NL194059C

NL194059C - Elektrische kabelverbindingsklem voor gebruik in olieputten.

Info

Publication number: NL194059C
Application number: NL8901693A
Authority: NL
Original assignee: Hubbell Inc
Priority date: 1988-08-22
Filing date: 1989-07-04
Publication date: 2001-05-03
Also published as: GB2222323B; GB2222323A; JP2901652B2; NL194059B; NL8901693A; GB8914128D0; JPH0282470A; US4927386A

Description

1 194059

Elektrische kabelverbindingsklem voor gebruik in olieputten

De uitvinding heeft betrekking op een elektrische kabelverbindingsklem voor het verbinden van elektrische kabels en voor het afdichten van de elektrische kabels tegen externe verontreinigingen onder gebruikmaking 5 van een diëlektrisch, onsamendrukbaar, vloeibaar afdichtmateriaal dat zich in een huis bevindt, omvattende ten minste één geïsoleerde elektrische geleider die een verbindingseinde heeft, waarbij het huis een gedeelte van de elektrische geleider daarin opneemL

Een dergelijke elektrische kabelverbindingsklem is bekend uit de Franse octrooiaanvrage 2.211.774.

De uitvinding beoogt om te voorzien in een elektrische kabelverbindingsklem die de integriteit van de 10 afdichting kan handhaven nadat talrijke cyclische temperatuurveranderingen zijn opgetreden, in een afdichtinrichting, waarin de geleiders dicht bij elkaar kunnen worden geplaatst om de totale afmeting van de elektrische verbindingsklem te reduceren en in een afdichting die een uniform drukevenwicht in de afdichting handhaaft.

De elektrische kabelverbindingsklem in overeenstemming met de onderhavige uitvinding is gekenmerkt, 15 doordat de isolerende elektrische geleider ononderbroken is en het holle huis eerste en tweede open einden heeft, waarbij de elektrische geleider naburig aan het eerste open einde stijf met het huis is gekoppeld en waarbij het verbindingseinde van de elektrische geleider zich buitenwaarts vanaf het tweede open einde van het huis uitstrekt, en dat de elektrische kabelverbindingsklem verder is voorzien van een afcficht-mechanisme, omvattende een eerste afdichtsamenstel dat in een relatief stationaire positie met het huis is 20 gekoppeld en waar doorheen zich een gedeelte van de geleider uitstrekt, en een tweede afdichtsamenstel dat schuifbaar met het huis is gekoppeld en axiaal op afstand van het eerste afdichtsamenstel is gelegen en waar doorheen zich een gedeelte van d :< geleider uitstrekt, waarbij het diëlektrische, onsamendrukbare, vloeibare afdichtmateriaal zich in het hu 3 tussen de eerste en tweede afdichtsamenstellen bevindt, en een met het huis gekoppelde voorspanningsnrichting voor het naar het eerste afdichtsamenstel voorspannen 25 van het tweede afdichtsamenstel voor hét onder druk brengen van het afdichtmateriaal om welke anders lege ruimten dan ook tussen het huis ei< de eerste en tweede afdichtsamenstellen en tussen de geleider en de eerste en tweede afdichtsamenstellen onder invloed van de voorspanningsinrichting te vullen.

De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een elektrische kabelverbindingsklem voor het verbinden van elektrische kabels en voor het afdichten van de elektrische kabels tegen externe verontreinigingen, 30 omvattende ten minste één geïsoleerde elektrische geleider die een verbindingseinde heeft, een hol huis dat een gedeelte van de elektrische geleider daarin opneemt, en een inrichting voor het afdichten van een ruimte tussen het huis en de geleider.

Ook een dergelijke elektrische kabelverbindingsklem is bekend uit de hierboven genoemde Franse octrooiaanvrage.

