NL1033020C2 - Klimapparaat. - Google Patents

Klimapparaat. Download PDF

Info

Publication number
NL1033020C2
NL1033020C2 NL1033020A NL1033020A NL1033020C2 NL 1033020 C2 NL1033020 C2 NL 1033020C2 NL 1033020 A NL1033020 A NL 1033020A NL 1033020 A NL1033020 A NL 1033020A NL 1033020 C2 NL1033020 C2 NL 1033020C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
upright
footrest
guide
user
foot
Prior art date
Application number
NL1033020A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Egbertus Wilhelmus Van Zutven
Original Assignee
Zutven Petrus Egbertus Wilhelm
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zutven Petrus Egbertus Wilhelm filed Critical Zutven Petrus Egbertus Wilhelm
Priority to NL1033020A priority Critical patent/NL1033020C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1033020C2 publication Critical patent/NL1033020C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06CLADDERS
    • E06C1/00Ladders in general
    • E06C1/02Ladders in general with rigid longitudinal member or members
    • E06C1/38Special constructions of ladders, e.g. ladders with more or less than two longitudinal members, ladders with movable rungs or other treads, longitudinally-foldable ladders
    • E06C1/381Ladders with rungs or treads attached only to one rigid longitudinal member
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63BAPPARATUS FOR PHYSICAL TRAINING, GYMNASTICS, SWIMMING, CLIMBING, OR FENCING; BALL GAMES; TRAINING EQUIPMENT
    • A63B27/00Apparatus for climbing poles, trees, or the like
    • A63B27/04Climbing devices for profile poles attachable to the feet
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63BAPPARATUS FOR PHYSICAL TRAINING, GYMNASTICS, SWIMMING, CLIMBING, OR FENCING; BALL GAMES; TRAINING EQUIPMENT
    • A63B2225/00Miscellaneous features of sport apparatus, devices or equipment
    • A63B2225/09Adjustable dimensions

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Physical Education & Sports Medicine (AREA)
  • Ladders (AREA)

