NL2011497C2

NL2011497C2 - STAIRLIFT, ESPECIALLY CURVED STAIRLIFT.

Info

Publication number: NL2011497C2
Application number: NL2011497A
Authority: NL
Inventors: Mark Matheus Antonius Munckhof; Peter Antonius Maria Gooren; Peter Johannes Lodewijk Geurts
Original assignee: Gte B V
Priority date: 2013-09-25
Filing date: 2013-09-25
Publication date: 2015-03-30

Description

Korte aanduiding: Traplift, in het bijzonder gebogen traplift BeschrijvingShort description: Stairlift, in particular curved stairlift Description

De uitvinding heeft betrekking op een traplift, in het bijzonder een gebogen traplift, volgens de aanhef van conclusie 1.The invention relates to a stairlift, in particular a curved stairlift, according to the preamble of claim 1.

Een bekende traplift omvat een stoel met aandrijving die beweegbaar is over een op een trap bevestigde geleider in de vorm van een rail. Een dergelijke traplift is primair bedoeld voor personen die niet op eigen kracht naar boven of naar beneden kunnen.A known stairlift comprises a chair with drive that is movable over a rail-mounted guide mounted on a staircase. Such a stairlift is primarily intended for people who cannot go up or down on their own.

In een uitvoering, omvat de traplift een gebogen rail. Een dergelijke traplift wordt een gebogen traplift genoemd. Een gebogen traplift stelt hoge eisen aan de nauwkeurigheid waarmee de gebogen rails vervaardigd is. Volgens de stand van de techniek wordt derhalve de trap eerst ingemeten, waarna in de fabriek een oplossing op maat ontworpen en vervaardigd kan worden. Een dergelijke oplossing is echter relatief duur. WO 2013/095134 A1 op naam van aanvrager beschrijft een buisvormig constructie-element, dat is opgebouwd uit zich in de langsrichting uitstrekkende segmenten. De segmenten zijn zij-aan-zij aan elkaar gekoppeld. Hierdoor kan de buis zeer eenvoudig naar wens gebogen worden. Door het toepassen van bijvoorbeeld een inwendige druk, kunnen de segmenten vast met elkaar verbonden worden, en wordt de gebogen vorm gefixeerd. Het genoemde WO 2013/095134 A1 beschrijft reeds dat een dergelijke buis op locatie omgevormd kan worden tot een rail-segment voor een traplift.In one embodiment, the stairlift comprises a curved rail. Such a stairlift is called a curved stairlift. A curved stairlift makes high demands on the accuracy with which the curved rails are made. According to the state of the art, therefore, the staircase is first measured, after which a customized solution can be designed and manufactured in the factory. However, such a solution is relatively expensive. WO 2013/095134 A1 in the name of the applicant describes a tubular structural element which is built up of longitudinally extending segments. The segments are linked side by side. This makes it very easy to bend the pipe as desired. By applying, for example, an internal pressure, the segments can be firmly connected to each other, and the curved shape is fixed. The aforementioned WO 2013/095134 A1 already describes that such a tube can be transformed on location into a rail segment for a stairlift.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding, om een verbeterde traplift te verschaffen, die in het bijzonder de nauwkeurigheid van de vooraf ingemeten traplift combineert met het gemak van de traplift die ter plekke opgebouwd kan worden.It is an object of the present invention to provide an improved stairlift, which particularly combines the accuracy of the pre-measured stairlift with the ease of the stairlift that can be assembled on site.

Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een traplift volgens conclusie 1. De traplift omvat een draagrail die op een hoogte boven de trap bevestigd is. De draagrail omvat een eerste buisvormig railelement, alsmede een tweede railelement dat op een afstand van het eerste railelement geplaatst is. De traplift omvat verder een liftgestel dat op de draagrail voorzien is en daarover verplaatsbaar is. Op het liftgestel is in een uitvoeringsvorm een stoel geplaatst. Het liftgestel volgens de onderhavige uitvinding omvat een eerste geleider die verplaatsbaar voorzien is op het eerste railelement, alsmede een tweede geleider die verplaatsbaar voorzien is op het tweede railelement. Verder omvat de traplift volgens de onderhavige uitvinding aandrijfmiddelen waarmee het liftgestel over de draagrail verplaatsbaar is. Ten slotte omvat de traplift stelmiddelen waarmee de positie van de eerste geleider ten opzichte van de tweede geleider instelbaar is.To this end, the present invention provides a stairlift according to claim 1. The stairlift comprises a bearing rail which is mounted at a height above the stairway. The bearing rail comprises a first tubular rail element, as well as a second rail element which is placed at a distance from the first rail element. The stairlift further comprises a lift frame which is provided on the bearing rail and can be moved over it. In one embodiment, a chair is placed on the lift frame. The lift frame according to the present invention comprises a first conductor which is provided movably on the first rail element, as well as a second conductor which is movably provided on the second rail element. Furthermore, the stairlift according to the present invention comprises drive means with which the lift frame can be moved over the bearing rail. Finally, the stairlift comprises adjusting means with which the position of the first conductor relative to the second conductor is adjustable.

Het is verrassenderwijs gebleken dat met de traplift volgens de onderhavige uitvinding onnauwkeurigheden in de draagrail, die bijvoorbeeld ontstaan doordat de draagrail op locatie vervaardigd en geplaatst wordt, kunnen worden opgevangen. Door toepassing van stelmiddelen is het mogelijk om de positie van de eerste geleider ten opzichte van de tweede geleider in te stellen. Bij trapliften die gebruik maken van een eerste railelement en een tweede railelement, kunnen onderlinge afstandsvariaties, of bijvoorbeeld kantelingen ten opzichte van elkaar, worden opgevangen. Hierdoor ondervindt het liftgestel minder weerstand. Het is derhalve met de onderhavige uitvinding mogelijk om een traplift op locatie in te meten en te plaatsen, waarbij de nauwkeurigheid van de vooraf ingemeten traplift verkregen wordt door juist een geleider in te stellen ten opzichte van een andere geleider. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.It has surprisingly been found that with the stairlift according to the present invention inaccuracies in the carrier rail, which arise for example because the carrier rail is manufactured and placed on site, can be compensated. By using adjusting means, it is possible to adjust the position of the first conductor relative to the second conductor. With stair lifts that make use of a first rail element and a second rail element, mutual distance variations, or, for example, tiltings relative to each other, can be absorbed. As a result, the lift frame experiences less resistance. It is therefore possible with the present invention to measure and place a stairlift on location, wherein the accuracy of the pre-measured stairlift is obtained by precisely setting one conductor relative to another conductor. The object of the present invention has thus been achieved.

Het heeft de voorkeur wanneer de traplift een buisvormig constructie-element volgens WO 2013/095134 omvat, welke publicatie derhalve onder referentie is opgenomen in de onderhavige aanvrage.. Een dergelijk in WO 2013/095134 beschreven buisvormig constructie-element zal navolgend telkens worden aangeduid als segmentbuis. Het is echter ook mogelijk om de voordelen van de uitvinding te bereiken met andere railelementen, zelfs met vooraf ingemeten en op afstand van de locatie vervaardigde railelementen, doordat de vereiste nauwkeurigheid kleiner is. De uitvinding is dan ook niet beperkt tot het type railsegment, of tot de locatie waar het railsegment vervaardigd wordt.It is preferable if the stairlift comprises a tubular structural element according to WO 2013/095134, which publication is therefore incorporated by reference in the present application. Such a tubular structural element described in WO 2013/095134 will hereinafter be referred to as segment tube. However, it is also possible to achieve the advantages of the invention with other rail elements, even with pre-measured rail elements manufactured remotely from the location, because the required accuracy is lower. The invention is therefore not limited to the type of rail segment, or to the location where the rail segment is manufactured.

In een uitvoeringsvorm, is het eerste railelement een segmentbuis. Om de optredende krachten en momenten dan goed te kunnen opvangen, heeft het de voorkeur wanneer een tweede railelement wordt toegepast. Dit tweede railelement kan een buisvormig railelement zijn, en is in een uitvoering ook een segmentbuis.In one embodiment, the first rail element is a segment tube. In order to be able to properly absorb the forces and moments occurring, it is preferable if a second rail element is used. This second rail element can be a tubular rail element, and in one embodiment is also a segment tube.

