NL1027334C2

NL1027334C2 - Rolstoel met hulpzitting.

Info

Publication number: NL1027334C2
Application number: NL1027334A
Authority: NL
Inventors: Igino Johannes Maria V Haandel
Original assignee: Commanditaire Vennootschap Bin
Priority date: 2004-10-25
Filing date: 2004-10-25
Publication date: 2006-04-26

Description

Rolstoel met hulpzitting

De uitvinding betreft een rolstoel, omvattende een gestel voorzien van poten, een stoelzitting, een rugleuning en armsteunen, alsmede een steunmiddel dat een hulpzit-5 ting en een steunarm omvat, welk steunmiddel overbrengbaar is tussen een ingeklapte stand en een uitgeklapte stand waarin de hulpzitting zich op ongeveer gelijk niveau met de stoelzitting bevindt.

Een dergelijke rolstoel is bekend uit US-A-6036216. Het bij die bekende rolstoel toegepaste steunmiddel is uitgevoerd als een zogenaamde transfeiplank of overbreng-10 plank. Deze plank stelt de rolstoelgebruiker in staat om zich zelfstandig vanuit de rolstoel te verplaatsen naar een ander object, zoals een bed of bank. De plank moet daartoe eerst van onder een leuning worden uitgeklapt; vervolgens kan de gebruiker zich over de plank verschuiven.

Omdat de plank wordt toegepast voor het verplaatsen van de gebruiker naar bij-15 voorbeeld een bed, moet deze plank zowel aan de kant van de stoel als aan de kant van het bed worden ondersteund. De plank is dus niet bruikbaar wanneer een dergelijk ander object niet aanwezig is.

Doel van de uitvinding is een verbeterde rolstoel te verschaffen, waarbij de hulpzitting ook gebruikt kan worden om daarop een andere persoon dan de rolstoelgebrui-20 ker te laten plaatsnemen, en zonder dat daarvoor andere objecten dan de rolstoel zelf nodig zijn. Dat doel wordt bereikt doordat de hulpzitting in de uitgeklapte stand onbeweegbaar is verbonden met de steunarm.

Bij de rolstoel volgens de uitvinding kan op elk gewenst moment en op elke willekeurige plek gebruik worden gemaakt van de hulpzitting. Een belangrijk voordeel van 25 een dergelijke hulpzitting, die zich op ongeveer gelijk niveau bevindt als de stoelzitting, is dat daardoor het sociale contact sterk wordt verbeterd. Het communiceren van twee personen die zich op ongeveer gelijke hoogte bevinden wordt daardoor aanzienlijk verbeterd, en voorkomt dan een van beide voortdurend omhoog zou moeten kijken.

Bij voorkeur is de steunarm door middel van een scharnier met een in wezen ver-30 ticale as draaibaar met het gestel verbonden. De steunarm kan een schuin ten opzichte van dat scharnier lopend tussenstuk omvatten dat in de ingeklapte stand achterwaarts tot naast het gestel is gedraaid. Ter vergemakkelijking van de communicatie tussen 1027334 2 twee aldus van de rolstoel gebruik makende personen kan het tussenstuk in de uitgeklapte stand voorwaarts tot schuin voor de stoelzitting worden gedraaid.

Verder kan de steunarm een bevestigingsdeel omvatten dat zich bevindt aan het van het scharnier afgekeerde eind van het tussenstuk, aan welk bevestigingsdeel de 5 hulpzitting losneembaar is bevestigd. Daarbij kan de hulpzitting een eerste aangrijpdeel omvatten waarop het bevestigingsdeel zodanig kan aangrijpen dat de hulpzitting hoofdzakelijk horizontaal is georiënteerd. Verder kan de hulpzitting een tweede aangrijpdeel omvatten waarop het bevestigingsdeel zodanig kan aangrijpen dat de hulpzitting hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd en in de ingeklapte stand als leuning kan fungeren.

