NL1036023C - Afsluiter. - Google Patents

Description

Titel: Afsluiter

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een afvoersamenstel met geïntegreerde afsluiter voor een wasbak, een bad of dergelijke.

5 Wasbakken zijn algemeen bekend. Een wasbak kan een vlakke of gekromde bodem hebben, met een afvoergat. Onder het afvoergat is een afvoerleiding gemonteerd, doorgaans maar niet noodzakelijkerwijs met een stankafsluiter, bijvoorbeeld in de vorm van een zogenaamde zwanehals. Het afvoergat is voorzien 10 van een verticaal beweegbare stop. In een onderste positie sluit de stop het afvoergat, zodat een gebruiker de wasbak kan vullen met water. In een bovenste positie geeft de stop het afvoergat vrij, en kan het water uit de wasbak weglopen en door de afvoerleiding worden afgevoerd.

15 Er zijn afvoerstoppen bekend die aan hun bovenzijde zijn voorzien van een ring of stift of dergelijke, waarbij de gebruiker de afvoerstop beweegt door deze fysiek omlaag te drukken danwel aan zijn ring of stift omhoog te trekken; dit laatste impliceert dat de gebruiker met een hand in het in de 20 wasbak staande water moet duiken om de ring of stift beet te pakken, hetgeen op zijn minst onprettig is, en onmogelijk indien het water heet is. Er zijn ook afvoerstoppen bekend die zijn voorzien van een extern bedieningsmechanisme, dat typisch een stangenstelsel omvat; de onderhavige uitvinding heeft 25 specifiek betrekking op een afvoerstop met een dergelijk extern bedieningsmechanisme.

Figuur 1 is een schematische dwarsdoorsnede van een wasbak die een dergelijk bedieningsmechanisme illustreert. De wasbak 10 heeft een waterbasin 11 met een komvormige bodem 12 30 en een afvoeropening 13. Aan de onderzijde van de wasbak 10 is een verticale afvoerpijp 20 aangesloten op de afvoeropening 13. Een stankafsluiter is in deze figuur ter wille van de eenvoud niet weergegeven. De afvoeropening 13 is voorzien van een afvoerstopeenheid 30, die in het hiernavolgende ook zal 1036023 2 worden aangeduid als "danser". De danser 30 omvat een verticaal in de afvoerpijp 20 reikende steel 31, die aan zijn bovenuiteinde is voorzien van een schijfvormige afsluiter 32, waarvan de dwarsafmeting groter is dan de dwarsafmeting van de 5 afvoeropening 13. Typisch zijn de afvoeropening 13 en de afsluiter 32 cirkelrond, maar dat is niet essentieel. De steel 31 is voorzien van een zich radiaal ten opzichte van de steelas uitstrekkende afstandhouder 33, om de steel 31 ongeveer te centreren binnen de afvoerpijp 20.

10 De wasbak is voorzien van een bedieningsmechanisme 40.

Het bedieningsmechanisme 40 omvat twee stangen 41 en 42 die op een scharnierende wijze met elkaar zijn gekoppeld bij een gewricht 43. De eerste stang 41 is in hoofdzaak verticaal gericht, en reikt door een opening 14 in het bovenoppervlak 15 15 van de wasbak 10, zodat het vrije bovenuiteinde 44 van deze eerste stang 41, dat illustratief is voorzien van een knop-vormige handgreep, door een gebruiker kan worden gemanipuleerd. De tweede stang 42 is in hoofdzaak horizontaal gericht, en reikt door de wand van de afvoerpijp 20 tot in het 20 inwendige van die afvoerpijp 20. Daartoe is de afvoerpijp 20 voorzien van een opening 21. De tweede stang 42 is via een scharnier 45 gekoppeld met de afvoerpijp 20, welk scharnier 45 alleen een rotatie van de tweede stang 42 om een in hoofdzaak horizontale as toelaat, zodat de tweede stang 42 zich dus in 25 een verticaal vlak bewegen kan.

