NL1037907C2 - Vaartuig, inrichting en werkwijze voor het aan boord opslaan en verplaatsen van netten voor de staand-want visserij. - Google Patents

Description

VAARTUIG, INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET AAN BOORD OPSLAAN EN VERPLAATSEN VAN NETTEN VOOR DE STAAND-WANT VISSERIJ

5 Terrein van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een vaartuig, een inrichting en een werkwijze voor het aan boord opslaan en verplaatsen van netten voor de staand-want visserij. De uitvinding betreft een inrichting voor plaatsing op het achterdek van een vaartuig, een vaartuig welke een dergelijke 10 inrichting omvat en een werkwijze voor het schieten van een net uit een nettenbak aan boord van een vaartuig voor de staand-want visserij

Achtergrond van de uitvinding

De staand-want visserij is een verzamelnaam voor een visserijmethode, 15 waarbij een net stil in het water staat of hangt. Een dergelijk net wordt een staand want genoemd. Een staand want is op zijn beurt een verzamelnaam voor passieve vistuigen, zoals fuiken, beugen en staande netten. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op de visserij met staande netten die met behulp van een vaartuig opgesteld worden. Bij het 20 zogenaamde schieten van het staand net, wordt het net over de achtersteven van een vaartuig, zoals een kotter, geleid en in het water opgesteld. Het staand net wordt daarbij door het, door de motor voort gestuwd vaartuig overboord getrokken. Een staand net bestaat uit een veelvoud van netten die successievelijk met lijnen zijn verbonden. De bovenzijde van een net is voorzien 25 van drijvers, de onderzijde van het net is verzwaard, bijvoorbeeld met een zwaar koord. De lengte en breedte van een net kan variëren van respectievelijk ongeveer 50 tot 100 m en 0,7 tot 2 m. De netten worden na het schieten met de zeebodem verankerd door ankers en gemarkeerd met boeien. Een staand net kan bestaan uit enkele honderden netten. Aan boord van het vaartuig worden 30 de netten opgeslagen in losse bakken of in bakken die verzonken zijn in en deel uitmaken van het achterdek.

1 0 3 79 07 2

Aan de huidige inrichtingen en werkwijzen voor het opslaan, verplaatsen en schieten van netten voor een staand net kleven een aantal nadelen. Zo is het handelen van de losse bakken relatief arbeidsintensief. De werkzaamheden betreffen niet alleen het verplaatsen van de bakken op het achterdek, maar ook 5 het vastsjorren van de bakken om onbedoelde verplaatsingen tegen te gaan. De toepassing van vaste bakken die deel uitmaken van het achterdek heeft als nadeel dat een net tijdens het schieten kan wikkelen, waardoor het netwerk in het water niet optimaal staat. Het wikkelen van een net kan optreden wanneer het net over de randen van achter elkaar gesitueerde bakken naar de 10 achtersteven getrokken wordt tijdens het schieten.

Het doel van de onderhavige vinding is onder meer het verschaffen van een inrichting en een werkwijze voor het opslaan en verplaatsen van netten voor de staand-want visserij, waarmee een drastische arbeidsbesparing en -verlichting gerealiseerd kan worden en waarbij de kans op het wikkelen van een 15 net tot een minimum beperkt wordt.

Samenvatting van de uitvinding

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding voor het opslaan en 20 verplaatsen van netten voor de staand-want visserij, voor plaatsing op het achterdek van een vaartuig, wordt gekenmerkt doordat de inrichting tenminste een eerste, tweede en derde nettenbak omvat en een draaggestel voor het dragen van de nettenbakken, welk draaggestel is voorzien van verplaats- en geleidemiddelen voor het achter elkaar volgend en langs een in hoofdzaak 25 rechthoekige baan verplaatsen en geleiden van de eerste, tweede en derde nettenbak naar en van de achtersteven van het vaartuig. Een voordeel van een dergelijke inrichting is, dat de nettenbakken naar de achtersteven verplaatst kunnen worden voor het schieten van een net met een minimale kans op wikkelen, waarbij het ruimtebeslag van de nettenbakken minimaal is.