Description

Korte aanduiding: Klimapparaat.
BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het op hoogte kunnen uitvoeren van werkzaamheden door een persoon, omvattende ten minste één langwerpige staander, die zich bij toepassing in de lengterichting schuin omhoog uitstrekt, een eerste steundeel voor het op een ondergrond kunnen afsteunen van de inrichting, een tweede steundeel voor het op en/of tegen een tweede steunpunt kunnen afsteunen van de inrichting, en ten minste twee 10 voetsteunen voor het ondersteunen van een voet van een gebruiker.
Een dergelijke inrichting is bekend als trap of ladder, waarbij zich tussen twee zich parallel aan elkaar uitstrekkende staanders sporten als voetsteunen uitstrekken, via welke een gebruiker de ladder kan beklimmen en afdalen. De ladder kan bijvoorbeeld aan de onderkant op een bodem zijn geplaatst 15 en aan de bovenkant tegen bijvoorbeeld een verticale muur rusten. De gebruiker rust daarbij, wanneer hij een voet van één sport naar een andere hoger of lager gelegen sport verplaatst steeds op slechts één voet, met als gevolg dat een gebruiker van een dergelijke bekende inrichting zich vaak in een onstabiele positie bevindt. Dit brengt het gevaar met zich mee dat een gebruiker van de ladder valt. Dit 20 risico wordt versterkt, doordat een gebruiker vaak spullen met zich meedraagt om op hoogte werkzaamheden uit te voeren. Hierdoor kan hij met zijn handen vaak niet voldoende houvast op de ladder krijgen. Het risico van het gebruik van ladders wordt algemeen onderkend. Veiligheidsvoorzieningen om het valrisico te verkleinen worden door gebruikers echter vaak veronachtzaamd.
25 Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding een inrichting volgens de inleiding te verschaffen, waarbij het valrisico voor een gebruiker kleiner is dan bij de bekende inrichting, waarbij een gebruiker tijdens het beklimmen of afdalen van de inrichting met beide voeten contact kan blijven houden met een voetsteun. Dit voordeel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de 30 inrichting verder ten minste één zich in de lengterichting van de staander uitstrekkende geleider voor ten minste één van de ten minste twee voetsteunen, contactmiddelen voor het, althans ten minste geurende een klim- of afdaalbeweging, handhaven van contact van een voetsteun met een voet van een gebruiker, en blokkeermiddelen voor het althans tijdelijk in ten minste één richting blokkeren van 1033020 2 de voetsteun langs de geleider omvat. Hierdoor is het mogelijk dat een gebruiker zijn voeten op de respectievelijke voetsteunen plaatst en vervolgens steeds met één voet een opgaande klimbeweging maakt, waarbij het contact van de betreffende voetsteun met de voet wordt gehandhaafd. De andere voet staat daarbij statisch op 5 de andere voetsteun, waarvan een verplaatsing naar beneden door de blokkeermiddelen wordt geblokkeerd. Wanneer de gebruiker een zijns inziens voldoende hoogte met zijn ene voet heeft overwonnen brengt hij op overeenkomstige wijze zijn andere voet omhoog, die daarbij eventueel de eerste voet die statisch op de bijbehorende voetsteun afsteunt, passeert. Er zijn 10 verschillende manieren om het contact tussen en voet en een voetsteun te handhaven. Enkele daarvan worden later in dit document besproken.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de voetsteunen voorzien van een tandwiel dat aangrijpt op een heugel die zich in de ten minste ene geleider uitstrekt. Aldus wordt een goed contact van de 15 voetsteun met de staander verzekerd en kan bovendien een soepel lopend mechanisme worden verschaft. Hierbij is het mogelijk dat het tandwiel zich in twee richtingen over de ketting kan verplaatsen, waarbij de blokkeermiddelen in werkzame toestand de verplaatsing in één richting, bijvoorbeeld naar beneden, blokkeren. Het is echter ook mogelijk dat het tandwiel alleen omhoog over de heugel 20 kan worden verplaatst, waarbij de heugel van het type zonder einde is, bijvoorbeeld een ketting zonder einde, en waarbij de ketting met een ten opzichte van de ketting stationair tandwiel naar beneden kan worden verplaatst om het van de inrichting afdalen mogelijk te maken.
In het geval van een tandwiel dat zowel over de heugel naar boven 25 als naar beneden kan worden verplaatst, omvatten de blokkeermiddelen bij voorkeur een ratelmechanisme. Een ratel is een algemeen bekend mechanisme voor het blokkeren van een tandwiel ten opzichte van een heugel.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting deblokkeringsmiddelen voor het opheffen van een blokkering 30 van de voetsteun in de geleider.
De inrichting omvat bij voorkeur vertragingsmiddelen voor het vertragen van een neerwaartse verplaatsing als gevolg van zwaartekracht van de voetsteun in een geleider. Wanneer de blokkeermiddelen zijn gedeblokkeerd, wordt hierdoor een geleidelijke neerwaartse verplaatsing van een persoon op de voetsteun 3 mogelijk gemaakt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting opslagmiddelen voor het opslaan van energie die vrijkomt bij het onder zwaartekracht neerwaarts verplaatsen van een voetsteun. Hiermee wordt 5 mogelijk gemaakt dat de energie die vrijkomt bij het van een dergelijke inrichting afdalen voor later gebruikt wordt opgeslagen. De energie kan later worden gebruikt voor het verlichten van het beklimmen van de inrichting, maar het is ook mogelijk de energie voor andere doeleinden te gebruiken.
