NL1041479B1 - Device for converting wind energy into at least mechanical energy. - Google Patents

Device for converting wind energy into at least mechanical energy. Download PDF

Info

Publication number
NL1041479B1
NL1041479B1 NL1041479A NL1041479A NL1041479B1 NL 1041479 B1 NL1041479 B1 NL 1041479B1 NL 1041479 A NL1041479 A NL 1041479A NL 1041479 A NL1041479 A NL 1041479A NL 1041479 B1 NL1041479 B1 NL 1041479B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotor
central axis
angle
wind
blade
Prior art date
Application number
NL1041479A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Erik Van Der Schee William
Original Assignee
Home Turbine B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Home Turbine B V filed Critical Home Turbine B V
Priority to NL1041479A priority Critical patent/NL1041479B1/en
Priority to PCT/NL2016/050651 priority patent/WO2017052369A1/en
Priority to PCT/NL2016/050653 priority patent/WO2017052371A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1041479B1 publication Critical patent/NL1041479B1/en

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F03MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS; WIND, SPRING, OR WEIGHT MOTORS; PRODUCING MECHANICAL POWER OR A REACTIVE PROPULSIVE THRUST, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F03DWIND MOTORS
    • F03D1/00Wind motors with rotation axis substantially parallel to the air flow entering the rotor 
    • F03D1/06Rotors
    • F03D1/0608Rotors characterised by their aerodynamic shape
    • F03D1/0633Rotors characterised by their aerodynamic shape of the blades
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F03MACHINES OR ENGINES FOR LIQUIDS; WIND, SPRING, OR WEIGHT MOTORS; PRODUCING MECHANICAL POWER OR A REACTIVE PROPULSIVE THRUST, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F03DWIND MOTORS
    • F03D1/00Wind motors with rotation axis substantially parallel to the air flow entering the rotor 
    • F03D1/06Rotors
    • F03D1/0608Rotors characterised by their aerodynamic shape
    • F03D1/0633Rotors characterised by their aerodynamic shape of the blades
    • F03D1/0641Rotors characterised by their aerodynamic shape of the blades of the section profile of the blades, i.e. aerofoil profile
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/70Wind energy
    • Y02E10/72Wind turbines with rotation axis in wind direction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Sustainable Development (AREA)
  • Sustainable Energy (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wind Motors (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het omzetten van windenergie in althans mechanische energie, omvattende een door wind om een rotatie-aslijn roteerbaar aandrijfbare rotor met een aantal rotorbladen, waarbij elk rotorblad een windintreezijde en een winduittreezijde omvat, waarbij elk rotorblad aan zijn winduittreezijde van een eindrand is voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.The invention relates to a device for converting wind energy into at least mechanical energy, comprising a rotor which is rotatable and rotatable about a axis of rotation with a number of rotor blades, each rotor blade comprising a wind inlet side and a wind outlet side, each rotor blade on its wind outlet side is provided with an end edge, the second derivative of which changes sign several times.

Description

INRICHTING VOOR HET OMZETTEN VAN WINDENERGIE IN ALTHANS MECHANISCHE ENERGIEDEVICE FOR CONVERTING WIND ENERGY INTO ALTHANS MECHANICAL ENERGY

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het omzetten van windenergie in althans mechanische energie, omvattende een door wind om een rotatie-aslijn roteerbaar aandrijfbare rotor met een aantal rotorbladen, waarbij elk rotorblad een windintreezijde en een winduittreezijde omvat.The invention relates to a device for converting wind energy into at least mechanical energy, comprising a rotor which is rotatable by wind and rotates about a axis of rotation with a number of rotor blades, each rotor blade comprising a wind inlet side and a wind outlet side.

Een dergelijke inrichting voor het omzetten van windenergie in althans mechanische energie is op zichzelf bekend, en wordt ook wel een windturbine of windmolen genoemd. In het bijzonder kan de uitvinding zien op een relatief kleine windturbine, ook wel een microturbine of stedelijke windturbine genoemd, welke windturbine in een bebouwde omgeving en in het bijzonder eventueel op een gebouw kan worden opgesteld. De uitvinding kan meer in het bijzonder zien op een zogeheten horizontale windturbine, waarbij de rotatie-aslijn van de rotor in gebruik van de windturbine in hoofdzaak horizontaal is opgesteld.Such a device for converting wind energy into at least mechanical energy is known per se, and is also referred to as a wind turbine or windmill. In particular, the invention can relate to a relatively small wind turbine, also referred to as a micro turbine or urban wind turbine, which wind turbine can be arranged in a built environment and in particular possibly on a building. The invention can more particularly relate to a so-called horizontal wind turbine, wherein the axis of rotation of the rotor in use of the wind turbine is arranged substantially horizontally.

Het is een doel van de uitvinding om de op zichzelf bekende inrichting van de in de aanhef vermelde soort te verbeteren. In het bijzonder kan het een doel van de uitvinding zijn om het rendement van de op zichzelf bekende inrichting te verhogen.It is an object of the invention to improve the per se known device of the type mentioned in the preamble. In particular, it may be an object of the invention to increase the efficiency of the device known per se.

Dit doel wordt bereikt met een inrichting van de in de aanhef vermelde soort, die volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat elk rotorblad aan zijn winduittreezijde van een eindrand is voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.This object is achieved with a device of the type mentioned in the preamble, which is characterized according to the invention in that each rotor blade is provided on its wind outlet side with an end edge, the second derivative of which changes sign several times.

Een dergelijke eindrand van het rotorblad volgens de uitvinding biedt het voordeel, dat de vorming van luchtwervelingen achter de afstroomrand wordt beperkt, waardoor de luchtstroming over de rotorbladen kan worden verbeterd. Hierdoor kan het rendement van de inrichting volgens de uitvinding relatief hoog zijn.Such an end edge of the rotor blade according to the invention offers the advantage that the formation of air swirls behind the discharge edge is limited, so that the air flow over the rotor blades can be improved. The efficiency of the device according to the invention can hereby be relatively high.

Het is de aanvrager gebleken, dat in het bijzonder een in hoofdzaak sinusvormige eindrand de vorming van luchtwervelingen achter de afstroomrand effectief beperkt.It has been found by the applicant that in particular a substantially sinusoidal end edge effectively limits the formation of air swirls behind the drain edge.

Echter, het is ook mogelijk dat de eindrand in hoofdzaak bloktandvormig of zaagtandvormig is, welke vormen eveneens het beoogde effect althans gedeeltelijk kunnen bieden.However, it is also possible that the end edge is substantially block-tooth-shaped or saw-tooth-shaped, which shapes can also at least partially offer the intended effect.

Nog weer alternatief kan de eindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het rotorblad uitstrekkende elementen zijn voorzien, die elk de vorm van een parabool of een deel van een cirkel bezit. Ook deze vormen kunnen het beoogde effect althans gedeeltelijk bieden.Still alternatively, the end edge can be provided with a number of elements extending in a main surface of the rotor blade, each of which has the shape of a parabola or a part of a circle. These forms can also at least partially offer the intended effect.

Nog weer alternatief kan de eindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het rotorblad uitstrekkende elementen zijn voorzien, die elk een in hoofdzaak veervormige vorm bezit. Ook deze vorm kan het beoogde effect althans gedeeltelijk bieden.Still alternatively, the end edge can be provided with a number of elements extending in a main surface of the rotor blade, each of which has a substantially spring-shaped shape. This form can also at least partially offer the intended effect.

Eventueel kan de eindrand een over zijn lengte variërende dikte bezitten.The end edge can optionally have a thickness varying over its length.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de eindrand een binnenste einde, dat nabij de rotatie-aslijn is opgesteld, en een buitenste einde, waarbij een hoofdlijn van de eindrand tussen het binnenste einde en het buitenste einde een in hoofdzaak gebogen vorm vertoont.In an embodiment of the device according to the invention, the end edge comprises an inner end, which is arranged near the axis of rotation, and an outer end, wherein a main line of the end edge between the inner end and the outer end has a substantially curved shape .

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is een hoek van de hoofdlijn nabij het binnenste einde van de eindrand ten opzichte van een rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste einde groter dan -45° en kleiner dan 45 °.In another embodiment of the device according to the invention, an angle of the main line near the inner end of the end edge with respect to a straight line between the inner end and the outer end is greater than -45 ° and less than 45 °.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is een hoek van de hoofdlijn nabij het buitenste einde van de eindrand ten opzichte van een of de rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste einde groter dan -45° en kleiner dan 45°, bij voorkeur groter dan -25° en kleiner dan 25°.In another embodiment of the device according to the invention, an angle of the main line near the outer end of the end edge with respect to one or the straight line between the inner end and the outer end is greater than -45 ° and less than 45 °, preferably greater than -25 ° and less than 25 °.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is elk rotorblad aan zijn windintreezijde van een vooreindrand voorzien, welke vooreindrand een binnenste einde, dat nabij de rotatie-aslijn is opgesteld, en een buitenste einde omvat, en waarbij een hoofdlijn van de vooreindrand tussen het binnenste einde en het buitenste einde een in hoofdzaak gebogen vorm vertoont.In another embodiment of the device according to the invention, each rotor blade is provided on its wind-entry side with a front end edge, which front end edge comprises an inner end arranged near the axis of rotation, and an outer end, and wherein a main line of the front end edge between the inner end and the outer end have a substantially curved shape.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is een hoek van de hoofdlijn nabij het binnenste einde van de vooreindrand ten opzichte van een of de rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste groter dan -45° en kleiner dan 45 °, bij voorkeur groter dan -35° en kleiner dan 35°.In another embodiment of the device according to the invention, an angle of the main line near the inner end of the front end edge relative to one or the straight line between the inner end and the outer is greater than -45 ° and less than 45 °, at preferably greater than -35 ° and less than 35 °.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is een hoek van de hoofdlijn nabij het buitenste einde van de vooreindrand ten opzichte van een of de rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste groter dan -60° en kleiner dan 60 °.In another embodiment of the device according to the invention, an angle of the main line near the outer end of the front end edge with respect to one or the straight line between the inner end and the outer is greater than -60 ° and less than 60 °.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de rotorbladen met een omtreksrand daarvan met een rotorlichaam van een generator verbonden.In another embodiment of the device according to the invention, the rotor blades are connected with a peripheral edge thereof to a rotor body of a generator.

Een voordeel hiervan is, is dat er geen centrale as nodig is waarop de rotorbladen zijn bevestigd, omdat de rotorbladen met hun omtreksrand met het rotorlichaam zijn verbonden.An advantage of this is that there is no need for a central shaft on which the rotor blades are mounted, because the rotor blades are connected to the rotor body with their peripheral edge.

Een ander voordeel hiervan is, dat wanneer de rotor door de wind roterend wordt aangedreven, het rotorlichaam van de generator direct mee-roteert en elektrisch energie met de generator kan worden opgewekt.Another advantage of this is that when the rotor is driven in a rotating manner by the wind, the rotor body of the generator directly co-rotates and electrical energy can be generated with the generator.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de rotorbladen onder een hoek met de rotatie-aslijn opgesteld, waarbij de hoek groter is dan 35° en kleiner is dan 75°, bij voorkeur groter is dan 40° en kleiner is dan 65°.In another embodiment of the device according to the invention, the rotor blades are arranged at an angle with the axis of rotation, the angle being greater than 35 ° and less than 75 °, preferably greater than 40 ° and less than 65 °.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de rotorbladen in een richting tussen een binnenste eindzone en een of de omtreksrand getordeerd.In another embodiment of the device according to the invention, the rotor blades are twisted in a direction between an inner end zone and one or the peripheral edge.

De hoek waarover de rotorbladen geroteerd zijn kan groter zijn dan 0° en kleiner zijn dan 30°.The angle at which the rotor blades are rotated can be greater than 0 ° and smaller than 30 °.

Praktisch kan de rotor tussen twee en acht rotorbladen omvatten. Het aantal rotorbladen kan in het bijzonder eventueel gelijk zijn aan het aantal hieronder nader beschreven (achter)statorbladen. Opgemerkt wordt, dat het aantal rotorbladen hier niet toe beperkt is.The rotor can practically comprise between two and eight rotor blades. The number of rotor blades can in particular possibly be equal to the number of (rear) stator blades further described below. It is noted that the number of rotor blades is not limited to this.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een om de rotor opgestelde mantel, waarbij een centrale aslijn van de mantel in hoofdzaak samenvalt met de rotatie-aslijn van de rotor.In another embodiment of the device according to the invention, the device comprises a casing arranged around the rotor, wherein a central axis of the casing substantially coincides with the axis of rotation of the rotor.