Het tweede railelement is in een uitvoering op afstand, in een richting dwars op de hoogte, van het eerste railelement geplaatst. Het tweede railelement is aldus in horizontale richting op een afstand geplaatst. De afstand tussen het eerste buisvormige railelement en het tweede railelement omvat in die zin een horizontale component ongelijk nul. Het is gebleken dat met een dergelijke uitvoering een eenvoudiger railsysteem mogelijk is. Daarbij zorgt een dergelijke uitvoering ervoor dat de natuurlijke flow (beweging en ritme) van de trap eenvoudiger gevolgd kan worden. Er hoeven geen abrupte knikken in de draagrail aanwezig te zijn, hetgeen het comfort voor de gebruiker verhoogt.The second rail element is placed in a remote embodiment, in a direction transverse to the height, of the first rail element. The second rail element is thus placed at a distance in the horizontal direction. The distance between the first tubular rail element and the second rail element comprises in this sense a horizontal component unequally zero. It has been found that with such an embodiment a simpler rail system is possible. In addition, such a design ensures that the natural flow (movement and rhythm) of the stairs can be followed more easily. There are no abrupt kinks in the carrier rail, which increases the comfort for the user.

Daarbij is het denkbaar dat de afstand tussen het eerste buisvormige railelement en het tweede railelement in hoofdzaak constant is over de lengte van het buisvormige railelement. In een uitvoeringsvorm, wordt een hartafstand van ongeveer 150mm gebruikt, alhoewel andere afmetingen denkbaar zijn.It is conceivable that the distance between the first tubular rail element and the second rail element is substantially constant over the length of the tubular rail element. In one embodiment, a center-to-center distance of about 150 mm is used, although other dimensions are conceivable.

In een uitvoeringsvorm, is het eerste buisvormige railelement voorzien van een zich over de lengte daarvan uitstrekkende heugelinrichting. De eerste geleider omvat een tandwielorgaan dat over de heugelinrichting beweegbaar is. Hiermee wordt een betrouwbare aandrijving verkregen.In one embodiment, the first tubular rail element is provided with a rack device extending along its length. The first guide comprises a gear member that is movable over the rack device. A reliable drive is hereby obtained.

In een uitvoering zijn de stelmiddelen ingericht om de eerste geleider rondom het eerste buisvormige railelement te zwenken. Bij toepassing van een heugelinrichting is het denkbaar dat de relatieve positie van de heugel varieert over de lengte van het eerste railelement, zeker bij een ter plaatse ingemeten en vervaardigd railelement. Een dergelijke verandering in relatieve positie vertaalt zich in een relatieve veranderde tangentiële positie van de heugel op het railelement. Om deze onnauwkeurigheden op te vangen, zijn de stelmiddelen ingericht om de geleider met tandwielorgaan te zwenken, zodanig dat de tangentiële positie van het tandwielorgaan weer overeenkomt met de tangentiële positie van de heugelinrichting. Zo wordt een goede aandrijving gegarandeerd.In one embodiment, the adjusting means are adapted to pivot the first conductor around the first tubular rail element. When a rack device is used, it is conceivable that the relative position of the rack varies over the length of the first rail element, certainly with a rail element measured and manufactured on site. Such a change in relative position translates into a relatively changed tangential position of the rack on the rail element. To compensate for these inaccuracies, the adjusting means are adapted to pivot the guide with gear member, such that the tangential position of the gear member again corresponds to the tangential position of the rack device. This guarantees a good drive.

Er zijn slechts kleine veranderingen in de tangentiële positie nodig om de optredende onnauwkeurigheden op te vangen. De stelmiddelen zijn bij voorkeur dan ook ingericht om de eerste geleider over een totale zwenkhoek van kleiner dan 10 graden, bij voorkeur kleiner dan 5 graden, te zwenken.Only small changes in the tangential position are needed to compensate for the inaccuracies that occur. The adjusting means are therefore preferably adapted to pivot the first conductor over a total pivot angle of less than 10 degrees, preferably less than 5 degrees.

Het heeft de voorkeur wanneer de traplift een met de stelmiddelen verbonden sensororgaan omvatten, waarbij het sensororgaan is ingericht voor het bepalen van een maat voor de tangentiële positie van de heugelinrichting op het eerste buisvormige railelement. Op basis van de opgenomen maat voor de tangentiële positie kunnen de stelmiddelen de positie van de geleider veranderen.It is preferable if the stairlift comprise a sensor member connected to the adjusting means, the sensor member being adapted to determine a measure of the tangential position of the rack device on the first tubular rail element. Based on the recorded measure for the tangential position, the adjusting means can change the position of the conductor.

Een bijzonder doeltreffende uitvoeringsvorm wordt verkregen wanneer het sensororgaan mechanisch is, bij voorkeur waarbij het sensororgaan een mechanisch nokelement is dat de heugelinrichting volgt. Zo wordt ervoor gezorgd dat het sensororgaan te allen tijde de juiste positie opneemt, en zijn er geen kostbare elektronische sensororganen benodigd.A particularly effective embodiment is obtained when the sensor member is mechanical, preferably wherein the sensor member is a mechanical cam element following the rack device. This ensures that the sensor member takes the correct position at all times, and no expensive electronic sensor members are required.

De stelmiddelen kunnen in hoofdzaak mechanisch worden vormgegeven, wanneer de stelmiddelen een vierstangenmechanisme omvatten. Het vierstangenmechanisme is in een uitvoering voorzien van een grondschakel; een zwenkbaar met de grondschakel verbonden eerste koppelschakel; een zwenkbaar met de grondschakel verbonden tweede koppelschakel; en een zwenkbaar met de eerste koppelstang en met de tweede koppelstang verbonden volgschakel. De tweede geleider maakt deel uit van, of is verbonden met de grondschakel, terwijl de eerste geleider deel uitmaakt van, of verbonden is met de volgschakel.The adjusting means can be designed substantially mechanically when the adjusting means comprise a four-rod mechanism. In an embodiment, the four-rod mechanism is provided with a ground link; a first coupling link pivotally connected to the ground link; a second coupling link pivotally connected to the ground link; and a follower link pivotally connected to the first coupling rod and to the second coupling rod. The second conductor forms part of, or is connected to, the ground link, while the first conductor forms part of, or is connected to, the follow link.

In een uitvoering, maakt het sensororgaan deel uit van, of is deze verbonden met de volgschakel. Dit geldt in nog meer mate wanneer het sensororgaan mechanisch is uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een mechanisch nokelement.In one embodiment, the sensor member is part of, or is connected to, the tracking link. This applies even more to the extent that the sensor member is of mechanical design, for example in the form of a mechanical cam element.

Het vierstangenmechanisme omvat in een uitvoering een stand waarin de longitudinale assen van de eerste koppelschakel en van de tweede koppelschakel in hoofdzaak snijden in het hart van het eerste buisvormige railorgaan. Door deze uitvoering wordt ervoor gezorgd dat de eerste geleider een tangentiële beweging, of hoekverdraaiing rondom deze neutrale stand kan maken, en wel zodanig dat de geleider telkens nauwkeurig aanligt, bijvoorbeeld met een wielorgaan van de geleider, op het eerste buisvormige railorgaan, en dat het tandwiel nauwkeurig aangrijpt op de heugelinrichting.In one embodiment, the four-rod mechanism comprises a position in which the longitudinal axes of the first coupling link and of the second coupling link substantially intersect in the center of the first tubular rail member. This embodiment ensures that the first conductor can make a tangential movement, or angular displacement around this neutral position, such that the conductor in each case accurately abuts, for example with a wheel member of the conductor, on the first tubular rail member, and that the gear accurately engages the rack device.

In een uitvoering, is het tweede railelement een tweede buisvormig railelement, en omvat de tweede geleider een draaistel. Het draaistel omvat een hoofdframe met ten minste twee door middel van telkens een zwenkverbinding zwenkbaar daaraan verbonden subframes, waarbij elk subframe voorzien is van ten minste een paar tegenover elkaar gelegen wielelementen. De wielelementen zijn ingericht om aan tegenover gelegen zijden van het tweede buisvormige railelement aan te grijpen en om daarover verplaatsbaar te zijn. De subframes zijn op hun beurt weer zwenkbaar met elkaar verbonden, en wel zodanig dat bij een zwenking van een van de subframes, het andere van de subframes in tegengestelde richting zwenkt.In one embodiment, the second rail element is a second tubular rail element, and the second conductor comprises a bogie. The bogie comprises a main frame with at least two subframes pivotally connected thereto by means of a pivotal connection, wherein each subframe is provided with at least a pair of opposite wheel elements. The wheel elements are adapted to engage on opposite sides of the second tubular rail element and to be movable over it. The subframes are in turn pivotally connected to each other, in such a way that with a pivot of one of the subframes, the other of the subframes pivots in the opposite direction.

Hierdoor wordt een volgmechanisme verkregen dat ervoor zorgt dat de tweede geleider het tweede railelement goed volgt, en ervoor zorgt dat de krachten worden afgesteund op de railelementen.A tracking mechanism is hereby obtained which ensures that the second conductor follows the second rail element properly, and ensures that the forces are supported on the rail elements.

In een verder verbeterde uitvoering, is elk subframe voorzien van een wielgestel waaraan de wielelementen van het respectievelijke subframe verbonden zijn. Het wielgestel is zwenkbaar verbonden met het subframe waaraan het verbonden is. Het wielgestel is zwenkbaar rondom een as die in hoofdzaak gelegen is in een vlak dat de zwenkverbindingen van de twee subframes omvat. Doordat de wielgestellen vrij zwenkbaar zijn om deze as, wordt een verbeterd volgsysteem verkregen, dat minder gedwongen is dan draaistellen voor trapliften uit de stand van de techniek. De rolweerstand, en dus de energie voor het verplaatsen, van het draaistel volgens de onderhavige uitvinding is daarmee lager.In a further improved embodiment, each subframe is provided with a wheel frame to which the wheel elements of the respective subframe are connected. The wheel frame is pivotally connected to the subframe to which it is connected. The wheel frame is pivotable about an axis that is substantially located in a plane that includes the pivot connections of the two subframes. Because the wheel frames are freely pivotable about this axis, an improved tracking system is obtained which is less forced than bogies for stair lifts from the prior art. The rolling resistance, and thus the energy for moving, of the bogie according to the present invention is therefore lower.

Een verdere verbetering van het draaistel wordt daarin bereikt, doordat de subframes door middel van een kogelscharnier zwenkbaar met elkaar verbonden zijn.A further improvement of the bogie is achieved in that the subframes are pivotally connected to each other by means of a ball joint.

Zoals reeds eerder aangegeven, kan de het liftgestel een draagvlak voor de gebruiker, in het bijzonder een stoel, omvatten. Volgens de onderhavige uitvinding omvat de traplift middelen voor het tijdens een beweging van het liftgestel langs de draagrail laten gieren en/of stampen en/of rollen van de stoel. Bij voorkeur zijn sensoren voorzien, die de stand van het liftgestel opnemen. Met een regeleenheid verbonden actuatoren kunnen het liftgestel dan in elke gewenste positie plaatsen, en bij voorkeur een horizontale positie, waarbij de gebruiker naar bijvoorbeeld een middenlijn van de trap gericht is.As previously indicated, the lift frame may comprise a support surface for the user, in particular a chair. According to the present invention, the stairlift comprises means for allowing a hoisting and / or stamping and / or rolling of the chair during a movement of the lift frame along the bearing rail. Sensors are preferably provided which detect the position of the lift frame. Actuators connected to a control unit can then place the lift frame in any desired position, and preferably a horizontal position, wherein the user is directed to, for example, a center line of the stairs.

Om het vervaardigen op locatie te vereenvoudigen, heeft het de voorkeur, wanneer het eerste railelement voorzien is van een zich over de lengte daarvan uitstrekkende heugelinrichting, dat de heugelinrichting is opgebouwd uit een aantal losse heugelelementen. Dergelijke heugelelementen moeten ervoor zorgen dat de tanden en openingen van de heugelinrichting op gelijkmatige afstand van elkaar staan, zodanig dat het tandwiel, tijdens de baan van het liftgestel over de draagrail, telkens op een goede wijze aangrijpt in de heugelinrichting, en er dus een goede aandrijving van het liftgestel mogelijk is.In order to simplify production on location, it is preferred if the first rail element is provided with a rack device extending along its length, that the rack device is composed of a number of separate rack elements. Such rack elements must ensure that the teeth and openings of the rack device are at a uniform distance from each other, such that during the path of the lift frame over the support rail the gear wheel engages in a good manner in the rack device, and thus a good drive of the lift frame is possible.

Een gelijkmatige afstand tussen de tanden en openingen van de heugelinrichting wordt bereikt wanneer aan elkaar rakende randen van ten minste twee aangrenzende heugelelementen convex, bij voorkeur geheel of gedeeltelijk bolvormig, zijn uitgevoerd. De heugelelementen vormen dan een soort van parelsnoer, waardoor tanden en openingen telkens op dezelfde afstand staan, ongeacht of de heugelinrichting een bocht maakt.A uniform distance between the teeth and openings of the rack device is achieved when abutting edges of at least two adjacent rack elements are convex, preferably wholly or partly spherical. The rack elements then form a kind of pearl necklace, whereby teeth and openings are always at the same distance, regardless of whether the rack device makes a bend.

In een uitvoeringvorm, bevat ten minste een van het aantal heugelelementen een enkele uitsparing voor een tand van het tandwielorgaan. Aan elkaar grenzende randen van dergelijke aan elkaar grenzende heugelelementen vormen dan tanden van de heugelinrichting.In one embodiment, at least one of the plurality of rack elements includes a single recess for a tooth of the gear member. Adjoining edges of such adjacent rack elements then form teeth of the rack device.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van een volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. Hierin tonen:The invention will be explained in more detail below with reference to the description of a preferred embodiment of a device according to the invention, with reference to the following figures. Show here:

Fig. 1a en 1b - een zijaanzicht en vooraanzicht van een traplift volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2a - 2c - aanzichten in doorsnede van een draagrail volgens de onderhavige uitvinding, waarbij fig. 2b een verkleinde zwenkhoek zal zien, en waarbij fig. 2c een vergrote zwenkhoek laat zien; fig. 2d - 2f - aanzichten in doorsnede van een draagrail volgens de onderhavige uitvinding, waarbij fig. 2e een verkleinde zwenkhoek laat zien en waarbij fig. 2f een vergrote zwenkhoek laat zien; fig. 3a - aanzicht van een liftgestel volgens de onderhavige uitvinding, met een vierstangenmechanisme in een neutrale stand; fig. 3b - het liftgestel met een vierstangenmechanisme volgens fig. 3a, in een positie waarin de draagrail een vergrote zwenkhoek heeft; fig. 3c - het liftgestel met een vierstangenmechanisme volgens fig. 3a, in een positie waarin de draagrail een verkleinde zwenkhoek heeft; fig. 4a en 4b - aanzichten van een tweede geleider volgens de onderhavige uitvinding, respectievelijk in zijaanzicht en vooraanzicht; fig. 4c en 4d - aanzichten van een tweede geleider volgens de onderhavige uitvinding, respectievelijk in zijaanzicht en vooraanzicht; fig. 5 - een vooraanzicht, een zijaanzicht, en een onderaanzicht van een heugelelement voor een heugelinrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 6 - een schematische weergave van de positie van de heugelelementen volgens de onderhavige uitvinding; fig. 7a en 7b - verschillende zijaanzichten in perspectief van een heugelelement volgens de onderhavige uitvinding; fig. 7c en 7d - aanzichten in perspectief vanaf de andere zijde van de in fig. 7a en 7b getoonde heugelelement; fig. 8 - een aanzicht van de traplift volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de draagrail gekanteld is ten opzichte van de horizontaal, en waarbij de stoel in hoofdzaak verticaal gehouden is; fig. 9 - een vooraanzicht van de traplift volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het railelement geneigd ten opzichte van de horizontaal verloopt, en waarbij de stoel in hoofdzaak verticaal gehouden is;FIG. 1a and 1b - a side view and front view of a stairlift according to the present invention; 2a - 2c are cross-sectional views of a bearing rail according to the present invention, wherein Fig. 2b will show a reduced pivot angle, and Fig. 2c shows an enlarged pivot angle; 2d - 2f are cross-sectional views of a bearing rail according to the present invention, wherein Fig. 2e shows a reduced pivot angle and wherein Fig. 2f shows an enlarged pivot angle; Fig. 3a - View of a lift frame according to the present invention, with a four-rod mechanism in a neutral position; Fig. 3b - the lift frame with a four-rod mechanism according to Fig. 3a, in a position in which the bearing rail has an enlarged pivot angle; Fig. 3c - the lift frame with a four-rod mechanism according to Fig. 3a, in a position in which the bearing rail has a reduced pivot angle; 4a and 4b show views of a second conductor according to the present invention in side view and front view, respectively; 4c and 4d show views of a second conductor according to the present invention in side view and front view, respectively; Fig. 5 - a front view, a side view, and a bottom view of a rack element for a rack device according to the present invention; fig. 6 - a schematic representation of the position of the rack elements according to the present invention; 7a and 7b - different perspective side views of a rack element according to the present invention; Figs. 7c and 7d - perspective views from the other side of the rack element shown in Figs. 7a and 7b; fig. 8 - a view of the stairlift according to the present invention, wherein the bearing rail is tilted with respect to the horizontal, and wherein the chair is kept substantially vertical; fig. 9 - a front view of the stairlift according to the present invention, wherein the rail element is inclined with respect to the horizontal, and wherein the chair is kept substantially vertical;

Fig. 10 - een aanzicht in doorsnede van een met bevestigingssteunen op een traptrede bevestigde draagrail;FIG. - a cross-sectional view of a bearing rail fixed with mounting supports on a stair step;

Fig. 11 - een bovenaanzicht van een met bevestigingssteunen op een traptrede bevestigde draagrail;FIG. 11 - a top view of a bearing rail fixed with mounting supports on a stair step;

Fig. 12a en 12b - zijaanzichten van een met bevestigingssteunen op een traptrede bevestigde draagrail.FIG. 12a and 12b - side views of a support rail mounted on a stair step with mounting brackets.

Fig. 1a toont een zijaanzicht van een traplift 1 volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De traplift 1 omvat een liftgestel 3, dat schuifbaar verplaatsbaar voorzien is op een draagrail 2 van de traplift. De draagrail omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een eerste buisvormig railelement 21, alsmede een tweede buisvormig railelement 22. Op het liftgestel 3 is een draagvlak 7 in de vorm van een stoel voorzien. De gebruiker kan op deze stoel 7 plaatsnemen, waarna het liftgestel 3 door de gebruiker in gang gezet kan worden, zodanig dat het liftgestel 3 beweegt over twee railelementen 21, 22 van de draagrail, en zodat de gebruiker zittend de trap kan beklimmen of afdalen.FIG. 1a shows a side view of a stairlift 1 according to an embodiment of the present invention. The stair lift 1 comprises a lift frame 3, which is slidably provided on a bearing rail 2 of the stair lift. In the embodiment shown, the bearing rail comprises a first tubular rail element 21 and a second tubular rail element 22. A bearing surface 7 in the form of a chair is provided on the lift frame 3. The user can sit on this chair 7, whereafter the lift frame 3 can be set in motion by the user, such that the lift frame 3 moves over two rail elements 21, 22 of the carrier rail, and so that the user can climb or descend the stairs while seated.

Fig. 1b toont een vooraanzicht van de traplift 1 zoals deze getoond is in fig. 1a. Te zien is dat het liftgestel 3 bovenop de draagrail 2 rust. De draagrail omvat het eerste buisvormig railelement 21, welke in hoofdzaak zich over een lengte daarvan uitstrekt.FIG. 1b shows a front view of the stairlift 1 as it is shown in FIG. 1a. It can be seen that the lift frame 3 rests on top of the support rail 2. The bearing rail comprises the first tubular rail element 21, which extends substantially over a length thereof.

Fig. 1a en 1b laten zien dat het eerste buisvormig railelement 21 op een afstand van het tweede buisvormig railelement 22 geplaatst is. De afstand is in de getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak gelegen in een horizontale richting; dat wil zeggen dat het eerste buisvormig railelement op zijdelingse afstand van het tweede buisvormig railelement 22 gelegen is. Anders dan bij de stand van de techniek, waar bij toepassing van twee railelementen deze boven elkaar gelegen zijn, omvatten de twee railelementen 21, 22 volgens de onderhavige uitvinding in een uitvoeringsvorm met name een horizontale component.FIG. 1a and 1b show that the first tubular rail element 21 is placed at a distance from the second tubular rail element 22. The distance is in the embodiment shown substantially located in a horizontal direction; that is, the first tubular rail element is located at a lateral distance from the second tubular rail element 22. In contrast to the prior art, where two rail elements are used one above the other, the two rail elements 21, 22 according to the present invention in one embodiment comprise in particular a horizontal component.

Doordat de railelementen 21, 22 op afstand van elkaar gelegen zijn, is het denkbaar dat onnauwkeurigheden in de plaatsing van de railelementen 21, 22 kunnen leiden tot een verminderd functioneren van de traplift. In het bijzonder bij toepassing van een heugelinrichting, welke heugelinrichting zich over een lengte van een van de railelementen uitstrekt, kan het voorkomen dat het railelement met de heugelinrichting over een hoek verdraait, waardoor de aangrijping tussen een tandwiel en de heugelinrichting niet meer zeker is, of overbepaald is.Because the rail elements 21, 22 are spaced apart, it is conceivable that inaccuracies in the placement of the rail elements 21, 22 can lead to a reduced functioning of the stairlift. In particular when a rack device is used, which rack device extends over a length of one of the rail elements, it can happen that the rail element with the rack device rotates through an angle, as a result of which the engagement between a gear wheel and the rack device is no longer certain, or is overpaid.

Fig. 2a toont een gewenste situatie, waarin het eerste buisvormig railelement 21 op afstand A gelegen is van het tweede buisvormige railelement. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn beide railelementen uitgevoerd als segmentbuis, zoals hierboven reeds omschreven werd aan de hand van WO 2013/095134. De heugelinrichting 6 is voorzien op het eerste buisvormig railelement 21. Te zien is dat deze heugelinrichting 6 zich ten opzichte van de onderlinge afstand A (gemeten van hart tot hart van de buisvormige railelementen 21, 22) zich onder een hoek van 90 graden uitstrekt.FIG. 2a shows a desired situation in which the first tubular rail element 21 is located at a distance A from the second tubular rail element. In the embodiment shown, both rail elements are designed as segment tubes, as has already been described above with reference to WO 2013/095134. The rack device 6 is provided on the first tubular rail element 21. It can be seen that this rack device 6 extends at an angle of 90 degrees with respect to the mutual distance A (measured from center to center of the tubular rail elements 21, 22).

Door (ongewenste) verdraaiingen van het eerste buisvormig railelement 21, ten opzichte van het tweede buisvormig railelement 22, kan het zijn dat de hoek tussen de heugelinrichting en de hartafstand tussen de railelementen 21, 22 verkleint. Dit is te zien in fig. 2b. Op soortgelijke wijze is het denkbaar dat de hoek tussen de heugelinrichting 6 en de hartlijnafstand groter wordt, zoals getoond in fig. 2c.Due to (undesired) rotations of the first tubular rail element 21 relative to the second tubular rail element 22, it may be that the angle between the rack device and the center-to-center distance between the rail elements 21, 22 decreases. This can be seen in fig. 2b. Similarly, it is conceivable that the angle between the rack device 6 and the center line distance becomes larger, as shown in Fig. 2c.

Omwille van de duidelijkheid toont fig. 2d nogmaals de in fig. 2a getoonde situatie. Daaronder toont fig. 2e dat het tweede railelement 22 ten opzichte van het eerste railelement 21 lager geplaatst is. Daarbij geldt in een gewenste uitvoeringsvorm dat de hartafstand A nog steeds dezelfde is als die in fig. 2d. Echter door de lagere plaatsing van het tweede buisvormig railelement 22, wordt effectief een kleinere hoek tussen de heugelinrichting 6 en de hartlijnafstand verkregen. Dienovereenkomstig is het denkbaar dat het tweede buisvormig railelement relatief ten opzichte van het eerste buisvormig railelement 21 hoger geplaatst is, waardoor er een grotere hoek ontstaat tussen de railinrichting 6 en de hartlijnafstand A. Deze situatie is getoond in fig. 2f.For the sake of clarity, Fig. 2d again shows the situation shown in Fig. 2a. Fig. 2e shows below that the second rail element 22 is placed lower relative to the first rail element 21. In a desired embodiment, it holds that the center-to-center distance A is still the same as that in Fig. 2d. However, due to the lower placement of the second tubular rail element 22, a smaller angle between the rack device 6 and the center-line distance is effectively obtained. Accordingly, it is conceivable that the second tubular rail element is positioned higher relative to the first tubular rail element 21, whereby a larger angle is created between the rail device 6 and the center-line distance A. This situation is shown in Fig. 2f.

Andere afwijkingen of onnauwkeurigheden kunnen uiteraard ook optreden, die leiden tot een veranderde hoek tussen de heugelinrichting 6, en het tweede railelement 22. Indien het onderstel zich hier namelijk niet op aanpast is er sprake van een overbepaaldheid en dit resulteert in ongewenste krachten.Other deviations or inaccuracies can of course also occur, which lead to a changed angle between the rack device 6 and the second rail element 22. If the undercarriage does not adapt to this, there is an over-determination and this results in undesirable forces.

Om deze veranderde hoek (of bijvoorbeeld veranderde afstand, in het geval dat er geen heugelinrichting 6 aanwezig is) te kunnen opvangen, is volgens de onderhavige uitvinding voorzien in stelmiddelen waarmee de positie en/of oriëntatie van de eerste geleider ten opzichte van de tweede geleider instelbaar is. Om deze overbepaaldheid op te lossen moet het onderstel zich aanpassen aan de raildelen en de bijbehorende heugel. Dit is volgens de onderhavige uitvinding opgelost door een vrije, niet aangedreven rotatie van de hoofdaandrijving t.o.v. het onderstel in te passen. Dit zal navolgend worden toegelicht aan de hand van fig. 3a.In order to be able to accommodate this changed angle (or for instance changed distance, in the case that no rack device 6 is present), according to the present invention there are provided adjustment means with which the position and / or orientation of the first conductor relative to the second conductor is adjustable. To solve this over-determination, the chassis must adapt to the rail parts and the associated rack. This is solved according to the present invention by fitting in a free, non-driven rotation of the main drive relative to the chassis. This will be explained below with reference to Fig. 3a.

Fig. 3a toont een aanzicht van het liftgestel 3, dat met een eerste geleider 11 op het eerste buisvormige railelement 21 geplaatst is, en dat met een tweede geleider 12 op het tweede buisvormige railelement 22 geplaatst is. Fig. 3a toont daarbij de neutrale stand. De hartlijnafstand staat hierbij dwars op de heugelinrichting 6, overeenkomstig de in fig. 2a en 2d getoonde situatie.FIG. 3a shows a view of the elevator frame 3, which is placed on the first tubular rail element 21 with a first conductor 11, and which is placed on the second tubular rail element 22 with a second conductor 12. FIG. 3a shows the neutral position. The center line distance is thereby transverse to the rack device 6, in accordance with the situation shown in Figs. 2a and 2d.

Te zien is in fig. 3a dat de eerste geleider 11 een eerste volgwiel 35 en een tweede volgwiel 36 omvat. Verder omvat de eerste geleider 11 een tandwielorgaan 16, dat in aangrijping is met de heugelinrichting 6. Dit tandwielorgaan 16 is via een as verbonden met aandrijfmiddelen 4. De aandrijfmiddelen zorgen ervoor dat het tandwielorgaan 16 kan draaien, waardoor het liftgestel 3 beweegbaar is over de draagrail 2.It can be seen in Fig. 3a that the first conductor 11 comprises a first follow wheel 35 and a second follow wheel 36. The first conductor 11 further comprises a gear member 16 which is in engagement with the rack device 6. This gear member 16 is connected via a shaft to drive means 4. The drive means ensure that the gear member 16 can rotate, whereby the lift frame 3 is movable over the mounting rail 2.

Fig. 3a toont verder de tweede geleider 12, die een eerste wielelement 31 en een tweede wielelement 32 omvat die in aangrijping zijn op het tweede buisvormig railelement. De twee wielelementen 31, 32 zijn met elkaar verbonden door middel van een wielgestel 37. Dit wielgestel 37 is verbonden aan een subframe 27 van de tweede geleider 12. Tezamen vormen zij een draaistel 25.FIG. 3a further shows the second conductor 12, which comprises a first wheel element 31 and a second wheel element 32 which engage the second tubular rail element. The two wheel elements 31, 32 are connected to each other by means of a wheel frame 37. This wheel frame 37 is connected to a subframe 27 of the second conductor 12. Together they form a bogie 25.

Om veranderingen in de relatieve oriëntatie van het eerste buisvormig railelement 21 ten opzichte van het tweede buisvormig railelement 22 te kunnen volgen, omvat het liftgestel volgens de onderhavige uitvinding stelmiddelen 5, in de getoonde uitvoeringsvorm, een vierstangenmechanisme 50. Dit vierstangenmechanisme wordt gevormd door een grondschakel, waaraan de tweede geleider 12 bevestigd is; twee koppelschakels 52, 53, en een volgschakel 54, waaraan de eerste geleider 11 met het tandwielorgaan 16 verbonden is. De eerste koppelschakel 52 is zwenkbaar verbonden met de grondschakel 51. Op een afstand daarvan is de tweede koppelschakel 53 ook zwenkbaar verbonden met de grondschakel 51. Aan de van de grondschakel 51 afgekeerde zijde van de koppelschakels 52, 53, zijn deze telkens zwenkbaar verbonden met de volgschakel 54. Hierdoor wordt een vierstangenmechanisme 50 verkregen. In de neutrale stand, zoals deze getoond is in fig. 3a, strekken longitudinale assen L van de eerste of de tweede koppelschakel 52, 53 zich uit tot in het hart C van het eerste buisvormig railelement 21. Door deze opstelling wordt er voor gezorgd dat bij een verdraaiing van de heugelinrichting 6, de eerste geleider ook een zwenking rondom het hart C van het eerste buisvormig railelement maakt. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt deze beweging verkregen door middel van een mechanisch sensororgaan 15 in de vorm van een mechanische volgnok 15. Deze volgnok 15 is achter de heugelinrichting 6 geplaatst, waardoor deze de heugelinrichting 6 volgt, en waardoor het vierstangenmechanisme 50 in werking treedt bij een verandering van de hoekoriëntatie van de heugelinrichting 6.In order to be able to follow changes in the relative orientation of the first tubular rail element 21 relative to the second tubular rail element 22, the lift frame according to the present invention comprises adjusting means 5, in the embodiment shown, a four-bar mechanism 50. This four-bar mechanism is formed by a ground link to which the second conductor 12 is attached; two coupling links 52, 53, and a tracking link 54, to which the first conductor 11 is connected to the gear member 16. The first coupling switch 52 is pivotally connected to the ground link 51. At a distance therefrom, the second coupling link 53 is also pivotally connected to the ground link 51. On the side of the coupling links 52, 53 remote from the ground link 51, they are pivotally connected to the follow link 54. A four-rod mechanism 50 is hereby obtained. In the neutral position, as shown in Fig. 3a, longitudinal axes L of the first or the second coupling link 52, 53 extend into the center C of the first tubular rail element 21. This arrangement ensures that when the rack device 6 is rotated, the first conductor also makes a pivot about the center C of the first tubular rail element. In the embodiment shown, this movement is obtained by means of a mechanical sensor member 15 in the form of a mechanical follower cam 15. This follower cam 15 is placed behind the rack device 6, whereby it follows the rack device 6, and whereby the four-rod mechanism 50 comes into operation at a change in the angle orientation of the rack device 6.

Fig. 3b toont de situatie waarin het eerste buisvormig railelement 21 zodanig verschoven is, dat een grotere zwenkhoek tussen de heugelinrichting 6 en de hartlijnafstand tussen het eerste railelement 21 en het tweede railelement 22 tot stand gebracht is. Te zien is dat door het vierstangenmechanisme 50 de eerste geleider ook een hoekverdraaiing kan maken, zodanig dat het tandwielorgaan 16 telkens op de juiste wijze aangrijpt in de heugelinrichting 6.FIG. 3b shows the situation in which the first tubular rail element 21 is shifted in such a way that a greater pivot angle between the rack device 6 and the center line distance between the first rail element 21 and the second rail element 22 is achieved. It can be seen that through the four-rod mechanism 50 the first conductor can also make an angular rotation, such that the gear member 16 in each case engages correctly in the rack device 6.

Op soortgelijke wijze laat fig. 3c zien hoe een kleinere zwenkhoek tussen de heugelinrichting en de hartlijnafstand C tussen het eerste buisvormig railelement 21 en het tweede buisvormig railelement 22, leidt tot een verplaatsing van de eerste geleider in tegenovergestelde richting.Similarly, Fig. 3c shows how a smaller pivot angle between the rack device and the center line distance C between the first tubular rail element 21 and the second tubular rail element 22 leads to a displacement of the first conductor in the opposite direction.

Fig. 4a en 4b tonen een uitvoeringsvorm van de tweede geleider 12. Fig. 4a toont een zijaanzicht van de geleider 12, en Fig. 4b toont een vooraanzicht volgens de lijn IVb uit Fig. 4a. Te zien is dat de geleider 12 is uitgevoerd als draaistel 25, omvattende een hoofdframe. Aan het hoofdframe 26 zijn twee subframes 27, 28 bevestigd. Zoals beter te zien is in Fig. 4b, omvat het draaistel ook een wielgestel 37, 38. Dit wielgestel 37, 38 omvat een U-vormig lichaam, waarbij aan de uiteinden van de benen van de U telkens een wielelement 31, 32, 33, 34 voorzien is. Elk wielgestel 37, 38 omvat dus twee tegenover elkaar gelegen wielen, die aan weerszijden van het railelement 22 aangrijpen.FIG. 4a and 4b show an embodiment of the second conductor 12. FIG. 4a shows a side view of the conductor 12, and FIG. 4b shows a front view along the line IVb of FIG. 4a. It can be seen that the guide 12 is designed as a bogie 25, comprising a main frame. Two subframes 27, 28 are attached to the main frame 26. As can be better seen in FIG. 4b, the bogie also comprises a wheel frame 37, 38. This wheel frame 37, 38 comprises a U-shaped body, wherein a wheel element 31, 32, 33, 34 is provided at the ends of the legs of the U. Each wheel frame 37, 38 thus comprises two opposite wheels which engage on either side of the rail element 22.

Elk van de subframes 27, 28 kan zwenken rondom een as die loodrecht op het door de buis in Fig. 4a bepaalde vlak gelegen is. De subframes 27, 28 zijn tevens zwenkbaar met elkaar verbonden door middel van een kogelscharnier 41. Door deze drie zwenkverbindingen (twee maal tussen het subframe 27, 28 en het hoofdframe 26, en een maal door het kogelscharnier 41) wordt bereikt dat de subframes 27, 28 in tegengestelde richtingen ten opzichte van elkaar zwenken. Zo kan een U-vormige bocht, zoals getoond in Fig. 4a, op eenvoudige wijze door het draaistel 25 gevolgd worden.Each of the subframes 27, 28 can pivot about an axis that is perpendicular to the one through the tube in FIG. 4a is located flat. The subframes 27, 28 are also pivotally connected to each other by means of a ball joint 41. By these three pivot connections (twice between the subframe 27, 28 and the main frame 26, and once through the ball joint 41) it is achieved that the subframes 27 , 28 pivot in opposite directions to each other. For example, a U-shaped bend, as shown in FIG. 4a can be followed in a simple manner by the bogie 25.

Fig. 4c en 4d tonen het draaistel 25 van Fig. 4a en 4b, in een situatie waarin het railelement 22 een bocht maakt met een richting dwars op het door de tekening in Fig. 4a gevormde vlak. Overeenkomstige onderdelen zijn hier gelijk genummerd. Om een soepele doorgang door een dergelijke bocht mogelijk te maken, is het draaistel volgens de onderhavige uitvinding voorzien van een zwenkbaar wielgestel 37, 38. Het wielgestel 37, 38 is daarbij onafhankelijk van het andere wielgestel 38, 37 zwenkbaar om een as die in hoofdzaak dwars op de looprichting, en in hoofdzaak parallel aan de hartlijnafstand tussen het eerste railelement 21 en het tweede railelement 22, gelegen is.FIG. 4c and 4d show the bogie 25 of FIG. 4a and 4b, in a situation where the rail element 22 makes a turn with a direction transverse to the direction shown in the drawing in FIG. 4a formed surface. Corresponding parts are numbered here equally. In order to enable a smooth passage through such a bend, the bogie according to the present invention is provided with a pivotable wheel frame 37, 38. The wheel frame 37, 38 is pivotable independently of the other wheel frame 38, 37 about an axis substantially transversely to the running direction, and substantially parallel to the center-line distance between the first rail element 21 and the second rail element 22.

Indien gebruik gemaakt wordt van een flexibel railsysteem, bijvoorbeeld in de vorm van een segmentbuis, dan omvat de traplift bij voorkeur ook een flexibele aandrijving om het liftgestel aan te kunnen drijven. De uitdaging hierbij is om een flexibel heugel te creëren zodat dit op locatie gevormd kan worden waarbij wel van belang is dat de steek door dit vormen niet verandert. Een steekverandering zorgt namelijk o.a. voor extra slijtage en wrijving. Dit zou opgelost kunnen worden door een staalkabel, ketting o.i.d. te gebruiken als heugel. Echter heeft dit als grote nadeel dat deze koordenwerking vertonen en dus beknellingsgevaar als gevolg hebben. Dit is echter wel op te lossen door deze kabel/ketting op verschillende plaatsen te verbinden met de vaste wereld maar deze verbindingen zijn tevens weer een probleem bij het passeren van het onderstel/aandrijfwiel. De uitvinding verschaft hiertoe heugelelementen, die aan de hand van Fig. 5 tot en met Fig. 7 nader worden toegelicht.If use is made of a flexible rail system, for example in the form of a segment tube, then the stairlift preferably also comprises a flexible drive to be able to drive the lift frame. The challenge here is to create a flexible rack so that it can be formed on location, although it is important that the pitch does not change as a result of this forming. A change in pitch causes, among other things, extra wear and friction. This could be solved by a steel cable, chain o.i.d. to use as a rack. However, this has the great disadvantage that these cords have an effect and therefore cause a crush hazard. However, this can be solved by connecting this cable / chain at different places to the fixed world, but these connections are also a problem when passing the chassis / drive wheel. To this end, the invention provides rack elements, which, with reference to FIG. 5 to FIG. 7.

Fig. 5 toont aanzichten van een heugelelement 61 voor een heugelinrichting 6 volgens de onderhavige uitvinding. Dit heugelelement omvat een in hoofdzaak rechthoekige blokvorm, waarbij een uitsparing 65 in een vlak van het heugelelement voorzien is. Deze uitsparing 65 vormt de heugel. De aan dit vlak grenzende zijvlakken 62, 63 zijn convex gekromd. Daarbij is te zien dat een rechterzijvlak 62 convex is uitgevoerd, met een bolvormig uitsteeksel 64. Het daar tegenover gelegen linkerzijvlak 63 is convex uitgevoerd, en omvat een in deze figuur niet getoonde inkeping 164 (zie Fig. 7c en 7d). Aan een bovenzijde is een T-vormige, of zwaluwstaartvormige uitsparing 165 voorzien. Hiermee is het heugelelement 61 op het railelement 21, of buissegment 21 te plaatsen (zie Fig. 2a). Daarbij zorgen het uitsteeksel 64 en de inkeping 164 er voor dat naastgelegen heugelelementen goed in elkaar aangrijpen en stabiel geplaatst zijn.FIG. 5 shows views of a rack element 61 for a rack device 6 according to the present invention. This rack element comprises a substantially rectangular block shape, wherein a recess 65 is provided in a plane of the rack element. This recess 65 forms the rack. The side faces 62, 63 adjacent this plane are convexly curved. It can be seen here that a right-hand side surface 62 is convex, with a spherical protrusion 64. The opposite left-hand side 63 is convex, and comprises a notch 164 (not shown in this figure) (see Figs. 7c and 7d). A T-shaped or dovetail-shaped recess 165 is provided on an upper side. The rack element 61 can hereby be placed on the rail element 21, or pipe segment 21 (see Fig. 2a). The protrusion 64 and the notch 164 ensure that adjacent rack elements engage properly and are stably placed.

Door de convexe uitvoering wordt als het ware een parelsnoer verkregen. Een dergelijk parelsnoer is te zien in Fig. 6. Op het moment dat het parelsnoer een bocht maakt, zorgt de convexe uitvoering er voor dat de hartafstand a, b, c, d tussen aangrenzende parels 160, 161, 162, 163, 165 gelijk blijft. Hierdoor zal een tandwiel dat aangrijpt in het hart van de parels 160-165 telkens goed kunnen aangrijpen. De uitvoering van het heugelelement 61, dat overeenkomstig de parels 160-165 is uitgevoerd, zorgt ervoor dat de heugelinrichting de benodigde bochten kan maken, zonder dat daarvoor aanpassingen aan de heugelinrichting noodzakelijk zijn. Indien bollen (zoals parels) tangentieel tegen elkaar aanliggen zal de hartafstand tussen deze twee bollen onafhankelijk zijn van de positie t.o.v. elkaar. Door de bolvorm te voorzien van een tandholte zodat hier het aandrijfwiel in kan aangrijpen en de bolvorm te verbinden aan de rails d.m.v. een T-verbinding (ook andere verbindingen mogelijk) is het mogelijk dat het heugel de rail volgt zonder dat de heugelsegmenten vervormt moeten worden en de steek tussen de heugelsegmenten bij elke radius hetzelfde blijft.Due to the convex version, a pearl necklace is obtained. Such a pearl necklace can be seen in FIG. 6. The moment the pearl necklace makes a turn, the convex version ensures that the center distance a, b, c, d between adjacent pearls 160, 161, 162, 163, 165 remains the same. As a result, a gear wheel that engages in the center of the beads 160-165 will always be able to engage properly. The design of the rack element 61, which is designed in accordance with the beads 160-165, ensures that the rack device can make the required bends, without requiring adjustments to the rack device. If spheres (such as pearls) lie tangentially against each other, the center distance between these two spheres will be independent of the position relative to each other. By providing the spherical shape with a tooth cavity so that the drive wheel can engage here and connect the spherical shape to the rails by means of. a T-connection (other connections also possible) it is possible that the rack follows the rail without the rack segments having to be distorted and the pitch between the rack segments remains the same at each radius.

Fig. 7a en 7b tonen in perspectief twee aanzichten van een heugelelement 61, waarbij met name de convexe zijde 62 met het bolvormig uitsteeksel 64 goed zichtbaar is. Fig. 7c en 7d tonen in perspectief twee aanzichten van een heugelelement 61, waarbij met name de convexe zijde 63 met de inkeping 164 goed zichtbaar is. Aan de bovenzijde van het heugelelement 61 is de zwaluwstaart-achtige glijopening 166 te zien, waarmee het heugelelement op een T-vormig uitsteeksel van het buisvormig railelement 21 plaatsbaar is (zie Fig. 2a).FIG. 7a and 7b show two views of a rack element 61 in perspective, in which in particular the convex side 62 with the spherical protrusion 64 is clearly visible. FIG. 7c and 7d show two views of a rack element 61 in perspective, in which in particular the convex side 63 with the notch 164 is clearly visible. The dovetail-like sliding opening 166 can be seen at the top of the rack element 61, with which the rack element can be placed on a T-shaped protrusion of the tubular rail element 21 (see Fig. 2a).

Fig. 8 en 9 tonen dat de traplift voorzien is van middelen voor het tijdens een beweging van het liftgestel 3 langs de draagrail 2 laten gieren en/of stampen en/of rollen van de stoel, zodat de gebruiker telkens rechtop kan zitten bij bochten, of bij hellingen van de draagrail 2.FIG. 8 and 9 show that the stairlift is provided with means for allowing a hoisting and / or stamping and / or rolling of the chair during a movement of the lift frame 3 along the bearing rail 2, so that the user can always sit upright when cornering, or at slopes of the mounting rail 2.

Fig. 10 toont een groter detail van hoe de draagrail 2 op de trap, in het bijzonder op een traptrede 9 daarvan, bevestigd kan worden. Daartoe wordt volgens de onderhavige uitvinding gebruik gemaakt van bevestigingssteunen 8. De bevestigingssteun 8 omvat een bevestigingslichaam 80, dat op de traptrede 9 bevestigd kan worden, op een wijze die op zich voor de vakman bekend is. Het bevestigingslichaam 80 is daarbij tot aan, of net over, de rand van de traptrede geplaatst. Aan weerszijden van het bevestigingslichaam 80 zijn twee draagarmen 81, 82 voorzien. Deze draagarmen kunnen, bij bevestiging, draaien rondom de door bevestigingsmiddelen 83, 84 bepaalde as. De draagarmen kunnen dan in een gewenste stand vastgezet worden. Te zien is dat de linker draagarm 81 door middel van bevestigingsmiddel 84 is bevestigd aan het bevestigingslichaam 80. Door middel van een zwaluwverbinding is de draagarm 81 bevestigd aan het eerste buisvormige railelement 21. Dit railelement 21 is tevens voorzien van de heugelinrichting 6, in de getoonde uitvoeringsvorm. De rechter draagarm 82 is door middel van bevestigingsmiddel 83 verbonden met het bevestigingslichaam 80, en is ook hier door middel van een zwaluwstaart-achtige verbinding verbonden met het tweede buisvormige railelement 22.FIG. 10 shows a greater detail of how the bearing rail 2 can be mounted on the stairs, in particular on a step 9 thereof. To this end, according to the present invention, use is made of mounting supports 8. The mounting support 8 comprises a mounting body 80 which can be mounted on the step 9 in a manner which is known per se to a person skilled in the art. The mounting body 80 is thereby placed up to, or just over, the edge of the step. Two support arms 81, 82 are provided on either side of the mounting body 80. These mounting arms can, when fastened, rotate about the axis determined by fastening means 83, 84. The carrying arms can then be locked in a desired position. It can be seen that the left-hand support arm 81 is fastened to the fastening body 80 by means of fastening means 84. By means of a swallow connection the support arm 81 is fastened to the first tubular rail element 21. This rail element 21 is also provided with the rack device 6, in the embodiment shown. The right-hand support arm 82 is connected by means of fastening means 83 to the fastening body 80, and here too is connected to the second tubular rail element 22 by means of a dovetail-like connection.

Fig. 11 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de draagrail 2. Omwille van de duidelijkheid hebben overeenkomstige onderdelen hetzelfde verwijzingscijfer. Hier zijn het eerste railelement 21 en het tweede railelement 21 te zien. In de getoonde situatie lijken de railelementen 21, 22 te convergeren, alhoewel ze in feite op elke positie bij voorkeur een in hoofdzaak gelijke hartlijnafstand bezitten. Deze hartlijnafstand is bij voorkeur ongeveer 150 mm. Om de hoek ten opzichte van de traptrede 9 te kunnen maken, zijn de draagarmen 81, 82 roteerbaar rondom een as die in hoofdzaak loodrecht op het tredeoppervlak gelegen is. Zo kan de richtingscoëfficiënt van de railelementen 21, 22 anders zijn dan de richtingscoëfficiënt van de traptrede 9. Dit is gedaan door te voorzien in een sleuf (zonder cijfer) in de draagarm 81, 82, zie Fig. 12a en 12b. De sleuf in de draagarm 81, 82 zorgt ervoor dat deze over een hoek gedraaid kan worden, bijvoorbeeld + en - 20 graden. Door toepassing van een sleuf is meteen de hartafstand tussen de railelementen 21, 22 vastgelegd.FIG. 11 shows a top view of an embodiment of the support rail 2. For the sake of clarity, corresponding parts have the same reference numeral. The first rail element 21 and the second rail element 21 can be seen here. In the situation shown, the rail elements 21, 22 appear to converge, although in fact they preferably have a substantially equal center-line distance at any position. This center line distance is preferably approximately 150 mm. In order to be able to make the angle with respect to the step 9, the carrying arms 81, 82 are rotatable about an axis which is substantially perpendicular to the step surface. For example, the direction coefficient of the rail elements 21, 22 may be different from the direction coefficient of the step 9. This is done by providing a slot (without number) in the support arm 81, 82, see Figs. 12a and 12b. The slot in the support arm 81, 82 ensures that it can be rotated through an angle, for example + and - 20 degrees. The center distance between the rail elements 21, 22 is immediately determined by using a slot.

Fig. 12a en 12b tonen zijaanzichten van de bevestiging van de railelementen 21, 22 op de trede 9. Fig. 12a toont de situatie waarin de railelementen 22 onder een hoek van ongeveer 45 graden staan ten opzichte van de traptrede 9. Fig. 12b toont de situatie waarin de railelementen 21, 22 in hoofdzaak parallel aan het door de traptrede 9 bepaalde tredeoppervlak verlopen.FIG. 12a and 12b show side views of the mounting of the rail elements 21, 22 on the step 9. FIG. 12a shows the situation in which the rail elements 22 are at an angle of approximately 45 degrees with respect to the step 9. FIG. 12b shows the situation in which the rail elements 21, 22 run substantially parallel to the step surface defined by the step 9.

Om de glooiende vorm van de trap te volgen en te voorkomen dat voor het installatieproces geen extra benodigde kennis nodig is worden de steunen gelijk gezet met de voorzijde van de traptrede. De steunen 81, 82 bezitten twee draaipunten, namelijk de hellingshoek en de richtingscoëfficiënt t.o.v. de traptrede. Het ideale draaipunt van de steun om zich aan te passen aan de hellingshoek van de repenbuis is precies de hoek van de traptrede van de voorzijde met het loopvlak (optrede). Indien het draaipunt zich hier bevindt is de afstand tussen het hart van het buisvormige railelement 21 en de traptrede 9 constant, ongeacht de hoekverdraaiing. Dit wordt bereikt door het draaipunt te verplaatsen over een lijn die een hoek maakt van 135 graden met de voorzijde van de trede en het tredeoppervlak (zie Fig. 12a). Hierdoor ontstaat een afwijking in de afstand tussen het railelement en de traptrede, maar deze afwijking is minimaal. De hier getoonde uitvoering garandeert een minimale waarde tussen het hart van het railelement 21, 22 en de traptrede 9, in het getoonde geval bijvoorbeeld 110 mm, en heeft een afwijking, in ons geval maximaal 6 mm bij een stand van 45 graden.In order to follow the sloping shape of the stairs and to prevent the installation process from needing any additional knowledge, the supports are aligned with the front of the stairs. The supports 81, 82 have two pivot points, namely the angle of inclination and the direction coefficient relative to the step. The ideal pivot point of the support to adjust to the slope of the strip tube is precisely the angle of the front step with the tread (rise). If the pivot point is located here, the distance between the center of the tubular rail element 21 and the step 9 is constant regardless of the angular rotation. This is achieved by moving the pivot point along a line that makes an angle of 135 degrees with the front of the step and the step surface (see Fig. 12a). This results in a deviation in the distance between the rail element and the stair step, but this deviation is minimal. The embodiment shown here guarantees a minimum value between the center of the rail element 21, 22 and the step 9, in the case shown for example 110 mm, and has a deviation, in our case a maximum of 6 mm at a position of 45 degrees.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.It will be clear to a person skilled in the art that the invention has been described above on the basis of a number of possible preferred embodiments. However, the invention is not limited to these embodiments. Many modifications are conceivable within the scope of the invention. The requested protection is determined by the appended claims.

Claims

A stairlift (1), in particular a curved stairlift, comprising: - a support rail (2) mounted at a height (H) above the stairs, the support rail (2) comprising a first tubular rail element (21), and a second rail element (22) disposed at a distance (A) from the first rail element; - a lift frame (3) which is provided on the bearing rail (2) and is movable over it, wherein the lift frame (3) comprises a first conductor (11) which is movably provided on the first rail element (21), as well as a second conductor ( 12) comprises movably provided on the second rail element (22); and - drive means (4) with which the lift frame (3) can be moved over the bearing rail (2); characterized in that the stairlift comprises adjusting means (5) with which the position and / or orientation of the first guide (11) relative to the second guide (12) can be adjusted.

A stairlift (1) according to claim 1, wherein the distance between the first tubular rail element and the second rail element comprises a horizontal component that is unequally zero.

The stairlift (1) according to claim 2, wherein the distance between the first tubular rail element and the second rail element is substantially constant along the length of the tubular rail element.

A stairlift according to claim 1-3, wherein the first tubular rail element (21) is provided with a rack device (6) extending along its length, and wherein the first guide comprises a gear member (16).

A stairlift according to claims 1-4, wherein the adjusting means (5) are adapted to pivot the first conductor (11) around the first tubular rail element (21).

A stairlift according to claim 5, wherein the adjusting means (5) are adapted to pivot the first guide (11) over a total pivot angle of less than 10 degrees, preferably less than 5 degrees.

A stairlift according to claim 5 or 6, wherein the stairlift (1) comprises a sensor member (15) connected to the adjusting means (5), the sensor member (15) being adapted to determine a measure for the tangential position (P) from the rack device (6) to the first tubular rail element (21).

A stairlift according to claim 7, wherein the sensor member (15) is mechanical, preferably wherein the sensor member (15) is a mechanical cam element following the rack device (6).

A stairlift according to claims 1-8, wherein the adjusting means (5) comprise a four-rod mechanism (50), the four-rod mechanism being provided with: - a ground link (51); - a first coupling link (52) pivotally connected to the ground link; - a second coupling link (53) pivotally connected to the ground link; - a follower link (54) pivotally connected to the first coupling rod (52) and to the second coupling rod (53); wherein the second conductor (12) forms part or is connected to the ground link (51), and wherein the first conductor (11) forms part or is connected to the follow link (54).

The stairlift of claims 8 and 9, wherein the sensor member (15) forms part or is connected to the follow link (54).

The stairlift of claim 9 or 10, wherein the four-bar mechanism (50) comprises a position in which the longitudinal axes (L) of the first coupling link (52) and of the second coupling link (53) substantially intersect in the center (C) of the first tubular rail member.

A stairlift according to claims 1-11, wherein the second rail element (12) is a second tubular rail element (12), and wherein the second conductor (22) comprises a bogie (25), the bogie (25) comprising a main frame (26) ) with at least two subframes (27, 28) pivotally connected thereto by means of a pivot connection, wherein each subframe (27, 28) is provided with at least a pair of opposed wheel elements (31, 32, 33, 34) which be adapted to engage on opposite sides of the second tubular rail element (22) and to be movable over it, the subframes (27, 28) being pivotally connected to each other such that upon pivoting of one of the subframes ( 27), the other of the subframes (28) pivots in the opposite direction.

The stairlift of claim 12, wherein each subframe (27, 28) includes a wheel frame (37, 38) to which the wheel elements (31, 32, 33, 34) of the respective subframe (27, 28) are connected, the wheel frame (37, 38) is pivotally connected to the subframe (27, 28) to which it is connected, wherein the wheel frame (37, 38) is pivotable about an axis substantially located in a plane that the pivot connections of the two subframes (27, 28).

A stairlift according to claim 12 or 13, wherein the subframes (27, 28) are pivotally connected to each other by means of a ball joint (41).

A stairlift according to claims 1-14, wherein the lift frame (3) comprises a support surface (7) for the user, in particular a chair (7), wherein the stairlift comprises means (17) for moving the Allow the lift frame (3) to yell and / or stamp and roll the chair along the support rail (2).

A stairlift as claimed in claims 1-15, wherein the first rail element (21) is provided with a rack device (6) extending along its length, the rack device being composed of a number of separate rack elements (61).

The stairlift of claim 16, wherein abutting edges (62, 63) of at least two adjacent rack elements (61) are convex.

The stairlift of claim 16 or 17, wherein at least one of the plurality of rack elements (61) includes a single recess (65) for a tooth of the gear member (16).