Het onderuiteinde van de steel 31 rust op het vrije uiteinde 46 van de tweede stang 42. Typisch is dat onderuiteinde van de steel 31 voorzien van een verbrede voet 34.

De werking is als volgt. Als de gebruiker de wasbak 10 30 wil laten vollopen, trekt hij het vrije bovenuiteinde 44 van de eerste stang 41 omhoog. Als gevolg beweegt het vrije uiteinde 46 van de tweede stang 42 omlaag, waardoor de danser 30 daalt door de zwaartekracht en de afsluiter 32 op de rand van de opening 13 komt te liggen om deze af te sluiten. Als de 35 gebruiker de wasbak 10 wil laten leeglopen, drukt hij het vrije bovenuiteinde 44 van de eerste stang 41 omlaag. Als gevolg beweegt het vrije uiteinde 46 van de tweede stang 42 omhoog, waardoor de danser 30 wordt opgetild en de afsluiter 32 vrij komt van de opening 13.

3

Een nadeel van deze constructie is de noodzaak van de opening 21 in de wand van de afvoerpijp 20, en de daaruit voortvloeiende noodzaak om die opening 21 te voorzien van een waterdichte afsluiter 23 die de verticale beweging van de 5 tweede stang 42 toelaat.

Een ander nadeel dat in het bijzonder van belang is in het geval van een bad, is de kans dat er iets kapot gaat als de gebruiker per ongeluk een grote omlaag gerichte kracht op de openstaande danser uitoefent, bijvoorbeeld door daar op te 10 gaan staan.

Het is een algemeen doel van de onderhavige uitvinding om een afvoerconstructie voor een wasbak te verschaffen die deze nadelen mist.

15 Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding wordt een danser niet mechanisch bediend maar magnetisch. De danser is daartoe voorzien van ten minste één permanente magneet, en buiten de afvoerbuis 20 is ten minste één bedieningsmagneet opgesteld. De dansermagneet en de 20 bedieningsmagneet "voelen" elkaar door de wand van de afvoerbuis 20 heen zonder de noodzaak van een doorvoeropening. De bedieningsmagneet kan worden bediend door een bedienings-mechanisme dat vergelijkbaar is met het hierboven besproken mechanisme 40 van de stand der techniek, hoewel uiteraard ook 25 andere mechanismen mogelijk zijn.

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de 30 tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, waarin aanduidingen "onder/boven", "hoger/lager", "links/rechts" etc uitsluitend betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin: 35 figuur 1 schematisch een conventioneel afvoersamenstel illustreren; de figuren 2A en 2B schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een afvoersamenstel volgens de onderhavige uitvinding illustreren; 4 de figuren 3 A en 3B schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een afvoersamenstel volgens de onderhavige uitvinding illustreren; de figuren 4A en 4B schematisch een variant van de eerste 5 uitvoeringsvorm van het afvoersamenstel van figuur 2A-B illustreren; de figuren 5A en 5B schematisch enkele uitvoeringsvormen van een geschikte magneet illustreren; de figuren 6A en 6B schematisch een derde uitvoeringsvorm van 10 een afvoersamenstel volgens de onderhavige uitvinding illustreren; de figuren 6C en 6D schematisch een variant van de derde uitvoeringsvorm van het afvoersamenstel van figuur 6A-B illustreren; 15 de figuren 6E en 6F schematisch een andere variant van de derde uitvoeringsvorm van het afvoersamenstel van figuur 6A-B illustreren; de figuren 6G en 6H schematisch weer een andere variant van de derde uitvoeringsvorm van het afvoersamenstel van figuur 6A-B 20 illustreren.

De figuren 2A en 2B illustreren schematisch op grotere schaal een eerste uitvoeringsvorm van een afvoersamenstel 100 volgens de onderhavige uitvinding, om het werkingsprincipe 25 daarvan uit te leggen. Een afvoerpijp 120 is in dit voorbeeld een pijp met een horizontale zijaansluiting 121 en een vlakke bodem 122, hetgeen voordelen biedt maar niet essentieel is.