Opgemerkt wordt, dat de mantel elke geschikte dwarsdoorsnedevorm kan omvatten.It is noted that the sheath may comprise any suitable cross-sectional shape.

Hierbij heeft de mantel althans in het gebied van de rotor bij voorkeur een cirkelvormige dwarsdoorsnedevorm, zodat het deel van de mantel waar de rotor is opgesteld in hoofdzaak cilindrisch is. Een windinlaatopening en/of een winduitlaatopening van de mantel kan ook een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnedevorm bezitten. In dat geval heeft de mantel bij voorkeur op willekeurig welke locatie van zijn lengte een cirkelvormige dwarsdoorsnedevorm. Alternatief kan de windinlaatopening en/of de winduitlaatopening elke andere geschikte dwarsdoorsnedevorm bezitten, zoals bijvoorbeeld ovaal. In het geval van een dergelijke niet-cirkelvormige dwarsdoorsnedevorm van de windinlaatopening en/of de winduitlaatopening verloopt de mantel bij voorkeur geleidelijk over naar de cirkelvormige-dwarsdoorsnedevorm in het gebied van de rotor.The casing herein preferably has a circular cross-sectional shape, at least in the region of the rotor, so that the part of the casing where the rotor is arranged is substantially cylindrical. A wind inlet opening and / or a wind outlet opening of the jacket can also have a substantially circular cross-sectional shape. In that case, the jacket preferably has a circular cross-sectional shape at any location of its length. Alternatively, the wind inlet opening and / or the wind outlet opening may have any other suitable cross-sectional shape, such as, for example, oval. In the case of such a non-circular cross-sectional shape of the wind inlet opening and / or the wind outlet opening, the jacket preferably gradually changes over to the circular cross-sectional shape in the area of the rotor.

De hierboven beschreven kenmerken van de rotorbladen, in het bijzonder van de vooreindrand daarvan, kunnen in het bijzonder voordelig zijn in het geval van en/of zijn in het bijzonder aangepast op een luchtstroom die volgens een aspect van de uitvinding met een in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn aan de rotor wordt toegevoerd. Door het in de genoemde helixvormige beweging om de centrale aslijn aan de rotor toevoeren van de windluchtstroom wordt de luchtstroom in hoofdzaak naar een buitenste omtrekszone van de rotor toegevoerd, waardoor de druk aan de buitenste omtrekszone van de rotor toeneemt en in het gebied van de rotatie-aslijn afneemt. Dit verschaft een verhoogd moment op de rotorbladen van de rotor, waardoor het rendement van de rotor kan toenemen.The above-described characteristics of the rotor blades, in particular of the front end edge thereof, can be particularly advantageous in the case of and / or are in particular adapted to an air flow which according to an aspect of the invention has a substantially helical movement. is supplied to the rotor about the central axis. By supplying the wind air flow to the rotor in the aforesaid helical movement about the central axis, the air flow is mainly supplied to an outer peripheral zone of the rotor, whereby the pressure increases on the outer peripheral zone of the rotor and in the region of rotation axis line decreases. This provides an increased moment on the rotor blades of the rotor, whereby the efficiency of the rotor can increase.

De genoemde in hoofdzaak helixvormige beweging kan zich hierbij in hoofdzaak cirkelvormig om de centrale aslijn uitstrekken, maar ook op een niet-cirkelvormige wijze, zoals bijvoorbeeld ovaal. Hierbij kan de vorm van de helixvormige beweging om de centrale aslijn in hoofdzaak zijn aangepast aan de dwarsdoorsnedevorm van de mantel.The said substantially helical movement can here extend substantially circularly about the central axis, but also in a non-circular manner, such as, for example, oval. The shape of the helical movement about the central axis can hereby be substantially adapted to the cross-sectional shape of the casing.

Voor het in de genoemde helixvormige beweging geleiden van de wind kan de inrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding een aantal stroomopwaarts van de rotor in de mantel opgestelde statorbladen omvatten, die zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn uitstrekken, voor het in gebruik van de inrichting in een in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn geleiden van de wind, zodanig, dat de wind in de in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn aan de rotor wordt toegevoerd.For guiding the wind in said helical movement, the device according to another embodiment of the invention can comprise a number of stator blades arranged upstream of the rotor in the casing, which extend radially outward from the central axis, for use of the device to guide the wind in a substantially helical movement about the central axis, such that the wind is supplied to the rotor in the substantially helical movement about the central axis.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding vertonen de statorbladen een zich radiaal vanaf de centrale aslijn uitstrekkend hoofdvlak, welk hoofdvlak onder een schuine hoek ten opzichte van de centrale aslijn is opgesteld.In another embodiment of the device according to the invention, the stator blades have a main surface extending radially from the central axis, which main surface is arranged at an oblique angle with respect to the central axis.

De schuin ten opzichte van de centrale aslijn opgestelde statorbladen geleiden de luchtstroom in de door de statorbladen gedefinieerde schuine richting ten opzichte van de centrale aslijn, waardoor de luchtstroom in de genoemde helixvormige beweging om de centrale aslijn wordt geleid. De schuine hoek van de statorbladen bepaalt hierbij in hoofdzaak de hoek van de helixvormige luchtstroom op de centrale aslijn.The stator blades arranged obliquely with respect to the central axis line guide the air flow in the oblique direction defined by the stator blades relative to the central axis line, so that the air flow is guided around the central axis line in the aforesaid helical movement. The oblique angle of the stator blades here essentially determines the angle of the helical airflow on the central axis.

De schuine hoek van de statorbladen en daardoor de helixvormige luchtstroom ten opzichte van de centrale aslijn wordt bij voorkeur gekozen in afhankelijkheid van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor. Aangezien deze snelheid en/of het toerental kan variëren is het voordelig wanneer de statorbladen instelbaar zijn voor het instellen van de schuine hoek.The oblique angle of the stator blades and thereby the helical airflow with respect to the central axis is preferably selected in dependence on the speed of the airflow in the jacket and / or the speed of the rotor. Since this speed and / or the speed of rotation can vary, it is advantageous if the stator blades are adjustable for adjusting the oblique angle.

Praktisch zijn de statorbladen automatisch instelbaar in afhankelijkheid van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor. Hiertoe kan de inrichting van meetmiddelen voor het meten van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor voorzien zijn, waarbij de inrichting is ingericht voor het instellen van de schuine hoek van de statorbladen ten opzichte van de centrale aslijn in afhankelijkheid van de gemeten snelheid en/of toerental.In practice, the stator blades are automatically adjustable depending on the speed of the air flow in the jacket and / or the speed of the rotor. To this end, the device can be provided with measuring means for measuring the speed of the air flow in the jacket and / or the speed of the rotor, the device being adapted to adjust the oblique angle of the stator blades relative to the central axis. depending on the measured speed and / or speed.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is elk statorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekkende verbindingsas met de mantel verbonden, zodanig, dat het statorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de schuine hoek van het statorblad ten opzichte van de centrale aslijn.In yet another embodiment of the device according to the invention, each stator blade is connected to the casing via a connecting axis extending radially with respect to the central axis, such that the stator blade is pivotable about or with the connecting axis for adjusting the oblique angle of the stator blade with respect to the central axis.

Alternatief kan de inrichting een met de centrale aslijn samenvallende centrale as omvatten, waarbij elk statorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale as uitstrekkende verbindingsas met de centrale as is verbonden, zodanig, dat het statorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de schuine hoek van het statorblad ten opzichte van de centrale aslijn.Alternatively, the device may comprise a central axis coinciding with the central axis, wherein each stator blade is connected to the central axis via a connecting axis extending radially with respect to the central axis, such that the stator blade is pivotable about or with the connecting axis. adjusting the oblique angle of the stator blade with respect to the central axis.

Eventueel kan de verbindingsas met zowel de mantel als de centrale as zijn verbonden.The connecting axis can optionally be connected to both the jacket and the central axis.

Praktisch is elk statorblad vast met een respectieve verbindingsas verbonden, zodat door het zwenken van de verbindingsas het respectieve statorblad in een gekozen hoek met de centrale as(lijn) wordt ingesteld.Practically, each stator blade is fixedly connected to a respective connecting shaft, so that by pivoting the connecting shaft the respective stator blade is adjusted at a selected angle with the central axis (line).

De schuine hoek kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen of instelbaar zijn tussen 10 - 80°, bij voorkeur tussen 20 - 60°.The oblique angle may, for example, be between or adjustable between 10 - 80 °, preferably between 20 - 60 °.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding vertoont elk statorblad ten minste één daarin aangebrachte doorgaande opening.In yet another embodiment of the device according to the invention, each stator blade has at least one through-hole provided therein.

De ten minste ene opening beperkt de vorming van luchtwervelingen achter het statorblad. Alternatief of aanvullend verkleint de ten minste ene opening het frontaal oppervlak van het statorblad.The at least one opening limits the formation of air swirls behind the stator blade. Alternatively or additionally, the at least one aperture reduces the frontal surface of the stator blade.

Bijvoorbeeld kan het statorblad van een relatief klein aantal, bijvoorbeeld één, relatief grote openingen worden voorzien. Alternatief kan het statorblad van een relatief groot aantal, bijvoorbeeld drie of vier, tot bijvoorbeeld maximaal tien, relatief kleine openingen worden voorzien. Het aantal openingen kan daarmee bijvoorbeeld tussen 1 en 10 liggen. Opgemerkt wordt, dat het aantal openingen hier niet toe beperkt is. Elk statorblad kan elk geschikt aantal openingen omvatten.For example, the stator blade can be provided with a relatively small number, for example one, relatively large openings. Alternatively, the stator blade can be provided with a relatively large number, for example three or four, up to for instance a maximum of ten, relatively small openings. The number of openings can thus for instance be between 1 and 10. It is noted that the number of openings is not limited thereto. Each stator blade can include any suitable number of openings.

Praktisch is het oppervlak van de ten minste ene opening, of het gezamenlijke oppervlak van meerdere openingen, minimaal 5% en maximaal 60% van het oppervlak van een of het hoofdvlak van het statorblad.Practically, the surface of the at least one aperture, or the combined surface of a plurality of apertures, is a minimum of 5% and a maximum of 60% of the surface of one or the main surface of the stator blade.

De ten minste ene opening kan elke geschikte en/of gewenste vorm bezitten, zoals, doch niet uitsluitend, cirkelvormig. De minimale dwarsdoorsnede-afmeting, bijvoorbeeld de diameter in het geval van een cirkelvormige opening, is bij voorkeur groter dan een kwart van de dikte van het statorblad.The at least one opening can have any suitable and / or desired shape, such as, but not exclusively, circular. The minimum cross-sectional dimension, for example the diameter in the case of a circular opening, is preferably greater than a quarter of the thickness of the stator blade.

De ten minste ene opening kan uit elke geschikte en/of gewenste uitvoeringsvorm bestaan, zoals, doch niet uitsluitend, een gat of een uitsnede.The at least one opening can consist of any suitable and / or desired embodiment, such as, but not exclusively, a hole or a cut-out.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is elk statorblad van een aantal zich van een drukzijde daarvan uitstrekkende opstaande ribben voorzien, welke ribben zich vanaf een windintreezijde van het blad naar een winduittreezijde van het statorblad uitstrekken, waarbij de ribben zich in radiale richting gezien schuin over de genoemde zijde uitstrekken, zodanig, dat aan de winduittreezijde elke rib zich op een grotere radiale afstand van de centrale aslijn bevindt dan aan de windintreezijde.In yet another embodiment of the device according to the invention, each stator blade is provided with a number of upright ribs extending from a pressure side thereof, which ribs extend from a wind inlet side of the blade to a wind outlet side of the stator blade, the ribs extending into as seen in the radial direction, extend obliquely over said side, such that on the wind exit side each rib is at a greater radial distance from the central axis than on the wind entrance side.

De ribben ondersteunen het veranderen van de stromingsrichting van de luchtstroom naar de genoemde helixvormige beweging. Bovendien wordt de luchtstroom in radiale richting naar buiten geleid, zodat de luchtstroom aan de buitenste omtrekszone van de rotor wordt toegevoerd, welke rotor door het daardoor verhoogde moment een verhoogd rendement heeft.The ribs support changing the direction of flow of the air stream to said helical movement. Moreover, the air flow is directed outwards in the radial direction, so that the air flow is supplied to the outer peripheral zone of the rotor, which rotor has an increased efficiency due to the thereby increased moment.

