NL1030568C2 - Trilinrichting. - Google Patents

Description

#

Korte aanduiding: Trilinrichting

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een trilinrichting, die bestemd is 5 voor inwerking op het menselijk lichaam, waarbij de trilinrichting is voorzien van een voetplaat, een zich vanaf de voetplaat omhoog uitstrekkend steunorgaan voor de de inrichting gebruikende persoon, van een met behulp van veerkrachtige steunen ondersteunde, boven de voetplaat gelegen trilplaat en van een enkele om een tenminste nagenoeg horizontale draaiingsas draaibare elektromotor met tenminste 10 een door de motor om de horizontale draaiingsas in draaiing te brengen en ten opzichte van de draaiingsas excentrisch opgesteld gewicht, waarbij de elektromotor met het met de motor gekoppelde gewicht met de trilplaat is gekoppeld.

Een dergelijke trilinrichting is bekend uit het in 1951 gepubliceerde Amerikaanse octrooi 2.566.484. Bij deze bekende inrichting is de enkele motor vast 15 aan de trilplaat bevestigd. Bij een dergelijke uitvoering is het niet te vermijden, dat tijdens bedrijf op de trilplaat ook krachten in een andere richting dan in verticale richting worden uitgeoefend.

Voor het in een in hoofdzaak verticale richting in trilling brengen van de trilplaat wordt ook wel gebruik gemaakt van een tweetal elektromotoren, die ieder 20 een ten opzichte van de draaiingsas van de desbetreffende elektromotor excentrisch opgesteld gewicht aandrijven. Om daarbij een uitsluitend in verticale richting optredende trilling op te wekken worden de beide motoren in tegengestelde richting in draaiing gebracht en moet er zorg voor worden gedragen, dat de beide door de motoren aangedreven gewichten gelijktijdig in hun hoogste stand 25 respectievelijk in hun laatste stand staan. Een dergelijke afstemming van de beweging van de door de beide motoren aangedreven gewichten is moeilijk te realiseren, terwijl een onjuiste afstemming weer leidt tot ongewenste, van de verticale richting afwijkende bewegingen van de trilplaat.

Met de uitvinding wordt beoogd een trilinrichting van boven-30 genoemde soort te verkrijgen, waarbij de aan de bekende inrichtingen klevende nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de elektromotor met de trilplaat is gekoppeld met behulp van een zich evenwijdig aan de draaiingsas van de elektromotor verlopende en boven de elektromotor 1030668 • · 2 opgestelde scharnieras, waaromheen de elektromotor met het met de elektromotor gekoppelde gewicht tijdens bedrijf vrij zwenkbaar is.

Verrassenderwijs is gebleken, dat door toepassing van een enkele zwenkbaar aan de trilplaat opgehangen elektromotor met met de elektromotor 5 gekoppeld excentrisch opgesteld gewicht de trilplaat in verticale richting in trilling kan woerden gebracht, zonder dat daarbij ongewenste trillingen in de trilplaat in van een verticale richting afwijkende richting worden opgewekt.

Opgemerkt wordt, dat uit het in 1969 gepubliceerde Franse octrooi 1.571.954 een trilinrichting bekend is, waarbij een met een trilplaat gekoppelde 10 elektromotor met door de elektromotor aan te drijven gewicht ten opzichte van de trilplaat om een scharnieras verstelbaar en in een gewenste stand vastzetbaar is.

Met deze constructie wordt beoogd de mogelijkheid te verschaffen de op de trilplaat uitgeoefende krachten in verschillende richtingen te kunnen instellen. In deze publicatie is echter geen suggestie gegeven de elektromotor tijdens bedrijf ten 15 opzichte van de trilplaat vrij zwenkbaar op te stellen.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bedrijven van een trilinrichting, die bestemd is voor inwerking op het menselijk lichaam, waarbij de trilinrichting is voorzien van een voetplaat, een zich vanaf de voetplaat omhoog uitstrekkend steunorgaan voor de de inrichting 20 gebruikende persoon, van een met behulp van veerkrachtige steunen ondersteunde, boven de voetplaat gelegen trilplaat en van een enkele om een tenminste nagenoeg horizontale draaiingsas draaibare elektromotor met tenminste een door de motor om de horizontale draaiingsas in draaiing te brengen en ten opzichte van de draaiingsas excentrisch opgesteld gewicht, waarbij de elektromotor met het met de motor 25 gekoppelde gewicht met de trilplaat is gekoppeld, waarbij men volgens de uitvinding tijdens bedrijf de elektromotor met het met de motor gekoppelde gewicht vrij laat zwenken om een zich evenwijdig aan de draaiingsas van de elektromotor verlopende en boven de elektromotor opgestelde scharnieras. j

