NL1031156C1 - Verfrollerbak voorzien van twee afrolvlakken. - Google Patents

Description

Verfrollerbak voorzien van twee afrolvlakken BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een verfrollerbak voorzien van een bodem met langs de omtrek ervan twee opstaande langswanden, een voorwand en een achterwand, 10 welke verfrollerbak voorts is voorzien van twee, van ribbels voorziene, afrolvlakken waarover een verfroller gerold kan worden voor het verwijderen van overtollige verf van een verfroller, van welke afrolvlakken er één gevormd is door de binnenzijde van de voorwand en de andere gevormd is door een bovenzijde van een in hoofdzaak horizontale wand.

15

Stand van de techniek.

Een dergelijke verfrollerbak is bekend uit de Canadese octrooiaanvrage CA 2.091.797. De nagenoeg horizontale wand, waarvan de bovenzijde het andere afrolvlak 20 vormt, is bij deze bekende verfrollerbak aan de bovenrand van de voorwand aanwezig en strekt zich vanaf de voorwand naar voren uit. Deze bekende verfrollerbak is voorts voorzien van een hengel en kan hangend aan de hengel gebruikt worden door de verfroller over de hellende voorwand te rollen in plaats van over de nagenoeg horizontale wand. Hierdoor kiept de verfrollerbak tijdens het rollen van een verfroller, waarbij met de roller op het 25 afrolvlak gedrukt wordt, niet om. Nadeel van deze bekende verfrollerbak is dat de bodem en de nagenoeg horizontale wand die het andere afrolvlak vormt in eikaars verlengde liggen, waardoor de verfrollerbak relatief lang en daardoor lastig te hanteren is.

Samenvatting van de uitvinding.

30

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een verfrollerbak van de in de aanhef omschreven soort die gemakkelijker te hanteren is dan de bekende 1031156 2 verfrollerbak. Hiertoe is de verfrollerbak volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de bodem een aan de voorwand grenzend voorste bodemdeel en een aan de achterwand grenzend achterste bodemdeel omvat, alsmede een de beide bodemdelen verbindend tussendeel, waarbij de verfrollerbak ter plaatse van het voorste bodemdeel dieper is dan ter 5 plaatsevanhet achterste bodemdeel, en waarbij de in hoofdzaak horizontale wand, waarvan de bovenzijde het andere afrol vlak vormt, is gevormd door het achterste bodemdeel. Hierbij vormt dus een deel van de bodem het andere afrolvlak waardoor dit andere afrolvlak niet in het verlengde van de bodem ligt en de verfrollerbak volgens de uitvinding korter is dan de bekende verfrollerbak en daardoor gemakkelijker te hanteren is.

10 Opgemerkt wordt dat een verfrollerbak die ter plaatse van een voorste bodemdeel dieper is dan ter plaatse van een, van een afrolvlak voorzien, achterste bodemdeel algemeen bekend is. Echter, deze algemeen bekende verfrollerbak heeft slechts één afrolvlak en de voorwand van deze verfrollerbak is even steil als de andere wanden. Indien deze algemeen bekende verfrollerbak gecombineerd zou worden met de uit de 15 Canadese octrooiaanvrage CA 2.091.797 bekende verfrollerbak zou het van een afrolvlak voorziene bodemdeel grenzen aan de eveneens van een afrolvlak voorziene voorzijde, zodat net als bij de uit de Canadese octrooiaanvrage CA 2.091.797 bekende verfrolleibak de beide afrolvlakken aan elkaar grenzen. Een dergelijke door deze combinatie verkregen verfrollerbak heeft het nadeel dat het lager gelegen bodemdeel waar het verfreservoir zich 20 bevindt, aan een andere zijde van de hengel aanwezig is dan het op de voorwand aanwezige afrolvlak. Hierdoor is gebruik van dit afrolvlak lastig omdat de verfroller na het dompelen in de verf over de hengel gebracht dient te worden om over het steile afrolvlak gerold te kunnen worden.

Om het rollen over de voorwand te vergemakkelijken is de voorwand hij 25 voorkeur minder steil omhoog gericht als de overige wanden.