De opslagmiddelen omvatten bij een voorkeursuitvoeringsvorm 10 volgens de uitvinding een veermechanisme dat bij een neerwaartse beweging van een voetsteun wordt gespannen. Veren zijn relatief goedkope doch effectieve middelen voor het opslaan van de energie die vrijkomt bij het afdalen van de inrichting.
Voor het verlichten van het beklimmen van de inrichting omvat de 15 inrichting bij voorkeur bekrachtigingsmiddelen voor het bekrachtigen van een opwaartse verplaatsing van een voetsteun langs de geleider. De energie die hierbij door de bekrachtigingsmiddelen wordt verschaft, verlicht de inspanning van een gebruiker die de inrichting beklimt.
De bekrachtigingsmiddelen zijn bij voorkeur werkzaam als de 20 contactmiddelen voor het handhaven van contact met een voet van een gebruiker tijdens het beklimmen van de inrichting. Zodoende wordt door de bekrachtigingsmiddelen niet alleen het beklimmen van de inrichting voor een gebruiker verlicht, maar wordt tevens een contact tussen een voet en de betreffende voetsteun door de bekrachtigingsmiddelen verschaft.
25 Bij een andere uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvatten de contactmiddelen een bevestigingsorgaan voor het aan een voetsteun bevestigen van een voet van een gebruiker. Hierdoor is het ook zonder bekrachtigingsmiddelen mogelijk het contact tussen de voet van een gebruiker en de betreffende voetsteun te realiseren. Het is daarbij gewenst dat de 30 bevestigingsmiddelen bij het overschrijden van een bepaalde drempelwaarde van een trekkracht door een voet losraken, zodat wordt voorkomen dat wanneer een gebruiker een plotselinge beweging maakt, de inrichting uit balans raakt. Het heeft de voorkeur dat de bekrachtigingsmiddelen bekrachtigbaar zijn door energie die in de opslagmiddelen is opgeslagen. Hierdoor is geen energietoevoer van buiten de 4 inrichting nodig. Energie die verloren gaat door bijvoorbeeld wrijving, kan worden gecompenseerd door een inspanning van de gebruiker, bijvoorbeeld bij het beklimmen van de inrichting.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 5 bevinden het eerste en het tweede steundeel zich aan tegenovergelegen uiteinden van de ten minste ene staander bevinden, en is het tweede steundeel geschikt voor het tegen een boven de ondergrond gelegen tweede steunpunt afsteunen van de ten minste ene staander. Een dergelijke inrichting kan zoals een ladder tegen de zijkant van een muur worden geplaatst.
10 Bij een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het tweede steundeel voorzien aan een uiteinde van een tweede staander die aan het ander uiteinde op afstand van het eerste steundeel is bevestigd aan de eerste staander. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld als trap worden opgesteld, waarbij de staander en de tweede staander bij toepassing de 15 vorm van een omgekeerde V of omgekeerde Y vormen. Het is overigens ook mogelijk deze uitvoeringsvorm te combineren met de uitvoeringsvorm uit de vorige alinea, waardoor de inrichting zowel tegen een gebouw als met twee poten op een ondergrond kan afsteunen.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 20 omvat de inrichting ten minste één handvat. Het tenminste ene handvat verschaft een extra steunpunt voor een gebruiker. Het is hierbij mogelijk dat de inrichting voor elke hand een handvat omvat, en het is zelfs mogelijk dat zich op verschillende hoogten van de staander handvatten uitstrekken.
Het heeft de voorkeur dat de inrichting een zich in de lengterichting 25 van de staander uitstrekkende geleider voor het tenminste ene handvat omvat. Zodoende is het mogelijk dat het handvat door een gebruiker steeds naar een gewenste hoogte wordt gebracht voor het ergonomisch kunnen toepassen van de inrichting.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 30 is de geleider voor de ten minste ene van de twee voetsteunen tevens de geleider voor het ten minste ene handvat. Het is onwaarschijnlijk dat het handvat en de voetsteun zich gedurende het gebruik van de inrichting op dezelfde hoogte zullen bevinden of elkaar zelfs zullen passeren. Zodoende is het mogelijk om langs één en dezelfde geleider zowel de voetsteun als het handvat te geleiden. Daarbij kan het 5 handvat onafhankelijk van de voetsteun langs de geleider verplaatsbaar zijn, maar alternatief kan de afstand tussen een voetsteun en het corresponderende handvat, al dan niet instelbaar, zijn vastgelegd.
Het heeft verder de voorkeur dat de inrichting een zich in de 5 lengterichting van de staander uitstrekkende geleider voor een werkplateau omvat. Hierdoor kunnen hulpmiddelen voor een gebruiker, zoals gereedschap of een emmer met water of verf of dergelijke op het plateau worden geplaatst, waardoor een gebruiker tijdens het beklimmen of afdelen van de inrichting beide handen als ondersteuning kan gebruiken en daarbij niet wordt gehinderd doordat hij bij het 10 beklimmen de handen moet gebruiken voor het dragen van dergelijke hulpmiddelen. Ook hierbij is het mogelijk dat het plateau in afhankelijkheid van de verplaatsing van een voetsteun en/of een handvat mee omhoog wordt verplaatst.
