NL2006788C2 - Verbeterde onderbeen-voet-orthese. - Google Patents

Verbeterde onderbeen-voet-orthese. Download PDF

Info

Publication number
NL2006788C2
NL2006788C2 NL2006788A NL2006788A NL2006788C2 NL 2006788 C2 NL2006788 C2 NL 2006788C2 NL 2006788 A NL2006788 A NL 2006788A NL 2006788 A NL2006788 A NL 2006788A NL 2006788 C2 NL2006788 C2 NL 2006788C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
orthosis
lower leg
foot
fiber composite
piece
Prior art date
Application number
NL2006788A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Cornelis Buchrnhornen
Original Assignee
Buchrnhornen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Buchrnhornen B V filed Critical Buchrnhornen B V
Priority to NL2006788A priority Critical patent/NL2006788C2/nl
Priority to EP12168216A priority patent/EP2524674A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2006788C2 publication Critical patent/NL2006788C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/0104Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation
    • A61F5/0111Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation for the feet or ankles
    • A61F5/0113Drop-foot appliances
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/0104Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation
    • A61F5/0111Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation for the feet or ankles

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Description

Verbeterde onderbeen-voet-orthese
De uitvinding betreft een onderbeen-voet-orthese voor het beheersen van de onderlinge positie van de voet en het onderbeen van een de orthese dragende persoon. Dergelijke 5 orthesen worden gedragen door personen waarbij door een aandoening de spieren die de positie van de voet ten opzichte van het onderbeen bepalen niet meer effectief zijn, hetzij als gevolg van een aandoening van deze spieren, hetzij als gevolg van een neurologische aandoening, veelal een CVA. Een zogenaamde ‘klapvoet’ behoort tot het soort aandoeningen waarvoor een dergelijk orthese wordt toegepast. De verende 10 werking van de orthese neemt de spierfimctie over. Voorts verschaft de orthese stabiliteit van de horizontale rotatiepositie van de voet ten opzichte van het onderbeen.
Het doel van een dergelijke orthese is het bepalen van de positie van de voet ten opzichte van het onderbeen van de gebruiker, in het bijzonder de hoek tussen de 15 lengterichting van voet en de lengterichting van het onderbeen. De orthese wordt immers toepast bij personen waarbij deze functionaliteit verloren is gegaan. Om deze functie beheersbaarheid te bereiken is een orthese bekend, omvattende: een onder een voet van de dragende persoon te plaatsen voetstuk, waarvan de lengterichting overeenkomt met de lengterichting van de voet; 20 - een tegen de achterzijde van het onderbeen van het bij de betreffende voet behorende been van de dragende persoon te plaatsen onderbeenstuk, waarvan de lengterichting overeenkomt met de lengterichting van het onderbeen; en een het voetstuk met het onderbeenstuk verbindend, bij uitoefening van een betreffende kracht verend buigbaar hielstuk, waarvan de buigrichting hoofdzakelijk ligt 25 in een vlak waarin de lengterichting van de voet en van het onderbeen van de de orthese dragende persoon zijn gelegen.
Hierbij bepaalt de flexibiliteit van het hielstuk hoofdzakelijk het gedrag van de orthese, in het bijzonder de positie van de voet ten opzichte van de positie van het onderbeen.