35 Ter verwezenlijking van de eerder genoemde doelen heeft in overeenstemming met de onderhavige uitvinding laatstgenoemde elektrische kabelverbindingsklem het kenmerk, dat zich in de ruimte een diëlektrisch, onsamendrukbaar, vloeibaar afdichtmateriaal bevindt, waarbij de ten minste ene geïsoleerde elektrische geleider ononderbroken is, het holle huis eerste en tweede open einden heeft, waarbij de elektrische geleider naburig aan het eers'O open einde stijf met het huis is gekoppeld en het verbinding-40 seinde van de elektrische geleider zich buitenwaarts vanaf het tweede open einde van het huis uitstrekt, en de afdichtmiddelen een afdichtgebied in het huis bepalen en een gedeelte van de geleider zich daar doorheen uitstrekt, en de elektrische kabelverbindingsklem is voorzien van middelen voor het onder druk brengen van het afdichtmateriaal in het afdichtgebied, zodat het afdichtmateriaal welke anders lege ruimten dan ook in het afdichtgebied vult.

45 Bij de genoemde, bekende elektrische kabelverbindingsklemmen is het verbindingseinde van de elektrische geleider in het vloeibare diëlektrische materiaal geplaatst en wordt het diëlektrische, vloeibare materiaal onder druk gebracht door zeewater dat inwerkt op het veerkrachtige huis van de elektrische kabelverbindingsklem.

Bij de hierboven voorgestelde elektrische kabelverbindingsklemmen gaat het om een hol huis met een 50 eerste open einde en een tweede open einde en een ononderbroken elektrische geleider die zich door het huis uitstrekt, waarbij een gedeelte van de geleider naburig aan het eerste open einde van het huis met het huis is gekoppeld en het verbindingseinde van de geleider zich buitenwaarts vanaf het tweede open einde van het huis uitstrekt, om afdichtmiddelen die zich in het huis bevinden en een diëlektrisch vloeibaar materiaal omvatten, alsmede om middelen voor het onder druk brengen van het zich in het holle huis 55 bevinden vloeibare materiaal, waarbij de geleider zich door de afdichtmiddelen uitstrekt.

Andere doelen, voordelen en in het oog springende kenmerken van de uitvinding zullen duidelijk worden uit 194059 2 de volgende gedetailleerde beschrijving, die in combinatie genomen met de aangehechte tekening een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van de uitvinding beschrijft, in welke tekening: figuur 1 een eindaanzicht in verticale projectie van een elektrische kabelverbindingsklem in overeenstemming met de onderhavige uitvinding is; 5 figuur 2 een aanzicht in langsdoorsnede in verticale projectie van de elektrische kabelverbindingsklem genomen langs lijn 2-2 in figuur 1 in overeenstemming met de onderhavige uitvinding is; figuur 3 een rechts eindaanzicht van de linker schijf in het afdichtsamenstel is; figuur 4 een links eindaanzicht van de beweegbare schijf in het afdichtsamenstel is; figuur 5 een links eindaanzicht van één van de gevulcaniseerde rubberafdichtingen in het afdicht-10 samenstel is; figuur 6 een rechts eindaanzicht van de rechter schijf in het afdichtsamenstel is; figuur 7 een aanzicht in langsdoorsnede in verticale projectie langs de middellijn van figuur 1 van de kabelverbindingsklem is; figuur 8 een aanzicht in dwarsdoorsnede van de elektrische kabelverbindingsklem genomen langs 15 doorsnedelijn 8-8 in figuur 2 is; en figuur 9 een aanzicht met uiteen genomen delen van het huis in langsdoorsnede en de vergrendelingsmoer in verticale projectie in overeenstemming met de onderhavige uitvinding is.

Zoals te zien in figuren 1 en 2 omvat de elektrische kabelverbindingsklem 10 in overeenstemming met de 20 onderhavige uitvinding een in het algemeen cilindrisch hol huis 12 dat een gedeelte van de elektrische kabel 14 daarin opneemt en een afdichtsamenstel 16 dat zich in het huis 12 bevindt voor het afdichten van de ruimte tussen het huis en de geïsoleerde elektrische geleiders 18, 20 en 22 van de elektrische kabel 14.

