NL1035297C2 - Balanceerinrichting en systeem. - Google Patents

Description

Balanceerinrichting en systeem

De uitvinding heeft betrekking op een balanceerinrichting en systeem waarop een gebruiker kan balanceren.

5

Een dergelijk inrichting is bekend uit octrooipu-blicatie US 5,613,690. De daarin beschreven inrichting omvat een bovenplaat waarop een persoon kan gaan staan. De bovenplaat kan kantelen ten opzichte van een onderplaat 10 doordat de bovenplaat wordt ondersteund door een bolvormige ondersteuning die lagers bevat. De inrichting omvat een viertal verende elementen om weerstand te creëren.

Het is een doel van de uitvinding om een verbeterde balanceerinrichting te verschaffen, waarbij de weer-15 stand die een gebruiker ondervindt tijdens het kantelen nauwkeuriger instelbaar is dan bij de bekende inrichtingen .

Dit doel wordt bereikt door een balanceerinrichting waar een gebruiker op kan balanceren, omvattende: 20 - een balanceerorgaan waar de gebruiker al dan niet met volledig gewicht op kan plaatsnemen; - een basisorgaan voor het plaatsen van de balanceerinrichting op een ondergrond; - een staafvormig steunorgaan ingericht tussen het 25 basisorgaan en het balanceerorgaan; - een scharnierkoppeling ingericht tussen het basisorgaan en het balanceerorgaan, waarbij het balanceerorgaan via de scharnierkoppeling en het steunorgaan is gekoppeld aan het basisorgaan, 30 zodanig dat het balanceerorgaan op een centrale plek wordt ondersteund en ten opzichte van het basisorgaan kan kantelen, de inrichting verder omvattend; 1035297 2 - een huls die is ingericht om het steunorgaan, waarbij een positie van de huls in een lengterichting van het steunorgaan instelbaar is; - een aantal verende elementen die ieder bij een 5 eerste uiteinde daarvan scharnierbaar bevestigd zijn aan het basisorgaan of aan het balanceerorgaan en bij een tweede uiteinde scharnierbaar bevestigd zijn aan de huls.

Door de positie van de huls in te stellen verandert de hefboomwerking van het steunorgaan. Hierdoor kan 10 de veerkracht die de gebruiker ondervindt, worden inge-steld door een positie van slechts één enkele component van de inrichting aan te passen.

In een uitvoeringsvorm omvat de scharnierkoppeling een cardankoppeling. Hierdoor kan de bovenplaat kantelen 15 op twee dwarsliggende assen.

In een uitvoeringsvorm omvat de balanceerinrich-ting vier verende elementen. Bij voorkeur worden de veren diagonaal geplaatst zodat de krachten bij de meest gebruikte oefeningen verdeeld worden over twee verende ele-20 menten tegelijk. Dit verhoogt de levensduur van de verende elementen.In een uitvoeringsvorm zijn de verende elementen lineaire veren. Indien de veren een lineaire veerkarakte-ristiek hebben, zijn ze goed in te stellen en kan er een betere en consistentere meting gedaan worden. Ook kan 25 hierdoor gemakkelijk teruggekeken worden op voorgaande metingen waardoor het verloop van een behandelingsproces inzichtelijker wordt.

In een uitvoeringsvorm is de huls door middel van een schroefdraad in de lengterichting van het steunorgaan 30 te verplaatsen.

In een verdere uitvoeringsvorm is het steunorgaan vastgekoppeld aan het balanceerorgaan en de verende elementen scharnierbaar zijn bevestigd aan het basisorgaan.

3

In een andere uitvoeringsvorm is het steunorgaan vastgekoppeld aan het basisorgaan en de verende elementen scharnierbaar zijn bevestigd aan het balanceerorgaan.

In een uitvoeringsvorm omvat het basisorgaan een 5 plaatvormige constructie. De plaat zorgt ervoor dat de inrichting stabiel staat en gemakkelijk te plaatsen is op zowel gladde als andere ondergronden.

In een uitvoeringsvorm is het balanceerorgaan kantelbaar ten opzichte van het basisorgaan over één of twee 10 assen met een maximale kantelhoek van tussen 15°-25°. Een grotere kantelhoek zou voor blessures kunnen zorgen, en een kleinere kantelhoek geeft te weinig oefening voor de gebruiker.

