable floor as claimed in claim 11, wherein the groups comprise three to five plastic threads lying against each other.

A stable floor according to any one of claims 10-12, wherein the meshes are square or rectangular, with a smallest mesh size between 0.2 and 2 millimeters, preferably between 0.4 and 1.5 millimeters.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the plastic wires have a cross-section that is smaller than 1 millimeter, preferably smaller than 0.5 millimeter.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the filter layer has a water permeability of at least 50 liters per square meter per second, preferably at least 70 liters per square meter per second.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the plastic threads are made from polyethylene (PE), polypropylene (PP) or polyester.

A stable floor according to any one of the preceding claims, wherein the bottom layer is composed of concrete floor segments, the sides of which lie alongside or against each other or connect to each other.

A stable floor according to claim 17, wherein the floor segments are provided in the upper surface with a plurality of parallel first troughs which extend to a side edge of the floor segment.

A stable floor according to claim 18, wherein the floor segments in the upper surface are provided with a plurality of parallel second troughs which open into one or on either side into the first troughs.

A stable floor as claimed in claim 17 or 18, wherein the floor segments are provided with vertical passages and / or end recesses open towards the side edge, onto which the first channels come out.

A stable floor according to claim 20, wherein the vertical passages and / or end recesses are located above a third gutter below the floor segments.

A stable floor according to claim 21, wherein the third gutter is part of a channel element that extends below the floor segments.

A stable floor as claimed in claim 17, wherein the floor segments are provided on the sides lying alongside each other with a overhanging part or an engaging part, wherein the overhanging part of the adjacent floor segments extends above the engaging part.

A stable floor according to claim 23, wherein the lower engaging part is provided with a third gutter which is located under the overhanging part.

A stable floor according to claim 24, wherein the floor segments are provided with first gutters that open into the third gutter.

26. Stable floor provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings.