NL2008026C2 - Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin. - Google Patents

Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin. Download PDF

Info

Publication number
NL2008026C2
NL2008026C2 NL2008026A NL2008026A NL2008026C2 NL 2008026 C2 NL2008026 C2 NL 2008026C2 NL 2008026 A NL2008026 A NL 2008026A NL 2008026 A NL2008026 A NL 2008026A NL 2008026 C2 NL2008026 C2 NL 2008026C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hole
longitudinal position
plate
longitudinal edge
center line
Prior art date
Application number
NL2008026A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolf Wiskerke
Original Assignee
Wiskerke Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiskerke Holding B V filed Critical Wiskerke Holding B V
Priority to NL2008026A priority Critical patent/NL2008026C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2008026C2 publication Critical patent/NL2008026C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B21/00Means for preventing relative axial movement of a pin, spigot, shaft or the like and a member surrounding it; Stud-and-socket releasable fastenings
    • F16B21/02Releasable fastening devices locking by rotation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Connection Of Plates (AREA)

Description

Korte aanduiding: Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin
BESCHRIJVING
5
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende een aanslaglichaam dat een centrum heeft waardoorheen zich een hartlijn uitstrekt en dat is ingericht voor aanligging tegen een zichtzijde van de 10 plaat aan de omtrek van het gat, opsluitmiddelen die zijn verbonden met het aanslaglichaam en die zijn ingericht voor aanligging, althans in toegepaste toestand, tegen de tegenover de zichtzijde gelegen achterzijde van de plaat aan de omtrek van het gat.
De onderhavige uitvinding richt zich met name op de bevestiging van 15 objecten zoals elektrische armaturen, rookmelders, luchtroosters, afzuigpunten, inbouwspots, beveiligingscamera’s of althans koppelobjecten waaraan vervolgens voornoemde objecten kunnen worden gekoppeld. Met nadruk wordt gesteld dat binnen het kader van de uitvinding het object feitelijk ook kan worden gevormd door het aanslaglichaam of althans een deel daarvan. In een dergelijke situatie fungeert 20 het object dus tevens als aanslaglichaam.
Voor het bevestigen van objecten als voornoemde zijn diverse typen bevestigings-elementen bekend. Zo is het bijvoorbeeld voor inbouwspots bekend om gebruik te maken van een flensrand die in toegepaste vorm komt aan te liggen tegen de zichtzijde van een plafond. De inbouwspot is verder voorzien van verende armen 25 die in onbelaste toestand zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekken. Deze verende armen worden tijdens het aanbrengen van de inbouwspot handmatig tegen de veerwerking in binnen de diameter van een gat in het plafond gebracht en zodra de veerarmen het gat vanaf de zichtzijde zijn gepasseerd klappen zij open en slaan zij aan tegen de achterzijde van het plafond waardoor de flensrand stevig tegen de 30 zichtzijde van het plafond wordt gedrukt. Het weer losnemen van de inbouwspot geschiedt door de inbouwspot aan de flensrand aan te grijpen en neerwaarts te trekken waarbij weerstand wordt ondervonden door de veerarmen.
Een belangrijk bezwaar van de bekende bevestigings-elementen is 2 dat de toepassing hiervan, zowel bij het bevestigen van een object als het weer losnemen van een object onhandig is bijvoorbeeld met het risico van afklemming door veerarmen van vingers en beschadiging van het plafond of althans van de plaat waaraan het object is bevestigd.
5 Teneinde een oplossing althans een verbetering te verschaffen ten aanzien van bovengenoemde problematiek wordt het bevestigings-element volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de opsluitmiddelen ten minste één staande opsluitplaat omvatten welke opsluitplaat een eerste langsrand heeft met een eerste langspositie, een tweede langspositie en een derde langspositie die 10 respectievelijk op toenemende afstanden van het aanslaglichaam zijn gelegen waarbij althans in onbelaste toestand de afstand tussen de hartlijn en de eerste langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie en de afstand tussen de hartlijn en de derde langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie en waarbij verder door uitoefening van 15 een vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht tegen veerkracht in ten minste de tweede afstand kan worden verkleind zodat de ten minste ene opsluitplaat ter plaatse van de tweede afstand het gat kan passeren. De toepassing van de ten minste ene staande opsluitplaat met de specifieke vormgeving van de eerste langsrand daarvan zoals bovenstaand aangegeven, biedt de mogelijkheid om 20 de ten minste ene opsluitplaat dusdanig te dimensioneren dat de eerste en derde langspositie zich in onbelaste toestand binnen de omtrek van het gat bevindt, terwijl de tweede langspositie zich in onbelaste toestand juist buiten de omtrek van het gat bevindt. Zonder de genoemde verkleining van de tweede afstand is een dergelijke passeren door de opsluitplaat van het gat niet mogelijk omdat, uitgaande van een 25 rond gat, de tweede afstand in onbelaste toestand groter is dan de straal van het gat waarbij het middelpunt van het gat op de hartlijn ligt. Door de vormgeving van de eerste langsrand of althans de zoals bovenstaand gedefinieerde afstanden tussen de langsrand ter plaatse van de drie langsposities en de hartlijn kan de mogelijkheid worden geboden om, zonder dat handmatig de opsluitplaat moet worden 30 aangegrepen om daar een bepaalde voorspanning op aan te brengen, tijdens het bevestigen van het bevestigings-element de opsluitplaat in het gat worden gestoken waarna de opsluitplaat noodzakelijkerwijs met de eerste langsrand, tussen de derde langspositie en de tweede langspositie daarvan, in contact komt met omtreksrand 3 van het gat. Een schroefbeweging in de richting van het gat draagt er vervolgens zorg voor dat via de omtreksrand van het gat de vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht wordt uitgeoefend. Daardoor wordt tegen veerwerking in de tweede afstand verkleind totdat deze klein genoeg is om het gat te 5 kunnen passeren. Zodra de opsluitplaat ter plaatse van de tweede langspositie het gat is gepasseerd, zal vanwege de veerwerking er weer ontspanning van de opsluitplaat optreden en de tweede afstand weer toenemen. De schroefvormige verdraaiing van het bevestigings-element blijft doorgaan totdat het aanslaglichaam aanligt tegen de zichtzijde van de plaat. In die toestand ligt ook de opsluitplaat aan 10 tegen de achterzijde van de plaat. Meer specifiek ligt de langsrand op een positie tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie aan tegen de achterzijde van de omtreksrand van het gat. Het weer losnemen van het bevestigings-element kan eenvoudig plaatsvinden door gelijktijdig het bevestigings-element te verdraaien om de hartlijn en gelijktijdig het bevestigings-element uit het gat te trekken. Daarbij 15 zal wederom de tweede afstand kleiner worden totdat de opsluitplaat het gat volledig kan passeren waarna de opsluitplaat volledig los kan komen.
Indien de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie een eerste langsranddeel heeft dat ten minste ten dele rechtlijnig is, dan is het moment dat handmatig moet worden uitgeoefend op het 20 bevestigings-element tijdens het losnemen van een object, voor zover aanligging tegen de achterzijde van de plaat plaatsvindt ter plaatse van het ten minste ten dele rechtlijnige deel van het eerste langsranddeel constant.
Het biedt voordelen indien het rechtlijnige deel van het eerste langsranddeel een hoek gelegen tussen 5 en 45° insluit met een normaal vlak door 25 de hartlijn. Aldus blijkt het mogelijk dat enerzijds het losnemen van het bevestigingselement handmatig goed kan plaatsvinden, terwijl anderzijds de betreffende hoek enige variatie voor wat betreft de dikte van de plaat toestaat zodat aanligging door het eerste langsranddeel tegen de omtrek van het gat aan de achterzijde van de plaat kan worden gewaarborgd.
30 Een constante weerstand tijdens het aanbrengen van het bevestigings-element aan de plaat wordt verkregen indien de eerste langsrand tussen de tweede langspositie en de derde langspositie een tweede langsranddeel heeft dat ten minst ten dele rechtlijnig is.
4
Voor wat betreft de hoek tussen het rechtlijnige deel van het tweede langsranddeel en een normaal vlak door de hartlijn geldt dat deze voordeliger wijze is gelegen tussen 30 en 80°. Bij een dergelijke hoek blijkt het plaatsen van het bevestigings-element handmatig relatief eenvoudig plaats te kunnen vinden.
5 Ten behoeve van een goede aangrijping van de opsluitplaat op de achterzijde van de plaat tijdens toepassing van het bevestigings-element, kan de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie zijn voorzien van vertandingen.
Teneinde beschadigingen van de plaat, zoals die bijvoorbeeld van 10 gipsplaat kan zijn, te voorkomen of beperken, met name tijdens het passeren van de opsluitplaat ter plaatse van de tweede langspositie door het gat, kan de eerste langsrand te plaatse van de tweede langspositie een afgeronde vorm hebben.
Teneinde het mogelijk te maken dat de tweede afstand vanwege de vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht, kan worden verkleind is 15 de opsluitplaat bij voorkeur van veerkrachtig materiaal vervaardigd. Dergelijk materiaal kan bijvoorbeeld verenstaal of kunststof zijn.
Alternatief of zelfs in combinatie met voorgaande voorkeursuitvoeringsvorm is de opsluitplaat via een veerorgaan met het aanslaglichaam verbonden. Een dergelijk veerorgaan kan bijvoorbeeld worden gevormd door een 20 torsieveer waarbij de torsie-as zich evenwijdig aan de hartlijn uitstrekt.
Een constructief uitermate gunstig en daarmee goedkoop uit te voeren opsluitplaat wordt verkregen indien de opsluitplaat, althans in onbelaste toestand en althans in hoofdzaak, plat is.
Teneinde het eenvoudig aanbrengen en losnemen van een 25 bevestigings-element te bevorderen kan de opsluitplaat tegenover de eerste langsrand een tweede langsrand hebben die zich rechtlijnig parallel aan de hartlijn uitstrekt.
Een uitermate stabiele bevestiging van een bevestigings-element aan de plaat kan worden verkregen indien het bevestigings-element twee 30 opsluitplaten omvat die aan tegen over elkaar gelegen zijden van de hartlijn zijn gelegen.
Teneinde het bevestigings-element geschikt te maken voor bevestiging aan platen met verschillende diktes is het voordelig indien de afstand 5 tussen de ten minste ene opsluitplaat en het aanslaglichaam instelbaar is.
De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende het bevestigen van een bevestigings-element volgens één van de voorgaande 5 conclusies aan de plaat waarbij de ten minste één staande opsluitplaat door het gat wordt verplaatst en waarbij de straal van het gat kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie in onbelaste toestand en waarbij tijdens de verplaatsing van de ten minste ene opsluitplaat door het gat de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie tegen veerwerking in kleiner wordt. De voordelen 10 die aan dergelijke werkwijze zijn verbonden zijn bovenstaand reeds toegelicht aan de hand van de omschrijving van het bevestigings-element volgens de uitvinding.
De uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een bevestigings-element volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren: 15 Figuren 1a tot en met 1c tonen schetsmatig in perspectivisch aanzicht achtereenvolgende fasen tijdens het aanbrengen van een bevestigings-element volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding aan een plafondplaat;
Figuren 2a en 2b tonen schematisch in bovenaanzicht twee 20 achtereenvolgende fases tijdens het weer losnemen van het bevestigings-element volgens figuren 1a tot en met 1c;
Figuren 3a tot en met 3c tonen schetsmatig in zijaanzicht drie varianten van opsluitplaten zoals die kunnen worden toegepast bij een bevestigingselement volgens de figuren 1a tot en met 2b; 25 Figuren 4a en 4b tonen schetsmatig respectievelijk in perspectivisch aanzicht en in bovenaanzicht volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigings-element volgens de uitvinding.
Figuur 1a tot en met 1c tonen een deel van een plafondplaat 1 met daarin een rond gat 2 met centrum 15 waardoorheen hartlijn 9 zich uitstrekt. Gat 2 is 30 in plafondplaat 1 aangebracht om ter plaatse van gat 2 een object, zoals bijvoorbeeld een rookmelder, te voorzien. Hiertoe verschaft de uitvinding een bevestigings-element 11. Bevestigings-element 11 omvat een aanslaglichaam 12 dat in bovenaanzicht een ronde omtrek heeft met een diameter die groter is dan de 6 diameter van gat 2, bijvoorbeeld 20% groter. Het aanslaglichaam 12 heeft een centrum 8 met bijbehorend hartlijn 14. Aanslaglichaam 12 heeft verder aan de bovenzijde daarvan een aanslagvlak 13 dat aan de omtrek daarvan in toegepaste toestand volgens figuur 1c aanligt tegen de zichtzijde van plafondplaat 1 rondom het 5 gat 2 waarbij de hartlijnen 9 en 15 samenvallen (zie ook figuur 2a).
Het aanslaglichaam 12 is in figuur 1a schematisch weergegeven maar kan bijvoorbeeld verbindingsmiddelen, zoals klikmiddelen omvatten om, nadat het bevestigings-element 11 is voorzien, een object zoals een rookmelder daarmee te koppelen. Alternatief is het ook mogelijk dat het aanslaglichaam 12 zelf wordt 10 gevormd door een dergelijk object zoals bijvoorbeeld de eerder genoemde rookmelder, of althans door een deel van een dergelijk object.
Bevestigings-element 11 omvat een U-vormige beugel met een liggend deel 17 dat via een tussenlaag 18 is verbonden met aanslagvlak 13 van aanslaglichaam 12. Bij een alternatieve uitvoeringsvorm kan een U-vormige beugel 15 ook zonder tussenlaag direct met aanslaglichaam 12 verbonden zijn, bijvoorbeeld middels een schroef- of klikverbinding. De U-vormige beugel 16 omvat verder aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van liggend deel 17 staande poten 19a, 19b met respectievelijke naar buiten gerichte haakdelen 20a, 21a en 20b, 21b. In het liggend deel 17 zijn twee doorgaande ronde gaten 22a, 22b aangebracht 20 waardoorheen zich buizen kunnen uitstrekken. In die buizen kan bedrading lopen voor elektrische bekrachtiging of aansturing van het betreffend object. Een dergelijke buis kan bijvoorbeeld van PVC zijn vervaardigd en van het flexibele type zijn met ribbelingen. Voor trekontlasting van een dergelijke geribbelde buis omvat de beugel 16 een V-vormige draadveer 23 waarbij de poten van de V-vorm zich nog juist binnen 25 de omtrek van de gaten 22a, 2b uitstrekken, zodat deze in een van de ribbels van een dergelijke geribbelde buis zouden kunnen vallen om als trekontlasting te dienen.
Aan ieder van de staande poten 19a, 19b is een vlakke opsluitplaat 31a, 31b voorzien. De vormgeving van opsluitplaten 31a, 31b is spiegelsymmetrisch ten opzichte van hartlijn 14. In de opsluitplaten 31a, 31b is een rij van regelmatig op 30 afstand van elkaar gelegen openingen 32a, 32b voorzien. In twee van deze openingen kunnen de twee haken 20a, 21a respectievelijk 20b, 21b grijpen zodat de opsluitplaten 31a, 31b op verschillende afstanden van het aanslaglichaam 12 kunnen worden gepositioneerd. Aldus kan, zoals ook uit het navolgende nog duidelijker zal 7 worden, ingespeeld worden op toepassing van het bevestigingselement 11 bij plafondplaten 1 met verschillende diktes. Alternatief zouden haakdelen als haakdelen 20a-21b ook aan de respectievelijke opsluitplaten 31a, 31b kunnen zijn voorzien waarbij gaten als gaten 32a, 32bjuist in de staande poten 19a, 19b zijn 5 voorzien. Ook in een dergelijke situatie kunnen de opsluitplaten 31a, 31b als in hoofdzaak vlak worden beschouwd.
De omtrek van de opsluitplaten 31a, 31b wordt bepaald door de achtereenvolgende punten 41 tot en met 46 (uitsluitend weergegeven voor opsluitplaat 31b). Tussen punten 44 en 46 strekt zich via punt 45 een eerste 10 langsrand 51 van opsluitplaat 31b uit. Aan de tegenover gelegen zijde strekt zich tussen punten 41 en 42 een tweede langsrand 52 uit. Verder heeft de omtrek van opsluitplaten 31a, 31b een bovenrand 53 tussen punten 46 en 41 en een onderrand 54 tussen punten 42, 43. In de onderhavige uitvoeringsvorm is de lengte van bovenrand 53 en de lengte van onderrand 54 aan elkaar gelijk maar dit is niet 15 essentieel voor de onderhavige uitvinding. Tussen punten 43 en 44 tenslotte is er nog sprake van een korte langsrand 55. Een dergelijke langsrand 55 kan ook langer zijn zoals bijvoorbeeld is weergegeven in de alternatieve uitvoeringsvormen voor opsluitplaten 31a, 31b zoals weergegeven in de figuren 3a tot en met 3c.
In onbelaste toestand is er tussen punten 43, 44, 46 enerzijds en 20 hartlijn 14 door het centrum 8 van aanslaglichaam 12 (gezien in het vlak volgens de figuren 2a en 2b of althans een daaraan evenwijdig vlak) anderzijds sprake van een afstand d1 en is er tussen punt 45 en de hartlijn door punt 15 sprake van een afstand d2. Afstand d2 is groter dan de straal van gat 2 terwijl afstand d1 kleiner is dan de straal van gat 2.
25 Langsrand 51 is neusvormig waarbij punt 45 de punt van de neus vormt. Ter plaatse van punt 45 is langsrand 51 afgerond. Het langsranddeel 51a dat zich uitstrekt tussen punten 44 en 45 is grotendeels (namelijk met uitzondering van de afronding ter plaatse van punt 45) rechtlijnig. Dit rechtlijnige deel van langsranddeel 51a sluit een hoek in van ongeveer 30° met een (in dit voorbeeld 30 horizontaal georiënteerd) normaal vlak dat zich loodrecht op de hartlijn 14 door centrum 8 uitstrekt. Het langsranddeel 51b dat zich uitstrekt tussen punten 45 en 46 is eveneens grotendeels rechtlijnig. Dit rechtlijnige deel maakt een hoek van circa 55° met een normaal vlak dat zich uitstrekt loodrecht op hartlijn 14.
8
Opsluitplaten 31a, 31b zijn van elastisch plaatmateriaal, zoals bijvoorbeeld een metaal als verenstaal of kunststof, vervaardigd. Vanwege de ondersteuning van opsluitplaten 31a, 31b door de staande poten 19a, 19b kan het veerkrachtige karakter van het materiaal van de opsluitplaten 31a, 31b zich met 5 name manifesteren aan de naar punt 45 gerichte zijde van de staande delen 19a, 19b.
De figuren 1a tot en met 1c tonen in drie achtereenvolgende fasen hoe bevestiging van het bevestigings-element 11 aan plafondplaat 1 kan plaatsvinden. In eerste instantie wordt, zoals in figuur 1a weergegeven, het 10 bevestigings-element 11 volgens pijl 61 in de richting van gat 2 bewogen waarbij de hartlijnen 9 en 14 samenvallen. Daarbij is het verder van belang te constateren dat de afstand tussen de bovenranden 53 van de twee opsluitplaten 31a, 31b kleiner is dan de diameter van gat 2 en dat de lengte van deze bovenranden 53 dusdanig klein is dat deze bovenranden 53 gat 2 ongemoeid kunnen passeren.
15 Bij voortgaande beweging volgens pijl 61 zullen op een gegeven moment het eerste langsranddeel 51b van beide opsluitplaten 31a, 31b in contact komen met de omtrek van het gat 2. In ieder geval vanaf dat moment dient men enerzijds de beweging volgens pijl 61 te continueren maar anderzijds ook een verdraaiing volgens pijl 62 van het bevestigings-element 11 uit te voeren. Tijdens die 20 verdraaiing lopen de tweede langsranden 52 voor op de eerste langsranden 51 van de bijbehorende opsluitplaat 31a, 31b. De betreffende schroefbeweging en het contact met de omtrek van gat 2 zullen er zorg voor dragen dat de opsluitplaten 31a, 31b elastisch naar binnen toe vervormen, meer specifiek ter plaatse van het gebied van opsluitplaten 31a, 31b dat wordt bepaald door punten 44, 45 en 46. Vanwege 25 schuine oriëntatie van langsranddeel 51b zal de vervorming van de opsluitplaten 31a, 31b toenemen waarbij d2 afneemt totdat punt 45 binnen gat 2 is gelegen en d2 gelijk is geworden aan de straal van gat 2. Een verder voortgaande beweging van bevestigings-element 11 in de richting van pijl 61 zal er vervolgens toe leiden dat punten 45 van de opsluitplaten 31a, 31b het gat 2 volledig zullen passeren en de 30 opsluitplaten 31a, 31b weer terug zullen veren en d2 weer toeneemt tot de oorspronkelijke waarde. De opsluitplaten 31a, 31b nemen hun oorspronkelijke vlakke vorm weer aan. Daarbij is de afstand tussen langsranddeel 51a en aanslagvlak 13 dusdanig op de dikte van plafondplaat 1 afgestemd, dat de plafondplaat 1 wordt 9 ingeklemd tussen langsranddeel 51a en het aanslaglichaam 12, met name indien nog een kleine rotatiebeweging wordt gemaakt tegengesteld aan richting 62 zodat langsranddeel 51a zich als het ware kan vastgrijpen in de plafondplaat 1 aan de tegenover de zichtzijde gelegen achterzijde daarvan ter plaatse van de omtrek van 5 gat 2. Aldus kan op uitermate eenvoudige wijze het bevestigings-element 11 aan de plafondplaat 1 worden bevestigd.
Voor het losnemen van het bevestigingselement 11 van plafondplaat 1, waarvan twee achtereenvolgende situaties in figuren 2a en 2b zijn weergegeven, wordt een vergelijkbare werkwijze gevolgd: bevestigings-element 11 wordt in de 10 richting van de pijl 62 verdraaid en in de richting tegengesteld aan pijl 61 uit gat 2 getrokken. Vanwege de scheve oriëntatie van langsranddeel 51a zullen de opsluitplaten 31a, 31b geleidelijk naar binnen vervormen waarbij de afstand tussen punt 45 en hartlijn 9 dusdanig afneemt dat deze gelijk is aan de straal van gat 2 (figuur 2b). Vanaf dat moment kunnen de opsluitplaten 31a, 31b het gat 2 neerwaarts 15 passeren waarmee bevestigings-element 11 volledig kan worden losgenomen van plafondplaat 1. Zowel het bevestiging van het bevestigingselement 11 aan plafondplaat 1 als het daar weer van losnemen van het bevestigingselement 11 kan met een relatief eenvoudige en weinig kracht vergende handmatige beweging worden uitgevoerd waarbij gebruik van slechts één hand nodig is. Bovendien is de 20 mate van verdraaiing niet dusdanig groot dat dit tot problemen leidt in het geval er sprake is van bekabeling die meedraait.
Figuren 3a tot en met 3c tonen drie alternatieve uitvoeringsvormen van opsluitplaten als opsluitplaten 31a en 31b.
Bij de uitvoeringsvorm 131 volgens figuur 3a zijn de eerste 25 langsrand 151 en de tweede langsrand 152 enigszins in de richting van hart 8 gebogen zoals met name uit het bovenaanzicht blijkt. Het voordeel is dat het aanbrengen en losnemen van het complete bijbehorende bevestigingselement gepaard gaat met een minder zware of althans minder schrapende belasting op de omtreksrand van gat 2 in plaat 1. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een excentrische of 30 scheve positionering van uitvoeringsvorm 131 tijdens het aanbrengen of losnemen daarvan het altijd mogelijk is dat een tweede langsrand 152 in contact komt met de omtreksrand van gat 2.
Opsluitplaat 231 volgens figuur 3b heeft een langsranddeel 251a 10 met vertandingen voor een beter grip op de plaat.
Opsluitplaat 331 volgens figuur 3c is een variant waarbij de eerste langsrand 351 en de tweede langsrand volledig gekromd zijn vormgegeven en elkaar in punt 399 ontmoeten.
5 Figuren 4a en 4b tonen een mogelijk alternatief voor de combinatie van beugel 16 met oplsuitplaten 31a en 31b. Dit alternatief behelst een buis 401 van verenstaal waarin door het aanbrengen van althans in hoofdzaak C-vormige sneden zijn aangebracht waardoor, vanwege de elastische eigenschappen van het verenstaal, flappen 431a en 431b zijn gevormd. Dit alternatief zou bijvoorbeeld zeer 10 goed kunnen passen voor het bevestigen van een inbouwspot.
De uitvinding is niet beperkt tot de bovenstaand omschreven uitvoeringsvormen maar wordt primair bepaald door de navolgende conclusies: 15

Claims (14)

1. Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende een aanslaglichaam dat een 5 centrum heeft waardoorheen zich een hartlijn uitstrekt en dat is ingericht voor aanligging tegen een zichtzijde van de plaat aan de omtrek van het gat, opsluitmiddelen die zijn verbonden met het aanslaglichaam en die zijn ingericht voor aanligging, althans in toegepaste toestand, tegen de tegenover de zichtzijde gelegen achterzijde van de plaat aan de omtrek van het gat, met het kenmerk, dat de 10 opsluitmiddelen ten minste één staande opsluitplaat omvatten welke opsluitplaat een eerste langsrand heeft met een eerste langspositie, een tweede langspositie en een derde langspositie die respectievelijk op toenemende afstanden van het aanslaglichaam zijn gelegen waarbij althans in onbelaste toestand de afstand tussen de hartlijn en de eerste langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de 15 tweede langspositie en de afstand tussen de hartlijn en de derde langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie en waarbij verder door uitoefening van een vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht tegen veerkracht in ten minste de tweede afstand kan worden verkleind zodat de ten minste ene opsluitplaat ter plaatse van de tweede afstand het gat kan passeren.
2. Bevestigings-element volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie een eerste langsranddeel heeft dat ten minste ten dele rechtlijnig is.
3. Bevestigings-element volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het rechtlijnige deel van het eerste langsranddeel een hoek gelegen tussen 5 en 45 25 graden insluit met een normaalvlak door de hartlijn.
4. Bevestigings-element volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de eerste langsrand tussen de tweede langspositie en de derde langspositie een tweede langsranddeel heeft dat ten minst ten dele rechtlijnig is.
5. Bevestigings-element volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het 30 rechtlijnige deel van het tweede langsranddeel een hoek gelegen tussen 30 en 80 graden insluit met een normaalvlak door de hartlijn.
6. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie is voorzien van vertandingen.
7. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste langsrand ter plaatse van de tweede langspositie een afgeronde vorm heeft.
8. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opsluitplaat van veerkrachtig materiaal is vervaardigd.
9. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opsluitplaat via een veerorgaan met het aanslaglichaam is verbonden.
10. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opsluitplaat, althans in onbelaste toestand en althans in hoofdzaak, plat is.
11. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opsluitplaat tegen over de eerste langsrand een tweede 15 langsrand heeft die zich rechtlijnig parallel aan de hartlijn uitstrekt.
12. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigings-element twee opsluitplaten omvat die aan tegen over elkaar gelegen zijden van de hartlijn zijn gelegen.
13. Bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de afstand tussen de ten minste ene opsluitplaat en het aanslaglichaam instelbaar is.
14. Werkwijze voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende het bevestigen van een bevestigings-element volgens één van de voorgaande conclusies aan de plaat waarbij de ten 25 minste één staande opsluitplaat door het gat wordt verplaatst en waarbij de straal van het gat kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie in onbelaste toestand en waarbij tijdens de verplaatsing van de ten minste ene opsluitplaat door het gat de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie tegen veerwerking in kleiner wordt.
NL2008026A 2011-12-23 2011-12-23 Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin. NL2008026C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008026A NL2008026C2 (nl) 2011-12-23 2011-12-23 Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008026 2011-12-23
NL2008026A NL2008026C2 (nl) 2011-12-23 2011-12-23 Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008026C2 true NL2008026C2 (nl) 2013-06-26

