NL2003222C2 - Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie. - Google Patents

Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie. Download PDF

Info

Publication number
NL2003222C2
NL2003222C2 NL2003222A NL2003222A NL2003222C2 NL 2003222 C2 NL2003222 C2 NL 2003222C2 NL 2003222 A NL2003222 A NL 2003222A NL 2003222 A NL2003222 A NL 2003222A NL 2003222 C2 NL2003222 C2 NL 2003222C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
thigh
trunk
orthosis according
patient
orthosis
Prior art date
Application number
NL2003222A
Other languages
English (en)
Inventor
Clemens Philip Theodorus Hardeman
Original Assignee
Clemens Philip Theodorus Hardeman
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Clemens Philip Theodorus Hardeman filed Critical Clemens Philip Theodorus Hardeman
Priority to NL2003222A priority Critical patent/NL2003222C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2003222C2 publication Critical patent/NL2003222C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0193Apparatus specially adapted for treating hip dislocation; Abduction splints

Description

ORTHESE TER BEHANDELING VAN HEUPDYSPLASIE EN/OF HEUPLUXATIE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie, omvattende een rompdeel, dat is ingericht voor 5 bevestiging om de romp van een patiëntje en twee dijbeendelen die zijn ingericht voor bevestiging om de dijbenen van het patiëntje.
Ortheses voor de behandeling van heupdysplasie en/of het stabiliseren van de heup(en) na een (sub)-luxatie worden veelvuldig toegepast door orthopedische artsen. Heupdysplasie en heupluxatie zijn de meest voorkomende aangeboren afwijkingen in 10 Europa. Deze afwijking wordt veroorzaakt door een onvoldoende ontwikkeling van het heupgewricht. Het acetabulum, dat het komvormige gedeelte van het bekken vormt (de heupkom), is nog te plat, waardoor het bovenste deel van het dijbeen onvoldoende wordt vastgehouden. In het ernstigste geval kan een heupluxatie optreden, waarbij het bovenste deel van het dijbeen (de heupkop) geheel of gedeeltelijk buiten het 15 acetabulum treedt. Indien de aandoening niet of onvoldoende wordt behandeld, kan op latere leeftijd vroegtijdige slijtage van de heup (artrose) optreden.
Er bestaan in Europa meerdere zienswijzen voor het juiste tijdstip om de behandeling te starten. In Nederland is het gebruikelijkdat de behandeling vanaf drie maanden na de geboorte aanvangt. Tijdens de behandeling dient de positie van de benen van het 20 patiëntje in een gewenste stand te worden gefixeerd gedurende 24 uur per dag. Hiertoe zijn diverseortheses ontwikkeld voor thuisgebruik. Tractie is een ziekenhuisbehandeling, waarbij het patiëntje op de rug in bed wordt gelegd, terwijl de benen met behulp van touwen en een katrolmechanisme met gewichten zijn gefixeerd. In sommige situaties wordt een gipsbroek aangemeten. De gipsbroek wordt onder 25 volledige narcose van het patiëntje aangebracht en dient gedurende zes weken tot drie maanden te worden gedragen. Vanwege de groei van het patiëntje is het veelal noodzakelijk om het gips één of meerdere keren te vervangen.
De in de aanhef genoemde orthese is bekend op het relevante vakgebied onder de naam “Camp-spreider”. De Camp-spreider is een starre spreider. In de praktijkis deze 2 moeilijkaan te brengen door de ouders en/of verzorgers van het patiëntje. Dit wordt veroorzaakt omdat de benen van het patiëntje in de spreider dienen te worden gedwongen, waarna de dijbeendelen kunnen worden gesloten om de dijbenen. Dit leidt vaak tot een “gevecht”, dat zich meerdere keren per dag herhaalt bij het verschonen 5 van de luier.