In het bijzonder kunnen de ribben zich met een bepaalde kromming radiaal buitenwaarts over de genoemde zijde uitstrekken, zodanig, dat aan de winduittreezijde elke rib zich op de genoemde grotere radiale afstand van de centrale aslijn bevindt dan aan de windintreezijde.In particular, the ribs can extend radially outwardly over said side with a certain curvature, such that on the wind exit side each rib is at said greater radial distance from the central axis than on the wind entrance side.

De ribben kunnen een hoogte hebben, die ligt tussen 0,1 % en 25% van de maximale hoogte van het statorblad.The ribs can have a height that is between 0.1% and 25% of the maximum height of the stator blade.

De hoogte van het statorblad is hierbij gedefinieerd in de radiale richting, in het bijzonder vanaf nabij de centrale aslijn tot aan nabij de mantel.The height of the stator blade is herein defined in the radial direction, in particular from near the central axis to near the casing.

De hierboven beschreven kenmerken van de rotorbladen, in het bijzonder van de eindrand daarvan, kunnen in het bijzonder voordelig zijn in het geval van en/of zijn in het bijzonder aangepast op een aantal stroomafwaarts van de rotor in de mantel opgestelde achterstatorbladen voor het in een in hoofdzaak stroomafwaartse richting weggeleiden van de wind, welke achterstatorbladen zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn uitstrekken. Deze achterstatorbladen kunnen zijn verschaft in een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.The characteristics of the rotor blades described above, in particular the end edge thereof, may be particularly advantageous in the case of and / or are particularly adapted to a number of rear stator blades arranged downstream of the rotor in the casing for guiding away from the wind substantially downstream direction, which rear stator blades extend radially outward from the central axis. These rear stator blades can be provided in another embodiment of the device according to the invention.

Aan de onderdrukzijde van de rotorbladen kan een vacuüm ontstaan. Door dit vacuüm neigt de van de rotor afkomstige luchtstroom om de rotorbladen om te slaan in de richting van het daar gecreëerde vacuüm, waardoor luchtwervelingen ontstaan. Deze luchtwervelingen verlagen het rendement van de rotor, doordat het drukverschil over de voor- en achterzijde van de rotorbladen in rotatierichting gezien afneemt. Met behulp van de stroomafwaarts van de rotor opgestelde achterstatorbladen wordt de luchtstroom of wind in een in hoofdzaak stroomafwaartse richting weggeleid. Hierdoor wordt voorkomen, of althans verminderd, dat de luchtstroom om de rotorbladen kan omslaan en wervelingen achter de rotorbladen ontstaan. Door de combinatie van de rotorbladen volgens de uitvinding en de achterstatorbladen volgens de uitvinding kan het rendement van de inrichting volgens de uitvinding op deze wijze toenemen.A vacuum may develop on the underpressure side of the rotor blades. Due to this vacuum, the air flow coming from the rotor tends to turn the rotor blades in the direction of the vacuum created there, causing air turbulence. These air swirls reduce the efficiency of the rotor, because the pressure difference across the front and rear of the rotor blades decreases seen in the direction of rotation. With the aid of the rear stator blades arranged downstream of the rotor, the air flow or wind is led away in a substantially downstream direction. Hereby it is prevented, or at least reduced, that the air flow around the rotor blades can turn over and swirls occur behind the rotor blades. Due to the combination of the rotor blades according to the invention and the rear stator blades according to the invention, the efficiency of the device according to the invention can increase in this way.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de achterstatorbladen elk twee zich onder een hoek ten opzichte van elkaar uitstrekkende bladdelen, waarbij een eerste bladdeel een zich radiaal vanaf de centrale aslijn uitstrekkend eerste hoofdvlak bezit en het tweede bladdeel een zich radiaal vanaf de centrale aslijn uitstrekkend tweede hoofdvlak bezit.In another embodiment of the device according to the invention, the rear stator blades each comprise two blade parts extending at an angle with respect to each other, a first blade part having a first main surface extending radially from the central axis and the second blade part having a radial from the central axis has a second major surface.

Het eerste bladdeel kan hierbij zo zijn uitgevoerd, dat het eerste bladdeel in hoofdzaak aansluit op de rotorbladen. Het tweede bladdeel, dat in stromingsrichting gezien achter het eerste bladdeel is opgesteld, kan hierbij zo zijn uitgevoerd, dat het tweede bladdeel de wind in de in hoofdzaak stroomafwaartse richting en eventueel radiaal buitenwaarts weggeleid.The first blade part can here be embodied such that the first blade part substantially connects to the rotor blades. The second leaf part, which is arranged behind the first leaf part seen in the direction of flow, can here be embodied such that the second leaf part guides the wind away in the substantially downstream direction and possibly radially outward.

De hoek tussen het eerste bladdeel en het tweede bladdeel kan bijvoorbeeld gelegen zijn tussen 0 - 90°.The angle between the first leaf part and the second leaf part can for instance be between 0 - 90 °.

In het bijzonder bij een hoek groter dan 0° kan het zo zijn, dat het eerste bladdeel onder een hoek ten opzichte van de centrale aslijn is opgesteld, waarbij het tweede bladdeel in hoofdzaak evenwijdig aan de centrale aslijn is opgesteld. Hierdoor kan de van de rotorbladen afkomstige wind goed worden opgevangen door het eerste bladdeel en kan de wind in hoofdzaak evenwijdig aan de centrale aslijn worden weggeleid.Particularly at an angle greater than 0 °, it may be that the first blade part is arranged at an angle with respect to the central axis, the second blade part being arranged substantially parallel to the central axis. As a result, the wind coming from the rotor blades can be properly absorbed by the first blade part and the wind can be diverted substantially parallel to the central axis.

De hoek tussen een hoofdvlak van het achterstatorblad of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het achterstatorblad en de centrale aslijn wordt bij voorkeur gekozen in afhankelijkheid van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor. Aangezien deze snelheid en/of het toerental kan variëren is het voordelig wanneer de achterstatorbladen instelbaar zijn voor het instellen van de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het achterstatorblad en de centrale aslijn.The angle between a main surface of the rear stator blade or between the first and / or second main surface of the rear stator blade and the central axis is preferably selected depending on the speed of the air flow in the jacket and / or the speed of the rotor. Since this speed and / or the speed of rotation can vary, it is advantageous if the rear stator blades are adjustable to adjust the angle between the main surface or between the first and / or second main surface of the rear stator blade and the central axis.

Praktisch zijn de achterstatorbladen automatisch instelbaar in afhankelijkheid van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor. Hiertoe kan de inrichting van meetmiddelen voor het meten van de snelheid van de luchtstroom in de mantel en/of het toerental van de rotor voorzien zijn, waarbij de inrichting is ingericht voor het instellen van de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het achterstatorblad en de centrale aslijn in afhankelijkheid van de gemeten snelheid en/of toerental.In practice, the rear stator blades are automatically adjustable depending on the speed of the air flow in the jacket and / or the speed of the rotor. For this purpose the device can be provided with measuring means for measuring the speed of the air flow in the jacket and / or the speed of the rotor, the device being adapted to adjust the angle between the main surface or between the first and / or second main surface of the rear stator blade and the central axis depending on the measured speed and / or speed.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is elk achterstatorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekkende verbindingsas met de mantel verbonden, zodanig, dat het achterstatorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het achterstatorblad en de centrale aslijn.In yet another embodiment of the device according to the invention, each rear stator blade is connected to the casing via a connecting axis extending radially with respect to the central axis, such that the rear stator blade is pivotable about or with the connecting axis for adjusting the angle between the main surface or between the first and / or second main surface of the rear stator blade and the central axis.

Alternatief kan de inrichting een of de met de centrale aslijn samenvallende centrale as omvatten, waarbij elk achterstatorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale as uitstrekkende verbindingsas met de centrale as is verbonden, zodanig, dat het achterstatorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het statorblad en de centrale as.Alternatively, the device may comprise one or the central axis coinciding with the central axis line, wherein each rear stator blade is connected to the central axis via a connecting axis extending radially to the central axis, such that the rear stator blade is pivotable about or with the connecting axis for adjusting the angle between the main surface or between the first and / or second main surface of the stator blade and the central axis.

Eventueel kan de verbindingsas met zowel de mantel als de centrale as zijn verbonden.The connecting axis can optionally be connected to both the jacket and the central axis.

Praktisch is elk achterstatorblad vast met een respectieve verbindingsas verbonden, zodat door het zwenken van de verbindingsas de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het statorblad en de centrale as(lijn) kan worden ingesteld.In practice, each rear stator blade is fixedly connected to a respective connecting shaft, so that by pivoting the connecting shaft the angle between the main surface or between the first and / or second main surface of the stator blade and the central axis (line) can be adjusted.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat elk (achterstatorblad een windintreezijde en een winduittreezijde, waarbij het (achter)statorblad aan zijn winduittreezijde van een statorbladeindrand is voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.In yet another embodiment of the device according to the invention, each (rear stator blade) comprises a wind inlet side and a wind outlet side, wherein the (rear) stator blade is provided on its wind outlet side with a stator blade end edge, the second derivative of which changes sign several times.

Een dergelijke statorbladeindrand van de inrichting volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding biedt het voordeel, dat de vorming van luchtwervelingen achter de afstroomrand wordt beperkt, waardoor de luchtstroming over de bladen kan worden verbeterd.Such a stator blade end edge of the device according to this embodiment of the invention offers the advantage that the formation of air turbulence behind the discharge edge is limited, so that the air flow over the blades can be improved.

Het is de aanvrager gebleken, dat in het bijzonder een in hoofdzaak sinusvormige statorbladeindrand de vorming van luchtwervelingen achter de afstroomrand effectief beperkt.It has been found by the applicant that in particular a substantially sinusoidal stator blade end edge effectively limits the formation of air swirls behind the drain edge.

Echter, het is ook mogelijk dat de statorbladeindrand in hoofdzaak bloktandvormig of zaagtandvormig is, welke vormen eveneens het beoogde effect althans gedeeltelijk kunnen bieden.However, it is also possible that the stator blade end edge is substantially block-tooth-shaped or saw-tooth-shaped, which shapes can also at least partially offer the intended effect.

Nog weer alternatief kan de statorbladeindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het (achter)statorblad uitstrekkende elementen zijn voorzien, die elk de vorm van een parabool of een deel van een cirkel bezit. Ook deze vormen kunnen beoogde effect althans gedeeltelijk bieden.Still alternatively, the stator blade end edge can be provided with a number of elements extending in a main surface of the (rear) stator blade, each of which has the shape of a parabola or a part of a circle. These forms can also at least partially offer the intended effect.

Nog weer alternatief kan de statorbladeindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het (achter)statorblad uitstrekkende elementen zijn voorzien, die elk een in hoofdzaak veervormige vorm bezit. Ook deze vorm kan het beoogde effect althans gedeeltelijk bieden.Still alternatively, the stator blade end edge can be provided with a number of elements extending in a main surface of the (rear) stator blade, each of which has a substantially spring-shaped shape. This form can also at least partially offer the intended effect.

Eventueel kan de statorbladeindrand een over zijn lengte variërende dikte bezitten.The stator blade end edge can optionally have a thickness varying over its length.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de rotorbladen en/of de statorbladen en/of de achterstatorbladen van een structuur voorzien, welke structuur een patroon van uitsparingen bezit voor het opnemen van in hoofdzaak stilstaande lucht.In yet another embodiment of the device according to the invention, the rotor blades and / or the stator blades and / or the rear stator blades are provided with a structure, which structure has a pattern of recesses for receiving substantially stationary air.

Een voordeel van het patroon van uitsparingen volgens de uitvinding, welke dienen voor het opnemen van in hoofdzaak stilstaande lucht, is dat het met de in de mantel stromende luchtstroom in contact staande oppervlak van de statorbladen voor een deel bestaat uit de in de uitsparingen aanwezige stilstaande lucht. Voor het deel waar de luchtstroom in contact is met de in de uitsparingen aanwezige stilstaande lucht is er sprake van lucht-op-lucht wrijving, hetgeen een lagere wrijving biedt dan de delen waar de luchtstroom in contact is met de statorbladen. Door de verlaging van de luchtwrijving van de luchtstroom kan het rendement van de inrichting toenemen.An advantage of the pattern of recesses according to the invention, which serve to receive substantially still air, is that the surface of the stator blades which are in contact with the air stream flowing in the casing consists partly of the still present in the recesses air. For the part where the air flow is in contact with the stationary air present in the recesses, there is air-to-air friction, which provides a lower friction than the parts where the air flow is in contact with the stator blades. The efficiency of the device can be increased by reducing the air friction of the air flow.