Een danser 130 heeft een verticale steel 131, die bij zijn bovenuiteinde is voorzien van een afsluiter 132, en die is 30 voorzien van radiale vinnen 133 om de steel te centreren in de afvoerpijp 120. Bij zijn onderuiteinde is de steel 131 voorzien van een permanente magneet 135. Bij voorkeur is de verticale positie van de magneet 135 ten opzichte van de steel 131 verstelbaar; daartoe kan de magneet 135 bijvoorbeeld zijn 35 bevestigd aan een van schroefdraad voorziene pen 136 die past in een van schroefdraad voorziene boring in de steel 131.

Buiten de afvoerpijp 120 is een magnetisch bedienings-mechanisme 150 opgesteld, dat ten minste één permanente bedieningsmagneet 151 omvat. Het bedieningsmechanisme 150 kan 5 door een gebruiker selectief in één van twee bedienings-toestanden worden gebracht. In een eerste bedieningstoestand wordt de danser 130 opgetild; in een tweede bedieningstoestand wordt de danser 130 neergelaten zodat de afsluiter 132 de 5 afvoer afsluit.

Het is mogelijk dat in deze neergelaten positie de afsluiter rechtstreeks rust op de rand van de bodem 12 van de wastafel 10. Het is echter gebruikelijke dat een afvoer-samenstel een montagekraag 123 omvat. Een dergelijke montage-10 kraag 123 omvat een buissegment 124 dat aan zijn bovenzijde is voorzien van een radiale flens 125. Het buissegment 124 past in de afvoerpijp 120. In de gemonteerde toestand zorgen rubber ringen (niet weergegeven) voor een afdichting tussen de bovenkant van de afvoerpijp 120 en de onderkant van de was-15 tafel 10, tussen de afvoerpijp 120 en het buissegment 124, en tussen de onderkant van de radiale flens 125 en de bovenkant van de bodem 12 van de wastafel 10. In de neergelaten positie rust de afsluiter 132 op de bovenkant van de radiale flens 125.

20 De beide permanente magneten kunnen zijn gemaakt van een willekeurig geschikt magnetisch materiaal. Qua eigenschappen zijn neodymium-magneten erg gunstig vanwege de grote krachten die dergelijke magneten kunnen leveren per gewichtseenheid. De magneten kunnen een vierkante dwarsdoorsnede hebben, maar 25 standaard verkrijgbare magneten hebben typisch een cylinder-vorm met cirkelvormige dwarsdoorsnede.

Om de magnetische bediening mogelijk te maken, is de afvoerpijp 120 ten minst gedeeltelijk gemaakt van kunststof, althans een materiaal dat doorlaatbaar is voor magnetische 30 velden. In het voorbeeld zou de bodem 122 van kunststof zijn gemaakt. Bij voorkeur is de afvoerpijp 120 als geheel gemaakt van kunststof.

De onderhavige uitvinding stelt twee verschillende bedieningsprincipes voor. Volgens een eerste bedienings-35 principe wordt de dansermagneet 135, en bijgevolg de gehele danser 130, opgetild of neergelaten door de bedieningsmagneet 151 te verplaatsen. Volgens een tweede bedieningsprincipe wordt de dansermagneet 135, en bijgevolg de gehele danser 130, 6 opgetild of neergelaten door de bedieningsmagneet 151 af te schermen.

De figuren 2A en 2B illustreren het eerste bedienings-principe. Figuur 2A toont de eerste bedieningstoestand: de 5 bedieningsmagneet 151 stoot de dansermagneet 135 af. In de tweede bedieningstoestand is de bedieningsmagneet 151 verplaatst naar een stand waar de afstotende werking minder is (figuur 2B).