De elektrische kabel 14 omvat drie geïsoleerde elektrische geleiders 18, 20 en 22 die zijn omgeven door een (niet-getoond) rubberen vulmateriaal en een gegalvaniseerde stalen buitenmantel 24. De drie elektri-25 sche geleiders 18, 20 en 22 hebben elk een koperen geleider 26, 28 en 30 die wordt omgeven door een elastomeerisolatielaag 32, 34 en 36, zoals te zien in figuur 7 en 8. De isolatie 32, 34 en 36 is bij voorkeur gevormd van ethyleenpropyleendimonomeren en kan zijn bekleed met een chemische polymeerbarrière 38, 40 en 42 op het buitenoppervlak ervan, zoals die, welke wordt verkocht onder het handelsmerk KYNAR, om de geleiders 26, 28 en 30 tegen corrosie te beschermen. Messing pennen 27,29 en 31, die verbinding-30 seinden van elke geleider vormen, zijn geschroefd op en gesoldeerd aan elke koperen geleider. De Isolatie heeft een door krimpen aangebrachte buis aan het einde ervan voor het afdichten van de isolatie naburig aan de verbindingseinden van de isolerende geleiders 18, 20 en 22 die door einde 52 uit het huis steken.

Zoals te zien in figuur 9 heeft het huis 12 een eerste open einde 50 en een tweede open einde 52 met een ringvormige flens 54 die zich loodrecht daarop en naburig aan het tweede einde 52 uitstrekt. De flens 35 54 heeft een tweetal gaten 56 en 58 dat zich axiaal daar doorheen uitstrekt voor het koppelen van de elektrische verbindingsklem 10 met een elektrische motor of dergelijke, zoals via bouten. Het huis 12 heeft een in hoofdzaak cilindrisch buitenoppervlak 60 en een in hoofdzaak cilindrisch binnenoppervlak 62. Het huis 12 is verder voorzien van een eerste cilindrisch gedeelte 64 en een tweede cilindrisch gedeelte 66. Het eerste cilindrische gedeelte 64 heeft een grotere diameter dan het tweede cilindrische gedeelte 66 en heeft 40 een axiaal tegenover gelegen omtreksborst 92 die zich radiaal binnenwaarts vanaf het binnenoppervlak ervan naar het binnenoppervlak van het tweede cilindrische gedeelte 66 uitstrekt.

Het eerste cilindrische gedeelte 64 is voorzien van drie axiaal op afstand van elkaar gelegen groeven 68 die zich omtreksgewijs rondom het binnenoppervlak 62 van het eerste cilindrische gedeelte 64 uitstrekken. Het eerste cilindrische gedeelte 64 is ook voorzien van een klemsch roef gat 70 dat zich radiaal door het huis 45 12 uitstrekt. Het klemschroefdraad 70 is van schroefdraad voorzien voor het daarin opnemen van een klemschroef 72. het instelschroefgat 70 maakt het mogelijk dat een tweedelige epoxymengsel 74 in het inwendige van het huis 12 kan worden gespoten door middel van het klemschroefgat 70, zoals in figuur 7 is te zien. Het epoxymengsel wordt opgenomen in groeven 68 om te helpen bij het weerstand bieden aan onderlinge beweging tussen de kabel 14 en het huis 12.

50 Zoals is te zien in figuren 8 en 9 heeft het eerste cilindrische gedeelte 64 drie klemschroefgaten 76, 78 en 80 die zich radiaal door het huis 12 uitstrekken. De klemschroefgaten 76, 78 en 80 liggen 120° van elkaar rondom de omtrek van het eerste cilindrische gedeelte 64 en zijn van schroefdraad voorzien voor het opnemen daarin van respectievelijk klemschroeven 82, 84 en 86.

Het tweede cilindrische gedeelte 66 is voorzien van een inwendig van schroefdraad voorzien gedeelte 88 55 naburig aan het tweede einde 52 van het huis 12 dat is ingericht om door middel van schroeven daarin sluitring 90 op te nemen.

Het afdichtsamenstel 16 is, zoals In figuren 2 en 7 is te zien,voorzien van een sluitring 90, een linker 3 194059 schijf 94, een beweegbare schijf 96, een tweetal rubberen afdichtingen 98 en 99, een vloeibaar rubberen afdichtmateriaal 110 dat onsamendrukbaar en diëlektrisch is, een rechter schijf 112 en drie drukveren 114.