De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht onder verwijzing naar de begeleidende tekeningen, waarin: 15 Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een voorkeurs uitvoeringsvorm van een klimapparaat volgens de onderhavige uitvinding in gebruik;
Figuur 2 een perspectivisch aanzicht toont van een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een klimapparaat volgens de onderhavige uitvinding;
Figuur 3 een meer gedetailleerd perspectivisch aanzicht toont van 20 het klimapparaat uit figuur 1;
Figuur 4 een detailaanzicht toont van een klimmechanisme van een klimapparaat volgens de onderhavige uitvinding; en
Figuur 5 een detailaanzicht toont van een borgmechanisme van een klimapparaat volgens de onderhavige uitvinding.
25 Kijkend naar figuur 1 wordt een klimapparaat 1 getoond dat aan de onderzijde met een steun 2 afsteunt op een ondergrond 3 en aan het bovenuiteinde met een tweede steun 4 afsteunt tegen een muur 5. Een gebruiker 6 steunt met zijn voeten af op twee voetsteunen 7 die geleidend verplaatsbaar zijn in een staander 8 en zijn verbonden met een band zonder einde 9 die nabij beide uiteinden van de 30 staander 8 om rollen 10, 11 is geslagen. Verder zijn handvatten 12 geleidend met de staander 8 verbonden.
Figuur 2 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een klimapparaat 21 volgens de onderhavige uitvinding met twee steunen 22, 24, voetsteunen 27 met beugels 39, en handvatten 32 die zijn gefixeerd ten opzichte 6 van staander 28 en aan hun uiteinden zijn voorzien van haken 33. De voetsteunen 27 zijn eveneens verbonden met banden zonder einde 29 die om rollen 30, 31 zijn geslagen.
Figuur 3 toont meer in detail de uitvoeringsvorm van het 5 klimapparaat 1 uit figuur 1 met de staander 8 waarin aan iedere zijde (in figuur 3 slechts aan één zijde getoond) een geleiding 13 is voorzien voor het geleiden van een voetsteun 7 en een handvat 12. Handvatten 12 zijn voorzien van remhendels 14 en op de staander 8 bevinden zich ontgrendelknoppen 15 voor het blokkeren en deblokkeren van de voetsteunen 7. De band zonder einde 9 is voorzien van tanden 10 voor samenwerking met tandwiel (niet getoond in figuur 3) in de mechanismen voor het verplaatsen van de voetsteunen 7 en de handvatten 12. De rollen 10 zijn verbonden met een veersysteem 16 waarvan de werking verder in dit document zal worden toegelicht. Het klimapparaat 1 heeft een tweede staander 17 die aan één uiteinde met een steun 18 kan afsteunen op een ondergrond en aan het andere 15 uiteinde iets boven het midden van de eerste staander 8 met de eerste staander 8 is verbonden.
Figuur 4 toont een verder detailaanzicht van de samenwerking tussen een staander 48 enerzijds en voetsteunen 47 en handvatten 52 anderzijds via geleider 53. Het klimapparaat 41 komt in grote lijnen overeen met klimapparaat 1 20 uit figuren 1 en 3 en vergelijkbare elementen ervan zijn aangeduid met een verwijzingscijfer dat 40 hoger is ten opzichte van vergelijkbare elementen uit figuren 1 en 3. In figuur 4 is een ontgrendelknop 61 voorzien bij het handvat 52 en is een veermechanisme 62 voorzien in de voetsteunen 47. Verder is een werkblad 66 door middel van wangen 69, geleiders 68 en koppelstuk 67 verbonden met staander 48 25 enerzijds en verbindingsstang 63, die de linker voetsteun 47 en het linker handvat 52 met elkaar verbindt, verbonden. Het werkblad 66 omvat een plaat 74 die via een klem 70 door een steunbeugel 71 wordt gedragen. Plaat 74 en steunbeugel 71 kunnen om scharnierassen 73 respectievelijk 72 scharnieren. Bij de voetsteun 47 is verder een tandwiel 64 en een remmechanisme 65 zichtbaar.
30 Figuur 5 toont een veermechanisme 80 voor toepassing bij een klimapparaat volgens de onderhavige uitvinding. Een spiraalveer 81 is aan een uiteinde verbonden met een as 82 die op zijn beurt is verbonden met tandwiel 83 en een blokkeerschijf 84 die kan worden gekoppeld en ontkoppeld door middel van ontkoppelmechanisme 87 voor blokkeerelement 88. Tandwiel 83 grijpt in op 7 tandheugel 86 en kan worden afgeremd door middel van remschijf 85.
Nu kijkend naar figuur 1 wordt een klimapparaat 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond waarop een gebruiker 6 omhoog klimt. Het klimapparaat 1 steunt op steun 2 af op een ondergrond 3 en helt schuin naar boven 5 in de richting van een muur 5 waartegen het klimapparaat 1 met tweede steun 4 afsteunt, op een wijze zoals een traditionele ladder zou kunnen worden geplaatst. De gebruiker 6 kan zich langs de staander 8 omhoog verplaatsen door het afwisselend omhoog bewegen van zijn voeten die zijn verbonden met voetsteunen 7 die door blokkeerinrichtingen (niet getoond in figuur 1) zijn geblokkeerd in 10 neerwaartse richting en die de opwaartse bewegingen van de voeten volgen, zoals later in dit document zal worden beschreven. Bij het verplaatsen van de voetsteunen 7 worden ook de handvatten 12 verplaatst. De gebruiker kan langs de staander 8 afdalen door het deblokkeren van de blokkeermiddelen die in operationele toestand neerwaartse verplaatsing van de voetsteunen blokkeren. Een en ander zal 15 duidelijker worden besproken onder verwijzing naar figuur 3.
Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het klimapparaat 21 eveneens voorzien van voetsteunen 27 die langs een staander 28 omhoog kunnen worden verplaatst. De beugels 39 op de voetsteunen 27 verzekeren dat de voetsteunen 27 de voeten van een gebruiker (niet getoond in 20 figuur 2) volgen wanneer de gebruiker zijn voeten omhoog verplaatst. De voetsteunen 27 worden daarbij als het ware door middel van de voeten via beugels 39 omhoog getrokken. Bij deze uitvoeringsvorm zal een gebruiker zijn voeten op de voetsteunen 27 plaatsen en bij het beklimmen van het klimapparaat 21 met zijn handen afwisselend de handvatten 32 vastgrijpen die het best passen bij de hoogte 25 waarop de gebruiker zich bevindt. De handvatten 32 zijn aan de uiteinden voorzien van haken 33 waaraan hulpmiddelen voor de gebruiker, zoals een emmer of gereedschap, kunnen worden opgehangen. Het is ook mogelijk de hulpmiddelen aan de handvatten 32 te hangen waarbij de haken 33 voorkomen dat de hulpmiddelen van de handvatten 32 kunnen afschuiven.
30 Figuur 3 toont de uitvoeringsvorm van het klimapparaat 1 uit figuur 1 meer in detail. In figuur 3 is zichtbaar dat het klimapparaat 1 niet alleen is voorzien van een tweede steun 4 met steundoppen 19 voor het afsteunen tegen een muur zoals is getoond in figuur 5, maar bovendien is voorzien van een tweede staander 17 die zich vanaf iets boven het midden van eerste staander 8 naar beneden uitstrekt 8 en is voorzien van een steun 18 voor het samen met steun 2 afsteunen van het klimapparaat 1 op een ondergrond zoals bij een trap. Hierdoor is het mogelijk het klimapparaat 1 zelfstandig op een ondergrond te plaatsen, waarbij het zijwaarts afsteunen tegen bijvoorbeeld een muur door middel van tweede steun 4 niet 5 noodzakelijk is. Verder is in figuur 3 de geleiding 13 zichtbaar waarin voetsteun 7 en handvat 12 langs de staander 8 kunnen worden geleid. Daarbij grijpt een tandwiel (niet getoond in figuur 3) in een tandheugel 9 in de vorm van een band zonder einde. Bij het omhoog verplaatsen van de voetsteunen 7 grijpen de tandwielen rollend in de tandheugel 9. Bij het neerwaarts verplaatsen van de voetsteunen 7 blijven de 10 tandwielen statisch ten opzichte van de tandheugel van de band zonder einde 9 waarbij de band zonder einde 9 om rollen 10 en 11 loopt, en waarbij rol 10 een veermechanisme 16 aandrijft, zoals later in dit document zal worden besproken. De handvatten 12 zijn verder ieder voorzien van een remhendel 14 waarmee een verplaatsing van het handvat 12 en daarmee ook van de betreffende voetsteun 7 15 langs geleiding 13 kan worden vertraagd. De remhendel 14 zal in de regel bij neerwaartse verplaatsing worden gebruikt. Wanneer de remhendel 14 een remmechanisme zou bekrachtigen bij het naar boven verplaatsen zou dat het klimmen voor een gebruiker verzwaren, hetgeen in het algemeen niet gewenst is. Verder zijn ontgrendelknoppen 15 zichtbaar waarmee de blokkering van de 20 neerwaartse beweging van de voetsteunen 7 kan worden opgeheven voor het mogelijk maken van het afdalen langs de staander 8 door een gebruiker. Bij het afdalen wordt zoals besproken een veermechanisme 16 voorgespannen. Het veermechanisme 16 wordt ontspannen bij een tegen neerwaarste verplaatsing geblokkeerde toestand van de voetsteunen 7. Hierdoor zal de band zonder einde 9 25 de neiging hebben zich zodanig te verplaatsen dat de voetsteunen 7 naar boven worden bewogen. Deze beweging wordt echter tegengewerkt door de voeten van een gebruiker die zich op de voetsteunen 7 bevindt. Wanneer de gebruiker het klimapparaat 1 wil beklimmen en daartoe zijn voeten afwisselend omhoog beweegt, zorgt de ontspanning van het veermechanisme 16 ervoor dat de voetsteunen 7 de 30 beweging van de voeten van een gebruiker volgen. Hierdoor blijft contact van de voet van een gebruiker met de betreffende voetsteun 7 gewaarborgd. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm ten opzichte van die uit figuur 2 met de beugels 39 is dat een gebruiker zijn voet bij een dergelijke inrichting zijwaarts kan verplaatsen of bij een door remhendel 14 bekrachtigde rem zijn voet van de voetsteun 7 kan afnemen.
9
Dit geeft de voet van de gebruiker een grotere bewegingsvrijheid.
In figuur 4 wordt de samenwerking tussen een voetsteun 47, een handvat 52 en een werkblad 66 bij een klimapparaat 41 volgens de onderhavige uitvinding nader in detail getoond. In de staander 48 is een geleiding 53 voorzien 5 waarin de voetsteun 47, het handvat 52 en het werkblad 66 in de lengterichting van de staander 48 verplaatsbaar zijn. Voetsteun 47 is voorzien van een tandwiel 64 dat roteerbaar in de tandheugel van de getande band zonder einde 9 grijpt. Het handvat 52 en het werkblad 66 zijn door middel van verbindingsstang 63 met elkaar verbonden, zodat het handvat 52 en het werkblad 66 zich met de voetsteun 47 ten 10 opzichte van de staander 8 verplaatsen. Het tandwiel 64 is verder verbonden met een veermechanisme 62 dat verder in dit document onder verwijzing naar figuur 5 meer in detail wordt besproken. Verder is het tandwiel 64 voorzien van een remmechanisme 65 waarmee de rotatie van het tandwiel 64 ten opzichte van de band zonder einde 9 indien gewenst kan worden afgeremd door het bekrachtigen 15 van remhendel 54. Nabij het handvat 52 is verder een ontgrendelknop 61 voorzien voor het kunnen bekrachtigen en opheffen van de blokkering van de verplaatsing van het tandwiel 64 in neerwaartse richting. Het werkblad 66 is door middel van wangen 69 en geleidingen 68 geleidend verplaatsbaar over staander 48. Koppelstuk 67 is voorzien om ervoor te zorgen dat het werkblad 66 met voetsteun 47 langs de 20 staander 48 wordt verplaatst. Het werkblad 66 kan worden neergeklapt door het uit klem 70 losmaken van steunbeugel 71 en het vervolgens neerwaarts scharnieren van steunbeugel 71 en werkblad 66 om hun respectievelijke schamierassen 72, 73.