In de in de figuren 2A-B geïllustreerde uitvoeringsvorm 10 is de bedieningsmagneet 151 verticaal verplaatsbaar. In de eerste bedieningstoestand is de positie van de bedieningsmagneet 151 relatief hoog, dicht tegen de bodem 122 aan. In de tweede bedieningstoestand is de positie van de bedieningsmagneet 151 relatief laag, zodat de afstand tot de danser-15 magneet 135 groter is en bijgevolg de afstotende kracht minder is, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

Voor de verticale verplaatsing van de bedieningsmagneet 151 kan het bedieningsmechanisme 150 bijvoorbeeld een conventioneel stangenstelsel omvatten, zoals het in figuur 1 20 geïllustreerde stelsel. Andere soorten bedieningsmechanismen zijn echter ook mogelijk, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm heeft de dansermagneet 135 twee polen, namelijk een pool van een eerste type 25 (bijvoorbeeld zuid) aan zijn onderkant en een pool van tegengesteld type (bijvoorbeeld noord) aan zijn bovenkant, terwijl de bedieningsmagneet 151 eveneens twee polen heeft, namelijk een pool van het eerste type aan zijn bovenkant en een pool van het tegengestelde type aan zijn onderkant.

30

De figuren 3A en 3B illustreren het tweede bedienings-principe bij een afvoerconstructie 200 die in veel opzichten identiek is aan de afvoerconstructie 100 van figuur 2A-B, maar nu kan de bedieningsmagneet 151 gefixeerd zijn en omvat het 35 bedieningsmechanisme 150 een verplaatsbare metalen schermplaat 152, in het bijzonder een staalplaat, meer in het bijzonder RVS. Figuur 2B toont de tweede bedieningstoestand: de schermplaat 152 bevindt zich tussen de dansermagneet 135 en de bedieningsmagneet 151 in zodat de afstotende werking tussen de 7 dansermagneet 135 en de bedieningsmagneet 151 grotendeels wordt verhinderd. In de eerste bedieningstoestand is de schermplaat 152 opzij verplaatst om het afstotende contact tussen de bedieningsmagneet 151 en de dansermagneet 135 vrij 5 te geven.

In de in de figuren 3A-B geïllustreerde uitvoeringsvorm is de schermplaat 152 horizontaal verplaatsbaar. Voor de horizontale verplaatsing van de schermplaat 152 kan het bedieningsmechanisme 150 bijvoorbeeld een stangenstelsel 10 omvatten, vergelijkbaar met het in figuur 1 geïllustreerde stelsel maar aangepast voor horizontale verplaatsing, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. Daarbij is het mogelijk dat de schermplaat 152 wordt verplaatst door een duwende/trekkende beweging van een horizontale stang, of door 15 een rotatie van een verticale stang. Andere soorten bedieningsmechanismen zijn echter ook mogelijk, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

In de uitvoeringsvorm 100 van figuur 2A is de bedienings-20 magneet 151 verticaal verschuifbaar. De figuren 4A-B

illustreren een variant waarbij de bedieningsmagneet 151 roteerbaar is om een horizontale as. Door de bedieningsmagneet 151 te roteren over 180° kan deze worden gebracht in een stand waar de magneten elkaar afstoten (figuur 4A) of aantrekken 25 (figuur 4B).

In de hiervoor besproken uitvoeringsvormen zijn de magneten axiaal gemagnetiseerd, dat wil zeggen dat zij een verticaal gericht dipoolveld hebben: de ene pool is boven en 30 de andere pool is onder. Het is echter ook mogelijk dat de magneten horizontaal gemagnetiseerd zijn, dat wil zeggen dat zij een poolverdeling in een horizontaal vlak hebben. Figuur 5A toont een bovenaanzicht van een magneet met twee polen, en figuur 5B toont een bovenaanzicht van een magneet met vier 35 polen. Dergelijke magneten zijn ook bruikbaar in de uitvoeringsvormen van de figuren 2 en 3, waarbij de bedieningsmagneet 151 ten opzichte van de dansermagneet 135 geroteerd zal zijn over 180° (figuur 5A) respectievelijk 90° (figuur 5B). Het is dan weer mogelijk dat de bedieningsmagneet 8 151 verticaal verplaatsbaar is, maar het is ook mogelijk dat de bedieningsmagneet 151 roteerbaar is om een verticale as over een hoek van 180° respectievelijk 90° ten einde om te schakelen tussen afstoting en aantrekking. Een dergelijke 5 uitvoering biedt voordelen in de zin dat de verticale afmeting van een sifon kleiner kan zijn omdat er geen verticale verplaatsing nodig is, en dat de danser in zijn sluitstand stevig naar beneden wordt getrokken met een kracht die veel groter kan zijn dan zijn gewicht. Het verdient daarbij wel de 10 voorkeur om te voorzien in middelen die een rotatie van de danser 130 tegen gaan.