Zoals is te zien in figuur 7 en 9 is de sluitring 90 een cilindrische huls, die een extern van schroefdraad voorzien gedeelte 116 heeft bij één einde en een vier op gelijke afstand van elkaar gelegen groeven 118 5 aan het andere einde voor het opnemen van een niet-getoonde moersleutel. De sluitmoer 90 heeft een aanligborst 120 aan het binnenoppervlak ervan voor het contact maken met de linker schijf 94.

Zoals is te zien in figuur 3 kan de linker schijf 94 zijn gemaakt van een met diëlektrisch glas versterkt polymeermateriaal, zoals polyetheretherketoon (PEEK) of staal. De linker schijf 94 heeft een buitenste cilindrische vorm met drie gaten 122 die zich daar doorheen uitstrekken voor het daar doorheen opnemen 10 van de geïsoleerde geleiders 26, 28 en 30. De gaten 122 zijn 120° van elkaar ingericht. De linker schijf 94 is ook voorzien van drie zich axiaal uitstrekkende boringen 124 die zijn gepositioneerd in de ruimten tussen de drie gaten 122 voor het daarin opnemen en borgen van één einde van de drukveren 114. Elk van de , boringen 124 heeft een concentrisch gat 126 dat zich axiaal uitstrekt door het overblijvende gedeelte van de schijf 94 om een geschikt gereedschap op te nemen voor het samenstellen van de verbindingsklem 10. De 15 linker schijf 94 wordt vastgehouden in het tweede cilindrische gedeelte 66 en heeft een iets kleinere —diameter dan de diameter van het binnenoppervlak 62 bij het tweede cilindrische gedeelte 66 van huis 12. De linker schijf 94 heeft ook een gereduceerde diameter aan het linker einde ervan, die een borst 128 voor koppeling met de inwendige aanligborst 120 op de sluitmoer vormt, zoals is te zien in figuur 2.

Zoals is te zien in figuur 4 heeft de beweegbare schijf 96 een buitenste cilindrische vorm met drie gaten 20 130 die zich axiaal daar doorheen en op 120° van elkaar gelegen uitstrekt voor het daar doorheen opnemen van geleiders 26, 28 en 30. De beweegbare schijf 96 heeft ook drie zich axiaal uitstrekkende boringen 132 die zijn gepositioneerd in de ruimten tussen de gaten 130. De boringen 132 strekken zich gedeeltelijk in de beweegbare schijf 96 uit voor het opnemen van één einde van de drukveren 114. De beweegbare schijf 96 is verschuifbaar gekoppeld in het tweede cilindrische gedeelte 66 en heeft een iets kleinere diameter dan 25 die van het binnenoppervlak 62 bij het tweede cilindrische gedeelte 66 van huis 12. De beweegbare schijf kan zijn vervaardigd van een met diëlektrisch glas versterkt polymeermateriaal, zoals polyetheretherketoon of staal.

Zoals is te zien in figuur 5 is het tweetal afdichtschijven 98 en 99, bij voorkeur elastisch, vervaardigd van volledig gevulcaniseerd (d.w.z. gevulcaniseerd of kruislings gekoppeld) rubber en hebben in het algemeen 30 cilindrische buitenvormen. De twee afdichtschijven 98 en 99 hebben respectievelijk drie gaten 140 en 141 die zich axiaal daar doorheen uitstrekken voor het daar doorheen opnemen van de geïsoleerde elektrische geleiders 18,20 en 22, waarbij de diameters van deze gaten enigszins kleiner zijn dan de buitendiameters van de geleiders om een geringe perspassing daartussen te vormen.

Zoals is te zien in figuur 6 heeft de rechter schijf 112 een in het algemeen cilindrische buitenvorm, die 35 drie gaten 150 heeft, die zich axiaal daar doorheen uitstrekken en 120° van elkaar liggen voor het daarin opnemen van geleiders 18, 20 en 22. De diameter van de rechter schijf 112 is enigszins kleiner dan de diameter van het binnenoppervlak 62 bij het eerste cilindrische gedeelte 64 van huis 12. De rechter schijf 112 heeft drie hellingen 152 die zich radiaal binnenwaarts vanaf het buitenomtreksoppervlak van de schijf 112 uitstrekken en axiaal onder ongeveer 30° schuin staan. De hellingen 152 liggen 120° van elkaar en zijn 40 gepositioneerd in de ruimten tussen de gaten 150. De rechter schijf 112 is met het linker einde daarvan aanliggend tegen de omtreksborst 92 gepositioneerd in het huis 12 en stijf gekoppeld in een betrekkelijk stationaire positie met het huis 12 door klemschroeven 82, 84 en 86, zoals is te zien in figuur 8, die zijn opgenomen in de hellingen 152. De rechter schijf 112 kan zijn vervaardigd van een met diëlektrisch glas versterkt polymeermateriaal, zoals polyetheretherketoon plastic of staal.

