NL193213C

NL193213C - Inrichting voor oriëntatie-blazen van voorwerpen.

Info

Publication number: NL193213C
Application number: NL7900835A
Authority: NL
Original assignee: Yoshino Kogyosho Co Ltd
Priority date: 1977-12-27
Filing date: 1979-02-01
Publication date: 1999-03-03
Also published as: NL7900835A; NL193213B

Description

1 193213

Inrichting voor oriëntatie-blazen van voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van bi-axiaal georiënteerde holle voorwerpen uit voorvormen die zijn vervaardigd van een kristallijne thermoplastische kunststof en aan één 5 uiteinde gesloten zijn, omvattende: een van verwarmingselementen voorziene verwarmingskamer voor het verwarmen van de voorvormen tot een gewenste temperatuur lager dan het kristallijne smeltpunt daarvan; transportmiddelen om de voorvormen door de verwarmingskamer te transporteren; een vorminrichting die is ingericht om de verwarmde voorvorm axiaal tot zijn uiteindelijke lengte te strekken, en om vervolgens de voorvorm radiaal te strekken door middel van gas onder verhoogde druk; en een laadorgaan om de 10 verwarmde voorvormen uit de verwarmingskamer over te brengen naar de vorminrichting.

Bij een bekende werkwijze voor het door oriëntatie-blazen vormen van een fles-vormige kunststof houder wordt eerst een voorvorm gemaakt met een in hoofdzaak cilindrische vorm, die aan één uiteinde gesloten is. De gebruikte kunststof kan bijvoorbeeld polyethyleen-terefthalaat zijn. Deze voorvorm wordt verwarmd tot een vooraf bepaalde temperatuur. Dan worden de verwarmde voorvormen eerst axiaal gestrekt tot hun 15 uiteindelijke lengte, waartoe gebruik wordt gemaakt van een duw-arm, en vervolgens worden zij radiaal gestrekt door het inbrengen van gas onder verhoogde druk in de inmiddels axiaal gestrekte voorvorm. Een inrichting van het bovengenoemde type voor het uitvoeren van die werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.036.925.

Bij het uitvoeren van de genoemde werkwijze is het van belang dat de voorvormen gelijkmatig en uniform 20 worden verhit, en dat de temperatuur van de voorvorm binnen bepaalde, voor het oriëntatievormen geschikte grenzen wordt gehouden, teneinde te verzekeren dat de gevormde houders goede sterkte-eigenschappen, taaiheid en doorzichtigheid hebben en van uniforme kwaliteit zijn. De uitvinding beoogt middelen te verschaffen om deze doelen te bereiken.

Daartoe heeft de inrichting van het bovengenoemde type volgens de uitvinding het kenmerk, dat de 25 verwarmingskamer meerdere verwarmingskamer-secties omvat, waarbij elke sectie individueel gestuurd wordt om een specifiek temperatuurbereik te hebben; dat de transportmiddelen zijn ingericht om de voorvormen door genoemde verwarmingskamer-secties te transporteren terwijl zij om hun lichaamsas geroteerd worden; dat de verwarmingselementen van de verwarmingskamer langwerpige verwarmingselementen zijn, waarvan een deel verticaal georiënteerd langs één zijde van de voortbewegingsbaan van de 30 voorvormen is opgesteld, en waarvan een ander deel horizontaal georiënteerd langs de andere zijde van de voortbewegingsbaan van de voorvormen is opgesteld; en dat bij de uitgang van de verwarmingskamer een schermplaat is opgesteld, welke schermplaat radiale vinnen heeft die synchroom met het overbrengen van de voorvorm vanuit de verwarmingskamer naar het laadorgaan geroteerd worden.