In de hiervoor besproken uitvoeringsvormen zijn de magneten verticaal ten opzichte van elkaar uitgelijnd, dat wil 15 zeggen dat de bedieningsmagneet 151 zich bevindt onder de bodem 122 van de afvoerpijp 120. Ook dit is niet essentieel. Figuur 6A toont een uitvoeringsvorm 300 van een afvoer-samenstel waarbij de bedieningsmagneet 151 zich bevindt naast de zijwand van de afvoerpijp 120. Bijvoorbeeld maar niet 20 noodzakelijkerwijs is de afvoerpijp 120 ter plaatse van de dansermagneet 135 versmald, zoals getoond.

Het is mogelijk om te volstaan met een enkele bedieningsmagneet naast de afvoerpijp. Om redenen van symmetrie heeft het meer voorkeur om meerdere bedieningsmagneten rondom de 25 afvoerpijp aan te brengen, op onderling gelijke hoekafstanden. Met de meeste voorkeur is de bedieningsmagneet 151 ringvormig uitgevoerd, zoals getoond, waarbij het ringvormige magneet-lichaam de afvoerpijp 120 omgeeft.

Ook in deze uitvoeringsvormen is het mogelijk dat de 30 bedieningsmagneet 151 en de dansermagneet 135 axiaal gemagnetiseerd zijn. Indien de bedieningsmagneet 151 tegengesteld is gericht aan de dansermagneet 135, stoten zij elkaar af en bevindt de bedieningsmagneet 151 zich lager dan de dansermagneet 135 (figuren 6A en 6B) . Indien de bedienings-35 magneet 151 gelijk is gericht aan de dansermagneet 135, trekken zij elkaar aan en bevindt de bedieningsmagneet 151 zich op dezelfde hoogte als de dansermagneet 135 (figuren 6C en 6D).

9

Het is echter ook mogelijk dat de bedieningsmagneet 151 en de dansermagneet 135 horizontaal gemagnetiseerd zijn. Afhankelijk van de onderlinge rotatiestand kunnen zij elkaar afstoten (figuur 6E) of aantrekken (figuur 6F). Voorts is het 5 mogelijk dat de bedieningsmagneet 151 en de dansermagneet 135 radiaal gemagnetiseerd zijn (figuren 6G en 6H).

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken 10 uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Bijvoorbeeld is het mogelijk dat de dansermagneet niet aan de steel 131 is bevestigd, of dat de danser steelloos is 15 uitgevoerd. Ook is het mogelijk dat de danser niet door zwaartekracht maar door een terugstelveer naar zijn gesloten stand wordt geduwd. Voorts zijn diverse varianten denkbaar voor een bedieningsmechanisme waarmee de gebruiker de bedieningsmagneet 151 kan manipuleren, inclusief een 20 conventioneel stangenstelsel. Steeds wordt het voordeel bereikt, dat de componenten van dat bedieningsmechanisme zich bevinden buiten het inwendige van de afvoerpijp 120, en dat de zich binnen dat inwendige van de afvoerpijp 120 bevindende danser 130 kan worden gemanipuleerd zonder dat er een 25 doorbreking van de integriteit van de wand van de afvoerbuis nodig is.