45 Schijf 112 en afdichtschijf 99 vormen een eerste afdichtsamenstel en schijf 96 en afdichtschijf 98 vormen een twei de afdichtsamenstel, waarbij de eerste en tweede afdichtsamenstellen samen met afdichtmateriaal 110 een afdichtgebied in het huis bepalen.

Het vloeibare afdichtmateriaal 110 is bij voorkeur vervaardigd van een synthetische rubberverbinding, zoals ethyleenpropyleenmonomeren (EPM), ethyleenpropyleendimonomeren (EDPM), alkenen, siliconen-50 rubbers of gefluorideerde rubbers en is voordeligerwijze onsamendrukbaar en diëlektrisch. Voordeligerwijze kan het vloeibare afdichtmateriaal 110 zijn gemaakt van hetzelfde materiaal als de isolatie van de geleiders en afdichting 98 en 99 maar met minder vulcaniseringsmiddel. Dit voorziet in chemische verenigbaarheid en diëlektrische gelijkheid.

Indien vloeibaar afdichtmateriaal 110 geen vulcaniseringsmiddel heeft en aldus niet-vulcaniseerbaar is, is 55 de Mooney-viscositeit ervan tussen IOLM (Large Mandrel) tot en met 30LM bij 100°C wanneer getest in overeenstemming met de ASTM-methoden D-3346 en D-1646-74. De viscositeit van het vloeibare afdichtmateriaal 110 kan worden veranderd door het toevoegen van kleine hoeveelheden van een