30 De inrichting volgens de uitvinding wordt voorts gekenmerkt, doordat de onderzijde van een nettenbak is voorzien van een met de geleidemiddelen 3 samenwerkende en in hoofdzaak rechthoekige voetplaat, waarvan tenminste twee zijden in zijwaartse richting worden begrensd door de geleidemiddelen. Dit kenmerk van de vinding heeft als voordeel, dat de kans op ongewenste verplaatsing en het omslaan van een nettenbak, bijvoorbeeld wanneer het 5 vaartuig heftige schommelingen ondergaat, tot een minimum wordt beperkt. Aan dit voordeel wordt ook bijgedragen door het kenmerk, dat tenminste twee zijden in de hoogte richting worden begrensd door de geleidemiddelen.

De inrichting volgens de uitvinding heeft verder als kenmerk, dat het draaggestel is voorzien van een eerste, tweede, derde en vierde cilinder voor 10 het verplaatsen van een nettenbak langs respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde been van de rechthoekige baan. De cilinders kunnen daarbij deel uit maken van een hydraulisch druksysteem. Een dergelijk systeem is in veel gevallen al beschikbaar op een vaartuig. Door de toepassing van de cilinders als verplaatsmiddel wordt een drastische arbeidsverlichting 15 gerealiseerd. Door het kenmerk dat tenminste twee cilinders zijn voorzien van middelen voor het trekkend verplaatsen van een nettenbak wordt op een effectieve manier gebruik gemaakt van de schaarse beschikbare ruimte. Zo kan vermeden worden dat het draaggestel uitstekende delen omvat die een risico vormen voor de bemanning van het vaartuig dat voorzien is van een dergelijk 20 draaggestel.

De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van bedienmiddelen voor het achtereenvolgend bedienen van de eerste, de tweede, de derde en de vierde cilinder. Door de bediening van de verplaatsingsmiddelen te combineren met andere werkzaamheden op het vaartuig, zoals het klaren van de netten, 25 kan op arbeid bespaard worden.

De uitvinding betreft ook een vaartuig voor de staand-want visserij dat is voorzien van een inrichting die tenminste drie nettenbakken en een draaggestel met verplaats- en geleidemiddelen voor het langs een rechthoekige baan geleiden en verplaatsen van tenminste drie nettenbakken naar en van de 30 achtersteven van het vaartuig omvat. Door het relatief geringe ruimtebeslag van het draaggestel met de nettenbakken en de afname van de benodigde 4 mankracht kan een dergelijk vaartuig uiterst compact gebouwd zijn, met behoud van de capaciteit qua totale netlengte en opslag voor gevangen vis en de snelheid bij het schieten en het klaren van de netten.

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het schieten van een net 5 uit een nettenbak aan boord van een vaartuig voor de staand-want visserij omvattend het langs een rechthoekige baan verplaatsen van de nettenbak naar en van de achtersteven van het vaartuig middels een draaggestel welke daartoe is voorzien van verplaats- en geleidemiddelen. Voordelen van deze werkwijze zijn ondermeer de arbeidsbesparing en -verlichting en het verkleinen 10 van de kans op het wikkelen van netten tijdens het schieten.

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van een drietal figuren. Hierin toont figuur 1 schematisch een bovenaanzicht van de 15 inrichting volgens de uitvinding op het achterdek van een vaartuig. Figuur 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede volgens A-A’ in figuur 1. Figuur 3 toont schematisch een bovenaanzicht van het draaggestel.

Uitvoerinasvoorbeeld van een inrichting en een werkwijze volgens de uitvinding 20 De uitvinding zal hierna bij wijze van voorbeeld nader toegelicht worden aan de hand van een in drie tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het opslaan en verplaatsen van netten voor de staand-want visserij, voor plaatsing op het achterdek van een vaartuig.

Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting 1 25 met een draaggestel 2 en met 7 nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. Figuur 1 toont verder een achterdek met de achtersteven 10 en de rechter en linker zijsteven 11 en 12. Een zo genoemd powerblock 13 met twee in tegengestelde richting draaiende rollen of banden dient voor het binnenhalen van een hier niet getoond net in de richting van de pijl. De zo genoemde doorhaler 14 dient voor 30 het verplaatsen van een net in de richting van de pijl naar een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8 of 9. De visverwerkingstafel 15 dient voor het klaren van de netten.

5

Figuur 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede van de inrichting 1 volgens A-A’ in figuur 1, met de nettenbakken 4 en 9 en het draaggestel 2. De nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 zijn voorzien van een voetplaat zoals de voetplaten 4’ en 9’ van respectievelijk de nettenbakken 4 en 9. Het draaggestel 5 2 is voorzien van geleidemiddelen 16 langs de omtrek van het draaggestel 2, en geleidemiddelen 17 in het midden van het draaggestel 2, voor het in de zijwaartse en de hoogterichting begrenzen van de bewegingsvrijheid van de voetplaten 3’, 4\ 5’, 6’, 7’, 8’, 9’.

Figuur 3 toont schematisch een bovenaanzicht van het draaggestel 2. 10 Het draaggestel 2 is voorzien van een viertal cilinders 18, 19, 20, 21. De cilinders 18,19, 20, 21 zijn bij voorkeur hydraulische cilinders omdat vaartuigen waarvoor de inrichting 1 volgens de uitvinding bedoeld is meestal over een hydraulisch druksysteem beschikken.

Cilinders 18 en 20 zijn voorzien van respectievelijk duwmiddelen 22 en 15 23 voor het duwend verplaatsen van een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9. Cilinders 19 en 21 zijn voorzien van respectievelijke trekmiddelen 24 en 25 voor het trekkend verplaatsen van een nettenbak. De duw- en trekmiddelen 22, 23 en 24, 25 werken samen met een voetplaat 3’, 4’, 5’, 6’, 7’, 8’, 9’. De voetplaten 3’, 4’, 5’, 6’, 7’, 8’, 9’ zijn daartoe voorzien van respectieve uitsparingen 3”, 4”, 5”, 20 6”, 7”, 8”, 9”. De mogelijke posities van de nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en de respectievelijke uitsparingen 3”, 4”, 5”, 6”, 7”, 8”, 9” zijn in figuur 3 met stippellijnen aangegeven.

De werkwijze bij het schieten en weer binnenboord halen van netten voor de staand-want visserij, het klaren van de netten, het opslaan van de netten in 25 nettenbakken en het verplaatsen van nettenbakken naar de achtersteven van een vaartuig wordt hierna toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding dat betrekking heeft op een draaggestel 2 voor een zevental nettenbakken 3, 4, 5,6, 7, 8, 9 die door de verplaatsingsmiddelen 18,19,20, 21 in een richting tegen de wijzers van de klok verplaatsbaar zijn in een 30 rechthoekige baan volgens de serie pijlen in figuur 1. Uiteraard behoren inrichtingen die betrekking hebben op een draaggestel voor drie of meer 6 nettenbakken en met verplaatsingsmiddelen waarmee de nettenbakken in een richting met de wijzers van de klok verplaatsbaar zijn ook tot het domein van de uitvinding.