30 Deze flexibiliteit wordt veelal zodanig gekozen dat in de rustpositie de hoek tussen de lengterichting van de voet en de lengterichting van het onderbeen ongeveer 90° bedraagt. Uitgaande van deze positie kan de positie van de voet tot ongeveer 40° naar boven buigen en bij het strekken van de voet ongeveer 7° naar beneden buigen. In veel gevallen maakt de orthese het mogelijk dat de drager kan lopen. Wanneer de drager met 2 de orthese loopt, wordt het hielstuk bij elke stap gebogen. Bij veel ortheses leidt dit tot snelle slijtage van het hielstuk, zodat de flexibiliteit van het hielstuk verandert en niet meer de gewenste waarde heeft zodat instabiel loopgedrag ontstaat en de orthese zijn functie niet meer goed vervult. Een dergelijke orthese moet worden vervangen.
5
Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een orthese met een langere levensduur die stabiel loopgedrag mogelijk maakt.
Dit doel wordt bereikt door een orthese van de bovengenoemde soort waarbij het 10 hielstuk zich over een zekere afstand uitstrekt tussen het voetstuk en het onderbeenstuk en het hielstuk over deze afstand verdeeld gelijkmatig buigbaar is.
Uit onderzoek is gebleken dat de afname van de veerkracht wordt veroorzaakt door verschijnselen die vergelijkbaar zijn met vermoeidheid van materiaal. Deze worden 15 veroorzaakt door de concentratie van de buiging in een klein gebied. Dit gebied wordt aldus sterk gebogen en het betreffende materiaal wordt sterk belast. Door het gebied waarin buiging optreedt te vergroten, wordt de mate van buiging per gebied kleiner, zodat de vermoeidheidsverschijnselen sterk verminderen en de levensduur van de orthese wordt verlengd, zoals door proeven is aangetoond.
20
Buiging treedt op bij het reeds gebogen hielstuk. Elk deel van dit hielstuk heeft aldus in onbelaste toestand een zekere kromtestraal. Bij buiging van het hielstuk neemt deze kromtestraal af en maatregelen volgens de uitvinding dragen zorg voor een bij buiging relatief gelijkmatige afname van de kromtestraal. Hierdoor wordt de verandering van de 25 kromtestraal en daarmede de vervorming van het hielstuk sterk verminderd. Weer anders uitgedrukt is de flexibiliteit van alle delen van het hielstuk gelijk opdat overal een procentueel gelijke afname van de kromtestraal optreedt. Opgemerkt wordt dat het aantrekkelijk is wanneer bij een sterke buiging, dat wil zeggen kort voordat de maximale buigingshoek bereikt wordt, de buigstijfheid toeneemt.
30
Omdat de op hielstuk werkende krachten en de daardoor veroorzaakte vermoeidheid van het materiaal niet alleen afhankelijk zijn van de relatieve verandering van de kromtestraal, maar ook van de kromtestraal zelf, is het aantrekkelijk wanneer het hielstuk in de onbelaste toestand een gelijkmatige kromtestraal heeft. Dan is reeds in de 3 onbelaste situatie de kromming verdeeld over de lengte van het hielstuk opdat de kromtestraal overal zo veel mogelijk dezelfde waarde heeft. Hiermede is de minimale waarde van de kromtestraal zo groot mogelijk. Voorts wordt het hiermede gemakkelijker de bij buiging optredende relatieve verandering van de kromtestraal zo 5 gelijkmatig mogelijk te verdelen.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de buiging van het hielstuk gerepresenteerd door een virtueel draaipunt en is de orthese gedimensioneerd voor het na plaatsing bij een dragende persoon positioneren van het virtuele draaipunt op de 10 positie van het draaipunt tussen het onderbeen en de voet. Deze maatregel leidt tot een sterke toename van het draagcomfort; immers de draaipunten vallen nu zo veel mogelijk samen zodat de met de draaipunten verbonden voet en voetstuk, respectievelijk onderbeen en onderbeenstuk zo min mogelijk onderling bewegen tijdens het draaien en de met het onderling bewegen gepaard gaande, het draagcomfort verlagende wrijving 15 wordt geminimaliseerd.