In een uitvoeringsvorm omvat het balanceerorgaan 15 een ronde bovenplaat omvat die groot en sterk genoeg is om een persoon te kunnen dragen als deze met het volle gewicht bovenop de bovenplaat staat.

In een uitvoeringsvorm omvat de balanceerinrich-ting een sensor omvat voor het meten van de kanteling van 20 het balanceerorgaan ten opzichte van het horizontale vlak.

In een uitvoeringsvorm omvat de sensor een accelerometer omvat voor het meten van een hoekversnelling van de kanteling van het balanceerorgaan. Een accelerometer kan op een willekeurige plek onder/in de bovenplaat worden 25 geplaatst.

De uitvinding heeft ook betrekking op een balan-ceersysteem omvattende een balanceerinrichting zoals hierboven beschreven, waarbij het balanceersysteem verder omvat : 30 - een computer ingericht om een signaal te ontvan gen van de sensor, en voor het laden van een programma dat het signaal gebruikt om een aantal specifieke acties uit te voeren; 4 - een beeldscherm voor het weergeven van gegevens aan de gebruiker.

De uitvinding is gebaseerd op het principe van de oefentol/ balansplank. Daarbij is er geen feedback via een 5 computer mogelijk. Door het toevoegen van een sensor die de kantelhoek van de balansplank registreert, kunnen er meer gegevens uit het apparaat gehaald worden wat gebruikt kan worden voor opslag van trainingsgegevens en real time visuele feedback. Een oefentol is niet in te stellen qua 10 moeilijkheidsgraad en heeft geen vering. Door het toevoegen van veerelementen die instelbaar zijn en voor een desgewenst hogere of lagere veerkracht zorgen, wordt het in-stapniveau omlaag gebracht en wordt de moeilijkheid aanpasbaar. Hierdoor kan er effectiever getraind worden.

15

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt aan de hand van een beschrijving van enkele uitvoeringsvormen onder verwijzing naar de aangehechte figuren, waarin: 20 Fig. 1 een balanceersysteem toont volgens een uit voeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 2 een uitvoeringsvorm toont van een balan-ceerinrichting zoals die in het balanceersysteem van Figuur 1 gebruikt kan worden; 25 Fig. 3 schematisch wordt aangeven hoe de boven plaat gekoppeld kan zijn met de onderplaat;

Fig. 4 een stroomdiagram toont met systeemhande-lingen die worden uitgevoerd voor het kalibreren volgens een uitvoeringsvorm; 30 Fig. 5 een stroomdiagram toont waarin een procedu re wordt getoond voor het ophalen van meetwaarden door de elektronische schakeling.

5

Figuur 1 toont een balanceersysteem 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het balanceersysteem 1 bestaat in dit voorbeeld uit een balanceerinrichting met een bovenplaat 2 en een onderplaat 3 waartussen zich vier 5 verende elementen 4 bevinden, waarvan in Figuur 1 slechts twee gedeeltelijk zichtbaar zijn. Het balanceersysteem 1 bestaat verder uit een veiligheidsrek 5, een computer 6 en een beeldscherm 7. Het beeldscherm 7 wordt ondersteund door een paal 8. Aan de onderzijde van de bovenplaat 2 is 10 een sensor bevestigd (niet zichtbaar in Figuur 1) die via een communicatiekabel 10 data kan uitwisselen met de computer 6. De sensor is bijvoorbeeld een gyroscoop die een kantelhoek van de bovenpiaat 2 meet.

De bovenplaat 2 wordt op een centrale plek schar-15 nierbaar ondersteund door een ondersteuning (niet zichtbaar) waardoor de bovenplaat 2 instabiel is en kan kantelen ten opzichte van de onderplaat 3. Hierdoor kan een persoon die op de bovenplaat 2 gaat staan, door middel van het verplaatsen van het evenwicht, oefeningen doen op de 20 bovenplaat 2. De persoon kan dus balanceren op de bovenplaat 2. Om deze reden wordt de bovenplaat 2 ook aangeduid als zijnde een balanceerorgaan 2. Om de persoon bij het opstappen en/of het balanceren op de bovenplaat 2 te helpen, is het veiligheidsrek 5 aanwezig dat in dit voorbeeld 25 een ronde stang omvat waaraan de persoon zich kan vasthouden.