Bij toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kan op 30 eenvoudige wijze worden bewerkstelligd, dat op de trilplaat en daarmede ook op de op de trilplaat staande persoon slecht trillingen in verticale richtingen worden uitgeoefend.

i

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van een j • * 3 trilinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een trilinrichting.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede over een deel van de in figuur 1 5 weergegeven trilinrichting.

Figuur 3 toont een langsdoorsnede over het in figuur 2 weergegeven deel van de trilinrichting.

De trilinrichting omvat op gebruikelijke wijze een voetplaat 1 en een zich vanaf de voetplaat 1 omhoog uitstrekkend langgestrekt steunorgaan 2.

10 De voetplaat 1 en het steunorgaan 2 kunnen op de grond worden afgesteund met behulp van aan de onderzijden van de voetplaat 1 en de steun 2 bevestigde steunvoeten 3.

Op de voetplaat zijn een viertal veerkrachtige steunen 4 bevestigd, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden gevormd door uit veerkrachtig 15 materiaal zoals rubber of een elastomeer materiaal vervaardigde lichamen, die zijn opgebouwd uit een tweetal evenwijdig en op afstand van elkaar verlopende delen 5 en 6 waarvan de uiteinden onderling verbonden zijn door V>vormige delen 7 respectievelijk 8. Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn liggen de delen 5 van de steunen 4 aan tegen de bovenzijde van de voetplaat 1, terwijl de evenwijdig aan de 20 delen 5 verlopende delen 6 van de steunen 4 bevestigd zijn aan op deze steunen liggende profielbalken 9, een en ander zodanig, dat iedere profielbalk 9 nabij zijn beide uiteinden wordt ondersteund door een veerkrachtige steun 4.

De beide zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende profielbalken 9 zijn onderling verbonden door bovenop de profielbalken 9 rustende profielbalken 10, 25 die zich loodrecht op de profielbalken 9 uitstrekken en nabij de uiteinden van de profielbalken met de profielbalken 9 zijn verbonden.

Boven de profielbalken 10 is een tijdens gebruik van de inrichting tenminste nagenoeg horizontaal opgestelde trilplaat 11 gelegen, welke trilplaat 11 een geheel vormt met een op de omtrek van de trilplaat aansluitende en vanaf de 30 trilplaat afhangende mantel 12. Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn vormt de trilplaat 11 met de daarop aansluitende mantel 12 als het ware een soort kap, die de ruimte waarin de bovenvermelde profielbalken 9 en 10 zijn gelegen, omsluit.

Verder is de trilplaat 11 voorzien van een geheel met de trilplaat vormende en zich vanaf de trilplaat 11 naar beneden toe uitstrekkende komvormige —-------------------------—---- delen 13.

4

In deze delen 13 Kunnen niet nader weergegeven bouten worden aangebracht met behulp waarvan de trilplaat aan de profielbalken 9 kan worden bevestigd.

5 Daarbij zijn de komvormige delen aan hun boveneinden af te sluiten met behulp van tenminste nagenoeg in een vlak met de bovenzijde van de trilplaat gelegen deksels 14.

Zoals in het bijzonder duidelijk is uit figuur 3 zijn nabij het midden van de trilplaat 11 aan de trilplaat een tweetal op afstand van elkaar opgestelde 10 stripvormige steunen 15 bevestigd, welke steunen een horizontale, zich in de lengterichting van de trilplaat uitstrekkende as 16 ondersteunen. De hartlijn van de as 16 ligt in het verticale langsmiddenvlak van de trilplaat 11. Om de uiteinden van de as 16 zijn een tweetal een elektromotor 17 ondersteunende oren 18 vrij draaibaar. De opstelling is daarbij zodanig, dat de draaiingsas van de elektromotor 15 17 zich evenwijdig aan de tijdens normaal bedrijf van de trilinrichting horizontaal verlopende as 16 uitstrekt.