Zoals hierboven is uiteengezet moet de buiging in het hielstuk optreden. Dit vereist dat het hielstuk minder stijf is dan het onderbeenstuk of het voetstuk. Het is dan constructief aantrekkelijk wanneer de gemiddelde breedte van het hielstuk kleiner is dan de 20 gemiddelde breedte van het voetstuk of van het onderbeenstuk. Dit heeft voorts het voordeel dat kleine breedte van het hielstuk het mogelijk maakt de orthese in een schoen, in sommige gevallen zelfs in een confectieschoen, te dragen. Hiermede neemt de behoefte aan orthopedische schoenen af, hetgeen kostenverlagend werkt en kan een breder marktsegment worden bediend.
25
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het hielstuk naar de binnenzijde toe tenminste gedeeltelijk hol gevormd. Hiermede sluit het hielstuk beter aan op de hiel en past aldus beter in de schoen. Voorts leidt dit tot een grotere stijfheid van het hielstuk, hetgeen veelal de mogelijkheid biedt het hielstuk smaller uit te voeren.
30
De hierboven genoemde maatregelen vereisen een zekere mate van stijfheid van de orthese, gepaard gaande met voldoende kleine dikte. Hieraan kan worden voldaan wanneer het onderbeenstuk, het hielstuk en het voetstuk elk een platte, mogelijkerwijs gewelfde structuur hebben en wanneer zij hoofdzakelijk uit een enkel stuk 4 vezelcomposiet zijn gevormd. Het enkele stuk vezelcomposiet maakt voorts een gemakkelijke wijze van fabricage mogelijk, zelfs aangemeten aan de drager. Opgemerkt wordt dat een enkel vezelcomposiet meerdere lagen kan omvatten. Voorts wordt hiermede de afname van de veerkracht, die voor een groot deel te wijten is aan met 5 vermoeidheid vergelijkbare verschijnselen van thermoplasten, vermeden. Als gevolg daarvan is een langere levensduur mogelijk. Een laatste voordeel is een kleinere dikte, zodat de orthese dunner kan worden uitgevoerd en deze in een confectieschoen gedragen kan worden.
10 De vereiste sterkte en stijfheid kan het beste worden bereikt wanneer het overgrote deel van de vezels van de vezelcomposiet zich met een richtingcomponent in de lengterichting van de orthese uitstrekt. De vezels kunnen in verschillende lagen zijn aangebracht, maar het is eveneens mogelijk dat de vezels in bundels met onderling verschillende richting zijn gerangschikt.
15
De orthese wordt tijdens gebruik niet alleen op krachten in de lengterichting (in de richting van de sagitale as) belast, maar eveneens op torsiekrachten. Om deze krachten op te nemen verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm de maatregel dat de vezelcomposiet een eerste, een tweede en een derde groep vezels omvat, de eerste groep 20 vezels zich hoofdzakelijk in de lengterichting van de orthese uitstrekt, de tweede groep vezels zich onder een scherpe eerste hoek ten opzichte van de eerste groep vezels uitstrekt en dat de derde groep vezels zich onder een aan de eerste hoek tegengestelde tweede hoek ten opzichte van de eerste groep vezels uitstrekt. De vezels kunnen in verschillende lagen zijn aangebracht, maar het is eveneens mogelijk dat de vezels in 25 bundels met onderling verschillende richting zijn gerangschikt.
De sterkst belaste delen van de orthese bevinden zich in het hielstuk en in de direct op het hielstuk aansluitende delen van het voetstuk en het onderbeenstuk. Om deze delen van het voetstuk en het hielstuk voldoende stijf uit te voeren heeft het voorkeur dat de 30 vezelcomposiet tenminste twee lagen vezels omvat, dat tenminste één van de lagen vezels zich over slechts een deel van de lengte van de orthese uitstrekt en dat het aantal lagen vezels in het hielstuk groter is dan het aantal lagen bij de distale einden van de orthese.