Volgens de uitvinding wordt de structuur gekenmerkt door één van de volgende kenmerken of een willekeurige combinatie daarvan: - een diepte van elke uitsparing ligt tussen 0,1 x - 2 x de lengte van elke uitsparing; - een breedte van elke uitsparing ligt tussen 0,8 x - 3,5 x de lengte van elke uitsparing; - de uitsparingen bezitten een ovale vorm, waarvan een langsas onder een hoek ten opzichte van de centrale aslijn is opgesteld, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 0° en 45° ligt; - de omtrekswand van elke uitsparing strekt zich onder een hoek met het binnenoppervlak van de mantel uit, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 90 - 100° ligt; - de omtrekswand van elke uitsparing is onder een afgeronde hoek met de bodem van elke uitsparing verbonden, waarbij de afgeronde hoek bijvoorbeeld een radius heeft die ligt tussen 0 x -1 x de lengte van elke uitsparing; - de uitsparingen zijn in een aantal in hoofdzaak rechte lijnen naast elkaar opgesteld, waarbij de rechte lijn zich onder een hoek ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekt, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 0° - 90° ligt, waarbij een hartafstand tussen twee in één lijn naast elkaar opgestelde uitsparingen bijvoorbeeld tussen 1 x - 4 x de breedte van elke uitsparing ligt, en waarbij de uitsparingen van twee naast elkaar opgestelde lijnen van uitsparingen bijvoorbeeld versprongen ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, waarbij de verspringing bijvoorbeeld groter is dan 0 x de lengte van elke uitsparing en maximaal 2 x de lengte van elke uitsparing.According to the invention, the structure is characterized by one of the following features or any combination thereof: - a depth of each recess is between 0.1 x - 2 x the length of each recess; - a width of each recess is between 0.8 x - 3.5 x the length of each recess; - the recesses have an oval shape, a longitudinal axis of which is arranged at an angle to the central axis, the angle being, for example, between 0 ° and 45 °; - the peripheral wall of each recess extends at an angle with the inner surface of the casing, the angle being, for example, between 90-100 °; - the circumferential wall of each recess is connected to the bottom of each recess at a rounded corner, the rounded corner having, for example, a radius that lies between 0 x -1 x the length of each recess; the recesses are arranged side by side in a number of substantially straight lines, the straight line extending at an angle with respect to the central axis, wherein the angle is for instance between 0 ° - 90 °, wherein a center distance between two in one line-lying recesses located for example between 1 x - 4 x the width of each recess, and wherein the recesses of two adjacent lines of recesses are, for example, offset with respect to each other, the offset being, for example, greater than 0 x the length of each recess and a maximum of 2 x the length of each recess.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarin - de figuren 1A - ID de windturbine volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding schematisch tonen, waarbij figuur IA een perspectivisch aanzicht vanaf een windinlaatzijde is, figuur 1B een zijaanzicht is, figuur 1C een perspectivisch aanzicht vanaf een winduitlaatzijde is, en figuur 1C een longitudinale verticale dwarsdoorsnede is; - figuur 2 schematisch een perspectivisch aanzicht van in een mantel van de windturbine uit figuur 1 opgestelde rotor en geleidingsbladen toont; - de figuren 3A en 3B schematisch de kleppen aan de winduitlaatopening in detail tonen, waarbij figuur 3A de kleppen in een vrijgavetoestand toont en figuur 3B de kleppen in een afsluittoestand toont; - de figuren 4A - 4C schematisch een nanostructuur tonen, die op een aantal oppervlakken van de winturbine kan zijn aangebracht, waarbij figuur 4A een bovenaanzicht van de nanostructuur toont, figuur 4B een detail van figuur 4A toont, en figuur 4C een dwarsdoorsnede door de nanostructuur toont; - de figuren 5A — 5C schematisch een rotor van de windturbine uit figuur 1 tonen, waarbij figuur 5A een perspectivisch vooraanzicht is, figuur 5B een vooraanzicht is, figuur 5C een doorsnede in de langsrichting van de rotor uit figuur 5B is; figuur 5D een drukzijde van een rotorblad toont, en figuur 5E een achteraanzicht van het rotorblad toont; en - de figuren 6A en 6B de windturbine volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding schematisch tonen, waarbij figuur 6A een perspectivisch aanzicht vanaf een windinlaatzijde is en figuur 6B een vooraanzicht is.The invention will be further elucidated with reference to figures shown in a drawing, in which - figures 1A - ID schematically show the wind turbine according to a first embodiment of the invention, wherein figure IA is a perspective view from a wind inlet side, figure 1B is a side view Figure 1C is a perspective view from a wind outlet side, and Figure 1C is a longitudinal vertical cross-section; figure 2 schematically shows a perspective view of rotor and guide blades arranged in a jacket of the wind turbine of figure 1; figures 3A and 3B schematically show the valves at the wind outlet opening in detail, wherein figure 3A shows the valves in a release state and figure 3B shows the valves in a closed state; - figures 4A - 4C schematically show a nanostructure that can be arranged on a number of surfaces of the winter turbine, figure 4A showing a top view of the nanostructure, figure 4B showing a detail of figure 4A, and figure 4C a cross section through the nanostructure shows; figures 5A - 5C schematically show a rotor of the wind turbine of figure 1, wherein figure 5A is a front perspective view, figure 5B is a front view, figure 5C is a longitudinal section of the rotor of figure 5B; Figure 5D shows a pressure side of a rotor blade, and Figure 5E shows a rear view of the rotor blade; and - figures 6A and 6B schematically show the wind turbine according to a second embodiment of the invention, wherein figure 6A is a perspective view from a wind inlet side and figure 6B is a front view.

De diverse aspecten van de uitvinding zullen aan de hand van de figuren worden toegelicht. Hierbij zullen gelijke elementen met gelijke verwijzingsgetallen worden aangeduid. De verschillende aspecten van de uitvinding kunnen op zichzelf, of in elke willekeurige combinatie worden toegepast.The various aspects of the invention will be explained with reference to the figures. The same elements will be indicated with the same reference numerals. The various aspects of the invention can be applied on their own or in any combination.

De figuren 1A — ID tonen een windturbine 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. De windturbine 1 omvat een mantel 2 met een centrale aslijn 3. In de mantel 2 is een rotor 4 opgesteld, waarbij de centrale aslijn 3 van de mantel 2 in hoofdzaak samenvalt met een rotatie-aslijn van de rotor 4. De mantel 2 heeft een windinlaatopening 5 en een winduitlaatopening 6. De windinlaatopening 5 en winduitlaatopening 6 zijn in deze eerste uitvoeringsvorm cirkelvormig.Figures 1A-ID show a wind turbine 1 according to a first embodiment of the invention. The wind turbine 1 comprises a jacket 2 with a central axis 3. A shell 4 is arranged in the jacket 2, the central axis 3 of the jacket 2 substantially coinciding with a rotary axis of the rotor 4. The jacket 2 has a wind inlet opening 5 and a wind outlet opening 6. The wind inlet opening 5 and wind outlet opening 6 are circular in this first embodiment.