Als er sprake is van een heupluxatie wordt na het terugplaatsen van de heupkop meestal een “Pavlikbandage” toegepast. Hierin worden de onderbeentjes vastgemaakt met enkele bandjes en “opgehangen” aan een borstband met schouderbanden. De Pavlikbandage fixeert de beentjes echter niet in een spreidstand. Het bevestigen van 10 een Pavlikbandage vergt bovendien nog meer behendigheid van de ouders en/of verzorgers dan de Camp-spreider. De Pavlikbandage heeft welgeteld vijftien bevestigingspunten, waarvan enkele met enige regelmaat opnieuw moeten worden afgesteld. Na het dragen van een Pavlikbandage gaat men vaak weer over op een Campspreider. Het komt ook voor dat de Campspreider in combinatie met de 15 Pavlikbandage wordt toegepast.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel om een orthese van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die de bovengenoemde nadelen opheft.
De orthese volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de dijbeendelen roteerbaar aan het rompdeel zijn bevestigd en dat additionele bevestigingsmiddelen zijn 20 voorzien om de dijbeendelen ten opzichte van het rompdeel te fixeren in een voorafbepaalde stand.
De orthese volgens de uitvinding is dankzij de roteerbare dijbeendelen eenvoudig aan te brengen. De roteerbare dijbeendelen kunnen in een omgekeerde V-vorm gepositioneerd worden, die overeenkomt met de natuurlijke houding van patiëntjes in de 25 zuigelingleeftijd. De zuigeling kan vervolgens op de orthese worden gelegd, waarna de dijbeendelen snel en eenvoudig om de dijbenen gesloten kunnen worden. Vervolgens kan het rompdeel worden gesloten om de romp. Ten slottekunnen de dijbeendelen één voor één worden gefixeerd in de voorafbepaalde stand door het gebruiken van de additionele bevestigingsmiddelen. Het patiëntje heeft dan al een beperkte 3 bewegingsvrijheid, zodat hij of zij bij het bevestigen van de dijbeendelen aan het rompdeel middels de additionele bevestigingsmiddelen relatief weinig mogelijkheid heeft om tegen te stribbelen. Dit verhoogt in hoge mate de gebruiksvriendelijkheid, zowel voor het kind als voor de ouder/verzorger.
5 In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm omvat het rompdeel een borstband en strekken de additionele bevestigingsmiddelen zich uit tussen de borstband en de dijbeendelen. Hiermee is de rotatiehoek (flexiehoek) van de dijbeendelen optimaal in te stellen. Bovendien kunnen de krachten die het patiëntje uitoefent, wanneer hij/zijmet de beentjes wil strekken, optimaal worden opgevangen door de schouderbanden.
10 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de additionele bevestigingsmiddelen in lengte verstelbaar. Op voordelige wijze is de rotatiehoek voor elk dijbeendeel afzonderlijk instelbaar.
Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de dijbeendelen scharnierbaar uit het vlak van het rompdeel bevestigd onder een abductiehoek. In overleg met de 15 behandelend orthopedisch artskan de abductiehoek optimaal worden ingesteld voor elk dijbeendeel afzonderlijk.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is elk dijbeendeel op een instelbare afstand aan het rompdeel bevestigd. De orthese kan hiermee optimaal worden ingesteld op de lichaamsbouw van het patiëntje.
20 Bij voorkeur is de bevestiging van de dijbeendelen aan het rompdeel uitgevoerd middels stripvormige elementen.
In weer een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het rompdeel een rugdeel. Met meer voorkeur komt de lengte van het rugdeel overeen met de gemiddelde afstand van de onderrug tot aan de oksel van een patiëntje. Dit leidt tot een relatief lang rugdeel, dat op 25 effectieve wijze het scheef liggen van het patiëntje onmogelijk maakt.
Verdere voordelige voorkeursuitvoeringsvormen zijn beschreven in de overige onderconclusies.
4
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm onder verwijzing naar de bijbehorende figuren, waarin:
Figuur 1 A toont schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van de orthese volgens de uitvinding; 5 Figuren 2A en 2B tonen een deel van de orthese uit figuur 1 in twee verschillende standen;
Figuren 3A en 3B tonen twee verschillende voorkeursuitvoeringsvormen van een deel van de orthese uit figuur 1; en
Figuren 4A en 4B tonen het deel van de orthese uit de figuren 2A en 2B in 10 bovenaanzicht in twee verschillende standen;