Een uitvoeringsvorm van de verfrollerbak volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat nabij de bovenrand van elke langswand van de verfrollerbak een langwerpig oog aanwezig is, waarbij de ogen recht tegenover elkaar aanwezig zijn en tijdens samenwerking met een hengel, waarbij de vrije uiteinden van de hengel in de ogen 30 steken, de hengel niet ten opzichte van de verfrollerbak verdraaibaar is. Door de verfrollerbak te voorzien van ogen die samenwerken met uiteinden van een hengel, waarbij de uiteinden van de hengel een zodanige vorm hebben dat zij niet in de ogen kunnen 3 verdraaien, kan de verfrollerbak tijdens het hangen aan een dagelijke hengel niet kantelen. Hierdoor kan de verfrollerbak eenvoudig en met één hand horizontaal gehouden worden.

Bij voorkeur strekken de ogen zich in lengterichting van de langs wanden uit, voor samenwerking met uiteinden van een hengel met een langwerpige dwarsdoorsnede.

5 Een verdere uitvoeringsvorm van de verfrollerbak volgaas de uitvinding is gekenmerkt, doordat de bovenrand van de voorwand naar buiten toe is omgezet en in het omgezette deel is voorzien van een Ω-vormige inham. In deze inham kan een stripvormige magnetische verfkwasthouder geklikt worden. Een magnetische verfkwasthouder die met name geschikt is om hiervoor gebruikt te worden, is beschreven in de niet 10 vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage nr. 1028745.

Bij voorkeur is de opening in de Ω-vormige inham uit het midden aanwezig om een verfkwasthouder gemakkelijker in de inham aan te kunnen brengen. De verfkwasthouder kan dan eerst in het lange deel van de inham geschoven worden en daarna teruggeschoven worden tot in het korte deel van de inham zodat de opening midden voor 15 de verfkwasthouder aanwezig is.

Om te voorkomen dat de magnetische verfkwasthouder kan kantelen om de rand van de voorwand van de verfrollerbak, is de voorwand aan de bovenrand bij voorkeur voorzien van een opstaande lip ter plaatse van de Ω-vormige inham, welke lip ach uitstrekt in het verlengde van de voorwand.

20

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de verfrollerbak volgens de 25 uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de verfrollerbak volgens de uitvinding met een daarmee gekoppelde hengel in zijaanzicht;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven verfrollerbak met daarmee gekoppelde hengel in dwarsdoorsnede; 30 Figuur 3 de in figuur 1 weergegeven verfrollerbak in perspectief van boven; en

Figuur 4 de in figuur 1 weergegeven verfrollerbak in perspectief van 4 onderen.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

5 In de figuren 1 en 2 is een uitvoeringsvorm van de verfrol lerbak volgens de uitvinding, met daaraan een hengel gekoppeld, weergegeven in zijaanzicht respectievelijk dwarsdoorsnede. De verfrollerbak 1 heeft een bodem 3 met langs de omtrek ervan twee opstaande langswanden 5,7, een voorwand 9 en een achterwand 11. De voorwand 9 helt schuin naar voren en is aan de binnenzijde voorzien van ribbels 13 waardoor deze zijde een 10 afrolvlak voor verfrollers vormt

De bodem 3 heeft een voorste bodemdeel 3a en een achterste bodemdeel 3b en een de beide bodemdelen verbindend tussendeel. Ter plaatse van het voorste bodemdeel 3a is de verfrollerbak dieper dan ter plaatse van het achterste bodemdeel 3b. Het achterste bodemdeel 3b is eveneens voorzien van ribbels IS en vormt een verder afrolvlak voor i 15 verfrollers.

In de beide tegenover elkaar aanwezige langswanden 5 en 7 zijn nabij de bovenrand langwerpige ogen 17,19 aanwezig, die recht tegenover elkaar gelegen zijn.