Voorts is het mogelijk dat er twee bedieningsmagneten zijn. Daarbij is het mogelijk dat er één afstotend wordt gebruikt en de andere aantrekkend.

30 Kenmerken die alleen zijn beschreven voor een bepaalde uitvoeringsvorm, zijn ook toepasbaar bij andere beschreven uitvoeringsvormen. Kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen kunnen gecombineerd worden om een andere uitvoeringsvorm te bereiken. Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn 35 beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten. Meer in het bijzonder is het ook in de derde uitvoeringsvorm van de figuren 6A-6G mogelijk dat een RVS schermplaat wordt toegepast, die dan bijvoorbeeld zal zijn uitgevoerd als een in verticale richting verschuifbare cylinder.

1036023

Claims (26)

1. Danser (130) voor een afvoersaraenstel, omvattende een afsluiter (132), welke danser is voorzien van ten minste één permanente magneet (135).

2. Danser volgens conclusie 1, omvattende een steel (131), waarbij de afsluiter (132) is aangebracht bij een uiteinde van de steel en waarbij de permanente magneet (135) is aangebracht bij het tegenovergelegen uiteinde van de steel.

3. Afvoersamenstel (100; 200; 300) voor een wasbak (10) of dergelijke, omvattende: een afvoerbuis (120); een binnen de afvoerbuis (120) opgestelde danser (130) volgens conclusie 1 of 2; 15 een buiten de afvoerbuis (120) opgesteld bedieningsmechanisme (150) voor het verplaatsen van de danser (130); waarbij het bedieningsmechanisme (150) ten minste één permanente bedieningsmagneet (151) omvat.

4. Afvoersamenstel volgens conclusie 3, waarbij de afvoerbuis (120) ten minste gedeeltelijk is gemaakt van een voor magnetische velden doorlaatbaar materiaal, bij voorkeur een kunststof, met meer voorkeur PVC.

5. Afvoersamenstel volgens conclusie 3 of 4, waarbij de dansermagneet (135) verticaal verplaatsbaar is tussen een gesloten stand en een geopende stand, en waarbij de verticale verplaatsing van de dansermagneet (135) wordt bestuurd door een verticale verplaatsing van de bedieningsmagneet (151) . 30

6. Afvoersamenstel volgens conclusie 5, waarbij de bedieningsmagneet (151) zich bevindt op een lager niveau dan de dansermagneet (135) en waarbij de bedieningsmagneet (151) de dansermagneet (135) afstoot. 35 1036023

7. Afvoersamenstel volgens conclusie 5, waarbij de bedieningsmagneet (151) de dansermagneet (135) aantrekt.

8. Afvoersamenstel volgens conclusie 3 of 4, waarbij de 5 dansermagneet (135) verticaal verplaatsbaar is tussen een gesloten stand en een geopende stand, en waarbij de verticale verplaatsing van de dansermagneet (135) wordt bestuurd door een rotatie van de bedieningsmagneet (151) .

9. Afvoersamenstel volgens conclusie 8, waarbij de bedieningsmagneet (151) en de dansermagneet (135) verticaal gemagnetiseerd zijn, en waarbij de bedieningsmagneet (151) roteerbaar is om een horizontale as, over 180° tussen een eerste bedrijfsstand waarin de bedieningsmagneet (151) de 15 dansermagneet (135) afstoot en een tweede bedrijfsstand waarin de bedieningsmagneet (151) de dansermagneet (135) aantrekt.

10. Afvoersamenstel volgens conclusie 8, waarbij de bedieningsmagneet (151) en de dansermagneet (135) horizontaal 20 of radiaal gemagnetiseerd zijn, en waarbij de bedieningsmagneet (151) roteerbaar is om een verticale as tussen een eerste bedrijfsstand waarin de bedieningsmagneet (151) de dansermagneet (135) afstoot en een tweede bedrijfsstand waarin de bedieningsmagneet (151) de dansermagneet (135) aantrekt. 25