Figuur 1 toont orthese 1 volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoeringsvorm. Orthese 1 omvat een rompdeel, dat is ingericht voor bevestiging om de romp van een patiëntje. Het rompdeel omvat daartoe een rugdeel 2 met een borstband 3 die bevestigbaar is om de romp. De borstband 3 is doorgehaald door een gesp 23 en 15 dubbelgeslagen bevestigd met klittenband teneinde meteen de goede afmeting te hebben.
Het rugdeel 2 strekt zich bij voorkeur uit vanaf de onderrug tot aan de oksels van het patiëntje. Het rugdeel 2 is vervaardigd van een stijf materiaal, bij voorbeeld een geschikte kunststof. Optioneel is het rugdeel in lengte verstelbaar uitgevoerd. Het 20 rompdeel is verder voorzien van schouderbanden 4. Deze schouderbanden 4 dienen kruiselings over de schouders van het patiëntje te worden geslagen om vervolgens middels bevestigingsmiddelen 14 te worden bevestigd aan de borstband 3. Geschikte bevestigingsmiddelen 14 zijn knijporganen, bijvoorbeeld gesp/kliksluitingen of bretelsluitingen. De schouderbanden 4 zijn bij voorkeur verstelbaar, bij voorbeeld 25 middels gespen 24.
Aan het onderste deel van rugdeel 2 zijn aan weerszijden dijbeendelen 5 bevestigd, die zijn ingericht voor bevestiging om de dijbenen van het patiëntje. Elk dijbeendeel 5 is uitgevoerd als een mof, die om het dijbeen kan worden geslagen en worden gesloten 5 middels een geschikte sluiting. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de moffen 5 voorzien van klittenband 15. Door het gebruik van uitsluitend dijbeendelen kunnen de onderbenen van het patiëntje volop bewegen. Dit komt de doorbloeding ten goede en verhoogt het gebruikersgemak bij het patiëntje zelf.
5 Elke mof 5 is middels bevestigingsmiddelen 6 roteerbaar bevestigd aan het rugdeel 2.
In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de bevestigingsmiddelen 6 algemeen stripvormig. De bevestigingsmiddelen 6 zijn in lengte verstelbaar uitgevoerd. De bevestigingsmiddelen 6 bestaan bij voorkeur uit twee strips 6A, 6B, die ten opzichte van elkaar in langsrichting verschuifbaar zijn om de gewenste afstand tussen de 10 dijbeenhouders 5 in te stellen.
Volgens de uitvinding zijn additionele bevestigingsmiddelen 7 voorzien, die zich uitstrekken vanaf de buitenzijde van elke mof 5 naar de borstband 3. Geschikte bevestigingsmiddelen 7 zijn banden of riemen. Bij voorkeur is de lengte van de banden of riemen 7 instelbaar, bij voorbeeld via een gesp 27. De bevestiging van elke band of 15 riem 7 aan de borstband 3 kan plaatsvinden via geschikte bevestigingsmiddelen. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn dit samenwerkende haken 17 en ogen 13.
Geschikte materialen voor het rugdeel 2, de borstband 3 en de dijbeendelen 5 zijn kunststofmaterialen. Geschikt materiaal voor de stripvormige elementen 6 is metaal, bij voorkeur roestvrijstaal.
20 De orthese volgens de uitvinding is eenvoudig aan te brengen bij jonge patiëntjes. Bij het omdoen van de orthese 1 heeft het de voorkeur om eerst de dijbeendelen 5 om de dijbenen van het patiëntje te bevestigen. Het patiëntje dient daartoe plaats te nemen op de orthese 1. Automatisch nemen de benen dan vaak een omgekeerde V-vorm aan. Aangezien de dijbeendelen 5 kunnen meeroteren ten opzichte van het rugdeel 2, 25 kunnen deze eveneens een omgekeerde V-vorm aannemen en van daaruit snel om de dijbenen worden bevestigd middels de klittenbandsluiting 15. Vervolgens dient men de borstband 3 om de romp van het patiëntje vast te maken en vervolgens de schouderbanden 4 kruiselings over de schouders van het patiëntje aan te brengen en aan de voorzijde aan de borstband 3 te bevestigen. Ten slottedienen de additionele 6 bevestigingsmiddelen 7 aan de borstband 3 te worden bevestigd. De dijbeendelen 5 roteren vanzelf mee en nemen de voorafbepaalde stand in. Bij de orthese 1 volgens de uitvinding is het aantal bevestigingshandelingen beperkt tot zeven, te weten twee dijbeendelen 5, één borstband 3, twee schouderbanden 4 en twee additionele banden 5 7.