5
Om het draagcomfort te vergroten heeft het voorkeur dat de binnenzijde van het hielstuk is bekleed met een bekledingslaag van een materiaal dat zachter is dan de vezelcomposiet. Een dergelijk materiaal wordt bijvoorbeeld gevormd door rubber of een kunststof met rubberachtige eigenschappen.
5
Ook de buitenzijde van het hielstuk kan zijn bekleed met een bekledingslaag van een materiaal dat zachter is dan de vezelcomposiet. Veelal heeft dit een decoratief effect.
Om de hechting tussen de zachte laag of lagen en het materiaal van de eigenlijke orthese 10 te verbeteren, is volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de bekledingslaag aangebracht voorafgaande aan het uitharden van de vezelcomposiet en is de bekledingslaag tezamen met de vezelcomposiet uitgehard, zodat het materiaal van de bekledingslaag zich tot in de vezelcomposiet uitstrekt. Deze maatregel heeft voorts het effect dat het zachte materiaal zich enigszins tot in de matrix van de composiet uitstrekt zodat ook dit 15 matrixmateriaal zachter is.
Om de koppeling tussen het onderbeen en het onderbeenstuk te verbeteren is het onderbeenstuk voorzien van een vlakke, mogelijkerwijs gewelfde structuur, die gedeeltelijk samenvalt met het door de vezelcomposiet gevormde deel van het 20 onderbeenstuk en die zich tot buiten dat deel uitstrekt. Deze structuur is bij voorkeur gebogen opdat deze zich gedeeltelijk rondom het onderbeen heen uitstrekt. Voorts worden hiermede mogelijkerwijze optredende spasmen tegengegaan.
Om een betere fixatie tussen voet en schoen te verkrijgen, is het voetstuk bij voorkeur 25 voorzien van een vlakke, mogelijkerwijs gewelfde structuur, die gedeeltelijk samenvalt met het door de vezelcomposiet gevormde deel van het voetstuk en die zich tot buiten dat deel uitstrekt.
De met het onderbeenstuk of het voetstuk gedeeltelijk samenvallende structuur wordt 30 bij voorkeur door een tweede vezelcomposiet gevormd waarvan de stijfheid kleiner is dan die van de vezelcomposiet waarvan de eigenlijke orthese is gemaakt.
Om een goede verbinding tussen de hoofdzakelijk platte structuren en de eigenlijk orthese te verkrijgen, omvat de vezelcomposiet ten plaatse van het voetstuk of het 6 onderbeenstuk tenminste twee lagen en strekken de structuren zich gedeeltelijk tussen twee van deze lagen uit.
De uitvinding betreft eveneens een orthese, die is ingericht om met zijn voetstuk in een 5 schoen te worden geplaatst, waarbij het voetstuk wordt bedekt door een inlegzool en een combinatie van een dergelijke orthese, een op de orthese gedimensioneerde schoen en een naar de schoen en de orthese gedimensioneerde inlegzool
Vervolgens wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, 10 waarin voorstellen:
Figuur 1: een perspectivisch schematisch aanzicht van een onderbeen-voet-orthese volgens de uitvinding;
Figuur 2: een schematisch verticaal doorsnedeaanzicht van een hielstuk van de orthese volgens de uitvinding; 15 Figuur 3: een schematisch horizontaal doorsnedeaanzicht van het in figuur 2 afgebeelde hielstuk;
Figuur 4: een schema van de vezels waaruit de richting van de vezels binnen de composiet blijkt;
Figuur 5: een schematisch verticaal doorsnedeaanzicht van een orthese volgens de 20 uitvinding; en
Figuur 6: een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk uitgevoerd als doorsnedeaanzicht van een combinatie van een schoen en een daarin geplaatste orthese volgens de uitvinding.