Volgens een aspect van de uitvinding is de mantel 2 nabij de windinlaatopening 5 aan zijn buitenzijde van een aantal, in dit voorbeeld drie, zich radiaal buitenwaarts uitstrekkende windopvangelementen 7 voorzien. Elk windopvangelement 7 is voorzien van een zich naar de binnenzijde van de mantel 2 uitstrekkend kanaal 8. De drie windopvangelementen 7 zijn met een gelijke onderlinge hoekafstand over het buitenoppervlak van de mantel 2 verdeeld opgesteld. Elk kanaal 8 strekt zich over nagenoeg zijn volledige lengte in stromingsrichting helixvormig om de centrale aslijn door de mantel 2 heen uit, en mondt met een uitlaatopening 9 uit aan het binnenoppervlak van de mantel 2. De windopvangelementen 7 vangen aan de buitenzijde van de mantel 2 stromende wind op, en voeren deze wind helixvormig aan het binnenoppervlak van de mantel 2 toe via de uitlaatopeningen 9.According to an aspect of the invention, the casing 2 is provided near its wind inlet opening 5 on its outside with a number of, in this example three, radially outwardly extending wind receiving elements 7. Each wind receiving element 7 is provided with a channel 8 extending towards the inside of the casing 2. The three wind collecting elements 7 are arranged distributed over the outer surface of the casing 2 with an equal mutual angular distance. Each channel 8 extends over its central axis helix-shaped over substantially its full length through the casing 2 around the central axis, and opens with an outlet opening 9 on the inner surface of the casing 2. The wind receiving elements 7 catch on the outside of the casing 2 flowing wind and supply this wind helically to the inner surface of the jacket 2 via the outlet openings 9.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, zie ook figuur 2, omvat de windturbine 2 een aantal, in dit voorbeeld zes, in de mantel 2 stroomopwaarts van de rotor 4 opgestelde statorbladen 10, die zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn 3 uitstrekken. De statorbladen 10 bezitten een zich radiaal vanaf de centrale aslijn 3 uitstrekkend hoofdvlak, dat onder een schuine hoek ten opzichte van de centrale aslijn 3 is opgesteld. Door de schuine hoek van het hoofdvlak van de statorbladen 10 wordt de in de mantel 2 stromende windstroom in een schuine richting ten opzichte van de centrale aslijn 3 geleid, zodat de windstroom in een in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn 3 wordt geleid. Elk statorblad 10, in het bijzonder het hoofdvlak daarvan, is van een aantal, in dit voorbeeld drie, opstaande ribben 11 voorzien. De opstaande ribben 11 strekken zich uit vanaf de drukzijde van elk statorblad 10, vanaf een stroomopwaarts opgestelde windintreezijde van het blad 10 naar een stroomafwaarts opgestelde winduittreezijde van het statorblad 10. De ribben 11 strekken zich in radiale richting gezien schuin buitenwaarts over het windgeleidende oppervlak uit, zodat aan de winduittreezijde elke rib 11 zich op een grotere radiale afstand van de centrale aslijn bevindt dan aan de windintreezijde. De ribben ondersteunen het veranderen van de stromingsrichting van de luchtstroom naar de genoemde helixvormige beweging om de centrale aslijn 3. De gewenste hoek van de helixvormige beweging van de wind om de centrale aslijn 3 is bij voorkeur instelbaar. Hiertoe zijn de statorbladen 10 met een zich radiaal vanaf de centrale aslijn 3 uitstrekkende verbindingsas 12 verbonden, welke verbindingsassen 12 elk aan hun radiaal buitenste einde met de mantel 2 zijn verbonden. Het statorblad 10 is om of met de verbindingsas 12 zwenkbaar voor het instellen van de schuine hoek van het statorblad 10 ten opzichte van de centrale aslijn 3. Elk statorblad 10 is van een aantal, in dit voorbeeld drie, openingen 13 voorzien. Aan de winduittreezijde is elk statorblad 10 van een in hoofdzaak sinusvormige eindrand 14 voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.According to another aspect of the invention, see also figure 2, the wind turbine 2 comprises a number of, in this example six, stator blades 10 arranged upstream of the rotor 4 in the casing 2 and extending radially outward from the central axis 3. The stator blades 10 have a main surface extending radially from the central axis line 3, which surface is arranged at an oblique angle with respect to the central axis line 3. Due to the oblique angle of the main surface of the stator blades 10, the wind flow flowing into the casing 2 is guided in an oblique direction relative to the central axis 3, so that the wind flow is guided around the central axis 3 in a substantially helical movement. Each stator blade 10, in particular the main surface thereof, is provided with a number of, in this example three, upright ribs 11. The upright ribs 11 extend from the pressure side of each stator blade 10, from an upstream wind inlet side of the blade 10 to a downstream wind outlet side of the stator blade 10. The ribs 11 extend obliquely outwardly over the wind-guiding surface viewed in the radial direction so that on the wind exit side each rib 11 is at a greater radial distance from the central axis than on the wind entrance side. The ribs support changing the flow direction of the air flow to said helical movement about the central axis line 3. The desired angle of the helical movement of the wind about the central axis line 3 is preferably adjustable. To this end, the stator blades 10 are connected to a connecting shaft 12 extending radially from the central axis line 3, which connecting shafts 12 are each connected to the casing 2 at their radially outer end. The stator blade 10 is pivotable about or with the connecting axis 12 for adjusting the oblique angle of the stator blade 10 relative to the central axis 3. Each stator blade 10 is provided with a number of openings 13, in this example three. On the wind outlet side, each stator blade 10 is provided with a substantially sinusoidal end edge 14, the second derivative of which changes its mark several times.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, zie figuur 1D, vertoont de binnenzijde van de mantel 2 vanaf de windinlaatopening 5 tot aan, bijvoorbeeld, de locatie waar de verbindingsas 12 is opgesteld, de vorm van een zich in stromingsrichting taps vernauwende Venturi. In een deel van de mantel 2 waar de rotor 4 is opgesteld, is de binnenzijde van de mantel 2 in hoofdzaak cilindervormig. In het bijzonder de combinatie van de Venturivorm van de binnenzijde van de mantel 2 en de statorbladen 10 zorgt ervoor, dat de wind stroomopwaarts van de statorbladen 10 helixvormig met een radiaal buitenwaartse component stroomt, zodat de diameter van de aan de windturbine 2 toegevoerde windstroom stroomopwaarts van de windinlaatopening 5 in stroomopwaartse richting toeneemt, zie ook figuur IA.According to another aspect of the invention, see Figure 1D, the inside of the casing 2 from the wind inlet opening 5 up to, for example, the location where the connecting shaft 12 is arranged, has the shape of a Venturi narrowing in the direction of flow. In a part of the casing 2 where the rotor 4 is arranged, the inside of the casing 2 is substantially cylindrical. In particular, the combination of the Venturi shape from the inside of the casing 2 and the stator blades 10 ensures that the wind flows upstream of the stator blades 10 helically with a radially outward component, so that the diameter of the wind flow supplied to the wind turbine 2 is upstream of the wind inlet opening 5 increases in upstream direction, see also figure IA.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, zie figuur 1D en figuur 2, omvat de windturbine 2 een aantal, in dit voorbeeld zes, in de mantel 2 stroomafwaarts van de rotor 4 en daarop in hoofdzaak aansluitend opgestelde achterachterstatorbladen 20 voor het in een in hoofdzaak stroomafwaartse richting weggeleiden van de wind vanaf de rotor 4. De achterstatorbladen 20 strekken zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn 3 uit. Elk achterstatorblad 20 is van een aantal, in dit voorbeeld drie, opstaande ribben 21 voorzien. De opstaande ribben 21 strekken zich uit vanaf de drukzijde van elk achterstatorblad 20, vanaf een stroomopwaarts opgestelde windintreezijde van het blad 20 naar een stroomafwaarts opgestelde winduittreezijde van het achterstatorblad 20. De ribben 21 strekken zich in radiale richting gezien met een bepaalde kromming schuin buitenwaarts over het windgeleidende oppervlak uit, zodat aan de winduittreezijde elke rib 21 zich op een grotere radiale afstand van de centrale aslijn 3 bevindt dan aan de windintreezijde. De ribben 21 zetten een van de rotor 4 afkomstige eventuele helixvormige luchtstroom in hoofdzaak om naar een in hoofdzaak evenwijdig aan de centrale aslijn 3 stromende radiaal buitenwaarts expanderende luchtstroom. De hoek van de achterstatorbladen 20 met de centrale aslijn is bij voorkeur instelbaar. Hiertoe zijn de achterstatorbladen 20 met een zich radiaal vanaf de centrale aslijn 3 uitstrekkende verbindingsas 22 verbonden, welke verbindingsassen 22 elk aan hun radiaal buitenste einde met de mantel 2 zijn verbonden. Het achterstatorblad 20 is om of met de verbindingsas 22 zwenkbaar voor het instellen van de hoek van het achterstatorblad 20 ten opzichte van de centrale aslijn 3. Aan de winduittreezijde is elk achterstatorblad 20 van een in hoofdzaak sinusvormige eindrand 24 voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert. Elk achterstatorblad 20 bezit in hoofdzaak twee onder een hoek a4 ten opzichte van elkaar opgestelde bladdelen 25,26, waarbij het bladdeel 25 in hoofdzaak op de rotor 4 aansluit en het bladdeel 26 stroomafwaarts van het bladdeel 25 is opgesteld. Het bladddeel 25 kan zich, afhankelijk van de ingestelde hoek van het achterstatorblad 20, in hoofdzaak onder een hoek met de centrale aslijn 3 uitstrekken en het bladdeel 26 kan zich in hoofdzaak parallel aan de centrale aslijn 3 uitstrekken. De hoek al tussen de bladdelen 25, 26 ligt in dit voorbeeld rond 130 °. Het bladdeel 26 vertoont een toenemende hoogte, zodat de wind in hoofdzaak radiaal buitenwaarts wordt geleid en daardoor expandeert. De toenemende hoogte van het bladdeel 26 is eventueel aangepast aan de vorm van de binnenzijde van dat deel van de mantel 2, waar het bladdeel 26 is opgesteld, zoals hieronder nader zal worden toegelicht.According to another aspect of the invention, see figure 1D and figure 2, the wind turbine 2 comprises a number, in this example six, in the casing 2 downstream of the rotor 4 and rear stator blades 20 arranged substantially adjoining it for a substantially downstream of the wind from the rotor 4. the rear stator blades 20 extend radially outward from the central axis 3. Each rear stator blade 20 is provided with a number of, in this example three, raised ribs 21. The upright ribs 21 extend from the pressure side of each rear stator blade 20, from an upstream wind inlet side of the blade 20 to a downstream wind outlet side of the rear stator blade 20. The ribs 21 extend viewed in a radial direction with a certain curvature obliquely outward out of the wind-guiding surface, so that on the wind exit side each rib 21 is at a greater radial distance from the central axis 3 than on the wind entrance side. The ribs 21 substantially convert any helical air flow from the rotor 4 into a radially outwardly expanding air flow flowing substantially parallel to the central axis 3. The angle of the rear stator blades 20 with the central axis is preferably adjustable. To this end, the rear stator blades 20 are connected to a connecting shaft 22 extending radially from the central axis line 3, which connecting shafts 22 are each connected to the casing 2 at their radially outer end. The rear stator blade 20 is pivotable about or with the connecting shaft 22 to adjust the angle of the rear stator blade 20 relative to the central axis 3. On the wind outlet side, each rear stator blade 20 is provided with a substantially sinusoidal end edge 24, the second derivative of which is repeatedly changes character. Each rear stator blade 20 has essentially two blade members 25, 26 disposed at an angle a4 with respect to each other, the blade member 25 substantially connecting to the rotor 4 and the blade member 26 disposed downstream of the blade member 25. The blade part 25 can, depending on the adjusted angle of the rear stator blade 20, extend substantially at an angle with the central axis line 3 and the blade part 26 can extend substantially parallel to the central axis line 3. The angle already between the blade parts 25, 26 in this example is around 130 °. The blade part 26 has an increasing height, so that the wind is guided substantially radially outward and thereby expands. The increasing height of the leaf part 26 is possibly adapted to the shape of the inside of that part of the casing 2, where the leaf part 26 is arranged, as will be explained in more detail below.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, zie figuur 1D, verwijdt een deel van de mantel 2, dat zich uitstrekt vanaf de rotor 4 tot aan de winduitlaatopening 6, zich in stromingsrichting, in het bijzonder in de vorm van een Venturi. In het bijzonder verwijdt de mantel 2 zich zowel aan zijn binnenzijde als aan zijn buitenzijde Venturivormig. Door de Venturivorm van de buitenzijde van de mantel 2 wordt de aan de buitenzijde van de mantel 2 stromende luchtstroom enigzins radiaal naar buiten geleid, waardoor er een onderdruk wordt gecreëerd in het gebied van de uitlaatopening 6. Een uitlaathoek al 1 van de winduitlaatopening 6 met de centrale aslijn 3 is in dit voorbeeld ongeveer 60°.According to another aspect of the invention, see figure 1D, a part of the casing 2 extending from the rotor 4 to the wind outlet opening 6 widens in the flow direction, in particular in the form of a Venturi. In particular, the jacket 2 widens itself both on its inside and on its outside. As a result of the Venturi shape of the outside of the casing 2, the air flow flowing on the outside of the casing 2 is led slightly radially outwards, whereby an underpressure is created in the area of the outlet opening 6. An outlet angle a1 of the wind outlet opening 6 with the central axis 3 in this example is approximately 60 °.

Zoals hierboven is toegelicht aan de hand van de achterstatorbladen 20, en zoals zichtbaar is in figuur 1D en figuur 2, kan de hoogte van het bladdeel 26 hierbij zijn aangepast aan de Venturivormige uitlopende binnenzijde van de mantel 2. Een raaklijn van een bovenrand 27 van elk achterstatorblad 20, en in het bijzonder van het bladdeel 26 daarvan, kan een hoek a2 met de centrale aslijn 3 maken die is aangepast op de Venturivormige uitlopende binnenzijde van de mantel 2, en neemt daardoor in dit voorbeeld over zijn lengte in stroomwaartse richting toe vanaf ongeveer 20° tot aan ongeveer 80°.As explained above with reference to the rear stator blades 20, and as can be seen in figure 1D and figure 2, the height of the blade part 26 can herein be adapted to the Venturi-shaped flared inner side of the casing 2. A tangent of an upper edge 27 of each rear stator blade 20, and in particular the blade portion 26 thereof, can make an angle α 2 with the central axis 3 adapted to the Venturi-shaped flared inner side of the casing 2, and thereby increases in this example along its length in the upstream direction from about 20 ° to about 80 °.

Volgens een ander aspect van de uitvinding heeft de mantel 2 een zodanig dikte en/of vorm, dat de stromingsafstand van de wind door de mantel 2 heen kleiner is dan de stromingsafstand om de buitenzijde van de mantel 2 en dat de stromingsrichting om de buitenzijde van de mantel 2 ter hoogte van de winduitlaatopening 6 door de vorm van richting verandert. Hierdoor wordt een onderdruk gecreëerd in het gebied van de uitlaatopening 6.According to another aspect of the invention, the casing 2 has such a thickness and / or shape that the flow distance of the wind through the casing 2 is smaller than the flow distance around the outside of the casing 2 and that the flow direction around the outside of the casing 2 at the height of the wind outlet opening 6 changes direction due to the shape. This creates an underpressure in the area of the outlet opening 6.

Volgens een ander aspect van de uitvinding is de diameter van de winduitlaatopening 6 van de mantel groter dan een buitendiameter van de windinlaatopening 5 van de mantel 2.According to another aspect of the invention, the diameter of the wind outlet opening 6 of the casing is larger than an outer diameter of the wind inlet opening 5 of the casing 2.

Volgens een ander aspect van de uitvinding is de buitenomtrek van de mantel 2 van een helixvormige opstaande rib 30 voorzien. Dit verlengt de stromingsafstand van de wind aan de buitenzijde van de mantel 2 ten opzichte van de stromingsafstand van de wind door de binnenzijde van de mantel 2 en dit verandert de stromingsrichting om de buitenzijde van de mantel 2. Hierdoor wordt een onderdruk gecreëerd in het gebied van de uitlaatopening 6.According to another aspect of the invention, the outer circumference of the jacket 2 is provided with a helical upstanding rib 30. This extends the flow distance of the wind on the outside of the jacket 2 relative to the flow distance of the wind through the inside of the jacket 2 and this changes the flow direction around the outside of the jacket 2. This creates an underpressure in the area from the outlet opening 6.

