NL1033123C1 - Pijpleidingopslagsysteem. - Google Patents
Pijpleidingopslagsysteem. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1033123C1 NL1033123C1 NL1033123A NL1033123A NL1033123C1 NL 1033123 C1 NL1033123 C1 NL 1033123C1 NL 1033123 A NL1033123 A NL 1033123A NL 1033123 A NL1033123 A NL 1033123A NL 1033123 C1 NL1033123 C1 NL 1033123C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pipeline
- storage system
- carriers
- boundary elements
- loop shape
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H75/00—Storing webs, tapes, or filamentary material, e.g. on reels
- B65H75/02—Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks
- B65H75/34—Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks specially adapted or mounted for storing and repeatedly paying-out and re-storing lengths of material provided for particular purposes, e.g. anchored hoses, power cables
- B65H75/36—Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks specially adapted or mounted for storing and repeatedly paying-out and re-storing lengths of material provided for particular purposes, e.g. anchored hoses, power cables without essentially involving the use of a core or former internal to a stored package of material, e.g. with stored material housed within casing or container, or intermittently engaging a plurality of supports as in sinuous or serpentine fashion
- B65H75/362—Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks specially adapted or mounted for storing and repeatedly paying-out and re-storing lengths of material provided for particular purposes, e.g. anchored hoses, power cables without essentially involving the use of a core or former internal to a stored package of material, e.g. with stored material housed within casing or container, or intermittently engaging a plurality of supports as in sinuous or serpentine fashion with stored material housed within a casing or container
- B65H75/364—Cores, formers, supports, or holders for coiled, wound, or folded material, e.g. reels, spindles, bobbins, cop tubes, cans, mandrels or chucks specially adapted or mounted for storing and repeatedly paying-out and re-storing lengths of material provided for particular purposes, e.g. anchored hoses, power cables without essentially involving the use of a core or former internal to a stored package of material, e.g. with stored material housed within casing or container, or intermittently engaging a plurality of supports as in sinuous or serpentine fashion with stored material housed within a casing or container the stored material being coiled
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H57/00—Guides for filamentary materials; Supports therefor
- B65H57/14—Pulleys, rollers, or rotary bars
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L1/00—Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
- F16L1/024—Laying or reclaiming pipes on land, e.g. above the ground
- F16L1/06—Accessories therefor, e.g. anchors
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L1/00—Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
- F16L1/12—Laying or reclaiming pipes on or under water
- F16L1/20—Accessories therefor, e.g. floats, weights
- F16L1/202—Accessories therefor, e.g. floats, weights fixed on or to vessels
- F16L1/203—Accessories therefor, e.g. floats, weights fixed on or to vessels the pipes being wound spirally prior to laying
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L3/00—Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets
- F16L3/01—Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets for supporting or guiding the pipes, cables or protective tubing, between relatively movable points, e.g. movable channels
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L3/00—Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets
- F16L3/26—Supports for pipes, cables or protective tubing, e.g. hangers, holders, clamps, cleats, clips, brackets specially adapted for supporting the pipes all along their length, e.g. pipe channels or ducts
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Warehouses Or Storage Devices (AREA)
Description
* 1
Korte aanduiding: Pijpleidingopslagsysteem.
De uitvinding heeft betrekking op een opslagsysteem voor het tijdelijk op een stuk land opslaan van een pijpleiding voorafgaand aan installatie daarvan. Met name betreft het hierbij een tijdelijk opslagsysteem voor pijpleidingen die zijn opgebouwd uit meerdere 5 afdichtend met elkaar verbonden pijpleidingdelen.
Bijvoorbeeld in de offshore zijn pijpleiding installatie schepen bekend die zijn ingericht om dergelijke pijpleidingen vanaf een haspel naar de zeebodem te laten zakken. Op een dergelijke haspel zijn dan lengtes van bijvoorbeeld gemiddeld 15 kilometer aan 10 pijpleiding gewikkeld. Indien de haspel leeg is dient het schip telkens terug naar een locatie aan land te worden gevaren alwaar een nieuwe pijpleiding op de haspel gewikkeld wordt. Veelal wordt dit op de haspel wikkelen gecombineerd met het aan elkaar lassen van de pi jpleidingdelen. Dit lassen dient in verband met de voor deze 15 specifieke toepassing geldende eisen zeer nauwkeurig te gebeuren, en is al snel een tijdrovend proces. Gezien de prijs van dergelijke schepen is dit een zeer kostbaar tijdverlies.
