NL1039841C2 - Inrichting voor het archiveren van voorwerpen zoals filmblikken. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het archiveren van voorwerpen zoals filmblikken

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het archiveren van voorwerpen, in het bijzonder -echter niet uitsluitend- van filmblikken.

5 De onderhavige uitvinding beoogt het stapelen van i.c. filmblikken zonder dat die filmblikken -of voorwerpen in het algemeen- elkaar raken. Filmblikken worden in het algemeen gevormd door ronde, tweedelige blikken (die overigens ook van een niet-metaal kunnen zijn, bijvoorbeeld van kunststof) bestaande uit een onderblik, 10 waarin een filmrol wordt gelegd, en een deksel, waarmee het onderblik wordt afgedekt. Bij het archiveren van films, opgeborgen in dergelijke filmblikken, is gebleken dat het van belang is dat er voldoende ruimte is tussen de deksels en de onderblikken. De opgeslagen films blijken namelijk altijd -zij het in geringe mate-15 schadelijke, ondermeer gas- en/of dampvormige, stoffen af te geven die, als zij via de kieren van het deksel en het onderblik worden afgevoerd, door hun lage concentratie geen kwaad doen. Indien echter elke ventilatie ontbreekt, stijgt de concentratie ervan in het filmblik en wordt de daarin opgeslagen film aangetast waardoor 20 de kwaliteit achteruit gaat. Ook de vochtigheid van de lucht binnen de blikken speelt in dit proces een rol. Het is dus van belang dat blikken niet hermetisch gesloten zijn, daar ventilatie van de in de blikken opgeborgen films van essentieel belang is voor de kwaliteit en de levensduur van die films. Voor meer over 25 dit onderwerp zie www.dancan.dk/Ventilated%20Film%20Cans.pdf en www.nla.gov.au/anica/status SSA.html.

Bij toepassing van de bekende filmblikken, voorzien van deksels die door hun ruime passing op de onderblikken, op zichzelf het 30 ventileren van de inliggende films toelaten, is in de praktijk gebleken dat indien dergelijk filmblikken op elkaar zijn 1 03 98 4 1 2 gestapeld, de meer naar onderen in de stapel gelegen filmblikken als gevolg van het gewicht van de bovengelegen blikken worden dichtgedrukt, d.w.z. de deksels sluiten door het gewicht van de bovengelegen blikken hun onderblikken vrijwel hermetisch af.

5 Dientengevolge worden de films in de meer naar onderen gelegen filmblikken niet (voldoende) geventileerd, waardoor degradatie van de (doorgaans waardevolle) films plaatsvindt.

Hoewel dit probleem zou kunnen worden opgelost door andere 10 filmblikken te gebruiken, bijvoorbeeld met extra ventilatie- sleuven, die het gewicht van een groot aantal bovengelegen blikken kunnen weerstaan zonder hun ventilatie-eigenschappen te verliezen, zou die oplossing echter betekenen dat alle films -het kan daarbij om zeer grote aantallen gaan- zouden moeten worden omgepakt vanuit 15 de oude filmblikken naar de nieuwe.

Een andere en in de praktijk betere oplossing wordt gevonden toepassing van de configuratie volgens de onderhavig uitvinding.

20 De uitvinding omvat een inrichting voor het archiveren van voorwerpen, in het bijzonder maar niet uitsluitend van filmblikken, bij voorkeur omvattende een zich tijdens normaal bedrijf (bij normale opstelling) in hoofdzaak verticaal uitstrekkende bevestigingswand, alsmede een aantal zich tijdens 25 normaal bedrijf in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekkende draagmodules, waarbij de bevestigingswand is voorzien van een tweedimensionale matrix van eerste bevestigingselementen en waarbij de draagmodules zijn voorzien van tweede bevestigingselementen die zijn ingericht om met de eerste 30 bevestigingselementen samen te werken teneinde de draagmodules losneembaar met de bevestigingswand te verbinden, waarbij elke draagmodule, behalve van het genoemde tweede bevestigingselement, voorts is voorzien van een of meer oplegelementen, ingericht voor het ten minste deels dragen van het genoemde op te bergen 35 voorwerp, en voorts van een steunlichaam voor het ondersteunen van die een of meer oplegelementen.