Afhankelijk van de toepassing van het balanceersysteem 1 kan de computer 6 zijn voorzien van verschillende software applicaties. Een mogelijke toepassing is het 30 helpen revalideren van de persoon door de persoon oefeningen te laten doen op de balanceerinrichting. De persoon kan hierbij feedback krijgen van de computer via geluiden en/of gegevens getoond op het beeldscherm. De software kan 6 mogelijk een spelprogramma omvatten waarmee de persoon een spel kan spelen waarbij het spel input krijgt van de sensor. Het balanceersysteem 1 kan dus voor zowel revalida-tiedoeleinden worden gebruikt als voor gaming alsook voor 5 een combinatie van de twee.

Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een balan-ceerinrichting 18 zoals die in het balanceersysteem 1 van Figuur 1 gebruikt kan worden. De balanceerinrichting 18 omvat de bovenplaat 2, de onderplaat 3 en vier verende 10 elementen 4. De onderplaat 3, ook wel basisorgaan 3 genoemd, zorgt ervoor dat de balanceerinrichting 18 stabiel op een ondergrond kan staan en gemakkelijk te plaatsen is op zowel gladde als andere ondergronden. Het basisorgaan 3 kan in plaats van een rond platform zoals in Figuur 2, ook 15 op een ander type constructie zijn, zoals bijvoorbeeld een kruis of poten.

De balanceerinrichting 18 van Figuur 2 omvat verder een viertal scharnieren 19 die zijn ingericht voor het scharnierbaar bevestigen van de verende elementen 4 aan de 20 onderplaat 3. Verder is een huls 20 aanwezig die om een steunorgaan 21 is ingericht. De huls 20 is in een lengterichting van het steunorgaan 21 instelbaar. Met andere woorden, de afstand van de huls 20 tot de bovenplaat 2 kan worden gevarieerd. Het steunorgaan 21 is via een scharnie-25 rende koppeling 22 verbonden met de onderplaat 3. In deze uitvoeringsvorm bestaat de scharnierende koppeling 22 uit een cardan-as koppeling met een kanteling over twee assen. In plaats van een cardan-as koppeling kan ook een scharnierende koppeling worden gebruikt die over slechts één as 30 scharniert, of een kogelgewricht dat willekeurig kan scharnieren. In Figuur 2 is verder nog een sensor 23 weergegeven. De sensor 23 is bijvoorbeeld een accelerometer om de hoekversnelling van de kanteling van de bovenplaat 2 7 ten opzichte van de onderplaat 3 te kunnen meten. De out-putwaardes van de sensor 23 worden in een uitvoeringsvorm in elektronische schakeling omgezet in een digitaal signaal voor verdere verwerking in de computer 6.

5 In de uitvoeringsvorm van Figuur 2 zijn de verende elementen 4 bevestigd op de onderplaat 3 en de huls 20. De verende elementen 4 lopen hierbij vanaf de onderplaat 3 van buiten naar binnen. De huls 20 is door middel van een schroefdraad naar boven en naar beneden te verplaatsen 10 waardoor de hefboomwerking van het steunorgaan 21 verandert. Indien de huls 20 naar boven wordt bewogen, wordt de hefboomarm groter en zodoende ook de veerkracht die de persoon ondervindt. Indien de huls 20 naar beneden wordt bewogen, wordt de hefboomarm kleiner.

15 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de verende elementen 4 lineaire duw-trekveren 4. Het voordeel van lineaire veren is dat ze een lineaire veerkarak-teristiek hebben en goed in te stellen zijn (in tegenstelling tot andere veeropties). Hierdoor kan er een betere en 20 consistentere meting gedaan worden. Ook kan hierdoor gemakkelijk teruggekeken op voorgaande metingen waardoor het verloop van het behandelingsproces inzichtelijker wordt.