Teneinde tijd te besparen is het bekend om stroken pijpleiding van bijvoorbeeld een kilometer voor te bereiden, door de delen 20 daarvan, die bijvoorbeeld 12 meter lang zijn, in een eerder stadium aan elkaar te lassen. Ook dan dient echter telkens als er een kilometer aan pijpleiding op de haspel gewikkeld is, weer een nieuwe strook pijpleiding eraan vast gelast te worden. Dit leidt er nog steeds toe dat het schip tijdens het proces van haspelen en lassen 25 relatief lang niet effectief gebruikt kan worden voor het leggen van pijpleiding.
Bijvoorbeeld WO 97/41054 toont een opslagsysteem voor dergelijke pijpleiding dat een groot aantal treinstellen omvat. Deze treinstellen lopen over treinrails die in een grote cirkel 30 geïnstalleerd en gefundeerd zijn. De treinstellen worden aangedreven door locomotieven en zijn geschikt om daarop naast elkaar meerdere lussen aan pijpleiding te dragen en voort te bewegen. Aldus kan ter voorbereiding, dat wil zeggen terwijl het schip op zee bezig is pijpleiding te leggen, een nieuwe lengte aan pijpleiding in elkaar 35 worden gelast en tijdelijk worden opgeslagen op de treinstellen.
1033 123'* • ♦ - 2 -
Nadelig hierbij is dat substantiële investeringen benodigd zijn om het opslagterrein in te richten met treinrails, funderingen, treinstellen, en modificaties hieraan, zoals bovenloop kranen en andere benodigde apparatuur. Verder is dit een permanente inrichting, 5 welke vergunningen vereist voor zware industrie. Aangezien de inrichting permanent is, wordt hij uitgelegd voor de zwaarste pijpleidingen en diameters. Hierdoor is de benodigde diameter van de in de cirkel gelegde treinrails de grootst mogelijke, hetgeen substantieel veel ruimte en investeringen vereist om te bouwen. Het 10 buigmoment dat in de pijpleiding ontstaat als deze in de cirkelvorm wordt gedwongen, moet worden overwonnen. Dit heeft tot gevolg dat de pijpleiding moet worden ingeklemd op de treinstellen zodat de krachten daarop overgedragen kunnen worden. Hierdoor word een moment op de treinstellen overgebracht, welke de uiteindelijke capaciteit 15 van het systeem limiteert of de constructie zwaarder maakt. Tijdens het haspelen moeten de door het pijpenleg schip op de pijpleiding uitgeoefende krachten zeer nauwkeurig gecoördineerd worden met de door de locomotieven en treinstellen op de pijpleiding uitgeoefende krachten, teneinde schade aan de pijpleiding te voorkomen. Het is een 20 complex opslagsysteem dat een nauwkeurige aansturing vereist alsmede significante supervisie van een operator.
De onderhavige uitvinding heeft tot doel de bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk te ondervangen dan wel een bruikbaar alternatief te verschaffen. In het bijzonder heeft de uitvinding tot 25 doel een goedkoop, flexibel en gebruiksvriendelijk opslagsysteem te verschaffen voor voorbewerkte pijpleiding.
Dit doel wordt bereikt door een opslagsysteem volgens conclusie 1. Het opslagsysteem omvat hierbij meerdere dragers en begrenzingselementen die op vaste posities in een lusvorm op een stuk 30 land zijn voorzien. De begrenzingselementen zijn voorzien van wrijvingsverminderende geleidingsorganen voor het in de lusvorm daarlangs doen geleiden van een pijpleiding. De dragers zijn voorzien van wrijvingsverminderende draagorganen voor het in de lusvorm daaroverheen laten voortbewegen van de pijpleiding. Het in de lusvorm 35 brengen en doen voortbewegen van de pijpleiding vindt plaats middels aandrijfmiddelen.