3

De inrichting volgens de uitvinding voorziet aldus in middelen waardoor filmblikken -of andere voorwerpen- wel gestapeld kunnen worden, echter zonder eikaars gewicht te hoeven dragen, daar het 5 gewicht van elk filmblik -of eventueel een stapeltje filmblikken van beperkte hoogte- wordt opgevangen door de configuratie van de bevestigingswand en de daarmee verbonden draagmodules, die zijn voorzien van oplegelementen waarop de filmblikken kunnen worden gelegd. Daar er verschillende formaten (in het bijzonder in 10 diameter) filmblikken zijn, wordt er bij voorkeur in voorzien dat de draagmodules op onderlinge verschillende afstanden aan de bevestigingswand kunnen bevestigd. Voor filmblikken met een kleine diameter worden dan twee draagmodules gebruikt die op een onderling kleine afstand met de bevestigingswand worden verbonden, 15 terwijl voor het archiveren van grotere filmblikken twee draagmodules worden gebruikt die op een grotere onderlinge afstand aan de bevestigingswand worden bevestigd.

Per draagmodule is bij voorkeur voorzien in twee oplegelementen, 20 die zich ter weerszijden van het steunlichaam uitstrekken, waardoor elke draagmodule aan zijn ene zijde één kant van een eerste filmblik ondersteunt en aan zijn andere zijde één kant van een tweede filmblik. Beide, dat eerste en tweede filmblik worden aan hun andere kant dan elk weer ondersteund door een andere 25 draagmodule. In plaats van twee oplegelementen kan ook worden voorzien in een meervoud van twee oplegelementen, bij voorkeur in totaal vier oplegelementen, die zich paarsgewijs ter weerszijden van het steunlichaam uitstrekken. Op die wijze kunnen per twee draagmodules in plaats van twee, vier of meer filmblikken worden 30 ondersteund.

Wat de bevestiging van de draagmodules aan de bevestigingswand betreft, die kan bijvoorbeeld worden geïmplementeerd doordat de eerste bevestigingselementen worden gevormd door openingen die 35 zijn aangebracht in de bevestigingswand, terwijl de tweede bevestigingselementen, aangebracht aan de draagmodule, een of meer 4 uitsteeksels omvatten die zijn ingericht om in een of meer van die openingen in de bevestigingswand te worden gestoken en achter de rand(en) ervan te worden gehaakt. Andersom kan ook: de genoemde eerste bevestigingselementen kunnen uitsteeksels omvatten, 5 aangebracht aan de bevestigingswand, terwijl de tweede bevestigingselementen, aangebracht aan de draagmodule, zijn ingericht om aan een of meer van die uitsteeksels aan de bevestigingswand te worden gehaakt.

10 Het steunlichaam van de draagmodule kan worden gevormd door een U-vormig lichaam dat aan elk van zijn zijden is voorzien van ten minste één, zich in dwarsrichting (naar opzij of naar omhoog) uitstrekkend oplegelement. Bijvoorbeeld is het U-vormige steunlichaam aan zijn gesloten zijde veerkrachtig en is elk open 15 uiteinde voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel. Deze configuratie maakt het mogelijk dat de draagmodule zijdelings kan worden ingeknepen, waarbij de draagmodule met de naar buiten uitstekende uitsteeksels in een opening van de bevestigingswand kan worden gestoken. Nadat de 20 zijdelingse knijpkracht wordt opgeheven, veren de uitsteeksels naar buiten en blijven achter de randen van die openingen haken, waardoor de draagmodule in hoofdzaak vormsluitend met de bevestigingswand verbonden blijft.

25 In een andere uitvoering is het U-vormige steunlichaam in de nabijheid van zijn gesloten uiteinde voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel dat in een opening van de bevestigingswand wordt gestoken en achter een rand ervan blijft haken.

30

Hierna zal de uitvinding nader worden besproken aan de hand van enige uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar enkele figuren.

35 Figuur 1 toont een overzichtstekening in perspectief van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; 5

Figuur 2 toont een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een draagmodule volgens de uitvinding; 5 Figuur 3 toont een overzichtstekening in perspectief van een aantal draagmodules getoond in figuur 2, bevestigd aan een bevestigingswand;

Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een 10 draagmodule volgens de uitvinding;

Figuur 5 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van een draagmodule volgens de uitvinding; 15 Figuur 6 toont een variant op het derde uitvoeringsvoorbeeld van de draagmodule zoals getoond in figuur 2;

Figuur 7 toont een variant op het eerste uitvoeringsvoorbeeld van de draagmodule zoals getoond in figuur 5.