Opgemerkt wordt, dat in de Nederlandse octrooiaanvrage 7909368 van oudere rang een inrichting is 35 beschreven voor het vervaardigen van bi-axiaal georiënteerde holle voorwerpen uit voorvormen die zijn vervaardigd van een kristallijne thermoplastische kunststof en aan één uiteinde gesloten zijn, omvattende: een van verwarmingselementen voorziene verwarmingskamer voor het verwarmen van de voorvormen tot een gewenste temperatuur lager dan het kristallijne smeltpunt daarvan; transportmiddelen om de voorvormen door de verwarmingskamer te transporteren; een vorminrichting die is ingericht om de verwarmde 40 voorvorm axiaal tot zijn uiteindelijke lengte te strekken, en om vervolgens de voorvorm radiaal te strekken door middel van gas onder verhoogde druk; en een laadorgaan om de verwarmde voorvormen uit de verwarmingskamer over te brengen naar de vorminrichting; waarbij de verwarmingskamer meerdere verwarmingskamer-secties omvat, waarbij elke sectie individueel gestuurd wordt om een specifiek temperatuurbereik te hebben; waarbij de transportmiddelen zijn ingericht om de voorvormen door genoemde 45 verwarmingskamer-secties te transporteren terwijl zij om hun lichaamsas geroteerd worden; waarbij de verwarmingselementen van de verwarmingskamer langwerpige verwarmingselementen zijn, waarvan een deel verticaal georiënteerd langs één zijde van de voortbewegingsbaan van de voorvormen is opgesteld, en waarvan een ander deel horizontaal georiënteerd langs de andere zijde van de voortbewegingsbaan van de voorvormen is opgesteld. Deze niet-voorgepubliceerde octrooiaanvrage beschrijft echter niet de aanwezig-50 heid van een bij de uitgang van de verwarmingskamer opgestelde schermplaat met radiale vinnen.

De uitvinding zal nader worden verduidelijkt door beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm onder verwijzing naar de tekening, waarin: figuur 1A een zijaanzicht is van een voorvorm; 55 figuur 1B een perspectiefaanzicht is van een uit de voorvorm vervaardigde houder; figuur 2 een gedeeltelijk weggebroken bovenaanzicht is van een blaasvorminrichting voor het vormen van de houder; en figuur 3 een meer gedetailleerde langsdoorsnede is van een verhittingsinrichting ten gebruike bij de blaasvorminrichting.

In de oriëntatie-blaasvorminrichting volgens de uitvinding wordt een voorvorm 10 in de vorm van een cilinder 5 met een gesloten einde, welke voorvorm 10 is geprepareerd door een voorafgaande injectievormstap, afgekoeld en omgekeerd geplaatst op een drager, welke is bevestigd op een transporteur 11. Vervolgens wordt de drager met de voorvorm 10 door een overzetapparaat 12 geplaatst op een metaalkem, die in een verhittingskamer 13 wordt gecirculeerd. In de verhittingskamer 13 wordt de voorvorm 10 verhit tot een temperatuur, lager dan het kristallijne smeltpunt van polyethyleen terefthalaat om te verhinderen, dat een 10 onregelmatige temperatuurdistributie optreedt. Bij de uitgang van de verhittingskamer 13 wordt, om te verhinderen dat de verhitte voorvorm 10 plaatselijk wordt gekoeld, de voorvorm 10 door de metaalkem in een rotatiebeweging gebracht en terwijl deze wordt geroteerd, door een laadinrichting geplaatst in een blaasvorm van een oriëntatie-blaasvorminrichting 15. Direct nadat de blaasvorm is gesloten, wordt een oriënteringsmiddel (kemschacht) in axiale richting van de voorvorm uitgeschoven voor het in langsrichting 15 oriënteren van de voorvorm en vervolgens wordt perslucht in de voorvorm geblazen voor het radiaal, zijdelings oriënteren daarvan. Daarna wordt de vorm geopend en de drager, die de dan bi-axiaal georiënteerde houder vasthoudt, wordt uit de vorm genomen door een uitneeminrichting 16. De drager en de houder worden dan overgezet op de transporteur 11, alwaar de gevormde houder 20 van de drager wordt gelost. De aldus vrijgemaakte drager wordt teruggebracht op de transporteur 11 en is gereed voor het 20 aannemen van een nieuwe voorvorm.