Aldus is het mogelijk om in een intermitterend proces telkens een handeling uit te voeren aan een nieuw stuk pijpleiding, en dit daarna toe te voegen aan eerder tussen het samenstel van dragers en 40 begrenzingselementen opgeslagen pijpleiding. Tijdens het inbrengen r t - 3 - van de eerste pijpleidingdelen, kan een kraan of dergelijke worden gebruikt om de pijpleiding langs de draag- en geleidingsorganen te geleiden. Nadat een eerste volledige lus verkregen is, kan het begin van de pijpleiding tijdelijk vast gemaakt worden bovenop de tweede 5 lus die dan binnen het opslagsysteem gebracht wordt. Hierdoor is de kraan of dergelijke niet meer nodig om de pijpleiding langs de draag-en geleidingsorganen te brengen. Vanaf dit punt kunnen de verdere pijpleidingdelen in het opslagsysteem gebracht worden door de aandrijfmiddelen. Als de complete lengte aan pijpleiding gereed is, 10 kan de pijpleiding uit het opslagsysteem gehaald worden. Dit kan naar de haspel van een pijpleiding installatie schip zijn of naar een ander transportmiddel of direct naar de eindbestemming. Hiervoor kunnen de aandrijfmiddelen in omgekeerde richting worden ingezet en/of een ander uittrekmiddel worden ingezet, zoals een kraan of 15 lierinstallatie.
Het samenstel van dragers en begrenzingselementen kan met voordeel constructief zeer eenvoudig zijn. Er is slechts een minimum aan investering vereist om het opslagsysteem in te richten. Het opslagsysteem kan ruim van te voren opgesteld worden op elk 20 willekeurig stuk land om zo de pijpleiding in niet kritische tijd voor te kunnen bereiden. Dit is mogelijk door de relatief lage investeringskosten van het opslagsysteem. Overal ter wereld kunnen locale bedrijven gebruikt worden om het pijpleidingopslagsysteem te bouwen en te gebruiken. Nadat de pijpleiding afgevoerd is naar zijn 25 eindbestemming, kan het opslagsysteem eenvoudig worden afgebroken om weer opgebouwd te worden dichtbij de volgende project locatie. Er is slechts een minimum aan logistieke acties vereist om het opslagsysteem te verhuizen naar een volgende locatie. Het opslagsysteem heeft minimale invloed op het milieu, en het opruimen 30 en achterlaten volgens de milieutechnische eisen van het stuk land waarop het opslagsysteem zich bevond is niet gecompliceerd of kostbaar. De radius van het opslagsysteem kan telkens worden aangepast aan de eigenschappen van de voor te bereiden pijpleiding en kan aldus project specifiek gehouden worden. Verder kunnen de 35 diameter en vorm van het opslagsysteem worden aangepast aan de voor het project beschikbaar gemaakte opslag ruimte.
In het bijzonder zijn de begrenzingselementen vast met het stuk land verankerd. Zo kunnen de begrenzingselementen profieldelen, bijvoorbeeld damwandplanken, omvatten die voor een deel in de grond 40 gedreven kunnen worden. De begrenzingselementen kunnen echter ook op - 4 - elke andere wijze op vaste posities met de grond worden verankerd of worden opgesteld, bijvoorbeeld door ze als losse elementen uit te voeren die van zichzelf voldoende zwaar zijn om op de beoogde locatie in de vaste posities langs de lusvorm te blijven staan. Ook kunnen ze 5 worden bevestigd op reeds bestaande constructies, zoals een gebouw, silo of dergelijke, die zich op de beoogde locatie bevinden.
Meer in het bijzonder zijn de dragers vast verbonden met de begrenzingselementen. Hierdoor bevinden ze zich altijd in de juiste vaste posities ten opzichte van de begrenzingselementen. Het is 10 echter ook mogelijk om de dragers als separate onderdelen uit te voeren die op vaste posities langs de lusvorm kunnen worden geplaatst.
De aandrijfmiddelen worden bijvoorbeeld gevormd door een zogenaamde tensioner die is ingericht om rechtstreeks aan te grijpen 15 op de pijpleiding en de pijpleiding daarbij voort te duwen of trekken. In aanvulling daarop of als alternatief kunnen de aandrijfmiddelen ook indirect werkzaam zijn via de wrijvingsverminderende geleidings- en/of draagorganen.
De voorbereidende handelingen die telkens aan een nieuw stuk 20 pijpleiding dienen te worden uitgevoerd voordat deze in het opslagsysteem wordt opgeslagen, bestaan met name uit het telkens toevoegen van een nieuw pijpleidingdeel, waarbij dat afdichtend verbonden wordt met de rest van de pijpleiding. In het bijzonder betreft het hierbij een lasproces. Vervolgens kan desgewenst nog een 25 inspectie aan de verkregen verbinding worden uitgevoerd, en kan een beschermingslaag om de verbinding worden aangebracht.