Figuur 5 tenslotte toont in detail de voorzieningen voor het verplaatsen van het tandwiel 83 ten opzichte van tandheugel 86 als onderdeel van 25 een band zonder einde uit een van de vorige figuren. Wanneer een gebruiker op een voetsteun (niet getoond in figuur 5) staat die is verbonden met het veermechanisme 80 en daarbij een klimapparaat waaraan het veermechanisme 80 is verbonden afdaalt, roteert tandwiel 83 in de richting van pijl D om as 82. Daarbij wordt de spiraalveer 81 die aan een uiteinde is verbonden met as 82 om as 82, waarbij de 30 spiraalveer 81 wordt gespannen. De dalende beweging kan worden geremd door middel van schijfrem 85 om te voorkomen dat een gebruiker als gevolg van de zwaartekracht (te) hard van het klimapparaat afdaalt. Het afdalen is overigens slechts mogelijk wanneer ontkoppelmechanisme 87 zich in de ontkoppelde toestand bevindt waardoor blokkeerschijf 84 ongehinderd in de richting van pijl D kan roteren.
10
Wanneer nu de betreffende voetsteun tot onder aan de staander is afgedaald wordt tandwiel 83 door middel van de schijfrem 85 vastgezet tot een volgend gebruik. Wanneer dan een gebruiker het klimapparaat wil beklimmen plaatst hij zijn voeten op de daarvoor bestemde voetsteunen en heft de aangrijping van schijfrem 85 op 5 het tandwiel 83 op. Op dat moment is dat nog niet merkbaar, omdat het gewicht van de gebruiker voorkomt dat de spiraalveer 81 zich richting een ontspannende toestand afwikkelt. Wanneer de gebruiker echter zijn voet van de betreffende voetsteun optilt voor het beklimmen van het klimapparaat zal de spiraalveer 81 zich afwikkelen, waardoor tandwiel 83 in de richting van pijl K wordt aangedreven, zodat 10 de betreffende voetsteun de bijbehorende voet zal volgen, en eventueel het beklimmen van het klimapparaat zal ondersteunen. Blokkeerelement 88 zorgt ervoor dat wanneer de gebruiker op de betreffende voetsteun gaat staan, wordt verhinderd dat tandwiel 83 vervolgens in de richting van pijl D zal roteren waardoor de gebruiker het klimapparaat meer zou afdalen. Wanneer het veermechanisme, zoals in figuur 1, 15 2 en 3 in de voetsteun is voorzien, brengt het opheffen van een blokkering teweeg dat het tandwiel van een voetsteun statisch ten opzichte van de tandheugel met de tandheugel naar beneden beweegt. Hierbij grijpt de tandheugel aan op een verder tandwiel, dat is verbonden met een as die op vergelijkbare wijze zoals eerder beschreven samenwerkt met een veermechanisme.
20 In de hierbovenstaande beschrijving en in de tekeningen zijn slechts enkele uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding besproken en uitgebeeld. De figuren en de beschrijving hebben echter geen enkele beperkende uitwerking op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding, die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Voor de vakman zullen vele variaties en aanpassingen 25 voor de hand liggen, die vallen onder de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding. Bij de getoonde en besproken uitvoeringsvormen wordt bijvoorbeeld steeds een combinatie van tandwiel en tandheugel gebruikt voor het blokkeren van de voetsteunen. Er zijn bijvoorbeeld andere mechanismen denkbaar, dan hetzelfde effect bereiken, zoals bijvoorbeeld een klem die aangrijpt op een geleider wanneer 30 een neerwaartse kracht op een voetsteun wordt uitgeoefend en waarvan de aangrijping wordt opgeheven wanneer de neerwaartse kracht wordt opgeheven, zoals wanneer de betreffende voet wordt opgesteld. Verder is het mogelijk dat de geleider niet in maar tussen de tenminste ene staander is voorzien, bijvoorbeeld als rail. Verder is het mogelijk dat de inrichting twee (of meer) zich, bijvoorbeeld in 11 hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekkende, eerste staanders omvat in plaats van de in dit document getoonde en besproken uitvoeringsvormen met één eerste staander., hetgeen de stabiliteit van een dergelijke inrichting zou kunnen vergroten, of althans het beeld van een stabiele inrichting zou kunnen versterken. Ook is het 5 mogelijk dat een geleider of de geleiders zich op afstand van de ten minste ene staander in hoofdzaak parallel aan de lengterichting van de eerste staander uitstrekken. Bovendien kunnen de voetsteunen roteerbaar zijn om de (horizontale) as waarmee zij aan de ten minste ene staander zijn bevestigd, zodat de betreffende voet een extra vrijheidsgraad heeft om tijdens het klimmen of het uitvoeren van 10 werkzaamheden te bewegen. De mogelijkheid van rotatie kan daarbij zijn beperkt tot bijvoorbeeld ongeveer 30 tot 40 graden.
15 1033020