10 De hulpzitting kan door middel van zowel het eerste als het tweede aangrijpdeel onbeweegbaar verbonden worden met het bevestigingsdeel.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont de rolstoel volgens de uitvinding met de hulpzitting in de inge-15 klapte toestand.

Figuur 2 toont de rolstoel volgens de uitvinding met de hulpzitting in half uitgeklapte toestand.

Figuur 3 toont de rolstoel volgens de uitvinding met de hulpzitting in uitgeklapte toestand, gebruiksklaar.

20 De in figuur 1 weergegeven rolstoel volgens de uitvinding omvat een gestel 1 voorzien van poten en wielen 2, een stoelzitting 3, een rugleuning 4 en armsteunen 5,6.

Bij het rechter voorwiel is de in zijn geheel met 7 aangeduide steunarm bevestigd door middel van een scharnier 8 met een verticale draaias. De steunarm 7 bezit een schuin lopend tussenstuk 9, alsmede een bevestigingsdeel 10 dat in een (niet zichtbaar) 25 gat van de hulpzitting 6 is gestoken. In de in figuur 1 weergegeven toestand fungeert de hulpzitting 6 als één van de armleuningen.

Vervolgens kan de steunarm 7 rondom het scharnier 8 naar buiten worden gezwenkt. De hulpzitting 7 wordt opgetild vanaf het verticaal lopende bevestigingsdeel bovenaan het schuine tussenstuk 7, en kan vervolgens met het gat 11 daarvan op dat 30 verticale bevestigingsdeel worden gestoken.

! In die toestand is de hulpzitting 6 gereed voor gebruik. De hulpzitting bevindt zich dan op ongeveer hetzelfde niveau als de stoelzitting 4, schuin rechts voor de rolstoelgebruiker.

1027534

Claims

1. Rolstoel, omvattende een gestel (1) voorzien van poten (2), een stoelzitting (3), een rugleuning (4) en armsteunen (5, 6), alsmede een steunmiddel dat een hulpzitting 5 (6) en een steunarm (7) omvat, welk steunmiddel overbrengbaar is tussen een ingeklap- Ite stand en een uitgeklapte stand waarin de hulpzitting (6) zich op ongeveer gelijk niveau met de stoelzitting (3) bevindt, met het kenmerk dat de hulpzitting (6) in de uitgeklapte stand onbeweegbaar is verbonden met de steunarm (7).

2. Rolstoel volgens conclusie, waarbij de steunarm (7) door middel van een scharnier (8) met een in wezen verticale as draaibaar met het gestel (1) is verbonden en een schuin ten opzichte van dat scharnier lopend tussenstuk (9) omvat dat in de ingeklapte stand achterwaarts tot naast het gestel (1) is gedraaid.

3. Rolstoel volgens conclusie 2, waarbij het tussenstuk (9) in de uitgeklapte stand voorwaarts tot schuin voor de stoelzitting (3) is gedraaid.

4. Rolstoel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de steunarm (7) een bevestigings-deel (10) omvat dat zich bevindt aan het van het scharnier (8) afgekeerde eind van het 20 tussenstuk (9), aan welk bevestigingsdeel (10) de hulpzitting (6) losneembaar is bevestigd.

5. Rolstoel volgens conclusie 4, waarbij de hulpzitting (6) een eerste aangrijpdeel (11) omvat waarop het bevestigingsdeel (10) zodanig kan aangrijpen dat de hulpzitting 25 (6) hoofdzakelijk horizontaal is georiënteerd.

6. Rolstoel volgens conclusie de hulpzitting (6) een tweede aangrijpdeel (11) omvat waarop het bevestigingsdeel (10) zodanig kan aangrijpen dat de hulpzitting (6) hoofdzakelijk verticaal is georiënteerd en in de ingeklapte stand als leuning kan fiinge-30 ren. 1027334

7. Rolstoel volgens conclusie 6, waarbij de hulpzitting (6) door middel van het eerste en het tweede aangrijpdeel onbeweegbaar verbonden kan worden met het beves-tigingsdeel (10). 1027334