De dragers en de begrenzingselementen zijn bij voorkeur in een lusvorm opgesteld met dusdanige krommingstralen dat de krachten in de opgeslagen pijpleiding de lussen bij elkaar houden, zonder de 30 pijpleiding plastisch te deformeren. Het buigen van de pijpleiding tijdens het in de lusvorm tussen de dragers en begrenzingselementen resulteert dan in hoofdzaak alleen in elastische vervorming. De hierdoor in de pijpleiding ontstane buigmomenten werken dan positief mee om de pijpleiding in het opslagsysteem te houden. De ideale 35 krommingstraal dient te worden berekend aan de hand van de diameter, wanddikte, stijfheid en sterkte van de pijpleiding, van het beschikbare oppervlak van het stuk land, etc.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de dragers en begrenzingselementen op vaste posities in een cirkelvorm opgesteld.
40 Hierdoor kunnen de meerdere lussen nadat ze eenmaal in de lusvorm - 5 - zijn gebracht, hun vorm behouden tijdens het verdere ronddraaien tussen het samenstel van dragers en begrenzingselementen.
Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de onderconclusies.
5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze volgens conclusie 17, en een gebruik volgens conclusie 18.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: 10 Fig. la-c schematische bovenaanzichten tonen van een opslagsysteem volgens de uitvinding tijdens opvolgende stappen van een opslagprocedure;
Fig. 2 een aanzicht is in perspectief van een gecombineerd drager-begrenzingselement uit fig. 1; 15 Fig. 3 een eerste variant toont van fig. 2;
Fig. 4 een tweede variant toont van fig. 2;
Fig. 5 een derde variant toont van fig. 2;
Fig. 6 een vierde variant toont van fig. 2;
Fig. 7 een vijfde variant toont van fig. 2; 20 Fig. 8 een variant toont van de drager;
Fig. 9 een variant toont van fig. 1 met in elkaar geplaatste samenstellen van dragers en begrenzingselementen; en
Fig. 10 een variant toont met in een langgerekte lusvorm geplaatste dragers en begrenzingselementen.
25 . Het opslagsysteem is in fig. 1 in zijn geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. Het systeem omvat meerdere gecombineerde drager-begrenzingselementen 2 die in een cirkelvorm geplaatst zijn. Zoals te zien is in fig. 2 omvat elk element 2 een begrenzingselement 3 met 30 een verticale geleidingsrol 4, en een drager 5 met een horizontale draagrol 6. Beide rollers 4, 6 zijn vrij draaibaar opgesteld.
Het begrenzingselement 3 wordt hier gevormd door een damwandprofiel dat met zijn ondergelegen deel in de grond gedreven is. De drager 5 is uitgevoerd als een hoekprofiel dat vast verbonden 35 is met het damwandprofiel.
De begrenzingselementen 3 zijn voorzien langs de buitenomtrek van de cirkel.
De drager-begrenzingselementen 2 zijn bestemd om meerdere lussen pijpleiding 8 op te slaan voorafgaand aan verder gebruik 40 daarvan. Bij een beoogd invoerpunt voor de pijpleiding 8 zijn - 6 - aandrijfmiddelen 9 voor de het doen voortbewegen van de pijpleiding 8 voorzien. Verder zijn aldaar een laseenheid 10, een inspectie-eenheid 11, en een coatingeenheid 12 voorzien. Met de laseenheid 10 kan telkens een nieuw recht pijpleidingdeel 14 worden aangelast, welke 5 lasverbinding vervolgens geïnspecteerd en van een coating kan worden voorzien. De rechte pijpleidingdelen 14 liggen hierbij op voorraad klaar en kunnen telkens met behulp van een kraan 15 bij de laseenheid 10 worden gelegd.
Aldus kan de pijpleiding 8 telkens met een nieuw deel 14 worden 10 uitgebreid en vervolgens steeds verder in het samenstel van drager-begrenzingselementen 2 naar binnen worden gevoerd om daarin tijdelijk in lussen te worden opgeslagen.
Teneinde ervoor te zorgen dat de pijpleiding 8 ook daadwerkelijk op steeds meer draagrollers 6 komt te liggen wordt 15 tijdens het vormen van de eerste lus, zoals dat te zien is in fig.
la, gebruik gemaakt van een kraan 17 die het vooraangelegen einde van de pijpleiding 8 telkens naar het volgende drager-begrenzingselement 2 wordt geleid. Nadat de pijpleiding 8 eenmaal op een bepaalde draagrol 6 is komen te liggen zorgt de bijbehorende geleidingsrol 4 20 ervoor dat de pijpleiding 8 tijdens verder transport daarlangs niet in radiale richting naar buiten toe kan ontsnappen.