Het uitzetten van het staand want begint met het over boord schieten van 5 de netten die in nettenbak 3 zijn opgeslagen, d.w.z. de nettenbak die zich het dichtst bij de achtersteven 10 bevindt. De netten worden in de richting van de pijl in figuur 1 over de rand van nettenbak 3 over de achtersteven 10 geschoten. Wanneer alle netten uit nettenbak 3 over de achtersteven gezet zijn, samen met verankeringsmiddelen en boeien, wordt de lege nettenbak 3 door het bedienen 10 van cilinder 18 in zijwaartse richting verplaatst. Het duwmiddel 22 grijpt daarbij aan op de rand van de uitsparing 3”. Twee zijden van de voetplaat 3’ van de nettenbak 3 worden tijdens de verplaatsing geleid en in de hoogte en zijwaartse richting begrensd door de geleidemiddelen 16 en 17. Volgens de onderhavige uitvinding is de inrichting 1 bij voorkeur voorzien van sensormiddelen die een 15 signaal geven wanneer de nettenbak 3 zijn nieuwe gewenste positie bereikt heeft. Behalve het verplaatsen van een nettenbak hebben cilinders 19, 21 bij voorkeur ook het borgen van de gewenste positie van een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 als functie, om onbedoelde verplaatsing van een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 te vermijden. De positie waarin een nettenbak geborgd wordt valt bij 20 voorkeur samen met de volledig ingeschoven stand van cilinders 19, 21. De positie van nettenbak 3 in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld kan geborgd worden door een vulplaat te plaatsen tussen nettenbak 3 en 9.

In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld zijn de verplaatsingsmiddelen 18, 20 afgebeeld als dubbelwerkende telescoopcilinders. Om reden van 25 kostenbesparing kunnen deze verplaatsingsmiddelen 18, 20 ook uitgevoerd zijn als een samenstel van twee of meer in serie gekoppelde cilinders met een enkele stang.

Nadat nettenbak 3 zijn nieuwe positie ingenomen heeft wordt nettenbak 4 door het bedienen van de cilinder 21 in de voormalige positie van nettenbak 30 3 verplaatst. Het trekmiddel 24 grijpt daarbij aan op de rand van de uitsparing 6” in de voetplaat 6’ van nettenbak 6. Door het uitoefenen van een trekkracht op 7 nettenbak 6 worden de nettenbakken 5 en 4 door nettenbak 6 via de geleidemiddelen 16 en 17 langs de lange zijde van het draaggestel 2 in de richting van de achtersteven 10 geduwd. Wanneer nettenbak 4 de gewenste positie bereikt heeft, wordt het begin van de netten in de nettenbak 4 met het 5 eind van de netten uit nettenbak 3 verbonden en worden de netten uit nettenbak 4 over de achtersteven 10 geschoten. Het voordeel van deze werkwijze is, dat de netten slechts over één rand van een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 verplaatst worden bij het schieten. Hierdoor wordt de kans op het ongewenste wikkelen van netten tot een minimum beperkt.

10 Tijdens het schieten van de netten die zijn opgeslagen in nettenbak 4 kan er plaats gemaakt worden voor een lege nettenbak 4 door het verplaatsen van nettenbak 7 met de cilinder 20 en het vervolgens verplaatsen van de nettenbakken 3, 9 en 8 met de cilinder 19. In een gebruikelijke situatie wordt het verplaatsen van nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 beëindigd wanneer alle bakken 15 leeg zijn. Alle nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 hebben dan tenminste een deel van een rechthoekige baan doorlopen volgens de pijlen in figuur 1.

Na het inhalen van de netten middels powerblock 13 en het doorhalen van de netten op de visverwerkingstafel 15 worden de netten middels doorhaler 14 teruggeleid naar de nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9. Bij voorkeur worden alle 20 nettenbakken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 vanaf dezelfde positie op het achterdek gevuld met netten. Dit resulteert in een arbeidsbesparing omdat de arbeidskracht die zich bezig houdt met het verwijderen van de vis uit de netten zich vanaf die zelfde arbeidsplek tevens bezig kan houden met het laden van een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9. Nadat een nettenbak 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 is gevuld met netten kan 25 deze verplaatst worden volgens de bovenomschreven werkwijze.