Bij voorkeur is de bovenplaat 2 zo gefabriceerd dat deze groot en sterk genoeg is om een persoon te kunnen 25 dragen als deze met het volle gewicht bovenop de bovenplaat 2 staat. De bovenplaat kan bijvoorbeeld gemaakt worden van metaal, maar ieder ander geschikt materiaal bekend bij de vakman zou gebruikt kunnen worden zoals kunststof, hout, keramiek, glas etcetera.

30 De datakabel 10 is bijvoorbeeld een USB kabel die eenvoudig in een standaard PC past voor datacommunicatie van de sensor met de computer 6. Opgemerkt wordt dat draadloze communicatie van de sensor 23 met een computer 8 ook mogelijk kan zijn. Bij revalidatietoepassing is het denkbaar dat de gegevens naar een computer op afstand worden gezonden via het Internet voor analyse en/of verdere verwerking.

5 Zoals hierboven reeds kort besproken kan de balan- ceerinrichting 18 bestaan uit twee parallel gepositioneerde (horizontaal geplaatste platen) waarbij de bovenplaat 2 in zijn neutrale stand horizontaal (dan wel parallel met de onderplaat 3) staat. Tussen de bodemplaat 3 en de on-10 derplaat 2 is er een kantelpunt dat bij voorkeur zo dicht mogelijk tegen de onderplaat 3 aanligt en een maximale kantelhoek heeft van 20° in zowel een x- als y-as en alle posities daartussen. De instabiele bovenplaat 2 wordt in een onbelaste situatie, door de vier veren 4 in de neutra-15 le stand gehouden. De veren 4 zijn in deze uitvoeringsvorm in het horizontale vlak ten opzichte van elkaar 90° gedraaid en lopen van de buitenkant van de onderplaat 3 diagonaal naar het middelpunt van de bovenplaat 2. Hierbij worden de veren 4 geleid door in iedere veer geplaatste 20 geleidingshuls, niet zichtbaar in de Figuren. De veren 4 zijn, door middel van het naar beneden draaien van de huls 20 waarop deze bevestigd zijn, in te stellen zodat de veerdruk variabel is.

In Figuur 3 wordt schematisch aangeven hoe de bo-25 venplaat 2 gekoppeld kan zijn met de onderplaat 3 die in Figuur 3 is weggelaten. Figuur 3 toont de bovenplaat 2 waaraan het steunorgaan 21 wordt bevestigd met behulp van een aantal schroeven 31 en een tussengelegen plaat 32. Het steunorgaan 21 bestaat uit een cilindervormige component 30 waarin zich een doorgeboorde opening 33 bevindt, en een schijfvormige component die de schroeven 31 ontvangt. De huls 20 bestaat uit een in hoofdzaak kubusvormig hoofdlichaam en aan vier hoekpunten daarvan gepositioneerde klei- 9 nere in hoofdzaak kubusvormige verankeringslichamen 35. De huls 20 omvat een ronde bovenopening aan de bovenzijde waarin het cilindervormige deel van het steunorgaan 21 gestoken kan worden. Indien het steunorgaan 21 door de ronde 5 bovenopening gestoken wordt, kan een cilinder 36 door een zijopening van de huls 20 gestoken worden, die daarbij ook door de opening 33 van het steunorgaan 21 komt. Door het steunorgaan 21 kan hierna een stang 37 voorzien van schroefdraad in een opening van de cilinder 36 worden ge-10 draaid. Onderaan Figuur 3 is een scharnierkoppeling 38 getoond die aan een bevestigingsplaat 39 is vastgezet. De bevestigingsplaat 39 kan op zijn beurt met behulp van een aantal bouten 40 en moeren en ringen 42 bevestigd worden aan de niet getoonde onderplaat 3. Voordat de bovenplaat 2 15 bevestigd wordt het steunorgaan 21, wordt het steunorgaan gekoppeld aan de scharnierkoppeling 38. Bevestiging kan geschieden door middel van een pin met schroefdraad of iets dergelijks. Tussen de verankeringlichamen 35 van de huls 20 is ruimte die bedoeld is voor de uiteindes van de 20 veren 4. De veren 4 bevatten aan beide uiteindes een kop-pelorgaan waarin een gat zit. Het koppelorgaan van een veer 4 wordt nu tussen de verankeringlichamen 35 geplaatst waarna een pin 44 door de verankeringlichamen 35 en het koppelorgaan van de veer 4 wordt gestoken. De opening in 25 het koppelorgaan van de veer 4 is bijvoorkeur iets groter dan de doorsnede van de pin 44. Op deze wijze ontstaat speling die nodig is om de zijdelingse beweging die ontstaat door de kanteling op te vangen.