Nadat een volledige eerste lus bereikt is zal een volgende lus onder de eerste lus gelegd worden, etc. Hierbij ontstaan meerdere spiraalvormige wikkelingen aan pijpleiding boven op elkaar (zie fig. 25 2a) waarbij nieuw ingebrachte pijpleiding de eerder ingebrachte lus(sen) enigszins omhoog duwt in het opslagsysteem 1. Indien hierbij het einde van de eerste lus en het begin van de tweede lus aan elkaar vast worden gemaakt, dan is de kraan 17 na het voltooien van de eerste lus overbodig. De aandrijfmiddelen 9 zijn dan namelijk in 30 staat om en een nieuw pijpleidingdeel naar binnen te voeren en om de reeds aanwezige lussen aan pijpleiding 8 mee rond te draaien. Desgewenst kunnen één of meer van de rollers 4, 6 hierbij worden aangedreven door hydraulische of elektrische motoren als de eigenschappen van de pijpleiding dit noodzakelijk maken. Dit proces 35 van aanlassen van een nieuw pi jpleidingdeel 14 en het verder in het systeem 1 opwikkelen van de pijpleiding 8 herhaalt zich net zo lang totdat een gewenste lengte bereikt is.
Vervolgens kan op een gewenst moment de pijpleiding 8 weer uit het systeem gehaald worden. Fig. lc toont de toepassing waarin de 40 pijpleiding 8 wordt afgewikkeld uit het systeem 1 en wordt toegevoerd - 7 - aan een haspel 20 van een pijpleiding installatie schip 21. Tussen het samenstel van drager-begrenzingselementen 2 zijn dan een aantal rollerelementen 22 geplaatst.
Fig. 3 toont een variant waarin het begrenzingselement wordt 5 gevormd door een losse container 30. Hieraan zijn zowel de geleidingsrol 4 alsook de drager 5 met de draagrol 6 bevestigd. Dergelijke containers 30 kunnen op de in fig. 1 getoonde vaste posities langs de beoogde lusvormige baan worden opgesteld, en zullen als gevolg van hun eigen gewicht niet in radiale richting naar buiten 10 toe wijken indien de pijpleiding daartussen in de beoogde lusvorm naar binnen wordt gevoerd.
Fig. 4 toont een variant waarin de geleidingsrol 40 geprofileerd is uitgevoerd met uitsparingen 41 die gevormd zijn naar de buitendiameter van de pijpleiding 8. Tevens is in fig. 4 een 15 aandrijving 42 te zien voor het aandrijven van de geleidingsrol 40.
Fig. 5 toont een variant waarin tevens verticale geleidingsrollers 50 zijn voorzien die de binnenomtrek van de beoogde lusvormige baan begrenzen. De pijpleiding 8 is dan zowel in radiale richting naar binnen als naar buiten toe begrensd.
20 Fig. 6 toont een variant waarin meerdere drager- begrenzingselementen 2 boven elkaar zijn geplaatst. Hierdoor kan een hogere maximale stapelhoogte worden bereikt afhankelijk van de eigenschappen van de pijpleiding.
Fig. 7 toont een variant waarbij een drager 70 is uitgevoerd 25 als separaat onderdeel van het begrenzingselement 3, dat wil zeggen daarmee geen rechtstreekse verbinding heeft. Hierdoor is het met voordeel mogelijk om de dragers 70 op meer, minder en/of op andere vaste posities langs de beoogde lusvorm te voorzien dan de daarvan separate begrenzingselementen 3. Verder is het hierdoor mogelijk om 30 de dragers geschikt te maken voor het daarop dragen van meer of zwaardere lussen aan pijpleiding. De drager 70 wordt hier gevormd door een plaatvormige ligger met daarop gemonteerd een horizontale roller 71. De dragers kunnen desgewenst zijn voorzien van bevestigings- of ankermiddelen voor het op de vaste posities kunnen 35 plaatsen van de dragers.
Fig. 8 toont een variant waarbij een drager 80 een ligger 81 omvat met daarop gemonteerd een eindloos transportorgaan 82 als draagorgaan. Het transportorgaan 82 wordt hierbij gevormd door een transportband met een enigszins V-vormige dwarsdoorsnede. In het 40 bijzonder is het transportorgaan 82 aandrijfbaar, en is het daartoe - 8 - voorzien van een aanstuurbare aandrijfeenheid. Daarnaast is het draagorgaan hier scharnierend verbonden met de ligger. Dit maakt het mogelijk voor het draagorgaan om zich eenvoudig aan te passen aan de op een bepaald moment passerende pijpleiding.