25 In figuur 1 is een in zijn geheel met 1 aangeduide onderbeen-voet-orthese afgebeeld. Deze orthese 1 omvat een zich hoofdzakelijk verticaal uitstrekkend bovenbeenstuk 2, een zich hoofdzakelijk horizontaal uitstrekkend voetstuk 3 en een het bovenbeenstuk 2 met het voetstuk verbindend hielstuk 4. De gehele orthese 1 is van tweedimensionaal materiaal vervaardigd. In het bijzonder is het onderbeenstuk gebogen om een 30 aanpassing te vormen aan de vorm van het onderbeen en de voet van de drager van de orthese.
De orthese 1 is voor een groot deel vervaardigd van composietmateriaal, te weten vezels die zijn ingebed in een matrix van een kunsthars, bij voorkeur een thermohardende 7 kunsthars. Als vezels kan bij voorbeeld gebruik worden gemaakt van metaal vezels, carbonvezels, glasvezels of natuurvezels. Andere soorten vezels worden niet uitgesloten. Het deel van de orthese 1 dat van deze vezelcomposiet is vervaardigd, omvat tenminste een laag 6 aan de binnenzijde die gearceerd is weergegeven en een 5 laag 7 aan de buitenzijde, waarvan de contouren zijn weergegeven. Het onderbeendeel 2 van de orthese omvat voorts een van een zachter, maar toch vormvast samengesteld plaatvormig materiaal vervaardigd deel 8 dat zich tot buiten het van composietmateriaal vervaardigde deel 6, 7 uitstrekt. Het deel 8 is sterker gebogen en het dient voor het vastklemmen van het onderbeenstuk op het onderbeen van de drager. Ook het voetstuk 10 3 omvat een dergelijk deel 9, dat zich uitstrekt to buiten het van composietmateriaal vervaardigd deel 6,7. Ter plaatse van het hielstuk 4 is aan de binnenzijde van de orthese een laag 10 van zacht materiaal aangebracht, terwijl aan de buitenzijde van het hielstuk eveneens een laag 11 van zacht materiaal is aangebracht, die echter in figuur 1 niet is afgebeeld.
15
In figuur 2 toont een verticale doorsnede van de orthese in schematische vorm. Hierin is de positie van het onderbeenstuk 2, het hielstuk 4 en het voetstuk 3 in de onbelaste, neutrale vorm weergegeven door een getrokken lijn en is de positie van deze delen in de gebogen positie weergegeven door een stippellijn. Uit deze figuur blijkt in eerste 20 instantie dat de mate van buiging, te weten de verhouding tussen de kromtestraal in de rusttoestand en de kromtestraal in de gebogen toestand ongeveer gelijk is. De mate van buiging bepaalt de slijtage, die bij een vezelcomposietmateriaal voor een groot deel wordt bepaald door de mate van breuk van de veelal niet rekbare vezels. Door de maatregel volgens de uitvinding wordt de mate van buiging nergens extreem zodat de 25 vezels niet of nauwelijks breken en de levensduur optimaal is.
Voorts blijkt uit de figuur dat de hiel nagenoeg volgens een cirkelboog is gevormd zodat de kromtestraal nagenoeg overal gelijk is. Hierdoor zijn de ook in de rusttoestand reeds aanwezige spanningen goed verdeeld en daarmede zo klein mogelijk. Wanneer de 30 orthese wordt gebogen omdat de gebruiker zijn voet naar boven beweegt, bijvoorbeeld bij het lopen, ontstaat de met een stippellijn weergegeven situatie. Hieruit blijkt dat de kromtestraal nog steeds nagenoeg gelijk is zodat de mate van buiging, te weten de verandering van de kromtestraal in rust naar de kromtestraal in de gebogen toestand overal zo veel mogelijk gelijk is om breken van de vezels te voorkomen.
8
Zoals reeds in de inleiding is gesteld, en zoals uit figuur 3 blijkt, heeft het hielstuk een naar binnen gerichte kromming in het horizontale vlak. Hieruit wordt, ook bij en relatief smalle uitvoering van het hielstuk de voldoende stijfheid in het bovenste deel van het 5 hielstuk verkregen.