Volgens een ander aspect van de uitvinding, zie ook de figuren 3A, 3B, is de windturbine 1 in het gebied van de winduitlaatopening 6 van de mantel 2 van een aantal, in dit geval twee, concentrisch met de uitlaatopening 6 opgestelde ringvormige elementen 40 voorzien. De ringvormige elementen 40 hebben elk een andere diameter, die beide kleiner zijn dan de diameter van de uitlaatopening 6. De ringvormige elementen 40 omvatten elk een cilindervormig omtreksoppervlak, dat zich in stroomafwaartse richting schuin buitenwaarts uitstrekt onder een hoek met de centrale aslijn 3. De ringvormige elementen 40 zijn derhalve in hoofdzaak conisch uitlopende ringvormige elementen. Door de taps uitlopende vorm van de ringvormige elementen 40 wordt de uit de uitlaatopening 6 stromende wind radiaal buitenwaarts geleid. Aan de mantel 2 is een zich over de omtrek van de uitlaatopening 6 uitstrekkende flexibele klep 41 aangebracht, die met één eindzone met de mantel 2 is verbonden. Aan het buitenste ringvormige element 40 is een zich over de omtrek daarvan uitstrekkende flexibele klep 41 aangebracht, die met één eindzone met het ringvormige element 40 is verbonden. In figuur 3A zijn de kleppen 41 in hun vrijgavetoestand getoond, waarin ze de uitlaatopening 6 in hoofdzaak vrijgeven. De uit de winduitlaatopening 6 stromende wind verplaatst de kleppen automatisch in deze vrijgavetoestand. Wanneer de wind keert en via de uitlaatopening 6 in de mantel 2 dreigt te stromen, duwt de wind de kleppen 41 automatisch naar hun afsluittoestand, zoals getoond in figuur 3B. In de afsluittoestand ligt de met de mantel 2 verbonden klep 41 met zijn vrije eindzone tegen het buitenste ringvormige element 40 aan, en ligt de met het buitenste ringvormige element 40 verbonden klep tegen het binnenste ringvormige element 40 aan, zodat de kleppen 41 althans de omtrekszone van de winduitlaatopening 6 in hoofdzaak afsluiten. In het bijzonder sluit de met de uitlaatopening 6 verbonden klep 41 de ruimte tussen de uitlaatopening 6 en het buitenste ringvormige element 40 in hoofdzaak af. In het bijzonder sluit de met het buitenste ringvormige element 40 verbonden klep 41 de ruimte tussen het buitenste ringvormige element 40 en het binnenste ringvormige element 40 in hoofdzaak af. Tussen de omtrekseindzone van de uitlaatopening 6 van de mantel 2 en het buitenste ringvormige element 40, en tussen het buitenste ringvormige element 40 en het binnenste ringvormige element 40, strekken begrenzingselementen in de vorm van staven 42 zich uit. Deze staven 42 voorkomen dat de flexibele kleppen 41 door de in de uitlaatopening 6 dreigende te stromen wind de kleppen 41 vanuit hun afsluittoestand verder naar binnen blaast. In dit voorbeeld is het binnenste ringvormige element 40 niet van een klep voorzien, zodat een centraal deel van de uitlaatopening 6 niet kan worden afgesloten. Desgewenst kan ook dit binnenste ringvormige element 40 van een klep voorzien zijn, zodat het centrale deel van de uitlaatopening 6 kan worden afgesloten en de uitlaatopening 6 nagenoeg volledig kan worden afgesloten.According to another aspect of the invention, see also Figures 3A, 3B, the wind turbine 1 in the area of the wind outlet opening 6 of the casing 2 is provided with a number of, in this case two, ring-shaped elements 40 arranged concentrically with the outlet opening 6 . The annular elements 40 each have a different diameter, both of which are smaller than the diameter of the outlet opening 6. The annular elements 40 each comprise a cylindrical circumferential surface which extends obliquely outwardly in downstream direction at an angle with the central axis 3. annular elements 40 are therefore substantially conically flared annular elements. Due to the tapered shape of the annular elements 40, the wind flowing out of the outlet opening 6 is guided radially outwards. Attached to the jacket 2 is a flexible valve 41 extending over the circumference of the outlet opening 6, which valve is connected to the jacket 2 with one end zone. Arranged on the outer annular element 40 is a flexible valve 41 which extends over its circumference and is connected to the annular element 40 with one end zone. In figure 3A the valves 41 are shown in their release state, in which they essentially release the outlet opening 6. The wind flowing from the wind outlet opening 6 automatically displaces the valves in this release state. When the wind turns and threatens to flow into the jacket 2 via the outlet opening 6, the wind automatically pushes the valves 41 to their closed position, as shown in Fig. 3B. In the closed condition, the valve 41 connected to the casing 2 rests with its free end zone against the outer annular element 40, and the valve connected to the outer annular element 40 rests against the inner annular element 40, so that the valves 41 are at least the peripheral zone of the wind outlet opening 6 substantially shut off. In particular, the valve 41 connected to the outlet opening 6 substantially closes the space between the outlet opening 6 and the outer annular element 40. In particular, the valve 41 connected to the outer annular element 40 substantially closes off the space between the outer annular element 40 and the inner annular element 40. Limit elements in the form of bars 42 extend between the peripheral end zone of the outlet opening 6 of the casing 2 and the outer annular element 40, and between the outer annular element 40 and the inner annular element 40. These rods 42 prevent the flexible valves 41 from blowing through the wind threatening to flow into the outlet opening 6 from the valves 41 from their closed position. In this example, the inner annular element 40 is not provided with a valve, so that a central part of the outlet opening 6 cannot be closed. If desired, this inner annular element 40 can also be provided with a valve, so that the central part of the outlet opening 6 can be closed and the outlet opening 6 can be closed almost completely.

De windturbine 1 volgens de uitvinding kan in het bijzonder een relatief kleine windturbine zijn, die ook wel een microturbine of stedelijke windturbine wordt genoemd, welke windturbine in een bebouwde omgeving en in het bijzonder eventueel op een gebouw kan worden opgesteld. Hiertoe kan de windturbine 2 een poot 50 omvatten, met behulp waarvan de windturbine kan worden opgesteld. Zoals blijkt uit de figuren, is de windturbine 1 in het bijzonder een zogeheten horizontale windturbine, waarbij de rotatie-aslijn van de rotor en de centrale aslijn 3 van de mantel 2 in gebruik van de windturbine 1 in hoofdzaak horizontaal zijn opgesteld, dat een binnenoppervlak van de mantel en/of rotorbladen van de rotor van een structuur is/zijn voorzien, welke structuur een patroon van uitsparingen bezit voor het opnemen van in hoofdzaak stilstaande lucht.The wind turbine 1 according to the invention can in particular be a relatively small wind turbine, which is also referred to as a micro turbine or urban wind turbine, which wind turbine can be arranged in a built environment and in particular optionally on a building. To this end, the wind turbine 2 can comprise a leg 50, with the aid of which the wind turbine can be arranged. As is apparent from the figures, the wind turbine 1 is in particular a so-called horizontal wind turbine, wherein the axis of rotation of the rotor and the central axis of the sheath 2 in use of the wind turbine 1 are arranged substantially horizontally, that an inner surface the structure and / or rotor blades of the rotor is / are provided with a structure, which structure has a pattern of recesses for receiving substantially still air.

De figuren 4A - 4C tonen een nanostructuur 60, die bijvoorbeeld op het binnenoppervlak van de mantel 2 en/of op de statorbladen 10 en/of op de achterstatorbladen 20 kan zijn aangebracht. De nanostructuur 60 bezit een patroon van uitsparingen 61 voor het opnemen van in hoofdzaak stilstaande lucht. De afmetingen van de uitsparingen 61 ligt in de orde van grootte van enkele μηι tot enkele mm. De afmetingen zijn in dit voorbeeld in hoofdzaak ovaal, maar kunnen elke gewenste vorm bezitten. De lengte 62 van elke uitsparing is in dit voorbeeld ongeveer 4,2 mm. De breedte 63 van elke uitsparing is in dit voorbeeld ongeveer 2,3 mm. De diepte 64 van elke uitsparing is in dit voorbeeld ongeveer 0,7 mm. De omtrekswand van elke uitsparing 61 strekt zich in dit voorbeeld onder een hoek a3 met het binnenoppervlak van de mantel en/of het oppervlak van het statorblad 10 en/of achterstatorblad 20 uit, waarbij de hoek a8 in dit voorbeeld ongeveer 95° is. De omtrekswand van elke uitsparing 61 is in dit voorbeeld onder een afgeronde hoek 65 met de bodem van elke uitsparing verbonden, waarbij de afgeronde hoek 65 in dit voorbeeld een radius van ongeveer 0,6 mm heeft. In dit voorbeeld zijn de uitsparingen 61 in een aantal in hoofdzaak rechte lijnen 69 naast elkaar opgesteld, waarbij de rechte lijn zich onder een hoek a4 ten opzichte van de centrale aslijn 3 uitstrekt, waarbij de hoek a4 in dit voorbeeld ongeveer 41° is. In dit voorbeeld is een hartafstand 66 tussen twee in één lijn naast elkaar opgestelde uitsparingen 61 ongeveer 3,8 mm. In dit voorbeeld zijn de uitsparingen 61 van twee naast elkaar opgestelde lijnen 69 van uitsparingen 61 versprongen ten opzichte van elkaar opgesteld, waarbij de verspringing 67, in een richting haaks op de langsrichting van de mantel 2 in dit voorbeeld ongeveer 1,1 mm is. Een hartafstand 68 tussen twee naburige uitsparingen 61 van naburige lijnen 69 is in dit voorbeeld ongeveer 5,2 mm.Figures 4A - 4C show a nanostructure 60, which can for instance be arranged on the inner surface of the casing 2 and / or on the stator blades 10 and / or on the rear stator blades 20. The nanostructure 60 has a pattern of recesses 61 for receiving substantially still air. The dimensions of the recesses 61 are in the order of magnitude of a few μηι to a few mm. The dimensions in this example are substantially oval, but can have any desired shape. The length 62 of each recess in this example is approximately 4.2 mm. The width 63 of each recess in this example is approximately 2.3 mm. The depth 64 of each recess in this example is approximately 0.7 mm. The peripheral wall of each recess 61 in this example extends at an angle α 3 with the inner surface of the casing and / or the surface of the stator blade 10 and / or rear stator blade 20, the angle α 8 in this example being approximately 95 °. In this example, the circumferential wall of each recess 61 is connected to the bottom of each recess at a rounded corner 65, the rounded corner 65 in this example having a radius of approximately 0.6 mm. In this example, the recesses 61 are arranged next to each other in a number of substantially straight lines 69, the straight line extending at an angle a4 relative to the central axis 3, the angle a4 being approximately 41 ° in this example. In this example, a center-to-center distance 66 between two recesses 61 arranged side by side in a line is approximately 3.8 mm. In this example the recesses 61 of two lines 69 of recesses 61 arranged next to each other are staggered relative to each other, the stagger 67 being approximately 1.1 mm in a direction perpendicular to the longitudinal direction of the casing 2 in this example. A center-to-center distance 68 between two adjacent recesses 61 of neighboring lines 69 is approximately 5.2 mm in this example.

De figuren 5A - 5E tonen een rotor volgens een aspect van de uitvinding. De rotor omvat een aantal, in dit voorbeeld zes, rotorbladen 70, die met een omtreksrand met een rotorlichaam 71 van een generator zijn verbonden, zie ook figuur 1D. Door een in de mantel 2 stromende windstroom wordt de rotor 4 roterend aangedreven, waardoor het rotorlichaam 71 mee roteert. Om het rotorlichaam 71 is een in de mantel 2 opgesteld statorlichaam 77 van de generator opgesteld, zie figuur 1D. Zoals zichtbaar is in figuur 5C zijn de rotorbladen 70 onder een hoek a5 met de rotatie-aslijn 3 opgesteld, welke hoek a5 in dit voorbeeld ongeveer 53° is. Zoals onder andere zichtbaar is in de figuren 5A, 5B en 5D, hebben de rotorbladen windintreezijde met een vooreindrand 72 en een winduittreezijde met een eindrand 73. De eindrand 73 is in hoofdzaak sinusvormig over een gebogen hoofdlijn 74. Een hoek a6 van de hoofdlijn 74 nabij een binnenste einde van de eindrand 73, dat nabij de met de centrale aslijn 3 samenvallende rotatie-aslijn is opgesteld, ten opzichte van een rechte lijn 75 tussen het binnenste einde en het buitenste einde van de eindrand 73, dat nabij het rotorlichaam 71 is opgesteld, is in dit voorbeeld ongeveer 38°. Een hoek a7 van de hoofdlijn 74 nabij het buitenste einde van de eindrand 73 ten opzichte van de rechte lijn 75 tussen het binnenste einde en het buitenste einde, is in dit voorbeeld ongeveer 17°.Figures 5A - 5E show a rotor according to an aspect of the invention. The rotor comprises a number of, in this example six, rotor blades 70 which are connected with a peripheral edge to a rotor body 71 of a generator, see also figure 1D. A wind current flowing into the casing 2 rotates the rotor 4, so that the rotor body 71 rotates with it. A stator body 77 of the generator arranged in the jacket 2 is arranged around the rotor body 71, see figure 1D. As can be seen in Figure 5C, the rotor blades 70 are arranged at an angle α5 with the axis of rotation 3, which angle α5 in this example is approximately 53 °. As can be seen, inter alia, in figures 5A, 5B and 5D, the rotor blades have wind-entry side with a front end edge 72 and a wind-exit side with an end edge 73. The end edge 73 is substantially sinusoidal over a curved main line 74. An angle α 6 of the main line 74 near an inner end of the end edge 73, which is arranged near the axis of rotation coinciding with the central axis 3, relative to a straight line 75 between the inner end and the outer end of the end edge 73, which is near the rotor body 71 is approximately 38 ° in this example. An angle α7 of the main line 74 near the outer end of the end edge 73 with respect to the straight line 75 between the inner end and the outer end is approximately 17 ° in this example.