5 Bij de uitvoeringsvorm in fig. 9 is een tweede samenstel 90 van in een cirkel op vaste posities geplaatste drager- begrenzingselementen 2 binnen een eerste samenstel 91 voorzien. Ook hierdoor kan de opslagcapaciteit worden uitgebreid zonder dat daarvoor extra land nodig is.
10 Tot slot toont figuur 10 een uitvoeringsvorm waarbij de drager- begrenzingselementen 2 in een eindloze baan met rechte baansecties en met gekromde bochtsecties zijn opgesteld. Dit kan voordelen bieden indien de locatie daartoe aanleiding geeft.
Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten 15 mogelijk. Zo kunnen er bijvoorbeeld andersoortige of andersvormige wrijvingsverminderende geleidings- resp. draagorganen worden gebruikt. Deze kunnen al dan niet aangedreven en/of gelagerd zijn.
Ook kunnen de rollers bedekt worden met een zacht materiaal zoals polyurethaan om beschadiging van de pijpleiding en/of de 20 beschermingslaag daarop te voorkomen. Het aantal dragers en begrenzingselementen dat langs de beoogde lusvormige baan wordt opgesteld kan variëren. In het uiterste geval kunnen ze zelfs in hoofdzaak aansluitend aan elkaar worden opgesteld teneinde de krachten zoveel mogelijk te verdelen. In veel gevallen zal dit echter 25 niet nodig zijn, en kan worden volstaan met bijvoorbeeld ten minste één drager resp. begrenzingselement per 10 meter. In het bijzonder is het aantal dragers resp. begrenzingselementen zodanig gekozen dat de daarop gewikkelde lussen aan pijpleiding niet over de grond gaan slepen of plastisch vervormen als gevolg van doorhang daartussen. De 30 meerdere lussen aan pijpleiding kunnen zowel spiraalvormig onder of op elkaar alsook spiraalvormig naast elkaar op de dragers komen te liggen. In het laatste geval dienen de dragers dan wel voldoende breed te worden uitgevoerd. De pijpleiding betreft veelal stalen pijpleiding die bestemd is voor het daardoorheen voeren van 35 vloeistoffen of gassen. De pijpleiding heeft veelal een diameter die groter is dan 7,5 centimeter, waarbij dan de minimum krommingstraal van de beoogde lusvorm ten minste 13 meter is. Meer in het bijzonder heeft de pijpleiding een diameter die groter is dan 15 centimeter, waarbij dan de minimum krommingstraal van de beoogde lusvorm ten 40 minste 25 meter is. Nog meer in het bijzonder heeft de pijpleiding - 9 - een diameter die groter is dan 20 centimeter, waarbij dan de minimum krommingstraal van de beoogde lusvorm ten minste 35 meter is, danwel heeft de pijpleiding een diameter die groter is dan 25 centimeter, waarbij dan de minimum krommingstraal van de beoogde lusvorm ten 5 minste 40 meter is. Bovengenoemde waarden voor de minimum kromtestraal zouden nog verder gereduceerd kunnen worden voor pijpleidingen die vervaardigd zijn uit hoogwaardiger materiaal en/of bij het aanhouden van lagere veiligheidsfactoren. In plaats van het geleiden van de pijpleiding langs begrenzingselementen die de 10 buitenzijde van de beoogde lusvorm begrenzen, is het ook mogelijk om de pijpleiding rondom langs de binnenzijde van de beoogde lusvorm geplaatste begrenzingselementen te geleiden. In beide gevallen kan dit zowel trekkend als duwend plaatsvinden.
Het opslagsysteem leent zich met name goed voor de 15 bovengenoemde offshore industrie. Het opslagsysteem kan echter ook van nut zijn voor diverse pijpleiding projecten op het land, bijvoorbeeld daar waar restricties bestaan op het gebied van beschikbare opslagruimte, opslagduur, of benodigde voorbereidingstijd. Te denken valt aan (horizontaal) gestuurde boring 20 projecten, land pijpleiding projecten in bijvoorbeeld steden, land pijpleiding projecten met restricties op milieutechnisch gebied, bijvoorbeeld in broedgebieden, etc.