In een uitvoeringsvorm, is de pin 44 zo gedimensi-30 oneerd dat hieromheen een lagerring 46 kan worden geplaatst die tijdens gebruik in contact komt met een binnenzijde van de opening van het koppelorgaan van de veren 4. Hierdoor wordt voorkomen dat te snel slijtage optreedt.

10

Ook hierbij geldt dat een omtrek van de lagerring 4 6 iets kleiner is dan de opening in het koppelorgaan van de veer 4. In Figuur 3 is verder nog een opening 47 van de bovenplaat 2 getoond. De opening 47 maakt toegang mogelijk tot 5 een bovenzijde van de stang 37. De stang 37 omvat hierbij bijvoorkeur een inbus-uitsparing waarin een inbussleutel kan worden gestoken om de stang 37 te draaien om de huls 20 in de juiste stand in te stellen.

In een uitvoeringsvorm wordt de balanceerinrich-10 ting 1 uitgevoerd met een automatische instelbare veercon-structie, waarbij door middel van bijvoorbeeld een elektromotor via een eventuele overbrenging de stang 37 wordt rondgedraaid waardoor de huls 20 wordt verplaatst ten opzichte van het steunorgaan 21. De elektromotor wordt hier-15 bij bijvoorbeeld aangestuurd via een aparte besturingseenheid en/of de computer 6.

Om het balanceersysteem 1 te kalibreren kan met behulp van de bovengenoemde sensor 23 een aantal metingen worden uitgevoerd. Figuur 4 toont een stroomdiagram met 20 systeemhandelingen die worden uitgevoerd voor het kalibreren volgens een uitvoeringsvorm. De handelingen kunnen handmatig dan wel geheel automatisch door de computer 6 worden uitgevoerd waarbij gebruik wordt gemaakt van de bovengenoemde motor die door de computer wordt bestuurd.

25 Na de start 401 wordt een hoekmeting uitgevoerd, zie stap 402, door het uitlezen van een meetwaarde van de sensor 23. Daarna wordt bij stap 403 getest of de gemeten waarde binnen gespecificeerde niveaus ligt. Is dit niet het geval dan staat waarschijnlijk een persoon op de ba-30 lanceerinrichting 18, en wordt deze gewaarschuwd dat ze moet afstappen, zie 404. Indien de meetwaarde wel tussen de gespecificeerde niveaus ligt, wordt de vering gecontroleerd en een boven- en onderpositie van de huls 20 be- 11 paald. Hiertoe wordt eerst de huls 20 (ook wel instelkern 20 genoemd) naar beneden gedraaid, zie stap 405, waarbij getest wordt of de onderste positie bereikt is, zie test 406. De onderste positie kan bijvoorbeeld gedetecteerd 5 worden door een drukschakelaar die aan de onderzijde van de huls 20 is aangebracht zodanig dat deze bij bereiken van de onderste positie tegen een vast onderdeel, zoals de scharnierkoppeling 38 of eventueel de plaat 39 (zie Figuur 3), aankomt. Als de onderste positie is bereikt volgt een 10 stap 407 waarin het bereikte niveau wordt geijkt als zijn niveau 0,0. Vervolgens worden in stap 408, 409, 410 dezelfde acties uitgevoerd maar dan door de huls 20 naar boven te draaien en een bovenste positie te ijken.

Nadat de onderste en bovenste positie zijn geijkt, 15 wordt de sensor 23 gekalibreerd. Hiertoe wordt in een stap 411 een hoekmeting uitgevoerd met de sensor 23. In een test 412 wordt getest of een bepaald aantal gewenste metingen is bereikt. Is dit niet het geval, dan wordt opnieuw een meting uitgevoerd. Is het aan gewenste metingen 20 uitgevloerd, dan volgt een stap 413 waarin een gemiddelde meetwaarde wordt gebruikt om als kalibratiewaarde in te stellen. Deze kalibratiewaarde vertegenwoordigt de horizontale stand van de bovenplaat 2. De procedure wordt beëindigd bij stap 414.