Claims (17)

1. Inrichting voor het op hoogte kunnen uitvoeren van werkzaamheden dooreen persoon, omvattende 5 ten minste één langwerpige staander, die zich bij toepassing in de lengterichting omhoog uitstrekt, een eerste steundeel voor het op een ondergrond kunnen afsteunen van de inrichting, een tweede steundeel voor het op en/of tegen een tweede 10 steunpunt kunnen afsteunen van de inrichting, en ten minste twee voetsteunen, ieder voor het ondersteunen van een voet van een gebruiker, met het kenmerk, dat de inrichting verder ten minste één zich in de lengterichting van de staander 15 uitstrekkende geleider voor ten minste één van de ten minste twee voetsteunen, contactmiddelen voor het, althans ten minste geurende een klim- of afdaalbeweging, handhaven van contact van een voetsteun met een voet van een gebruiker, en blokkeermiddelen voor het althans tijdelijk in ten minste één richting 20 blokkeren van de voetsteun ten opzichte van de geleider omvat.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voetsteunen zijn voorzien van een tandwiel dat aangrijpt op een heugel die zich in de geleider uitstrekt.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 25 blokkeermiddelen een ratelmechanisme omvatten.
4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting deblokkeringsmiddelen omvat voor het opheffen van een blokkering van de voetsteun in de geleider.
5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de inrichting vertragingsmiddelen omvat voor het vertragen van een neerwaartse verplaatsing als gevolg van zwaartekracht van de voetsteun in een geleider.
6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een opslagmiddelen omvat voor het opslaan van 1033020 energie die vrijkomt bij het onder zwaartekracht neerwaarts verplaatsen van een voetsteun.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de opslagmiddelen een veermechanisme omvatten dat bij een neerwaartse beweging 5 van een voetsteun wordt gespannen.
8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting bekrachtigingsmiddelen omvat voor bekrachtigen van een opwaartse verplaatsing van een voetsteun langs de geleider.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 10 bekrachtigingsmiddelen werkzaam zijn als de contactmiddelen voor het handhaven van contact met een voet van een gebruiker tijdens het beklimmen van de inrichting.
10. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de contactmiddelen een bevestigingsorgaan omvatten voor het aan een voetsteun bevestigen van een voet van een gebruiker.
11. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 6 tot en met 10, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsmiddelen bekrachtigbaar zijn door energie die in de opslagmiddelen is opgeslagen.
12. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede steundeel zich aan tegenovergelegen 20 uiteinden van de ten minste ene staander bevinden, en dat het tweede steundeel geschikt is voor het tegen een boven de ondergrond gelegen tweede steunpunt afsteunen van de ten minste ene staander.
13. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede steundeel is voorzien aan een uiteinde van een tweede 25 staander die aan het ander uiteinde op afstand van het eerste steundeel is bevestigd aan de eerste staander.
14. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste één handvat omvat.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de inrichting 30 een zich in de lengterichting van de staander uitstrekkende geleider voor het ten minste ene handvat omvat.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de geleider voor de ten minste ene van de twee voetsteunen tevens de geleider voor het ten minste ene handvat is.
17. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een zich in de lengterichting van de staander uitstrekkende geleider voor een werkplateau omvat. 5 1033020
NL1033020A 2006-12-07 2006-12-07 Klimapparaat. NL1033020C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1033020A NL1033020C2 (nl) 2006-12-07 2006-12-07 Klimapparaat.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1033020 2006-12-07
NL1033020A NL1033020C2 (nl) 2006-12-07 2006-12-07 Klimapparaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1033020C2 true NL1033020C2 (nl) 2008-06-10