In figuur 4 is getoond hoe de vezels in het composietmateriaal zich uitstrekken. Een eerste bundel unidirectionele vezels (veelal aangeduid met het Engelse woord ‘roving’) 12 strekt zich in de lengterichting van de orthese uit. De zich in deze richting 10 uitstrekkende bundel vezels 12 is verleent de composiet sterkte in de lengterichting. Voorts is een tweede bundel vezels 13 aanwezig die zich uitstrekt onder een hoek van ongeveer 30° ten opzichte van de eerste bundel 12, terwijl er een derde bundel vezels 14 is afgebeeld die zich uitstrekt onder een hoek van ongeveer -30° ten opzichte van de eerste bundel 12. Het zal duidelijk zijn dat een vezelweefsel zoals dat in de orthese 15 volgens de uitvinding wordt toegepast verscheidene van elk van de vezelbundels 12, 13, 14 omvat. Deze bundels zijn in een weefproces samengesteld tot een weefsel. Hierbij dienen de vezelbundels 13, die zich onderling met een tegengestelde hoek ten opzichte van de vezelbundels 12 uitstrekken voor het verlenen van torsiestijfheid aan de orthese 1. Opgemerkt wordt dat deze configuratie op geen enkele wijze beperkend is; er zijn 20 talloze andere soorten configuraties van vezels mogelijk.
De in figuur 5 afgebeelde doorsnede van de orthese toont, in tegenstelling tot figuur 3 de gehele orthese en voorts de samenstelling van de lagen van de orthese. De orthese omvat bij het in deze figuur afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld de laag vezelcomposiet 6.
25 Deze laag 6 omvat twee lagen van vezelweefsel 20, 21, die zich uitstrekken over de gehele lengte van dat deel van de orthese dat door het vezelcomposietmateriaal 6 wordt gevormd. Voorts omvat dit deel twee lagen 22, 23 die zich over slechts een deel van de lengte uitstrekken.
30 Het onderbeenstuk 2 is voorzien van een laag van textielcomposiet 8 met een geringere stijfheid dan het vezelcomposietmateriaal 6. Deze laag omvat een textiel weefsel 24 dat zich, tezamen met zijn matrix van kunsthars uitstrekt tot buiten de laag vezelcomposietmateriaal 6. Het voetstuk 3 is voorzien van een laag van textielcomposiet 9 met een geringere stijfheid dan het vezelcomposietmateriaal 6. Deze 9 laag omvat een textielweefsel 25 dat zich, tezamen met zijn matrix van kunsthars uitstrekt tot buiten de laag vezelcomposietmateriaal 6. De matrix van de textielcomposietlagen 24, 25 wordt gevormd door hetzelfde materiaal als waarvan de matrix van het vezelcomposietmateriaal 6 wordt gevormd. Het gebruik van een ander 5 matrixmateriaal wordt echter niet uitgesloten. Evenzeer is het mogelijke het matrixmateriaal te gebruiken zonder toevoeging van vezelmateriaal.
Tegen de binnenzijde van het hielstuk 4 is een laag 10 rubberachtig materiaal aangebracht en tegen de buitenzijde van het hielstuk 4 is een laag 11 van hetzelfde 10 materiaal aangebracht. Hiermede wordt het draagcomfort vergroot. Ook draagt het zachte materiaal bij aan het dempen van de buigingen van het hielstuk. Zoals reeds eerder is vermeld, zijn de lagen in vloeibare vorm aangebracht, voorafgaand aan het laten uitharden van de matrix van de composietmaterialen. Tegelijkertijd met het uitharden vindt vulkanisatie van het rubber plaats. Het gebruik van een vulkaniseerbaar 15 materiaal gaat goed samen met het gebruik van een thermohardende matrix omdat beide materialen door een verwarmingsproces worden verhard.
Ten slotte toont figuur 6 een schoen 30 waarin een voetstuk 3 en een hielstuk 4 van een orthese 1 volgens de uitvinding is geplaatst. Uit de figuur blijkt dat het voetstuk zich 20 onder een in de schoen 30 geplaatste hulpzool 31 bevindt. Dergelijk hulpzolen 31 worden reeds veel toegepast in de orthopedie, en de toepassing boven het voetstuk leidt tot een verbeterd draagcomfort.