25 In Figuur 5 toont een stroomdiagram waarin een procedure wordt getoond voor het ophalen van meetwaarden door de elektronische schakeling die analoge waarde ontvangt van de sensor 23. De procedure begint bij een start stap 501, waarna een stap 502 volgt waarin een bericht 30 vanuit de computer 6 wordt ontvangen. Vervolgens wordt in een stap 503 aan de computer 6 gevraagd of één meetwaarde moet worden bepaald, of dat meer meetwaarden moeten worden bepaald. In het eerste geval volgt een stap 504 waarbij 12 slecht een enkele meetwaarde wordt verstuurd naar de computer 6, zie stap 504. In het tweede geval worden meerdere waarde verstuurd, zie stap 505. Vervolgens wordt in een stap 506 data opgehaald uit de sensor 23 en wordt de meet-5 waarde gesampled in een stap 507. Daarna wordt de gesamplede waarde gefilterd, zie stap 508. In een teststap 509 wordt gecontroleerd of nog meer samples nodig zijn. Indien dit zo is, dan volgt opnieuw stap 507. Indien voldoende samples verzameld zijn volgt stap 510 waarin de samples 10 naar de computer 6 worden gestuurd. Indien de meetwaardes automatisch naar de computer 6 moeten worden verstuurd, dan volgt stap 512 waarin getest wordt of een stopsignaal van de computer 6 is ontvangen. Is dit niet het geval, dan volgt stap 506. Is dit wel het geval, dan volgt stap 513 15 en is de procedure beëindigd.

In het voorgaande is de onderhavige uitvinding beschreven aan de hand van enkele voorkeursuitvoeringsvormen. Andere uitvoeringsvormen zijn denkbaar. Zo kan bij-20 voorbeeld de kantelhoek geregistreerd worden door een andersoortige sensor zoals bijvoorbeeld een gyroscopische sensor, inclinometer, potmeter, joystick of rotary encoder. De scharnierkoppeling 22 kan ook uitgevoerd worden met een bol of komvormige koppeling, enkelvoudig- of even-25 tueel een flexibel scharnierpunt en kan ook instelbaar gemaakt worden om de moeilijkheid van de kantelbeweging in te kunnen stellen. De veren 4 kunnen enkel of dubbel uitgevoerd worden in dezelfde positie of eventueel een andere positie tussen de onderplaat 3 of de bovenplaat 2 en de 30 verstelbare huls 20. De verstelbare huls 20 kan met enkele sensoren gebruik maken van een automatische kalibratie zodat de juiste veerdruk altijd gegarandeerd blijft.

13

Ook kunnen de kantelassen desgewenst vastgezet worden om de beweging van de bovenplaat te limiteren tot één as. Verder kan de maximale kanteling van de bovenplaat 2 beperkt worden door in hoogte verstelbare pinnen tegen 5 de bovenplaat te brengen, door de veren te limiteren in de beweging of door de kantelassen in het scharnierpunt (gedeeltelijk) vast te zetten. Een ander type veren kan ook gebruikt worden zoals bijvoorbeeld pneumatische cilinders, gasveren, hydraulische cilinders, duw- of trekveren. De 10 dataconnectie kan ook via een ander protocol of draadloos uitgevoerd worden.

De computer 6 kan los, in een zuil of embedded in de balanceerinrichting 18 geplaatst worden. Het beeldscherm 7 kan extra uitgevoerd worden met een drukgevoelige 15 laag of als een touch screen. Door het toevoegen van een drukmat bovenop de bovenplaat 2 kunnen er additionele voetpositie en voetdrukmetingen gedaan worden.

Verschillende aspecten van verschillende uitvoe-20 ringen worden beschreven geacht in combinatie daarvan waarbij alle combinaties die op basis van dit document door een vakman kunnen worden gemaakt dienen te worden meegelezen. Deze voorkeursuitvoeringsvormen zijn niet beperkend voor de beschermingsomvang van de uitvinding. De 25 gevraagde rechten worden bepaald door de aangehechte conclusies .