Aldus is een multifunctioneel goedkoop en doeltreffend opslagsysteem verschaft dat snel inzetbaar is op elke gewenste 25 locatie, en dat na afloop weer eenvoudig kan worden verwijderd en op een andere locatie kan worden hergebruikt.
Claims (18)
1. Opslagsysteem voor het tijdelijk op een stuk land opslaan van een pijpleiding (8) voorafgaand aan installatie, omvattende: - een samenstel van dragers (5) en begrenzingselementen (3) dat is ingericht voor het in meerdere lussen daarop dragen en daartegen 5 begrenzen van de pijpleiding (8); en - aandrijfmiddelen (9) voor het in de lusvorm brengen en doen voortbewegen van de pijpleiding (8); met het kenmerk, dat de dragers (5) en begrenzingselementen (3) op vaste posities in de 10 genoemde lusvorm op het stuk land zijn voorzien, welke begrenzingselementen (3) zijn voorzien van wrijvingsverminderende geleidingsorganen (4) voor het in de lusvorm daarlangs doen geleiden van de pijpleiding (8), en welke dragers (5) zijn voorzien van wrijvingsverminderende 15 draagorganen (6) voor het in de lusvorm daaroverheen laten voortbewegen van de pijpleiding (8).
2. Opslagsysteem volgens conclusie 1, waarbij de begrenzingselementen (3) in de grond verankerd zijn. 20
3. Opslagsysteem volgens conclusie 2, waarbij de begrenzingselementen (3) profieldelen zijn die voor een deel in de grond gedreven zijn.
4. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dragers (5) en de begrenzingselementen (3) vast met elkaar verbonden zijn.
5. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij 30 ten minste een aantal van de begrenzingselementen (3) zijn voorzien langs de buitenomtrek van de lusvorm.
6. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een aantal van de begrenzingselementen (50) zijn voorzien 35 langs de binnenomtrek van de lusvorm.
7. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsorganen (4) rollers omvatten. y T ‘i ·-, >5 . - 11 -
8. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de draagorganen (6) rollers omvatten.
9. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidings- en/of draagorganen (4, 6) aandrijfbaar zijn.
10. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsorganen (40) geprofileerd zijn uitgevoerd met aan de 10 vorm van de pijpleiding (8) aangepaste uitsparingen (41).
11. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidings- en/of draagorganen bekleed zijn met een zacht materiaal. 15
12. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een verbindingseenheid (10) is voorzien voor het met elkaar verbinden van meerdere stukken pijpleiding (14) voorafgaand aan het in de lusvorm geleiden van de pijpleiding (8). 20
13. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingseenheid (10) een laseenheid omvat.
14. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij 25 de dragers (5) en begrenzingselementen (3) op vaste posities in een cirkelvorm op het stuk land zijn voorzien,
15. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kromtestraal (R) van de lusvorm zodanig is dat de pijpleiding (8) 30 tijdens het in de lusvorm brengen vrij blijft van plastische vervorming.
16. Opslagsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een aantal van de dragers (5) separaat zijn uitgevoerd van 35 de begrenzingselementen (3).