Met behulp van de elektromotor 17 kunnen een tweetal ten opzichte van de draaiingsas van de motor 17 excentrisch opgestelde niet nader weergegeven gewichten worden aangedreven, die zijn opgenomen in op aan de beide uiteinden 20 van de elektromotor 17 aansluitende huizen 19 en die op gelijke afstand van en aan weerszijden van het verticale vlak, dat door het midden van de trilplaat 11 en loodrecht op de as 16 verloopt, zijn gelegen.

Voor gebruik van de hierboven beschreven trilinrichting kan een persoon zich op een of andere gebruikelijke wijze geheel of gedeeltelijk op de 25 trilplaat afsteunen, bijvoorbeeld door op de trilplaat 11 te gaan staan of te gaan zitten waarbij de desbetreffende persoon, indien nodig, het zich omhoog uitstrekkende steunorgaan 2 kan benutten voor het afsteunen van een of meer lichaamsdelen.

Door dan de motor 17 in werking te stellen zullen de door de motor 30 aangedreven ten opzichte van de draaiingsas van de motor excentrisch opgestelde gewichten via de oren 18, de as 16 en de steunen 15 een verticale trilling op de trilplaat overbrengen, terwijl door de zwenkbare ophanging van de motor 17 en de daardoor aangedreven gewichten althans nagenoeg geen krachten in een van de verticale richting afwijkende richting op de trilplaat zullen worden overgebracht.

1030568

Claims (3)

1. Trilinrichting, die bestemd is voor inwerking op het menselijk j lichaam, waarbij de trilinrichting is voorzien van een voetplaat, een zich vanaf de 5 voetplaat omhoog uitstrekkend steunorgaan voor de de inrichting gebruikende persoon, van een met behulp van veerkrachtige steunen ondersteunde, boven de voetplaat gelegen trilplaat en van een enkele, om een tenminste nagenoeg horizontale draaiingsas draaibare elektromotor met tenminste een door de motor om de horizontale draaiingsas in draaiing te brengen en ten opzichte van de draaiingsas 10 excentrisch opgesteld gewicht, waarbij de elektromotor met het met de motor gekoppelde gewicht met de trilplaat is gekoppeld om de trilplaat in tenminste nagenoeg verticale richting in trilling te brengen, met het kenmerk, dat de elektromotor met de trilplaat is gekoppeld met behulp van een zich evenwijdig aan de draaiingsas van de elektromotor verlopende en boven de elektromotor 15 opgestelde scharnieras waaromheen de elektromotor met het met de elektromotor gekoppelde gewicht tijdens bedrijf vrij zwenkbaar is.

2. Trilinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elektromotor gekoppeld is met een tweetal aan weerszijden van de elektromotor opgestelde, ten opzichte van de draaiingsas van de motor excentrisch opgestelde 20 gewichten.

3. Werkwijze voor het bedrijven van een trilinrichting, die bestemd is voor inwerking op het menselijk lichaam, waarbij de trilinrichting is voorzien van een voetplaat, een zich vanaf de voetplaat omhoog uitstrekkend steunorgaan voor de de inrichting gebruikende persoon, van een met behulp van veerkrachtige steunen 25 ondersteunde, boven de voetplaat gelegen trilplaat en van een enkele, om een tenminste nagenoeg horizontale draaiingsas draaibare elektromotor met tenminste I een door de motor om de horizontale draaiingsas in draaiing te brengen en ten opzichte van de draaiingsas excentrisch opgesteld gewicht, waarbij de elektromotor met het met de motor gekoppelde gewicht met de trilplaat is gekoppeld om de 30 trilplaat in tenminste nagenoeg verticale richting in trilling te brengen, met het kenmerk, dat de elektromotor met de trilplaat is gekoppeld met behulp van een zich evenwijdig aan de draaiingsas van de elektromotor verlopende en boven de elektromotor opgestelde scharnieras, met het kenmerk, dat men tijdens bedrijf de elektromotor met het met de motor gekoppelde gewicht vrij laat zwenken om een 1 0 3 G 3 6 8 ί I zich evenwijdig aan de draaiingsas van de electromotor verlopende en boven de electromotor opgestelde scharnieren. 1 03 0 5 6 8 ^__