De voorvorm 10 is een tussenproduct dat tot omgevingstemperatuur wordt afgekoeld, nadat het in een (niet-afgebeelde) injectievormmachine is vervaardigd. Zoals geïllustreerd in figuur 1A, heeft de voorvorm 10 een ronde bodem 17 en bij het boveneinde een ringvormig uitsteeksel 19 voor het later daarop bevestigen van een deksel van de houder, welk uitsteeksel 19 zich vlakbij de halsopening 18 uitstrekt. Verder heeft de 25 voorvorm 10 een lijfgedeelte 21, waarvan de diameter gelijdelijk afneemt vanaf de halsopening 18 naar de bodem 17.

Apparatuur voor het oriëntatie-blaasvormen.

Zoals blijkt uit figuur 2, die in bovenaanzicht het geheel van de inrichting weergeeft, is de blaasvorm-30 inrichting volgens de uitvinding samengesteld uit een transporteur 11, een overzetinrichting 12, een verhittingskamer 13, iaadapparatuur 14, een oriëntatie-blaasvormmachine 15 en een uitneeminrichting 16.

De transporteur 11 is voorzien van een eindloze ketting 22, uitgerust met een aantal bevestigingshaken 23, die op gelijke onderlinge afstand zijn geplaatst en in hoofdzaak de vorm hebben van een rechthoekige U. Deze bevestigingen dragen een doorn van een drager 25 die later zal worden beschreven. De in het 35 voorgaande genoemde voorvorm 10 wordt op een drager 25 van de transporteur 11 geplaatst. D.w.z., dat de voorvorm 10 in omgekeerde positie wordt vastgehouden, zodat de halsopening 18 daarvan zich bevindt bij een halsondersteuning van de drager 25.

De drager 25 waarop de voorvorm 10 is geplaatst, wordt op de transporteur 11 toegevoerd aan de overzetinrichting 12.

40 De overzetinrichting 12 is uitgerust met een arm 40 die bij het vooreinde een haak heeft voor het vasthouden van de drager 25 en die wordt geroteerd om een draaipunt 41. Binnen de baan van de hoekbeweweging is een gebogen leirail 42 aangebracht met een magneet voor het aan de drager 25 geven van een geringe rotatiebeweging, terwijl deze wordt bewogen, zodat het tot aangrijping komt met en wordt vastgehouden door een metaalkem 44 in de verhittingskamer 13.

45 De metaalkem 44 omvat een holle houder die is bevestigd aan een roterende schijf 45, en een holle schacht die wordt vastgehouden door de houder 46 via een paar legers.

Bij het benedeneinddee! van die holle schacht is een rondsel 54 aangebracht, aangrijpend op een tandwiel 53, zoals afgebeeld in figuur 3. Wanneer dus het tandwiel 53 wordt geroteerd, wordt het rondsel 54 eveneens geroteerd, waardoor de metaalkem 44 en daarmede de drager 25 met de voorvorm 10 worden 50 geroteerd.

Verhittingskamer

Zoals blijkt uit figuur 2, omvat de verhittingskamer 13 een roterende schijf 45, waarop een aantal metaal-kernen 44 is bevestigd langs de omtreksrand daarvan terwijl een deksel 61 daaroverheen is geplaatst. De 55 verhittingskamer 13 is verdeeld in een aantal verhittingszones, bijvoorbeeld vier zones, I, II, III en IV, langs de door het deksel 61 bedekte baan van de metaalkemen 44. De vier zones kunnen afzonderlijk worden gecontroleerd, zodat de voorvorm, die op een drager 25 is bevestigd, onder optimale omstandigheden voor 3 193213 het daaropvolgende oriëntatieproces kan worden verhit.