De vooreindrand 72 is in hoofdzaak boogvormig. Een hoek a8 van de vooreindrand 72 nabij een binnenste einde van de vooreindrand 72, dat nabij de met de centrale aslijn 3 samenvallende rotatie-aslijn is opgesteld, ten opzichte van een rechte lijn 76 tussen het binnenste einde en het buitenste einde van de vooreindrand 72, dat nabij het rotorlichaam 71 is opgesteld, is in dit voorbeeld ongeveer 28°. Een hoek al4 van de vooreindrand 72 nabij het buitenste einde van de vooreindrand 72 ten opzichte van de rechte lijn 76 tussen het binnenste einde en het buitenste einde, is in dit voorbeeld ongeveer 48°. Zoals zichtbaar is in onder andere de figuren 5C en 5E, de rotorbladen 70 zijn in een richting tussen een binnenste eindzone en de met het generatorlichaam 71 verbonden omtreksrand getordeerd, in dit voorbeeld over een hoek al5 van ongeveer 5°.The front end edge 72 is substantially arcuate. An angle α8 of the front end edge 72 near an inner end of the front end edge 72, which is arranged near the axis of rotation coinciding with the central axis 3, with respect to a straight line 76 between the inner end and the outer end of the front end edge 72 , which is arranged near the rotor body 71, is approximately 28 ° in this example. An angle α 4 of the front end edge 72 near the outer end of the front end edge 72 with respect to the straight line 76 between the inner end and the outer end is approximately 48 ° in this example. As can be seen in figures 5C and 5E, among others, the rotor blades 70 are twisted in a direction between an inner end zone and the peripheral edge connected to the generator body 71, in this example through an angle α5 of about 5 °.

De figuren 6A en 6B tonen een windturbine 1 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. Slechts de verschillen met de windturbine uit de figuren lt/m 5 zullen hier toegelicht worden, voor een overige omschrijving van de figuren 6A en 6B wordt verwezen naar de figuurbeschrij ving behorende bij de figuren 1 t/m 5.Figures 6A and 6B show a wind turbine 1 according to a second embodiment of the invention. Only the differences with the wind turbine from Figures 1 to 5 will be explained here, for a further description of Figures 6A and 6B reference is made to the figure description associated with Figures 1 to 5.

De windturbine 1 volgens de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding verschilt van de windturbine volgens de eerste uitvoeringsvorm in dat de inlaatopening 5 en uitlaatopening 6 in hoofdzaak ovaalvormig zijn in plaats van cirkelvormig. De mantel 2 verloopt vanaf zijn ovale eindzones of openingen 5,6 geleidelijk over naar een ronde dwarsdoorsnedevorm, zodat het deel van de mantel 2 waar de rotor 4 is opgesteld in hoofdzaak cilindervormig is, net zoals bij de windturbine volgens de eerste uitvoeringsvorm.The wind turbine 1 according to the second embodiment of the invention differs from the wind turbine according to the first embodiment in that the inlet opening 5 and outlet opening 6 are substantially oval-shaped instead of circular. The casing 2 progresses gradually from its oval end zones or openings 5,6 to a round cross-sectional shape, so that the part of the casing 2 where the rotor 4 is arranged is substantially cylindrical, just like with the wind turbine according to the first embodiment.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.It is noted that the invention is not limited to the embodiments shown, but also extends to variants within the scope of the appended claims.

Zo zijn de genoemde waarden voor afmetingen, hoeken, en dergelijke slechts bij wijze van voorbeeld gegeven. Het is de aanvrager gebleken, dat de genoemde waarden in het bijzonder geschikt zijn, maar de uitvinding is dus niet daartoe beperkt.The stated values for dimensions, angles, and the like are given by way of example only. The applicant has found that the values mentioned are particularly suitable, but the invention is therefore not limited thereto.

Ook zal duidelijk zijn, dat de vorm van de inlaatopening en/of uitlaatopening niet beperkt is tot de getoonde cirkelvorm of ovaalvorm, maar dat deze elke geschikte vorm kunnen vertonen. Het deel waar de rotor is opgesteld is bij voorkeur wel cirkelvormig in dwarsdoorsnede, en daardoor cilindrisch, waarbij in het geval van een niet-cirkelvormige inlaatopening of nietcirkelvormige uitlaatopening een geleidelijke overgang naar dit cilindrische deel zal plaatsvinden.It will also be clear that the shape of the inlet opening and / or outlet opening is not limited to the circular shape or oval shape shown, but that they can have any suitable shape. The part where the rotor is arranged is preferably circular in cross-section, and therefore cylindrical, with a gradual transition to this cylindrical part taking place in the case of a non-circular inlet opening or non-circular outlet opening.

Claims (36)