Claims (18)

1. Onderbeen-voet-orthese voor het beheersen van de onderlinge positie van de voet en het onderbeen van een de orthese dragende persoon, waarbij de orthese omvat: 5. een onder een voet van de dragende persoon te plaatsen voetstuk waarvan de lengterichting overeenkomt met de lengterichting van de voet; een tegen het bij de betreffende voet behorende onderbeen van de dragende persoon te plaatsen onderbeenstuk, waarvan de lengterichting overeenkomt met de lengterichting van het onderbeen; en 10. een het voetstuk met het onderbeenstuk verbindend, bij uitoefening van een betreffende kracht verend buigbaar hielstuk, waarvan de buigrichting hoofdzakelijk ligt in een vlak waarin de lengterichting van de voet en van het onderbeen van de de orthese dragende persoon zijn gelegen, met het kenmerk, dat het hielstuk zich over een zekere afstand uitstrekt tussen het 15 voetstuk en het onderbeenstuk en dat het hielstuk over deze afstand verdeeld gelijkmatig buigbaar is.
2. Orthese volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hielstuk in de onbelaste toestand een gelijkmatige kromtestraal heeft. 20
3. Orthese volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de buiging van het hielstuk wordt gerepresenteerd door een virtueel draaipunt en dat de orthese is gedimensioneerd voor het na plaatsing bij een dragende persoon positioneren van het virtuele draaipunt op de positie van het draaipunt tussen het onderbeen en de voet. 25
4. Orthese volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de gemiddelde breedte van het hielstuk kleiner is dan de gemiddelde breedte van het voetstuk of van het onderbeenstuk.
5. Orthese volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het hielstuk naar de binnenzijde toe tenminste gedeeltelijk hol is gevormd.
6. Orthese volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderbeenstuk, het hielstuk en het voetstuk elk een platte, mogelijkerwijs gewelfde structuur hebben en dat zij hoofdzakelijk uit een enkel stuk vezelcomposiet zijn gevormd.
7. Orthese volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het overgrote deel van de 5 vezels van de vezelcomposiet zich met een component in de lengterichting van de orthese uitstrekken.
8. Orthese volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vezelcomposiet tenminste een eerste, een tweede en een derde groep vezels omvat, dat de eerste groep 10 vezels zich hoofdzakelijk in de lengterichting van de orthese uitstrekt, dat de tweede groep vezels zich hoofdzakelijk onder een scherpe eerste hoek ten opzichte van de eerste groep vezels uitstrekt en dat de derde groep vezels zich hoofdzakelijk onder een aan de eerste hoek tegengestelde tweede hoek ten opzichte van de eerste groep vezels uitstrekt. 15
9. Orthese volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de vezelcomposiet tenminste twee lagen vezels omvat, dat tenminste één van de lagen vezels zich over slechts een deel van de lengte van de orthese uitstrekt en dat het aantal lagen vezels in het hielstuk groter is dan het aantal lagen bij de distale einden van de orthese. 20
10. Orthese volgens conclusie 6, 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat de binnenzijde van het hielstuk is bekleed met een bekledingslaag van een materiaal dat zachter is dan de vezelcomposiet.
11. Orthese volgens één van de conclusies 6-10, met het kenmerk, dat de buitenzijde van het hielstuk is bekleed met een bekledingslaag van een materiaal dat zachter is dan de vezelcomposiet.
12. Orthese volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de bekledingslaag is 30 aangebracht voorafgaande aan het uitharden van de vezelcomposiet en dat de bekledingslaag tezamen met de vezelcomposiet is uitgehard, zodat het materiaal van de bekledingslaag zich tot in de vezelcomposiet uitstrekt.
13. Orthese volgens één van de conclusies 6-12, met het kenmerk, dat het onderbeenstuk voorzien is van een platte, mogelijkerwijs gewelfde structuur, die gedeeltelijk samenvalt met het door de vezelcomposiet gevormde deel van het onderbeenstuk en die zich tot buiten dat deel uitstrekt. 5
14. Orthese volgens één van de conclusies 6-13, met het kenmerk, dat het voetstuk voorzien is van een platte, mogelijkerwijs gewelfde structuur, die gedeeltelijk samenvalt met het door de vezelcomposiet gevormde deel van het voetstuk en die zich tot buiten dat deel uitstrekt. 10
15. Orthese volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de met het onderbeenstuk of het voetstuk gedeeltelijk samenvallende platte structuur door een tweede vezelcomposiet wordt gevormd waarvan de stijfheid kleiner is dan die van de vezelcomposiet waarvan de eigenlijke orthese is gemaakt. 15
16. Orthese volgens conclusie 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat de vezelcomposiet ten plaatse van het voetstuk of het onderbeenstuk tenminste twee lagen omvat en dat de platte structuur zich gedeeltelijk tussen twee van deze lagen uitstrekt.
17. Orthese volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de orthese is ingericht om met zijn voetstuk in een schoen te worden geplaatst, waarbij het voetstuk wordt bedekt door een inlegzool.
18. Combinatie van een orthese volgens conclusie 16, een op de orthese 25 gedimensioneerde schoen en een naar de schoen en de orthese gedimensioneerde inlegzool.
NL2006788A 2011-05-16 2011-05-16 Verbeterde onderbeen-voet-orthese. NL2006788C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006788A NL2006788C2 (nl) 2011-05-16 2011-05-16 Verbeterde onderbeen-voet-orthese.
EP12168216A EP2524674A1 (en) 2011-05-16 2012-05-16 Lower leg-foot orthosis