In elke verhittingszone zijn diverse (twee, elk bij een boven- en benedenpositie) staafvormige verhittings-elementen aangebracht met infrarood-verhittingsbuizen 62, die horizontaal zijn aangebracht aan de binnenzijde van de baan van de metaalkemen 44. Aan de buitenzijde van deze baan is een aantal 5 infraroodverhittingsbuizen 63 in verticale stand geplaatst. Ook is een warmte-afvoerende dempeenheid 64 aangebracht aan de bovenzijde van het deksel 61 bij elke verhittingszone. D.w.z., dat een stel van twee warmte-afvoerende schachten is aangebracht en een demper 66 is zwenkbaar gemonteerd in elke schacht op een as 67, verbonden met een aandrijfinrichting 68. De temperatuur van elke verhittingszone van de verhittingskamer wordt gemeten door een thermokoppel 69, zoals afgebeeld in figuur 3, dat elektrisch is 10 verbonden met een regeleenheid 70. De regeleenheid 70 geeft een instructie voor de aandrijfinrichting 68 die elke demper 66 opent en sluit, afhankelijk van de gemeten temperatuur, zodat de temperatuur in de betreffende verhittingszone op een tevoren gekozen waarde wordt afgeregeld.

Bijvoorbeeld kunnen in de diverse zones van de verhittingskamer de volgende temperaturen worden ingesteld:

15 zonel 140°C-160°C

zone II 160°C-180°C

zone III 180°C-220°C

zone IV 160°C-200°C

Zoals afgebeeld in figuur 3 wordt de metaalkem 44 vastgehouden bij het omtreksdeel van de schijf 45.

20 Zoals in het voorgaande is beschreven, is het rondsel 54 bij het ondereinde van de drager 25 in aangrijping met het tandwiel 53. Indien dus de schijf 45 roteert, wordt het tandwiel 53 geroteerd en wordt de metaalkem 44 geroteerd en tevens in een ronde baan bewogen.

Schermplaat 25 Zoals afgebeeld in figuur 2, is een schermplaat 71 bij de uitgang van de verhittingskamer 13 aangebracht.

De schermplaat heeft radiale schoepen, die synchroon met de beweging van de kem 44 worden geroteerd om te verhinderen, dat de atmosfeer nabij de uitgang van de verhittingskamer 13 plotseling wordt verstoord. De voorvorm 10, die naar de uitgang van de verhittingskamer 13 is bewogen terwijl deze wordt geroteerd, wordt nu verplaatst en wordt daarbij door de schoepen afgeschermd; de rotatie daarvan wordt onderbroken. 30 De schoepen dienen daarbij om plaatselijke verhitting van de voorvorm 10 te voorkomen.

Na de schermplaat 71 is bij de uitgang van de verhittingskamer 13 een reminrichting 73 aangebracht voor het onderbreken van de rotatie van de metaalkem 44.

Beladingsinrichting 35 Zoals blijkt uit het middengedeelte van figuur 2, is de beladingsinrichting 14 voorzien van een mechanische manipulator met vier roterende armen. D.w.z., dat vier armen 76 zijn gemonteerd op een roteerbare as 75. Elke arm 76 is bij het vrije einde uitgerust met een paar vasthoudmiddelen 77. Ook heeft elke arm 76 een nokvolger 79, die bij rotatie van de roteerbare as 75 in aanraking komt met een nok 78 voor het uitstrekken of samentrekken van de arm 76 en voor het openen of sluiten van de vasthoudmiddelen 77, afhankelijk van 40 de configuratie van de nok 78.