20

In de figuren 1 en 3 wordt een inrichting getoond voor het archiveren van (bijvoorbeeld)filmblikken 1, welke inrichting wordt gevormd door een zich (tijdens normaal bedrijf, d.w.z. in normaal geïnstalleerde toestand) verticaal uitstrekkende bevestigingswand 25 2, alsmede zich tijdens normaal bedrijf in horizontale richting uitstrekkende draagmodules 3. De bevestigingswand 2 is voorzien van een tweedimensionale matrix van (eerste) bevestigingselementen 4 in de vorm van rechthoekige openingen 4. De draagmodules 3 zijn voorzien van (tweede) bevestigingselementen 5 die zijn ingericht 30 om met de openingen 4 van de bevestigingswand 2 samen te werken teneinde de draagmodules losneembaar met de bevestigingswand 2 te verbinden. Elke draagmodule 3 is, behalve van het bevestigings-element 5, voorts voorzien van oplegelementen 6, ingericht voor het ten minste deels dragen van het een filmblik 1. Voorts is elke 35 draagmodule 3 voorzien van een steunlichaam 7 voor het ondersteunen van de oplegelementen.

6

In de figuren 1 en 3 worden de in de bevestigingswand 2 aangebrachte bevestigingselementen gevormd door de openingen 4 terwijl de aan de draagmodule 3 aangebrachte bevestigingselementen 5 (in deze figuren niet zichtbaar) uitsteeksels omvatten die zijn ingericht om in een of meer van die openingen 4 in de bevestigingswand 2 te worden gestoken en achter de randen ervan te worden gehaakt. Andersom kan ook: d.w.z. de bevestigingswand 2 kan in plaats van de openingen 4 worden voorzien van uitsteeksels en 10 de draagmodules 3 kunnen zijn ingericht om aan een of meer van die uitsteeksels aan de bevestigingswand te worden gehaakt.

De figuren 2 en 3 tonen een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een draagmodule 3, voorzien van twee oplegelementen 6, die zich ter 15 weerszijden van het steunlichaam 7 uitstrekken. Het steunlichaam 7 wordt hier gevormd door een U-vormig lichaam dat aan elk van zijn zijden is voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend oplegelement 6. Het U-vormige steunlichaam 7 is aan zijn gesloten zijde 7a veerkrachtig, terwijl elk open uiteinde 7b ervan is 20 voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel 8, die de bevestigingselementen 5 van de draagmodule 3 vormen. De draagmodule 3 kan, tegen de veerkracht van het U-vormige steunlichaam 7 in, zijdelings worden ingeknepen, waarbij de draagmodule 3 met de naar buiten uitstekende uitsteeksels 8 in een 25 opening 4 van de bevestigingswand 2 kan worden gestoken. Nadat de zijdelingse knijpkracht wordt opgeheven, veren de uitsteeksels 8 weer naar buiten en blijven achter de randen van die openingen 4 haken, waardoor de draagmodule 3 in hoofdzaak vormsluitend met de bevestigingswand 2 verbonden blijft. De zijkanten 6a van de 30 oplegelementen 6 steunen af tegen het (verticale) voorvlak van de bevestigingswand 2, waardoor de draagmodule 3 een in hoofdzaak horizontale positie behoudt.

Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een draagmodule 35 3, voorzien van een meervoud van twee oplegelementen, namelijk in totaal vier oplegelementen 6, die zich paarsgewijs ter weerszijden 7 van het U-vormige steunlichaam 7 uitstrekken. De overige delen van de hier getoonde draagmodule komen overeen met die zoals getoond in figuur 2 zodat bespreking ervan verder overbodig is. Evenals overigens de andere uitvoeringsvoorbeelden van de draagmodule 3 5 (getoond in de figuren 2 en 5), kan ook de in deze figuur 4 getoonde draagmodule 3 bij uitstek worden vervaardigd uit plaatmateriaal, dat bijvoorbeeld uit vlakke staalplaat kan worden geponst of gesneden en vervolgens omgezet. Echter kunnen de draagmodules 3 (evenals de andere getoonde uitvoeringsvoorbeelden) 10 ook worden vervaardigd van kunststof, bijvoorbeeld door middel van een spuitgietproces.

Figuur 5 toont een derde uitvoeringsvoorbeeld van een draagmodule 7 volgens de uitvinding, waarbij het ook in dit geval U-vormige 15 steunlichaam 7 -zij het dan dat het vlak van de U-vorm zich in een andere richting uitstrekt dan die in de uitvoeringen van de figuren 2 en 4- is verbonden met oplegelementen 6 en in de nabijheid van zijn gesloten uiteinde 7a is voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel 9 dat in een daarvoor 20 geschikte opening (niet getoond) in de bevestigingswand (getoond in de figuren 1 en 3) kan worden gestoken en achter de zijkanten ervan gehaakt, waardoor de hier getoonde draagmodule 3 aan de bevestigingswand wordt bevestigd. Uitsteeksels 10, die eveneens in de opening in de bevestigingswand 2 worden gestoken, zorgen ervoor 25 dat de draagmodule 3 niet heen en weer kan schuiven. Doordat de randen 6a van de oplegelementen 6 (ook hier) tegen het voorvlak van de bevestigingswand afsteunen, strekt de draagmodule 3, inclusief de oplegelementen 6 zich in hoofdzaak horizontaal uit.