Figuren 2A en 2B illustreren de rotatiemogelijkheden van de dijbeendelen 5 ten opzichte van de bevestigingsmiddelen 6, die bestemd zijn voor verbinding met het rugdeel 2. Figuur 2A toont de betreffende onderdelen van orthese 1 schematisch in achteraanzicht in een eerste rotatiestand. Figuur 2B toont de onderdelen uit figuur 2A in ïo een tweede rotatiestand. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de dijbeendelen 5 vrij roteren om bevestigingsmiddelen 6 rond rotatiepunten 16. Op het relevante vakgebied wordt deze rotatiehoek p, die de dijbeendelen maken met de lengteas van het rompdeel, ook wel aangeduid als “flexiehoek”, die de dijbenen maken met de lichaamsas van het patiëntje. De gewenste flexiehoek dient te worden bepaald 15 in overleg met de behandelend orthopedisch arts.Deze kan worden ingesteld door het instellen van de lengte van de additionele bevestigingsmiddelen 7. Dit hoeft slechts eenmalig te gebeuren in overleg met de behandelende arts.Eventueel kan bij een volgend consult de flexiehoek opnieuw worden afgesteld. In het dagelijks gebruik vindt er geen instelling van de flexiehoek meer plaats.
20 Figuur 3A toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de dijbeendelen 5 en de bevestigingsmiddelen 6. In de tweede voorkeursuitvoeringsvorm is een extrarotatiepunt 26 toegevoegd. De bevestigingsmiddelen 6 bestaan hier uit twee paar van de bovengenoemde strips 6A, 6B, die rondom rotatiepunt 26 bevestigd zijn. In de tweede voorkeursuitvoeringsvorm kan elk paar strips 6A, 6B met bijbehorend dijbeendeel 5 25 roteren rondom rotatiepunt 26. Rotatiepunten 16 zijn nu optioneel. Rugdeel 2 is slechts schematischen ten dele weergegeven.
Figuur 3B toont een derde voorkeursuitvoeringsvorm van de bevestigingsmiddelen 6. In deze voorkeursuitvoeringsvorm bestaan de bevestigingsmiddelen 6 uit één paar van de bovengenoemde strips 6A, 6B. De dijbeendelen 5 zijn hieraan aan weerszijden 30 bevestigd middels een enkele strip 6C om rotatiepunten 36. Optioneel kan enkele strip 7 6C in lengte verstelbaar zijn uitgevoerd. In de derde voorkeursuitvoeringsvorm kunnen bevestigingsmiddelen 6 op geschikte wijzen op het rugdeel 2 bevestigd worden.
In de uitvoeringsvormen in figuren 3A en 3B, waarin de orthese is voorzien van rotatiepunten 26 of 36, kunnen de rotatiepunten 16 desgewenst achterwege blijvenen 5 kunnen de dijbeendelen 5 zijn gefixeerd ten opzichte van de bevestigingsmiddelen 6. In deze uitvoeringsvormen kunnen de additionele bevestigingsmiddelen 7 zich alternatief uitstrekken tussen de bevestigingsmiddelen 6 en de borstband 3.
Figuren 4A en 4B tonen de onderdelen uit figuur 2A en 2B in bovenaanzicht. Figuur 4A toont de betreffende onderdelen in een eerste stand. Figuur 4B toont de betreffende io onderdelen in een tweede stand. In figuur 4A liggen de dijbeendelen 5 in het vlak van het rompdeel, dat hier is aangegeven via de bevestigingsmiddelen 6. Opgemerkt wordt dat bevestigingsmiddelen 6 slechts schematisch zijn weergegeven. In figuur 4B ligt de stand van de dijbeendelen 5 uit het vlak van het rompdeel (bevestigingsmiddelen 6). De dijbeendelen 5 zijn bewogen over een hoek a uit dit vlak om scharnierpunten 60. De 15 hoek a wordt op het vakgebied aangeduid als abductiehoek. De abductiehoek dient evenals deflexiehoek eenmalig afgesteld te worden in overleg met de behandelende arts.Eventueel kan deze abductiehoek in volgende consulten opnieuw worden ingesteld. In het dagelijks gebruik vindt er geen instelling van de abductiehoek meer plaats.
20 Opgemerkt wordt dat de uitvinding uitdrukkelijk niet is beperkt tot de getoonde voorkeursuitvoeringsvormen, maar elke mogelijke combinatie daarvan omvat. De eerste, tweede en derde uitvoeringsvorm met flexiehoek-instelling kunnen bijvoorbeeld worden voorzien van scharnierpunten 60 ten behoeve van abductiehoek-instelling. De uitvinding strekt zich tevens uit tot equivalenten van de getoonde onderdelen voor zover 25 die dezelfde functie vervullen.