Family

ID=45952607

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008026A NL2008026C2 (nl) 2011-12-23 2011-12-23 Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2008026C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3921261A (en) * 1974-11-18 1975-11-25 Illinois Tool Works Fastener
US4393551A (en) * 1980-08-25 1983-07-19 Phillips Plastics Corp. Rotatably engaging head for fastener
US6575682B1 (en) * 2000-11-16 2003-06-10 Illinois Tool Works Inc. Quarter turn fastener

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3921261A (en) * 1974-11-18 1975-11-25 Illinois Tool Works Fastener
US4393551A (en) * 1980-08-25 1983-07-19 Phillips Plastics Corp. Rotatably engaging head for fastener
US6575682B1 (en) * 2000-11-16 2003-06-10 Illinois Tool Works Inc. Quarter turn fastener

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5740994A (en) Cable support and method
US8079727B2 (en) Recessed lamp support structure
TW580540B (en) Mounting body for attachment to bolt body and nut body
US20140326838A1 (en) Apparatus, System, and Method for Photovoltaic-Related Wire Management
KR20200051510A (ko) 패스너 피드백 피처
JPH06327124A (ja) ケーブル取付具及び支持具
NL2008026C2 (nl) Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin.
US9080695B2 (en) Strut and trapeze system
US8464987B1 (en) Adjustable conduit clamp
US7549613B1 (en) Tube clamp for an angle bracket
US8158882B1 (en) Electrical box hanger
US20240068269A1 (en) Wire strand attachment clip
CN216602776U (zh) 一种夹持装置
US9334981B2 (en) Conduit hanger
WO2013136054A2 (en) A cable clip
EP3838680A1 (en) Roof rack foot assembly for a roof rack and a roof rack for a vehicle
CN112577726A (zh) 一种通用型防振锤试验检测装置
US4235355A (en) Device for carrying sheet or panel material
US20170227036A1 (en) Securing device
JP6450984B1 (ja) 固定具
JP7311386B2 (ja) 倒木対策用ケーブル吊架装置
EP0728953A1 (en) Stud fastener
US11598115B2 (en) Wire strand attachment clip
JP5067933B2 (ja) シャワーフック装置
NL8105802A (nl) Ophangorgaan voor pijpen.

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: HZ SOLUTIONS B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: WISKERKE HOLDING B.V.

Effective date: 20180706

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230101