Claims

194059 4 vulcaniseringsmiddel, zoals een peroxidevulcaniseringsmiddel. Een dergelijke peroxidevulcaniseringsmiddel wordt verkocht onder het handelsmerk VUL-CUO dat een dialkylperoxide (2,5-dimethyl-2,5-di (t-butylperoxy) hexaan) is. Wanneer kleine hoeveelheden van vulcaniseringsmiddelen (zoals 10% van het normaal aanbevolen niveau voor EDPM-isolatie) worden gebruikt, kan de Mooney-viscositeit van het vloeibare 5 afdichtmateriaal 110 worden verhoogd tot ongeveer 40 LM tot en met ongeveer 60 LM na vulcanisering. De de voorkeur hebbende Mooney-viscositeit is ongeveer 48 LM voor de meeste olieputbewerkingen en dient bij voorkeur, kleiner te zijn dan 120 LM om adequaat te vloeien. Het zal echter duidelijk zijn aan vaklui op dit gebied van de techniek dat voor verschillende temperaturen verschillende viscositeiten zijn vereist. In ieder geval is de viscositeit van het vloeibare afdichtmateriaal 110 zodanig, dat dit onder de druk van 10 veren 114 zal vloeien om welke anders lege ruimten dan ook tussen de geleiders 18, 20 en 22 en de afdichting 98 en 99 en het binnenoppervlak 62 van het huis en de afdichtingen 98 en 99 af te dichten, maar niet uit het afdichtsamenstel 16 zal vloeien. Aldus blijft de verbindingsklem afgedicht, zelfs na talrijke cyclische temperatuurveranderingen. De drie drukveren 114 oefenen elk een kracht van ongeveer 106.76N uit, wanneer ze in de in figuren 2 15 en 7 te ziene positie zijn ingesteld. Voordeligerwijze is bij omgevingstemperatuur en -druk de axiale afstand tussen schijven 94 en 96 ongeveer 0,4572 mm en de axiale afstand tussen het linker einde van schijf 94 en het rechter einde van veren 114 ongeveer 13,69 mm. Dit voorziet in een werkdruk van ongeveer 758,42 kPa binnen het vloeibare afdichtmateriaal 110. Hoewel dit de voorkeur hebbende afdichtdruk is, zal het aan vaklui op dit gebied van de techniek duidelijk worden dat deze uitvinding kan werken over een breed bereik 20 van drukken, maar de voorkeur hebbend niet boven 1379 kPa. In testen bleef naar verscheidene cyclische temperatuurveranderingen tussen ongeveer 23°C en 148,9°C de onderhavige uitvinding afgedicht onder drukken die variëren van 69 kPa tot 344,7 kPa. Bij het samenstellen van de elektrische kabelverbindingsklem 10 wordt eerst de rechter schijf 112 over de geleiders 18, 20 en 22 geplaatst en daarna in het huis 12 gestoken om aan te liggen tegen de borst 92. 25 De kabel 14 wordt dan met het huis 12 gekoppeld door soldeer 160 en wordt de rechter schijf 112 stijf gekoppeld met het huls 12 door de klemschroeven 82, 84 en 86. Vervolgens wordt het tweedelige epoxymengsel 72 door het klemschroefgat 70 ingespoten om de kabel 14 verder te bevestigen en wordt de rechter schijf 112 geplaatst en wordt klemschroef 72 in gat 70 geschroefd. De afdichtstop die door het vloeibare materiaal 110 tussen de afdichtschijven 98 en 99 is gevormd, wordt nu in het tweede einde 52 30 van het huis 12 aangebracht om te liggen tegen rechter schijf 112. Vervolgens worden de beweegbare schijf 96 en de linker schijf 94 in het huis 12 gestoken met de veren 114 daartussen gepositioneerd met hun einde geborgd in respectievelijk de boringen 132 en 124. Tenslotte wordt de sluitring 90 in het einde van het huis 12 geschroefd om de afdichtschijven 98 en 99 en het vloeibare afdichtmateriaal 110 onder uniforme druk te plaatsen via het voorspannende effect van veren 114. 35 Aldus kan, indien de isolatie op de geïsoleerde elektrische geleiders vervormd en ruimten tussen de isolatie en afdichten 98 en 99 overlaat, het vloeibare afdichtmateriaal in deze ruimten vloeien en de gewenste afdichting handhaven. Ten gevolge van de vloeibare aard van het afdichtmateriaal kunnen de geïsoleerde elektrische geleiders dicht bij elkaar worden geplaatst teneinde de omvang van de verbindingsklem te reduceren, terwijl het mogelijk is de gewenste afdichting te handhaven, aangezien het afdicht-40 materiaal gemakkelijk in de ruimten kan vloeien, die zich bevinden tussen de geleiders. Door deze uitvinding te gebruiken blijft de kabelverbindingsklem afgedicht tussen kamertemperatuur en ongeveer 148,9°C. Hoewel slechts één uitvoeringsvorm is gekozen om de uitvinding te illustreren, zal het door vaklui op dit gebied van de techniek worden begrepen dat verscheidene veranderingen en modificaties hierin kunnen worden gemaakt zonder buiten de strekking van de uitvinding zoals bepaald in de aangehechte conclusies 45 te komen.