De werkwijze en inrichting volgens de uitvinding leent zich voor een vergaande automatisering van het handelen van nettenbakken in relatie tot het vullen met netten, het verplaatsen van netten en het schieten van de netten. Hierdoor kan een extra grote toename van de arbeidsproductiviteit en 30 arbeidsverlichting gerealiseerd worden. Een voorbeeld van een dergelijke automatiseringsstap is, om de middels bedienmiddelen geïnitieerde 8 verplaatsing van één nettenbak automatisch te laten volgen door een verplaatsing van alle overige nettenbakken.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een hier niet getoond vaartuig welke de hiervoor beschreven inrichting 1 omvat. Door het relatief geringe 5 ruimtebeslag door de nettenbakken en de beperkte benodigde ruimte voor de bemanning is een dergelijk vaartuig relatief compact. De voordelen voor de exploitatie van een dergelijk vaartuig, bijvoorbeeld in termen van brandstofgebruik, spreken voor zich.

1 0 3 79 07

Claims (10)

1. Inrichting (1) voor het opslaan en verplaatsen van netten voor de staand-want visserij, voor plaatsing op het achterdek van een vaartuig, met het kenmerk, dat de inrichting (1) tenminste een eerste, tweede en derde 5 nettenbak (3, 4, 5) omvat en een draaggestel (2) voor het dragen van de nettenbakken (3, 4, 5), welk draaggestel (2) is voorzien van verplaats- (18, 19, 20, 21) en geleidemiddelen (16, 17) voor het achter elkaar volgend en langs een in hoofdzaak rechthoekige baan verplaatsen en geleiden van de eerste, tweede en derde nettenbak (3, 4, 5) naar en van de achtersteven 10 (10) van het vaartuig.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderzijde van een nettenbak (3, 4, 5) is voorzien van een met de geleidemiddelen (16, 17) samenwerkende en in hoofdzaak rechthoekige 15 voetplaat (3’, 4’, 5’) waarvan tenminste twee zijden in zijwaartse richting worden begrensd door de geleidemiddelen (16,17).

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tenminste twee zijden in de hoogte richting worden begrensd door de geleidemiddelen 20 (16, 17).

4. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het draaggestel (2) is voorzien van een eerste, tweede, derde en vierde cilinder (18, 19, 20, 21) voor het verplaatsen van een nettenbak (3, 4, 5) langs 25 respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde been van de rechthoekige baan.

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de cilinders (18, 19, 20, 21) deel uit maken van een hydraulisch druksysteem. 30 1 0 3 7 9 07

6. Inrichting (1) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat tenminste de tweede en de vierde cilinder (19, 21) zijn voorzien van middelen (24, 25) voor het trekkend verplaatsen van een nettenbak (3, 4, 5). 5

7. Inrichting (1) volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de inrichting (1) is voorzien van bedienmiddelen voor het achtereenvolgend bedienen van de eerste, tweede, derde en vierde cilinder (18,19, 20, 21).

8. Vaartuig voor de staand-want visserij, met het kenmerk, dat het vaartuig is voorzien van een inrichting (1) omvattende tenminste drie nettenbakken (3, 4, 5) en een draaggestel (2) met verplaats- (18, 19, 20, 21) en geleidemiddelen (16, 17) voor het langs een rechthoekige baan verplaatsen en geleiden van de nettenbakken (3, 4, 5) naar en van de 15 achtersteven (10) van het vaartuig.

9. Werkwijze voor het schieten van een net uit een nettenbak (3, 4, 5) aan boord van een vaartuig voor de staand-want visserij, met het kenmerk, dat de werkwijze omvat het langs een rechthoekige baan verplaatsen van 20 de nettenbak (3, 4, 5) naar en van de achtersteven (10) van het vaartuig middels een draaggestel (2) dat daartoe is voorzien van verplaats- (18, 19, 20, 21) en geleidemiddelen (16, 17).

1 0 3 79 0 7