Claims (10)

1. Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie omvattende een 5 rompdeel ingericht voor bevestiging om de romp van een patiëntje, en twee dijbeendelen ingericht voor bevestiging om de dijbenen van het patiëntje, met het kenmerk dat de dijbeendelen roteerbaar aan het rompdeel zijn bevestigd en dat additionele bevestigingsmiddelen zijn voorzien om de dijbeendelen ten 10 opzichte van het rompdeel te fixeren in een voorafbepaalde stand.
2. Orthese volgens conclusie 1, waarin het rompdeel een borstband omvat en de additionele bevestigingsmiddelen zich uitstrekken tussen de borstband en de dijbeendelen. 15
3) Orthese volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarin de additionele bevestigingsmiddelen in lengte verstelbaar zijn.
4. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de dijbeendelen uit het vlak van het rompdeel zijn bevestigd onder een instelbare hoek. 20
5. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin elk dijbeendeel op een instelbare afstand aan het rompdeel is bevestigd.
6. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de bevestiging van 25 de dijbeendelen aan de romp is uitgevoerd middels stripvormige elementen.
7. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin het rompdeel een stijf rugdeel omvat.
8. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de lengte van het rugdeel overeenkomt met de gemiddelde afstand van de onderrug tot aan de oksel van een patiëntje. 5
9. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin het rompdeel is voorzien van schouderbanden.
10. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de dijbeendelen zijn 10 voorzien van klittenbandsluitingen.
NL2003222A 2009-07-17 2009-07-17 Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie. NL2003222C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003222A NL2003222C2 (nl) 2009-07-17 2009-07-17 Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003222A NL2003222C2 (nl) 2009-07-17 2009-07-17 Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie.
NL2003222 2009-07-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2003222C2 true NL2003222C2 (nl) 2011-01-18

Family

ID=41611075

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2003222A NL2003222C2 (nl) 2009-07-17 2009-07-17 Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2003222C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2714272A1 (de) * 1977-03-31 1978-10-05 Joachim Prof Dr Med Eichler Spreizvorrichtung zur behandlung von hueftdysplasie
US4574790A (en) * 1983-07-09 1986-03-11 Otto Bock Orthopadische Industrie Kg Orthopedic device for treating hip dysplasia and hip dislocation
DE8631751U1 (nl) * 1986-11-27 1987-01-22 Fettweis, Ewald, Dr.Med., 5100 Aachen, De
DE3714083C1 (de) * 1987-04-28 1988-08-18 S & G Orthopaedie Technik Gmbh Flexible Spreizlagerungs-Bandage zur Behebung von Hueftdefekten bei Saeuglingen
DE8910504U1 (nl) * 1989-09-02 1989-10-26 Orthopaedie-Technik Sanitaets-Reformhaus Leonhard Keusch, 5132 Uebach-Palenberg, De

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2714272A1 (de) * 1977-03-31 1978-10-05 Joachim Prof Dr Med Eichler Spreizvorrichtung zur behandlung von hueftdysplasie
US4574790A (en) * 1983-07-09 1986-03-11 Otto Bock Orthopadische Industrie Kg Orthopedic device for treating hip dysplasia and hip dislocation
DE8631751U1 (nl) * 1986-11-27 1987-01-22 Fettweis, Ewald, Dr.Med., 5100 Aachen, De
DE3714083C1 (de) * 1987-04-28 1988-08-18 S & G Orthopaedie Technik Gmbh Flexible Spreizlagerungs-Bandage zur Behebung von Hueftdefekten bei Saeuglingen
DE8910504U1 (nl) * 1989-09-02 1989-10-26 Orthopaedie-Technik Sanitaets-Reformhaus Leonhard Keusch, 5132 Uebach-Palenberg, De

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6659971B2 (en) Shoulder abduction sling
US20220133520A1 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US9468554B2 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US5095894A (en) Upper extremity stabilizer
US9554935B2 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US6945945B2 (en) Flaccid upper extremity positioning apparatus
US5018513A (en) Shoulder brace
EP2552363B1 (en) Infant hip joint positioning device
US11517465B2 (en) Upper extremity braces
US9044324B2 (en) Selectively adjustable arm and shoulder support
EP3328327B1 (en) Orthopedic device for treating complications of the hip
US9827133B1 (en) Selectively adjustable arm and shoulder support
US20220000187A1 (en) Medical Undergarment With Anterior Closure
EP1703871B1 (en) Orthopedic brace suspension system
US20080234614A1 (en) Injury immobilization device
US20080119770A1 (en) Sling for supporting an arm
EP3954343A1 (en) Upper extremity braces
CN108309538B (zh) 一种医用可调式斜颈矫形器
US10610400B1 (en) Selectively adjustable arm and shoulder support
NL2003222C2 (nl) Orthese ter behandeling van heupdysplasie en/of heupluxatie.
US20200306072A1 (en) Comfort harness for orthotic brace
WO2018117888A1 (en) Diapers with inflatable segment for the prevention of hip displasia in newborn infants
US3583398A (en) Splint
US20230123217A1 (en) Comfort harness for orthotic brace
EP3030203B1 (en) Brace for immobilising a traumatized or operated shoulder

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170801