1. Elektrische kabelverbindingsklem voor het verbinden van elektrische kabels en voor het afdichten van de elektrische kabels tegen externe verontreinigingen onder gebruikmaking van een diëlektrisch, onsamendrukbaar, vloeibaar afdichtmateriaal dat zich in een huis bevindt, omvattende ten minste één geïsoleerde elektrische geleider die een verbindingseinde heeft, waarbij het huis een gedeelte van de elektrische geleider daarin opneemt, met het kenmerk, dat de isolerende elektrische geleider ononderbroken is en het 55 holle huis eerste en tweede open einden heeft, waarbij de elektrische geleider naburig aan het eerste open einde stijf met het huis is gekoppeld en waarbij het verbindingseinde van de elektrische geleider zich buitenwaarts vanaf het tweede open einde van het huis uitstrekt, en dat de elektrische kabelverbindingsklem 5 194089 « verder is voorzien van een afdichtmechanisme, omvattende een eerste afdichtsamenstel dat in een relatief stationaire positie met het huis is gekoppeld en waar doorheen zich een gedeelte van de geleider uitstrekt, en een tweede afdichtsamenstel dat schuifbaar met het huis is gekoppeld en axiaal op afstand van het eerste afdichtsamenstel is gelegen en waar doorheen zich een gedeelte van de geleider uitstrekt, waarbij 5 het diëlektrische, onsamendrukbare, vloeibare afdichtmateriaal zich in het huis tussen de eerste en tweede afdichtsamenstellen bevindt, en een met het huis gekoppelde voorspanningsinrichting voor het naar het eerste afdichtsamenstel voorspannen van het tweede afdichtsamenstel voor het onder druk brengen van het afdichtmateriaal om welke anders lege ruimten dan ook tussen het huis'en de eerste en tweede afdichtsamenstellen en tussen de geleider en de eerste en tweede afdichtsamenstellen onder invloed van de 10 voorspanningsinrichting te vullen.

2. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste samenstel is voorzien van een onderdeel dat stijf met het holle huis is gekoppeld en een afdichting die het onderdeel en het holle huis koppelt.

3. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede afdichtsamenstel 15 is voorzien van een onderdeel dat verschuifbaar met het holle huis is gekoppeld en een afdichting die het onderdeel en het holle huis koppelt.

4. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanningsinrichting is voorzien van ten minste één drukveer.

5. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste ene 20 geïsoleerde elektrische geleider is voorzien van drie elektrische geleiders, die elk een verbindingseinde hebben.

6. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de voorspanningsinrichting is voorzien van drie drukveren die zich in de verder lege ruimten tussen de drie elektrische geleiders bevinden.

7. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal bestaat uit een rubbermateriaal dat een beperkte hoeveelheid vulcaniseringsmiddel daarinheeft ~ ~

8. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal in hoofdzaak uit een niet-vulcaniseerbaar rubbermateriaal bestaat

9. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal bestaat 30 uit ethyleenpropyleenmonomeren.

10. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal een Mooney-viscositeit van vanaf ongeveer 40 LM tot en met 60 LM bij 100°C (212°F) heeft

11. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanningsinrichting een druk op het afdichtmateriaal uitoefent om een werkdruk van ongeveer 758,4 kPa (110 pound per 35 vierkante inch) in het afdichtmateriaal te verkrijgen.

12. Elèktrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geïsoleerde geleider een laag isolatie heeft, die een elektrische geleider omgeeft, waarbij de isolatie een vulcaniseringsmiddel bevat, en het materiaal dat het afdichtmateriaal vormt hetzelfde is als het materiaal dat de isolatielaag vormt maar met een gereduceerde hoeveelheid van het vulcaniseringsmiddel.

13. Elektrische kabelverbindingsklem voor het verbinden van elektrische kabels en voor het afdichten van de elektrische kabels tegen externe verontreinigingen, omvattende ten minste één geïsoleerde elektrische geleider die een verbindingseinde heeft, een hol huis dat een gedeelte van de elektrische geleider daarin opneemt, en een inrichting voor het afdichten van een ruimte tussen het huis en de geleider met het kenmerk, dat zich in de ruimte een diëlektrisch, onsamendrukbaar, vloeibaar afdichtmateriaal bevindt, 45 waarbij de ten minste ene geïsoleerde elektrische geleider ononderbroken is, het holle huis eerste en tweede open einden heeft, waarbij de elektrische geleider naburig aan het eerste open einde stijf met het huis is gekoppeld en het verbindingseinde van de elektrische geleider zich buitenwaarts vanaf het tweede open einde van het huis uitstrekt, en de afdichtmiddelen een afdichtgebied in het huis bepalen en een gedeelte van de geleider zich daar doorheen uitstrekt, en de elektrische kabelverbindingsklem is voorzien 50 van middelen voor het onder druk brengen van het afdichtmateriaal in het afdichtgebied, zodat het 194059 6 afdichtmateriaal welke anders lege ruimten dan ook in het afdichtgebied vult.

14. Elektrische kabelverbindingsklem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal rubber is. Hierbij 2 bladen tekening