1. Inrichting voor het omzetten van windenergie in althans mechanische energie, omvattende een door wind om een rotatie-aslijn roteerbaar aandrijfbare rotor met een aantal rotorbladen, waarbij elk rotorblad een windintreezijde en een winduittreezijde omvat, met het kenmerk, dat elk rotorblad aan zijn winduittreezijde van een eindrand is voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.An apparatus for converting wind energy into at least mechanical energy, comprising a rotor which is rotatable by wind and rotates about a axis of rotation with a number of rotor blades, each rotor blade comprising a wind inlet side and a wind outlet side, characterized in that each rotor blade is on its wind outlet side is provided with an end edge, the second derivative of which changes sign several times. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eindrand in hoofdzaak sinusvormig, bloktandvormig of zaagtandvormig is.Device as claimed in claim 1, wherein the end edge is substantially sinusoidal, block-toothed or saw-toothed. 3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het rotorblad uitstrekkende elementen is voorzien, die elk de vorm van een parabool of een deel van een cirkel bezit.Device as claimed in claim 1, wherein the end edge is provided with a number of elements extending in a main surface of the rotor blade, each of which has the shape of a parabola or a part of a circle. 4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het rotorblad uitstrekkende elementen is voorzien, die elk een in hoofdzaak veervormige vorm bezit.Device as claimed in claim 1, wherein the end edge is provided with a number of elements extending in a main surface of the rotor blade, each of which has a substantially spring-shaped shape. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eindrand een binnenste einde, dat nabij de rotatie-aslijn is opgesteld, en een buitenste einde omvat, waarbij een hoofdlijn van de eindrand tussen het binnenste einde en het buitenste einde een in hoofdzaak gebogen vorm vertoont.5. Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the end edge comprises an inner end arranged near the axis of rotation, and an outer end, wherein a main line of the end edge between the inner end and the outer end has a substantially curved shape shows. 6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij een hoek van de hoofdlijn nabij het binnenste einde van de eindrand ten opzichte van een rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste einde groter is dan -45° en kleiner is dan 45°.The device of claim 5, wherein an angle of the main line near the inner end of the end edge with respect to a straight line between the inner end and the outer end is greater than -45 ° and less than 45 °. 7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij een hoek van de hoofdlijn nabij het buitenste einde van de eindrand ten opzichte van een of de rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste einde groter is dan -45° en kleiner is dan 45 °, bij voorkeur groter is dan -25° en kleiner is dan 25°.7. Device as claimed in claim 5 or 6, wherein an angle of the main line near the outer end of the end edge relative to one or the straight line between the inner end and the outer end is greater than -45 ° and less than 45 ° , is preferably greater than -25 ° and less than 25 °. 8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk rotorblad aan zijn windintreezijde van een vooreindrand is voorzien, welke vooreindrand een binnenste einde, dat nabij de rotatie-aslijn is opgesteld, en een buitenste einde omvat, en waarbij een hoofdlijn van de vooreindrand tussen het binnenste einde en het buitenste einde een in hoofdzaak gebogen vorm vertoont.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein each rotor blade is provided on its wind-entry side with a front end edge, which front end edge comprises an inner end arranged near the axis of rotation, and an outer end, and wherein a main line of the front end edge between the inner end and the outer end have a substantially curved shape. 9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij een hoek van de hoofdlijn nabij het binnenste einde van de vooreindrand ten opzichte van een rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste einde groter is dan -45° en kleiner is dan 45 °, bij voorkeur groter is dan -35° en kleiner is dan 35°.Device as claimed in claim 8, wherein an angle of the main line near the inner end of the front end edge with respect to a straight line between the inner end and the outer end is greater than -45 ° and less than 45 °, preferably greater is -35 ° and less than 35 °. 10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij een hoek van de hoofdlijn nabij het buitenste einde van de vooreindrand ten opzichte van een of de rechte lijn tussen het binnenste einde en het buitenste groter is dan -60° en kleiner is dan 60 °.Device according to claim 8 or 9, wherein an angle of the main line near the outer end of the front end edge relative to one or the straight line between the inner end and the outer is greater than -60 ° and less than 60 °. 11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotorbladen met een omtreksrand daarvan met een rotorlichaam van een generator zijn verbonden.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the rotor blades are connected with a peripheral edge thereof to a rotor body of a generator. 12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de rotorbladen onder een hoek met de rotatie-aslijn zijn opgesteld, waarbij de hoek groter is dan 35° en kleiner is dan 75°, bij voorkeur groter is dan 40° en kleiner is dan 65°.Device as claimed in claim 11, wherein the rotor blades are arranged at an angle with the axis of rotation, wherein the angle is greater than 35 ° and less than 75 °, preferably greater than 40 ° and less than 65 °. 13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotorbladen in een richting tussen een binnenste eindzone en een of de omtreksrand getordeerd zijn.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the rotor blades are twisted in a direction between an inner end zone and one or the peripheral edge. 14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de rotorbladen over een hoek die groter is dan 0° en kleiner is dan 30° getordeerd zijn.Device as claimed in claim 13, wherein the rotor blades are twisted through an angle that is greater than 0 ° and smaller than 30 °. 15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotor tussen twee en acht rotorbladen omvat.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the rotor comprises between two and eight rotor blades. 16. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een om de rotor opgestelde mantel, waarbij een centrale aslijn van de mantel in hoofdzaak samenvalt met de rotatie-aslijn van de rotor.Device as claimed in any of the foregoing claims, comprising a casing arranged around the rotor, wherein a central axis of the casing substantially coincides with the axis of rotation of the rotor. 17. Inrichting volgens conclusie 16, omvattende een aantal stroomopwaarts van de rotor in de mantel opgestelde statorbladen, die zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn uitstrekken, voor het in gebruik van de inrichting in een in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn geleiden van de wind, zodanig, dat de wind in de in hoofdzaak helixvormige beweging om de centrale aslijn aan de rotor wordt toegevoerd.Device as claimed in claim 16, comprising a number of stator blades arranged upstream of the rotor in the casing, which extend radially outward from the central axis line, for guiding the use of the device in a substantially helical movement about the central axis line. wind, such that the wind is supplied to the rotor in the substantially helical movement about the central axis. 18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij de statorbladen een zich radiaal vanafide centrale aslijn uitstrekkend hoofdvlak vertonen, welk hoofdvlak onder een schuine hoek ten opzichte van de centrale aslijn is opgesteld.Device as claimed in claim 17, wherein the stator blades have a main surface extending radially from the central axis, which main surface is arranged at an oblique angle with respect to the central axis. 19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de statorbladen instelbaar zijn voor het instellen van de schuine hoek.Device as claimed in claim 18, wherein the stator blades are adjustable for adjusting the oblique angle. 20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij elk statorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekkende verbindingsas met de mantel is verbonden, zodanig, dat het statorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de schuine hoek van het statorblad ten opzichte van de centrale aslijn.Device as claimed in claim 19, wherein each stator blade is connected to the casing via a connecting axis extending radially with respect to the central axis, such that the stator blade is pivotable about or with the connecting axis for adjusting the oblique angle of the stator blade relative to the central axis. 21. Inrichting volgens een der conclusies 18 - 20, waarbij de schuine hoek gelegen is tussen of instelbaar is tussen 10 - 80°, bij voorkeur tussen 20 - 60°.Device as claimed in any of the claims 18-20, wherein the oblique angle is between or is adjustable between 10 - 80 °, preferably between 20 - 60 °. 22. Inrichting volgens een der conclusies 17-21, waarbij elk statorblad ten minste één daarin aangebrachte doorgaande opening vertoont.Device as claimed in any of the claims 17-21, wherein each stator blade has at least one through-hole provided therein. 23. Inrichting volgens conclusie 22, waarbij het oppervlak van de ten minste ene opening minimaal 5% en maximaal 60% van het oppervlak van een of het hoofdvlak van het statorblad is.The device of claim 22, wherein the surface of the at least one aperture is at least 5% and at most 60% of the surface of one or the main surface of the stator blade. 24. Inrichting volgens een der conclusies 17-23, waarbij elk statorblad van een aantal zich van een drukzijde daarvan uitstrekkende opstaande ribben is voorzien, welke ribben zich vanaf een windintreezijde van het blad naar een winduittreezijde van het statorblad uitstrekken, waarbij de ribben zich in radiale richting gezien schuin over de genoemde zijde uitstrekken, zodanig, dat aan de winduittreezijde elke rib zich op een grotere radiale afstand van de centrale aslijn bevindt dan aan de windintreezijde.Device as claimed in any of the claims 17-23, wherein each stator blade is provided with a number of upright ribs extending from a pressure side thereof, which ribs extend from a wind inlet side of the blade to a wind outlet side of the stator blade, the ribs extending in as seen in the radial direction, extend obliquely over said side, such that on the wind exit side each rib is at a greater radial distance from the central axis than on the wind entrance side. 25. Inrichting volgens conclusie 24, waarbij de ribben een hoogte hebben, die ligt tussen 0,1 % en 25% van de maximale hoogte van het statorblad.The device of claim 24, wherein the ribs have a height that is between 0.1% and 25% of the maximum height of the stator blade. 26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een aantal stroomafwaarts van de rotor in de mantel opgestelde achterstatorbladen voor het in een in hoofdzaak stroomafwaartse richting weggeleiden van de wind, welke achterstatorbladen zich radiaal buitenwaarts vanaf de centrale aslijn uitstrekken.26. Device as claimed in any of the foregoing claims, comprising a number of rear stator blades arranged downstream of the rotor in the casing for guiding the wind away in a substantially downstream direction, which rear stator blades extend radially outward from the central axis. 27. Inrichting volgens een der conclusies 26, waarbij de achterstatorbladen twee zich onder een hoek ten opzichte van elkaar uitstrekkende bladdelen omvatten, waarbij een eerste bladdeel een zich radiaal vanaf de centrale aslijn uitstrekkend eerste hoofdvlak bezit en het tweede bladdeel een zich radiaal vanaf de centrale aslijn uitstrekkend tweede hoofdvlak bezit.27. Device as claimed in any of the claims 26, wherein the rear stator blades comprise two blade parts extending at an angle with respect to each other, wherein a first blade part has a first main surface extending radially from the central axis and the second blade part has a radial from the central axis line extending second major plane. 28. Inrichting volgens conclusie 27, waarbij de hoek tussen het eerste bladdeel en het tweede bladdeel gelegen is tussen 0 - 90°.Device according to claim 27, wherein the angle between the first leaf part and the second leaf part is between 0 - 90 °. 29. Inrichting volgens een der conclusies 26 - 28, waarbij de achterstatorbladen instelbaar zijn voor het instellen van een hoek tussen een hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het statorblad en de centrale aslijn.Device as claimed in any of the claims 26-28, wherein the rear stator blades are adjustable for adjusting an angle between a main surface or between the first and / or second main surface of the stator blade and the central axis. 30. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij elk achterstatorblad via een zich radiaal ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekkende verbindingsas met de mantel is verbonden, zodanig, dat het statorblad om of met de verbindingsas zwenkbaar is voor het instellen van de hoek tussen het hoofdvlak of tussen het eerste en/of tweede hoofdvlak van het statorblad en de centrale aslijn.Device as claimed in claim 29, wherein each rear stator blade is connected to the casing via a connecting axis extending radially with respect to the central axis, such that the stator blade is pivotable about or with the connecting axis for adjusting the angle between the main surface or between the first and / or second major surface of the stator blade and the central axis. 31. Inrichting volgens een der conclusies 17-30, waarbij elk (achter)statorblad een windintreezijde en een winduittreezijde omvat, waarbij het (achter)statorblad aan zijn winduittreezijde van een statorbladeindrand is voorzien, waarvan de tweede afgeleide meermaals van teken verandert.Device as claimed in any of the claims 17-30, wherein each (rear) stator blade comprises a wind inlet side and a wind outlet side, wherein the (rear) stator blade is provided with a stator blade end edge on its wind outlet side, the second derivative of which changes its mark several times. 32. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de statorbladeindrand in hoofdzaak sinusvormig, bloktandvormig of zaagtandvormig is.The device of claim 31, wherein the stator blade end edge is substantially sinusoidal, block-toothed, or saw-toothed. 33. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de statorbladeindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het statorblad uitstrekkende elementen is voorzien, die elk de vorm van een parabool of een deel van een cirkel bezit.Device as claimed in claim 31, wherein the stator blade end edge is provided with a number of elements extending in a main surface of the stator blade, each of which has the shape of a parabola or a part of a circle. 34. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de statorbladeindrand van een aantal zich in een hoofdvlak van het statorblad uitstrekkende elementen is voorzien, die elk een in hoofdzaak veervormige vorm bezit.Device as claimed in claim 31, wherein the stator blade end edge is provided with a number of elements extending in a main surface of the stator blade, each of which has a substantially spring-shaped shape. 35. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotorbladen en/of de statorbladen en/of de achterstatorbladen van een structuur zijn voorzien, welke structuur een patroon van uitsparingen bezit voor het opnemen van in hoofdzaak stilstaande lucht.Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the rotor blades and / or the stator blades and / or the rear stator blades are provided with a structure, which structure has a pattern of recesses for receiving substantially stationary air. 36. Inrichting volgens conclusie 35, waarbij de structuur is gekenmerkt door één van de volgende kenmerken of een willekeurige combinatie daarvan: - een diepte van elke uitsparing ligt tussen 0,1 x - 2 x de lengte van elke uitsparing; - een breedte van elke uitsparing ligt tussen 0,8 x - 3,5 x de lengte van elke uitsparing; - de uitsparingen bezitten een ovale vorm, waarvan een langsas onder een hoek ten opzichte van de centrale aslijn is opgesteld, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 0° en 45° ligt; - de omtrekswand van elke uitsparing strekt zich onder een hoek met het binnenoppervlak van de mantel uit, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 90 - 100° ligt; - de omtrekswand van elke uitsparing is onder een afgeronde hoek met de bodem van elke uitsparing verbonden, waarbij de afgeronde hoek bijvoorbeeld een radius heeft die ligt tussen 0 x -1 x de lengte van elke uitsparing; - de uitsparingen zijn in een aantal in hoofdzaak rechte lijnen naast elkaar opgesteld, waarbij de rechte lijn zich onder een hoek ten opzichte van de centrale aslijn uitstrekt, waarbij de hoek bijvoorbeeld tussen 0° - 90° ligt, waarbij een hartafstand tussen twee in één lijn naast elkaar opgestelde uitsparingen bijvoorbeeld tussen 1 x - 4 x de breedte van elke uitsparing ligt, en waarbij de uitsparingen van twee naast elkaar opgestelde lijnen van uitsparingen bijvoorbeeld versprongen ten opzichte van elkaar zijn opgesteld, waarbij de verspringing bijvoorbeeld groter is dan 0 x de lengte van elke uitsparing en maximaal 2 x de lengte van elke uitsparing.Device as claimed in claim 35, wherein the structure is characterized by one of the following characteristics or an arbitrary combination thereof: - a depth of each recess is between 0.1 x - 2 x the length of each recess; - a width of each recess is between 0.8 x - 3.5 x the length of each recess; - the recesses have an oval shape, a longitudinal axis of which is arranged at an angle to the central axis, the angle being, for example, between 0 ° and 45 °; - the peripheral wall of each recess extends at an angle with the inner surface of the casing, the angle being, for example, between 90-100 °; - the circumferential wall of each recess is connected to the bottom of each recess at a rounded corner, the rounded corner having, for example, a radius that lies between 0 x -1 x the length of each recess; the recesses are arranged side by side in a number of substantially straight lines, the straight line extending at an angle with respect to the central axis, wherein the angle is for instance between 0 ° - 90 °, wherein a center distance between two in one line-lying recesses located for example between 1 x - 4 x the width of each recess, and wherein the recesses of two adjacent lines of recesses are, for example, offset with respect to each other, the offset being, for example, greater than 0 x the length of each recess and a maximum of 2 x the length of each recess.
NL1041479A 2015-09-21 2015-09-21 Device for converting wind energy into at least mechanical energy. NL1041479B1 (en)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1041479A NL1041479B1 (en) 2015-09-21 2015-09-21 Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
PCT/NL2016/050651 WO2017052369A1 (en) 2015-09-21 2016-09-21 Device for converting wind energy to at least mechanical energy
PCT/NL2016/050653 WO2017052371A1 (en) 2015-09-21 2016-09-21 Device for converting wind energy into at least mechanical energy

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1041479A NL1041479B1 (en) 2015-09-21 2015-09-21 Device for converting wind energy into at least mechanical energy.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1041479B1 true NL1041479B1 (en) 2017-04-14

Family

ID=55236841

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1041479A NL1041479B1 (en) 2015-09-21 2015-09-21 Device for converting wind energy into at least mechanical energy.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1041479B1 (en)
WO (1) WO2017052369A1 (en)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20301445U1 (en) * 2003-01-30 2004-06-09 Moser, Josef rotor blade
CA2796432A1 (en) * 2010-05-07 2011-11-10 Flodesign Wind Turbine Corp. Fluid turbine with moveable fluid control member
CN102465827A (en) * 2010-11-10 2012-05-23 通用电气公司 Noise reducer for rotor blade in wind turbine
US20130170999A1 (en) * 2010-09-30 2013-07-04 Imperial Innovations Ltd Fluid flow modification apparatus and method of manufacture
WO2014207015A1 (en) * 2013-06-27 2014-12-31 Siemens Aktiengesellschaft Rotor blade with noise reduction means

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE20301445U1 (en) * 2003-01-30 2004-06-09 Moser, Josef rotor blade
CA2796432A1 (en) * 2010-05-07 2011-11-10 Flodesign Wind Turbine Corp. Fluid turbine with moveable fluid control member
US20130170999A1 (en) * 2010-09-30 2013-07-04 Imperial Innovations Ltd Fluid flow modification apparatus and method of manufacture
CN102465827A (en) * 2010-11-10 2012-05-23 通用电气公司 Noise reducer for rotor blade in wind turbine
WO2014207015A1 (en) * 2013-06-27 2014-12-31 Siemens Aktiengesellschaft Rotor blade with noise reduction means

Also Published As

Publication number Publication date
WO2017052369A1 (en) 2017-03-30
WO2017052369A9 (en) 2017-06-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6401727B2 (en) Outdoor unit for blower and air conditioner
CA2579587C (en) Boundary layer wind turbine
US20120086216A1 (en) Fluid machine, wind turbine, and method for increasing velocity of internal flow of fluid machine, utilizing unsteady flow
JP5258882B2 (en) Boundary layer wind turbine with tangential rotor blades
US20110274533A1 (en) Fluid turbine with moveable fluid control member
KR20110074885A (en) Vortical flow turbine
TWI648470B (en) Blade deflector
NL1041477B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
US10634116B1 (en) Wind turbine
KR101703415B1 (en) drain spray apparatus having spiral guider
NL1041479B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
NL1041476B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
RU2681395C2 (en) Fan impeller
NL1041486B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
JP5712346B2 (en) Ceiling fan
NL1041491B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
US10400746B1 (en) Wind turbine
WO2015170007A1 (en) Spray cooler and method for cooling water
NL1041478B1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy.
WO2017052371A1 (en) Device for converting wind energy into at least mechanical energy
US10794198B1 (en) Clip with fluid dynamic shape
JP6904766B2 (en) Vertical axis wind turbines and wind power generators
RU2328620C1 (en) Rotor-type windmill blade and windmill
JP7089848B2 (en) Vertical axis wind turbine and wind power generator
KR101465638B1 (en) Rotor for wind generator

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201001