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006788A NL2006788C2 (nl) 2011-05-16 2011-05-16 Verbeterde onderbeen-voet-orthese.
NL2006788 2011-05-16

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006788C2 true NL2006788C2 (nl) 2012-11-19

Family

ID=46049301

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006788A NL2006788C2 (nl) 2011-05-16 2011-05-16 Verbeterde onderbeen-voet-orthese.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2524674A1 (nl)
NL (1) NL2006788C2 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3054904B1 (en) 2013-10-13 2023-05-31 Camp Scandinavia AB Fiber reinforced composite orthoses
WO2015052587A2 (en) * 2013-10-13 2015-04-16 Camp Scandinavia Ab Orthosis loading management
US20180200100A1 (en) * 2015-07-07 2018-07-19 Roar Athletic Performance Corp. Force Delivery In Orthotic, Orthotic Inserts and Ankle Foot Orthosis Products and Systems
NL2017302B1 (nl) * 2016-08-09 2018-02-16 Buchrnhornen B V Onderbeen-voetorthese en samenstel van een dergelijke orthese en een bijpassende inlegzool
WO2020121513A1 (ja) * 2018-12-14 2020-06-18 株式会社澤村義肢製作所 短下肢装具の後方支柱および短下肢装具

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5088479A (en) * 1990-04-26 1992-02-18 Detoro William W Ankle and foot orthosis
WO1998034572A1 (en) * 1997-02-05 1998-08-13 Stig Willner Ankle-foot orthosis
US6146344A (en) * 1999-07-14 2000-11-14 Bader; Wade Lower limb orthotic brace
US20040186401A1 (en) * 2001-05-31 2004-09-23 Norbert Guenther Lower leg orthosis
US20080319361A1 (en) * 2007-06-06 2008-12-25 Bill Messer Carbon fiber orthosis and associated method

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5088479A (en) * 1990-04-26 1992-02-18 Detoro William W Ankle and foot orthosis
WO1998034572A1 (en) * 1997-02-05 1998-08-13 Stig Willner Ankle-foot orthosis
US6146344A (en) * 1999-07-14 2000-11-14 Bader; Wade Lower limb orthotic brace
US20040186401A1 (en) * 2001-05-31 2004-09-23 Norbert Guenther Lower leg orthosis
US20080319361A1 (en) * 2007-06-06 2008-12-25 Bill Messer Carbon fiber orthosis and associated method

Also Published As

Publication number Publication date
EP2524674A1 (en) 2012-11-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7266910B2 (en) Orthotic footplate
EP2926678B1 (en) Supporting element for shoes
NL2006788C2 (nl) Verbeterde onderbeen-voet-orthese.
US11717431B2 (en) Orthotic system
EP2288269B1 (en) Shoe system with a resilient shoe insert
US10758377B2 (en) Frictionless vertical suspension mechanism for prosthetic feet
US20120285040A1 (en) Spring shoe sole device
US10646357B2 (en) Jointless prosthetic foot
US20060048411A1 (en) Shoe system with a resilient shoe insert
US20190125552A1 (en) Prosthetic foot with spaced spring elements
WO2002102178A2 (en) Shoe system with a resilient shoe insert
US11369842B2 (en) Foot exercise apparatus
NL2017302B1 (nl) Onderbeen-voetorthese en samenstel van een dergelijke orthese en een bijpassende inlegzool
US20200077735A1 (en) Shoe with an energized quarter portion
US20230157408A1 (en) Damping element for a shoe
EP3290006B1 (en) Prosthetic device
CA3160292A1 (en) Shoe with sole providing a dynamic foot arch support
WO2009094712A1 (en) An orthotic suitable for use in treating plantar fasciitis

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150601