In een positie, iets verder van de uitgang van de verhittingskamer 13 gelegen, worden de vasthoudmiddelen 77 gesloten en wordt de drager 25 van de metaalkem 44 verwijderd en de arm 76 samengetrokken in de richting van de as 75. Vervolgens wordt de arm 76 samengetrokken tot de aanvankelijke lengte, terwijl in de richting van de pijl 80 wordt gedraaid. Een gebogen leirail 81 voor het geleiden van de rotatie 45 van de vasthoudmiddelen 77 is aangebracht bij de omtrek van de halve cirkel, die door het vrije einde van de arm 76 wordt beschreven. Op het binnenoppervlak van de leirail 81 is een magneet gemonteerd voor het aantrekken en vasthouden van de drager 25, zodat de drager 25 wordt geroteerd en plaatselijke afkoeling van de voorvorm 10 tijdens rotatie van de arm 76 wordt verhinderd. De voorvorm 10 met de drager 25, vastgehouden door het vrije einde van de arm 76, wordt in de vorm 72 geplaatst, alwaar de drager 25 van 50 de vasthoudmiddelen Tl wordt gelost en in de holte 87 van de vorm 72 wordt geschoven. Vanaf deze positie, alwaar de voorvorm 10 in de vorm 72 wordt geschoven via de omtrek van de halve cirkel, gelegen tegenover de geleidingsrail 81, naar de andere positie, alwaar wordt geremd en de tot stilstand gekomen drager 25 wordt aangevat, blijven de vasthoudmiddelen 77 op de arm 76 in hun geopende toestand. Wanneer de drager 25, aangevat door de vasthoudmiddelen, naar de as 75 toe is getrokken, wordt de 55 voorvorm 10, vastgehouden door de tegenoverliggende arm, in de vorm geplaatst.

I9tu.ll! τ

Oriënterende blaasvormmachine

De oriënterende blaasvormmachine 15 is er één van het type met roterende stations, waarbij op acht stations op een draaitafel 82 een vorm 72 is aangebracht. Het zij echter opgemerkt, dat het aantal stations niet noodzakelijk tot acht behoeft te zijn beperkt, zoals bij de afgebeelde uitvoeringsvorm, maar dat ook tien 5 of meer stations aanwezig kunnen zijn.

De vorm 72 omvat twee vormhelften 83 en 84 die in langsrichting zijn gescheiden, alsmede een bovenste vormelement 85. De ene vormhelft 83 is gefixeerd, terwijl de andere vormhelft 84 zwenkbaar is om een zwenkas 86, afgebeeld in figuur 2. De vorm 72 wordt geopend bij het eerste en het achtste station en wordt vanaf het tweede tot en met het zevende station gesloten gehouden. Het bovenste vormelement 10 85 wordt corresponderend met het openen en sluiten van de vorm 72 omhoog en omlaag bewogen.

De vorm 72 wordt geopend bij het achtste station van de blaasvormmachine, alwaar de drager 25, die de bi-axiaal georiënteerde houder vasthoudt, vrijkomt. Vervolgens wordt de doom van de aldus vrijgemaakte drager 25 aangevat door een paar vasthoudmiddelen 90 van de losinrichting 16, voorzien van twee roterende armen, en de drager wordt uit de vorm 72 gebracht. De losinrichting 16 heeft twee armen 92, die 15 zich diametraal tegenover elkaar uitstrekken van een element dat op de roterende as 89 is gelegerd, en de vasthoudmiddelen 90 die kunnen worden geopend en gesloten, zijn gemonteerd op de vrije einden van de armen 92. De drager 25 die op het achtste station uit de vorm 72 is genomen, wordt door de vasthoudmiddelen 90 vastgehouden en in de richting van de pijl 93 bewogen, totdat de drager wordt aangevat door de genoemde haak 23 van de transporteur 11, waarbij de houder 20 van de drager 25 wordt verwijderd.