30 14

Verwijzingscijferlijst

Figuur 4 401 - start 5 402 = hoekmeting verrichten 403 = waarden binnen gespecificeerde niveau's 404 = gebruiker inlichten 405 = instelkern naarbeneden draaien 406 = bereikt? 10 407 = als niveau 0.0 instellen 408 = instelkern naarboven draaien 409 = bereikt? 410 = als niveau 1.0 instellen 411 = hoekmeting verrichten 15 412 = maal x herhaald? 413 = als calibratiewaarde instellen 414 - eind

Figuur 5 20 501 = start 502 = systeem bericht ontvangen 503 = vraagt één waarde of automatisch zenden 504 = enkele waarde versturen 505 = automatisch sturen van waarden 25 506 = data ophalen 507 = waarde samplen 508 = waarde filteren 509 = meer samples nodig? 510 = waarde naar systeem versturen 30 511 = automatisch of één waarde? 512 = stopsignaal? 513 = eind 1035297

Claims (13)

1. Balanceerinrichting waar een gebruiker op kan balanceren, omvattende: 5. een balanceerorgaan waar de gebruiker al dan niet met volledig gewicht op kan plaatsnemen; - een basisorgaan voor het plaatsen van de balanceerinrichting op een ondergrond; - een staafvormig steunorgaan ingericht tussen het 10 basisorgaan en het balanceerorgaan; - een scharnierkoppeling ingericht tussen het basisorgaan en het balanceerorgaan, waarbij het balanceerorgaan via de scharnierkoppeling en het steunorgaan is gekoppeld aan het basisorgaan, 15 zodanig dat het balanceerorgaan op een centrale plek wordt ondersteund en ten opzichte van het basisorgaan kan kantelen, de inrichting verder omvattend; - een huls die is ingericht om het steunorgaan, waarbij een positie van de huls in een lengterichting van 20 het steunorgaan instelbaar is; - een aantal verende elementen die ieder bij een eerste uiteinde daarvan scharnierbaar bevestigd zijn aan het basisorgaan of aan het balanceerorgaan en bij een tweede uiteinde scharnierbaar bevestigd zijn aan de huls. 25

2. Balanceerinrichting volgens conclusie 1, en waarbij de scharnierkoppeling een cardankoppeling omvat.

3. Balanceerinrichting volgens één of meer van de 30 voorgaande conclusies, waarbij de balanceerinrichting vier verende elementen omvat. 1035297

4. Balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verende elementen lineaire veren zijn.

5. Balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de huls door middel van een schroefdraad in de lengterichting van het steunorgaan te verplaatsen is.

6. Balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het steunorgaan is vastgekoppeld aan het balanceerorgaan en de verende elementen scharnierbaar zijn bevestigd aan het basisorgaan.

7. Balanceerinrichting volgens één of meer van de conclusies 1-5, waarbij het steunorgaan is vastgekoppeld aan het basisorgaan en de verende elementen scharnierbaar zijn bevestigd aan het balanceerorgaan.

8. Balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het basisorgaan een plaatvormige constructie omvat.

9. Balanceerinrichting volgens één of meer van de 25 voorgaande conclusies, waarbij het balanceerorgaan kantelbaar is ten opzichte van het basisorgaan over één of twee assen met een maximale kantelhoek tussen 15°-25°.

10. Balanceerinrichting volgens één of meer van de 30 voorgaande conclusies, waarbij het balanceerorgaan een ronde bovenplaat omvat die groot en sterk genoeg is om een persoon te kunnen dragen als deze met het volle gewicht bovenop de bovenplaat staat.

11. Balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de balanceerinrichting een sensor omvat voor het meten van de kanteling van het ba- 5 lanceerorgaan ten opzichte van het horizontale vlak.

12. Balanceerinrichting volgens conclusie 11, waarbij de sensor een accelerometer omvat voor het meten van een hoekversnelling van de kanteling van het balan- 10 ceerorgaan.

13. Balanceersysteem omvattende een balanceerinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het balanceersysteem verder omvat: 15. een computer ingericht om een signaal te ontvan gen van de sensor, en voor het laden van een programma dat het signaal gebruikt om een aantal specifieke acties uit te voeren; - een beeldscherm voor het weergeven van gegevens 20 aan de gebruiker. 1 0 35297