Family

ID=38235354

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1033020A NL1033020C2 (nl) 2006-12-07 2006-12-07 Klimapparaat.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1033020C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012066411A1 (en) * 2010-11-19 2012-05-24 Esperire S.R.L. Vertical stair
CN112107838A (zh) * 2020-09-02 2020-12-22 潘涛 一种电杆攀爬装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1412179A (en) * 1921-04-04 1922-04-11 Samuel C Hoen Ladder
US4310070A (en) * 1978-06-23 1982-01-12 Mastrogiannis Spiridon A Lifting and descent mechanism-criket
GB2142110A (en) * 1983-06-06 1985-01-09 Extralumin Metallurg Ind Foot-elevatable working platforms
US4512440A (en) * 1983-12-12 1985-04-23 Bixby Lawrence B Rungless motorized ladder
EP1506799A1 (de) * 2003-08-14 2005-02-16 M+F Ingenieur Beratungs AG Steighilfe

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1412179A (en) * 1921-04-04 1922-04-11 Samuel C Hoen Ladder
US4310070A (en) * 1978-06-23 1982-01-12 Mastrogiannis Spiridon A Lifting and descent mechanism-criket
GB2142110A (en) * 1983-06-06 1985-01-09 Extralumin Metallurg Ind Foot-elevatable working platforms
US4512440A (en) * 1983-12-12 1985-04-23 Bixby Lawrence B Rungless motorized ladder
EP1506799A1 (de) * 2003-08-14 2005-02-16 M+F Ingenieur Beratungs AG Steighilfe
WO2005016461A1 (de) * 2003-08-14 2005-02-24 M+F Ingenieur Beratungs Ag Steighilfe

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012066411A1 (en) * 2010-11-19 2012-05-24 Esperire S.R.L. Vertical stair
CN103270230A (zh) * 2010-11-19 2013-08-28 埃斯佩瑞雷有限责任公司 竖向楼梯
CN103270230B (zh) * 2010-11-19 2016-04-27 埃斯佩瑞雷有限责任公司 竖向楼梯
EA023658B1 (ru) * 2010-11-19 2016-06-30 Эсперире С.Р.Л. Вертикальная лестница
CN112107838A (zh) * 2020-09-02 2020-12-22 潘涛 一种电杆攀爬装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9789924B2 (en) Accessory for a self-balancing board
US8348014B2 (en) Fall-arrest ladder system
TWI648078B (zh) 運動裝置及其使用方法
EP2608852B1 (en) Collapsible inclinable exercise device and method of using same
EP2514486B1 (en) Arresting device for a fall protection system
US6336642B1 (en) Safety device for stair-climbing systems
US8668048B1 (en) Elevator assembly for accessing an elevated platform of a combine
NL1033020C2 (nl) Klimapparaat.
US20040118635A1 (en) Apparatus for evacuating people from a high building in emergency
KR101620097B1 (ko) 과수원 작업용 승강장치
US5860490A (en) Monopole ladder
US5628383A (en) Climbing tree stand
US20080134436A1 (en) Stretcher with brake mechanism
US20060191745A1 (en) Adjustable leg extension
KR20090089943A (ko) 완강기 및 이를 구비하는 비상탈출장치
JP5433915B2 (ja) 脚立の転倒防止具
WO2015118568A1 (en) Height-adjustable double platform manually moved
JP5052083B2 (ja) 雪下ろし作業用落下防止システム
EP0803466B1 (fr) Procédé et dispositif pour l'accès sécurisé à un poste de conduite élevé, notamment sur une grue à tour
TW202100206A (zh) 運動方法及裝置
RU161712U1 (ru) Лестница-шест
EP2045165A2 (en) Wheelbarrow
US1585925A (en) Climbing device
BE569474A (nl)
EP1618276A1 (fr) Dispositif de securite pour travail sur echelle

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD4 Discontinued due to resignation by the proprietor

Effective date: 20080610