20

Werking

De werking van de inrichting volgens de uitvinding is als volgt. Eerst wordt een lege drager 25 door de transporteur 11, afgebeeld in figuur 2, overgebracht naar de opzetpositie, waar een door injectie-vormen gevormde voorvorm 10 op de drager 25 wordt gemonteerd en wel, zoals in figuur 1A afgebeeld, in 25 omgekeerde positie. De voorvorm 10 wordt met zijn halsgedeelte 18 onder invloed van de zwaartekracht geplaatst op de drager 25.

De overzetinrichting 12 plaatst met een zwaaibeweging van de arm 40, de drager 25 met de voorvorm 10 op de metaalkern 44.

De metaalkern 44 beweegt door de verhittingskamer 13 en wordt daarbij geroteerd door het randwiel 53 30 en het rondsel 54.

Na binnenkomst in de verhittingskamer 13 wordt de drager 25 vanaf de ingang nabij de overzetinrichting 12, vooruit bewogen naar de uitgang van de kamer 13, terwijl het wordt geroteerd door de rotatie van de metaalkern 44. in de verhittingskamer 13 wordt de voorvorm 10 die op de drager 25 is gemonteerd, verhit in een opeenvolging van verhittingszones en aldus op optimale temperatuur gehouden voor het daaropvol- 35 gende oriëntatie-vormproces. Zoals in het voorgaande is opgemerkt, zijn twee of drie verhittingsbuizen 62 horizontaal aangebracht aan de binnenzijde van elke verhittingszone, terwijl diverse verticale verhittingsbuizen 63 aan de buitenzijde zijn aangebracht. Dit is nodig omdat een golfvormige temperatuurdistributie in verticale richting van de voorvorm 10 het gevolg zou zijn van het gebruik van uitsluitend laterale verhittingsbuizen, terwijl een chevron-achtige verdeling van de temperatuur met de top in het langsmidden van het 40 voorwerp en geleidelijk afnemende temperaturen omhoog en omlaag het gevolg zou zijn van het gebruik van uitsluitend verticale verhittingsbuizen. Aldus wordt in de blaasvorminrichting volgens de uitvinding een combinatie van verticale en horizontale verhittingsbuizen gebruikt voor het waarborgen van een gelijkmatige en uniforme temperatuurverdeling over het gehele voorwerp. De verhittingsbuizen 62 en 63 zijn gemonteerd in een stelsel 95 van lijsten en schroeven, zodanig, dat hun bevestiging nauwkeurig kan worden ingesteld, 45 zowel zijdelings als in langsrichting en zowel verticaal als horizontaal. De temperatuur in de verhittingskamer 13, verhit door de verticale en horizontale verhittingsbuizen 62 en 63, wordt ingesteld met behulp van de warmte-afvoerdemper 66 op de bovenzijde van het deksel. D.w.z., dat de temperatuur van elke zone van de verhittingskamer 13 wordt bepaald door het thermokoppel 69 (zie figuur 3), verbonden met een regel-eenheid 70. De aandrijfinrichting 68 wordt bediend in afhankelijkheid van signalen van de controle-eenheid 50 70 voor het openen en sluiten van de demper 66, voor het op corresponderende wijze controleren van de temperatuur van de verhittingszone.

Het voorwerp 10, dat in de verhittingskamer 13 gelijkmatig wordt verhit, wordt voortbewogen naar de uitgang van kamer 13 terwijl het wordt geroteerd.

Figuur 1B toont een houder 20 als product van de inrichting volgens de uitvinding. Zoals afgebeeld in 55 figuur 1B, heeft de houder 20 een halsopening 18, een cilindrisch lijf 20b met ongeveer dezelfde diameter over de gehele lengte en een schouderdeel 20a, dat zich uitstrekt tussen de halsopening 18 en het lijfdeel 20b, terwijl van de top naar de bodem de diameter gelijdelijk afneemt. Zoals in het voorgaande beschreven,