11. Afvoersamenstel volgens conclusie 3 of 4, waarbij het bedieningsmechanisme (150) voorts een schermplaat (152) omvat van een niet voor magnetische velden doorlaatbaar materiaal, bij voorkeur RVS, welke schermplaat (152) verplaatsbaar is 30 tussen een eerste positie tussen de dansermagneet (135) en de bedieningsmagneet (151) in en een op afstand van de eerste positie gelegen tweede positie die magnetisch contact tussen de dansermagneet (135) en de bedieningsmagneet (151) toelaat; waarbij de dansermagneet (135) verticaal verplaatsbaar is 35 tussen een gesloten stand en een geopende stand, en waarbij de verticale verplaatsing van de dansermagneet (135) wordt bestuurd door een verplaatsing van de schermplaat (152).

12. Afvoersamenstel volgens een willekeurige der conclusies 3-11, waarbij de afvoerbuis (120) in hoofdzaak verticaal is gericht, en waarbij de bedieningsmagneet (151) zich bevindt onder een bodem (122) van de afvoerbuis (120). 5

13. Afvoersamenstel volgens een willekeurige der conclusies 3-11, waarbij de bedieningsmagneet (151) zich bevindt naast de afvoerbuis (120).

14. Afvoersamenstel volgens conclusie 13, waarbij de bedieningsmagneet (151) een ringvormige magneet is die de afvoerbuis (120) omgeeft.

15. Wasbak, voorzien van een danser volgens conclusie 1 of 2 15 of voorzien van een afvoersamenstel volgens een willekeurige der conclusies 3-14.

16. Gootsteen, voorzien van een danser volgens conclusie 1 of 2 of voorzien van een afvoersamenstel volgens een willekeurige 20 der conclusies 3-14.

17. Bad, voorzien van een danser volgens conclusie 1 of 2 of voorzien van een afvoersamenstel volgens een willekeurige der conclusies 3-14. 25

18. Douchebak, voorzien van een danser volgens conclusie 1 of 2 of voorzien van een afvoersamenstel volgens een willekeurige der conclusies 3-14.

19. Werkwijze voor het bedienen van een afsluiter (132) van een afvoeropening in de bodem van een basin (11), waarbij de afsluiter wordt verplaatst van een gesloten stand naar een geopende stand door middel van magneetkracht,

20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door een afstotende bedieningsmagneet (151) de afsluiter (132) te laten naderen om de afsluiter weg te duwen.

21. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door een bedieningsmagneet (151) te verplaatsen van een stand waarin deze de afsluiter aantrekt naar een stand waarin de 5 bedieningsmagneet (151) de afsluiter afstoot om de afsluiter weg te duwen.

22. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door 10 een bedieningsmagneet (151) te verplaatsen van een stand waarin deze de afsluiter afstoot naar een stand waarin de bedieningsmagneet (151) de afsluiter aantrekt.

23. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt 15 verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door een aantrekkende bedieningsmagneet in dezelfde richting te verplaatsen.

24. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt 20 verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door het wegnemen van een schermplaat (152) vanuit een positie tussen de afsluiter (132) en een afstotende bedieningsmagneet (151) in, en waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de geopende stand naar de gesloten stand door de schermplaat 25 (152) te brengen naar genoemde positie tussen de afsluiter (132) en de afstotende bedieningsmagneet (151) in.

25. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de gesloten stand naar de geopende stand door 30 het wegnemen van een schermplaat (152) vanuit een positie tussen de afsluiter (132) en een aantrekkende bedieningsmagneet in, en waarbij de afsluiter wordt verplaatst van de geopende stand naar de gesloten stand door de schermplaat (152) te brengen naar genoemde positie tussen de afsluiter 35 (132) en de aantrekkende bedieningsmagneet in.

26. Werkwijze volgens een willekeurige der conclusies 19-25, waarbij de afsluiter (132) is gekoppeld met een zich binnen een afvoerbuis (120) bevindende permanente magneet (135), en 40 waarbij de bedieningsmagneet zich bevindt buiten de afvoerbuis 1036023