17. Werkwijze voor het tijdelijk op een stuk land opslaan van een pijpleiding (8) voorafgaand aan installatie, omvattende de stappen: - 12 - - het op vaste posities in een lusvorm voorzien van een samenstel van dragers (5) en begrenzingselementen (3] van het opslagsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies; - het telkens verbinden van een nieuw stuk pijpleiding (14) met een 5 eerder in het samenstel geleid pijpleidingdeel (8); - het met behulp van aandrijfmiddelen (9) in het samenstel geleiden van het nieuwe stuk pijpleiding (14) tezamen met het voortbewegen van het eerder in een lusvorm in het samenstel geleide pijpleidingdeel (8) langs wrijvingsverminderende draagorganen (6) en 10 geleidingsorganen (4) die voorzien zijn op de dragers (5) resp. begrenzingselementen (3); - het uit het samenstel verwijderen van de pijpleiding (8) onder voortbeweging langs de wrijvingsverminderende draagorganen (6) en geleidingsorganen (4). 15
18. Gebruik van het opslagsysteem volgens één van de conclusies 1-16 voor het tijdelijk op een stuk land opslaan van een pijpleiding (8) voorafgaand aan opname op een offshore pijpenleg schip (21). 20 25 1 Π 'K i 12 3'
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1033123A NL1033123C1 (nl) | 2006-12-22 | 2006-12-22 | Pijpleidingopslagsysteem. |
PCT/NL2007/000323 WO2008078983A1 (en) | 2006-12-22 | 2007-12-20 | Pipeline storage system |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1033123A NL1033123C1 (nl) | 2006-12-22 | 2006-12-22 | Pijpleidingopslagsysteem. |
NL1033123 | 2006-12-22 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1033123C1 true NL1033123C1 (nl) | 2008-06-24 |
Family
ID=39311064
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1033123A NL1033123C1 (nl) | 2006-12-22 | 2006-12-22 | Pijpleidingopslagsysteem. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1033123C1 (nl) |
WO (1) | WO2008078983A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US7927040B2 (en) * | 2008-08-08 | 2011-04-19 | Wilson Michael W N | Method for storing, delivering and spooling preassembled pipelines |
GB201200127D0 (en) * | 2012-01-05 | 2012-02-15 | Saipem Spa | Laying of conduit at sea using horizontal reels |
Family Cites Families (8)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3667554A (en) * | 1970-11-30 | 1972-06-06 | Eugene A Smitherman | Method for handling column of drill pipe during drilling operations |
US3785587A (en) * | 1971-06-24 | 1974-01-15 | Republic Steel Corp | Coil of continuous elongated material |
US3965713A (en) * | 1974-05-28 | 1976-06-29 | Deep Oil Technology, Inc. | Method and apparatus for laying continuous pipe |
US3996779A (en) * | 1975-02-10 | 1976-12-14 | Western Gear Corporation | Pipe storage apparatus and method |
SE7603676L (sv) * | 1976-03-26 | 1977-09-27 | Oberg Karl Erik | Sett och system for framstellning och utleggning av olje- eller gasror ledning pa havsbotten |
GB9608667D0 (en) * | 1996-04-26 | 1996-07-03 | Coflexip Stena Offshore Ltd | Pipeline storage |
DK1104525T3 (da) * | 1998-08-20 | 2002-06-17 | Bogey Venlo B V | Fremgangsmåde og organ til opbevaring og/eller transport af et langstrakt rør eller kabel |
NL1011069C2 (nl) * | 1999-01-19 | 2000-07-20 | Well Engineering Partners B V | Werkwijze en installatie voor het inbrengen van een buis in een boorgat in de aardbodem. |
-
2006
- 2006-12-22 NL NL1033123A patent/NL1033123C1/nl not_active IP Right Cessation
-
2007
- 2007-12-20 WO PCT/NL2007/000323 patent/WO2008078983A1/en active Application Filing
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2008078983A1 (en) | 2008-07-03 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US11512796B2 (en) | System and method for deploying coils of spoolable pipe | |
JP5647355B2 (ja) | 可撓性ラインを海に敷設する敷設船および方法 | |
US3965713A (en) | Method and apparatus for laying continuous pipe | |
DK2622248T3 (en) | DEVICE AND PROCEDURE FOR SELECTING AN OBJECTS OF A VESSEL | |
US7927040B2 (en) | Method for storing, delivering and spooling preassembled pipelines | |
EP1046006A1 (fr) | Dispositif et procede d'installation de conduites a tres grandes profondeurs | |
CN111148929B (zh) | 用于挠性管容纳滑车的系统和方法 | |
NL1033123C1 (nl) | Pijpleidingopslagsysteem. | |
EP2800686B1 (en) | Laying of conduit at sea using horizontal reels | |
US6004071A (en) | Methods of installing elongate underwater structures | |
US10612692B2 (en) | Pipelay system, apparatus and method of use | |
CA2700268C (en) | Method to lay a pipeline in circles on the water in a horizontal plane | |
US20120148348A1 (en) | System for reeling pipeline | |
NL2012137C2 (en) | Manufacturing of a subsea pipeline and spooling said pipeline onto a reel of a pipelaying vessel at a spoolbase. | |
US6641330B1 (en) | Method and apparatus for laying elongated articles | |
NL2020187B1 (en) | A method of laying a pipeline by reel-lay. | |
OA20301A (en) | System and method for deploying coils of spoolable pipe. | |
WO2022093037A1 (en) | An offshore cable and methods for installation | |
EA037730B1 (ru) | Раздвигаемый узел барабана для разворачивания бухтованной трубы и способ его использования | |
WO2010012895A1 (fr) | Methode d'installation d'une conduite tubulaire sur le fond marin |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20110701 |