Claims

5 193213 is de houder vervaardigd door het verhitten van een door injectievormen vervaardigd voorwerp en het oriënteren van dit voorwerp eerst in langsrichting en vervolgens in zijdelingse richting. Het lijfdeel heeft een vrijwel gelijke wanddikte en de houder heeft een verbeterde licht-doorlatendheid en uitstekende slagsterkte-[ eigenschappen als gevolg van de bi-axiale oriëntatie. 5 Zoals in het voorgaande uitvoerig beschreven, hebben dergelijke kunststofhouders een verbeterde sterkte, taaiheid en doorzichtigheid als een gevolg van de in de oriënterende blaasvorminrichting volgens de uitvinding tot stand gebrachte, gelijkmatige verhitting van de door bijvoorbeeld injectievormen gevormde voorvorm en door de nauwkeurige oriëntatie zowel in langsrichting als in dwarsrichting. Aangezien de verhittingskamer is verdeeld in diverse verhittingszones, kan de voorvorm tevens worden verhit tot 10 temperaturen die stapsgewijze kunnen worden gecontroleerd, en geschiedt de verhitting onder optimale temperatuuromstandigheden voor de daaropvolgende oriëntatiebeweging. Aangezien verder de voorvorm op de drager in de verhittingskamer wordt geroteerd, wordt een gelijkmatige en uniforme verhitting gewaarborgd, terwijl de schermplaat aan het einde van de verhittingskamer verhindert, dat plaatselijke verhitting optreedt, terwijl de voorvorm, die door de laadinrichting in de oriëntatie-blaasvorminrichting van het type met 15 roterende stations is geplaatst, op nauwkeurige wijze kan worden gevormd, waarbij de voorvorm de verhittingstemperatuur behoudt tot aan de oriëntatie- en vormbewerkingen. 20

1. Inrichting voor het vervaardigen van bi-axiaal georiënteerde holle voorwerpen uit voorvormen die zijn vervaardigd van een kristallijne thermoplastische kunststof en aan één uiteinde gesloten zijn, omvattende: een van verwarmingselementen voorziene verwarmingskamer voor het verwarmen van de voorvormen tot een gewenste temperatuur lager dan het kristallijne smeltpunt daarvan; 25 transportmiddelen om de voorvormen door de verwarmingskamer te transporteren; een vorminrichting die is ingericht om de verwarmde voorvorm axiaal tot zijn uiteindelijke lengte te strekken, en om vervolgens de voorvorm radiaal te strekken door middel van gas onder verhoogde druk; en een laadorgaan om de verwarmde voorvormen uit de verwarmingskamer over te brengen naar de 30 vorminrichting; met het kenmerk: dat de verwarmingskamer (13) meerdere verwarmingskamer-secties (I, II, III, IV) omvat, waarbij elke sectie individueel gestuurd wordt om een specifiek temperatuurbereik te hebben; dat de transportmiddelen (25, 44) zijn ingericht om de voorvormen (10) door genoemde 35 verwarmingskamer-secties te transporteren terwijl zij om hun lichaamsas geroteerd worden; dat de verwarmingselementen van de verwarmingskamer (10) langwerpige verwarmingselementen (62, 63) zijn, waarvan een deel (63) verticaal georiënteerd langs één zijde van de voortbewegingsbaan van de voorvormen (10) is opgesteld, en waarvan een ander deel (62) horizontaal georiënteerd langs de andere zijde van de voortbewegingsbaan van de voorvormen (10) is opgesteld; 40 en dat bij de uitgang van de verwarmingskamer (13) een schermplaat (71) is opgesteld, welke schermplaat (71) radiale vinnen heeft die synchroon met het overbrengen van de voorvorm (10) vanuit de verwarmingskamer (13) naar het laadorgaan (14) geroteerd worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in elke verwarmingssectie van de kamer langwerpige infrarood-verhittingsbuizen zijn aangebracht, waarbij twee of drie buizen horizontaal zijn opgesteld en 45 verscheidene buizen verticaal zijn opgesteld in elke sectie. Hierbij 2 bladen tekening