De hengel 21 heeft een U-vormige beugel 23 met een middendeel 25 dat fungeert als een handgreep en twee daarmee verbonden armen 27 en 29. De vrije uiteinden 20 van de armen zijn voorzien van haken 31,33, die met de opening 35,37 naar buiten zijn gekeerd. De hengel heeft voorts twee vergrendelelementen 39 en 41, die via een beugel 43 met elkaar zijn verbonden en die voor de openingen 35,37 van de haken gebracht kunnen worden. De vergrendelelementen zijn gevormd door langs de armen van de beugel schuifbare vergrendelstrippen 45,47, die aan de naar de beugel 23 toegekeerde zijde zijn 25 voorzien van een uitstekende richel 49,51.

De uiteinden van de haken 31,33 van de hengel hebben een langwerpige dwarsdoorsnede en steken door de ogen 17,19 van de verfrollerbak 1, en de uitstekende richels 49, 51 van de hengel haken achter de omgezette bovenranden 5a en 7a van de langswanden 5,7.

30 In de figuren 3 en 4 is de verfrollerbak 1 afzonderlijk weergegeven in perpectief van boven respectievelijk van onderen gezien. De naar buiten toe omgezette bovenrand 9a van de voorwand 9 is voorzien van een Ω-vormige inham 53. hl deze inham 5 53 kan een stripvonnige magnetische verfkwasthouder55 geklikt worden (zie figuur 1). De opening 57 in de Ω-vormige inham 53 is uit het midden aanwezig. De verfkwasthouder 55 kan dan eerst in het lange deel 53a van de inham geschoven worden en daarna iets teruggeschoven worden tot in het korte deel 53b van de inham zodat de opening 57 midden 5 voor de verfkwasthouder aanwezig is en de verfkwasthouder 55 niet per ongeluk uit de inham 53 kan geraken.

Om te voorkomen dat de magnetische verfkwasthouder 55 kan kantelen om de rand van de voorwand 9 van de verfrollerbak 1, is de voorwand aan de bovenrand bij voorkeur voorzien van een opstaande lip 59 ter plaatse van de Ω-vormige inham 53. Deze 10 lip 59 strekt zich uit in het verlengde van de voorwand 9.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door 15 de conclusies gedefinieerde kader.

1031156

Claims (7)

1. Verfrollerbak voorzien van een bodem met langs de omtrek ervan twee opstaande langswanden, een voorwand en een achterwand, welke verfrollerbak voorts is voorzien van twee, van ribbels voorziene, afrolvlakken waarover een verfroller gerold kan 5 worden voor het verwijderen van overtollige verf van een verfroller, van welke afrolvlakken er één gevormd is door de binnenzij de van de voorwand en de andere gevormd is door een bovenzijde van een in hoofdzaak horizontale wand, met het kenmerk, dat de bodem een aan de voorwand grenzend voorste bodemdeel en een aan de achterwand grenzend achterste bodemdeel omvat, alsmede een de beide bodemdelen verbindend 10 tussendeel, waarbij de verfrollerbak ter plaatse van het voorste bodemdeel dieper is dan ter plaatse van het achterste bodemdeel, en waarbij de in hoofdzaak horizontale wand, waarvan de bovenzijde het andere afrolvlak vormt, is gevormd door het achterste bodemdeel.

2. Verfrollerbak volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorwand minder steil omhoog gericht is als de overige wanden.

3. Verfrollerbak volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat nabij de bovenrand van elke langswand van de verfrollerbak een langwerpig oog aanwezig is, waarbij de ogen recht tegenover elkaar aanwezig zijn en tijdens samenwerking met een hengel, waarbij de vrije uiteinden van de hengel in de ogen steken, de hengel niet tèn opzichte van de verfrollerbak verdraaibaar is.

4. Verfrollerbak volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ogen zich in lengterichting van de langswanden uitstrekken, voor samenwerking met uiteinden van een hengel met een langwerpige dwarsdoorsnede.

5. Verfrollerbak volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bovenrand van de voorwand naar buiten toe is omgezet en in het omgezette deel is 25 voorzien van een Ω-vormige inham.

6. Verfrollerbak volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de opening in de Ω-vormige inham uit het midden aanwezig is.

7. Verfrollerbak volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de voorwand aan de bovenrand is voorzien van een opstaande lip ter plaatse van de Ω-vormige inham, 30 welke lip zich uitstrekt in het verlengde van de voorwand. 1031156