30 Ten slotte tonen figuur 6 en figuur 7 nog een variant op het uitvoeringsvoorbeeld van de draagmodule zoals getoond in figuur 2 resp. figuur 5.

De in figuur 6 getoonde draagmodule verschilt van die in figuur 2 35 doordat de uitsteeksels 8 zich via de gedeelten 8a zodanig naar boven (in geïnstalleerde toestand) uitstrekken dat zij achter de 8 bovenrand van de betreffende opening 4 in de bevestigingswand 2 kunnen haken.

De in figuur 7 getoonde draagmodule, overeenkomend met die van 5 figuur 5, vertoont op soortgelijke wijze zich naar boven uitstrekkende uitsteeksels 10a die achter de bovenrand van de betreffende opening 4 in de bevestigingswand 2 kunnen haken. Ten Er wordt opgemerkt dat de configuratie van figuur 7 ook ondersteboven kan worden gebruikt indien de uitsteeksels 10a niet 10 de aan de gesloten kant 7a van het U-vormige steunlichaam, de bovenkant zoals getekend in figuur 7, naar buiten uitsteken, maar aan de kant van de open uiteinden 7b, d.w.z. aan de onderkant zoals getekend in figuur 7. Dit alternatieve uitsteeksel -waarvan er bij voorkeur aan beide kanten een is aangebracht maar waarvan 15 er in figuur 7 slechts één zichtbaar is- is in figuur 7 gestippeld aangegeven en aangeduid met 10a'.

1 03 98 4 1

Claims (10)

1. Inrichting voor het archiveren van voorwerpen, in het bijzonder maar niet uitsluitend van filmblikken (1), 5 omvattende een zich tijdens normaal bedrijf in hoofdzaak verticaal uitstrekkende bevestigingswand (2), alsmede zich tijdens normaal bedrijf in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekkende draagmodules (3), waarbij de bevestigingswand is voorzien van een tweedimensionale matrix van eerste 10 bevestigingselementen (4) en waarbij de draagmodules zijn voorzien van tweede bevestigingselementen (5) die zijn ingericht om met de eerste bevestigingselementen samen te werken teneinde de draagmodules losneembaar met de bevestigingswand te verbinden, waarbij elke draagmodule, 15 behalve van het genoemde tweede bevestigingselement, voorts is voorzien van een of meer oplegelementen (6), ingericht voor het ten minste deels dragen van het genoemde op te bergen voorwerp, en voorts van een steunlichaam (7) voor het ondersteunen van die een of meer oplegelementen. 20

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij per draagmodule is voorzien in twee oplegelementen, die zich ter weerszijden van het steunlichaam uitstrekken.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij per draagmodule is voorzien in een meervoud van twee oplegelementen, bij voorkeur in totaal vier oplegelementen, die zich paarsgewijs ter weerszijden van het steunlichaam uitstrekken.

4. Inrichting volgens één van der voorgaande conclusies, waarbij de genoemde eerste bevestigingselementen openingen (4) omvatten, aangebracht in de bevestigingswand, terwijl de tweede bevestigingselementen, aangebracht aan de draagmodule, een of meer uitsteeksels (8,9,10) omvatten die zijn ingericht 35 om in een of meer van die openingen in de bevestigingswand te 1 03 98 41 worden gestoken en achter een of meer randen ervan te worden gehaakt.

5. Inrichting volgens één van der voorgaande conclusies, waarbij 5 de genoemde eerste bevestigingselementen uitsteeksels omvatten, aangebracht aan de bevestigingswand, terwijl de tweede bevestigingselementen, aangebracht aan de draagmodule, zijn ingericht om aan een of meer van die uitsteeksels aan de bevestigingswand te worden gehaakt.

6. Inrichting volgens één van der voorgaande conclusies, waarbij het steunlichaam wordt gevormd door een U-vormig lichaam dat aan elk van zijn zijden is voorzien van ten minste één, zich in dwarsrichting uitstrekkend oplegelement (6). 15

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het U-vormige steunlichaam aan zijn gesloten zijde veerkrachtig is en waarbij elk open uiteinde (7b) is voorzien van een zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel (8,8a,10a'). 20

8. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het U-vormige steunlichaam in de nabijheid van zijn gesloten uiteinde (7a) is voorzien van ten minste één zich in dwarsrichting uitstrekkend uitsteeksel (9,10a). 25

9. Bevestigingswand voor de inrichting volgens één van der voorgaande conclusies.

10. Draagmodule voor de inrichting volgens één van der voorgaande 30 conclusies. 1 03 98 41