NL1027064C2 - Anti-mors beker en klepsamenstel daarvoor. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Anti-mors beker en klepsamenstel daarvoor GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een anti-mors beker volgens het inleidende gedeelte van conclusie 1 alsmede op een klepsamenstel voor 5 toepassing in een dergelijke anti-mors beker. Een dergelijke anti-mors beker is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO 93/19718.

Anti-mors bekers zijn in het algemeen voorzien van een deksel die een afsluiting aan de bovenzijde van de beker vormt, waarbij een drinkdoorlaat zich door het deksel uitstrekt. Doordat het deksel de beker 10 afsluit wordt de kans op morsen aanzienlijk beperkt, terwijl de drinkdoorlaat het mogelijk maakt uit de beker te drinken zonder het deksel af te nemen. Dit verkleint de kans op morsen verder. Anti-mors bekers die zijn bestemd voor gebruik door kinderen als overgang tussen de zuigfles en het drinken uit normale bekers en glazen, zijn in het algemeen verder 15 voorzien van een klep die de drinkdoorlaat afsluit. De klep opent zich in gebruik in reactie op een door het kind uitgeoefende zuigkracht die een drukval over de klep teweegbrengt. Dankzij de aanwezigheid van een dergelijke klep lekt bij ondersteboven houden, omvallen of zelfs schudden van de beker geen of zeer weinig drank uit de beker. Omdat bij drinken uit 20 dergelijke bekers in de beker een onderdruk zou ontstaan die verder drinken bemoeilijkt is bij veel anti-mors bekers het deksel tevens voorzien van een beluchtingsdoorlaat via welke beluchtingsdoorlaat omgevingslucht toe kan treden in de binnenruimte van de beker waarin zich de drank bevindt. Teneinde ook morsen via de beluchtingsdoorlaat tegen te gaan is ook deze 25 veelal voorzien van een klep, zoals een éénweg-klep die alleen opent bij een drukval van buiten naar de binnenruimte van de beker.

Bij de beker volgens de genoemde internationale octrooiaanvrage WO 93/19718 is de klepmembraanplaat, waarvan de klepmembranen in de drinkdoorlaat en in de beluchtingsdoorlaat deel van uitmaken uitgevoerd 30 als een schijfvormig element uit bijvoorbeeld latex of siliconenrubber, met 1027064 -2- koepelvormige klepmembranen, waarvan bolle zijden in de betreffende stromingsrichting bij drinken en beluchten zijn gekeerd en waarin zelfsluitende snedes zijn aangebracht. Nadelig aan dergelijke zelfsluitende spleten is, dat deze ofwel niet voldoende stevig sluiten oiwel in open 5 toestand relatief veel weerstand veroorzaken. Verdere bezwaren zijn de gevoeligheid voor beschadiging, grote spreiding in afsluit· en doorlaateigenschappen en moeilijke reiniging van de in rusttoestand tegen elkaar aanliggende oppervlakken in de spleet.

Op het gebied van anti-mors bekers zijn ook wel andere 10 membraankleppen toegepast, zoals bijvoorbeeld kleppen met een ringmembraan dat in rusttoestand een opening van een doorlaat afsluit. Dergelijke kleppen zijn bijvoorbeeld bekend uit het Nederlandse octrooischrift 1010555 en de Amerikaanse octrooiaanvrage 2001/0035420. Ook reinigen van dergelijke kleppen is moeilijk en de ringmembranen 15 kunnen in gedemonteerde toestand gemakkelijk verloren gaan.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding, de reinigbaarheid van in het 20 bijzonder de klep in het drinkkanaal van een anti-mors beker te verbeteren en daarbij, in gebruik, een beperkte weerstand voor de stroming van drank door de drinkdoorlaat te combineren met betrouwbaar afsluiten van de drinkdoorlaat.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een 25 anti-mors beker volgens conclusie 1 te verschaffen. De uitvinding kan tevens zijn belichaamd in een klepsamenstel volgens conclusie 13, dat specifiek is ingericht voor toepassing als onderdeel van een dergelijke anti-mors beker, geïntegreerd in een deksel of als los onderdeel dat aan een deksel te bevestigen is.

1027064 -3-

De opsluiting van de klepmembraanplaat tussen de vormvaste oppervlakken verschaft daarbij een voorspanning waarmee een klepmembraan gedeelte van de klepmembraanplaat in rusttoestand betrouwbaar afdichtend aanligt rond een opening van de drinkdoorlaat 5 tegen een in de stromingsrichting van de holte af gekeerd klepzitting. Aan een tegenovergelegen, van het klepzitting af gekeerde zijde van het klepmembraan is een vrije klepmembraanlichtruimte vrij gelaten, waarin in reactie op een drukval naar buiten over het klepmembraan van het klepzitting gelicht wordt voor het doorlaten van drank. De klep is 10 gemakkelijk te reinigen, doordat in losgenomen toestand alle oppervlakken van het klepmembraan vrij toegankelijk zijn en doordat, de in gebruikstoestand afdichtend tegen elkaar aanliggende oppervlakken van het deksel en van het klepmembraan bij losgemaakte fixatie van de steunoppervlakken gemakkelijk bereikbaar zijn.

15 Bijzondere uitvoeringsaspecten van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies.

Verdere aspecten, effecten en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar de tekening.

20 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Fig. 1 een zijaanzicht van een voorbeeld van een beker volgens de uitvinding; fig. 2 een perspectivisch vooraanzicht van de beker volgens fig. 1; 25 fig. 3 een zijaanzicht in doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 4 van een bovengedeelte van de beker volgens figuren 1 en 2; fig. 4 een onderaanzicht van een deksel van de beker volgens fign. 1-3; 1027064 - 4- fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een onderzijde van een houder van een klepsamenstel van de beker volgens fign. 1-4; fig. 6 een aanzicht conform fig. 5, waarbij klepmembraanplaat is geplaatst en een afsluitplaat in een andere, open stand verkeert; 5 fig. 7 een aanzicht conform fig. 6, waarbij afsluitplaat in een gesloten stand verkeert; en fig. 8 een perspectivisch aanzicht van een voorbeeld van een drinkbeker volgens de uitvinding waarbij het deksel is vervangen door een drinkring.

10 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

In figuren 1 en 2 is een voorbeeld van een anti-mors beker 1 volgens de uitvinding in zijn geheel weergegeven. De beker 1 volgens dit voorbeeld is samengesteld uit een houder 2 die een holte 3 voor het opnemen 15 van een drank 4 begrenst en een open bovenzijde 5 heeft (zie fig. 3). De drank kan dunvloeibaar zijn, zoals water, limonade of melk, maar ook een meer visceuze substantie zijn, zoals yoghurt of vla en bovendien grotere partikels bevatten, zoals pap of sommige soorten vruchtenyoghurt.

Op de houder is een deksel 6 losneembaar bevestigd. In bevestigde 20 toestand sluit het deksel 6 de open bovenzijde 5 van de houder 2 af. Volgens dit voorbeeld is het deksel voorzien van binnenschroefdraad 7 die samenwerkt met buitenschroefdraad 8 langs de bovenzijde 5 van de houder 2. In de weergegeven toestand is tussen het deksel 6 en de houder 2 bovendien een optionele ring 9 vastgehouden, die handvaten 10 voor het 25 vasthouden van de beker 1 draagt.

Door het deksel 6 strekken zich een drinkdoorlaat 11 en een beluchtingsdoorlaat 12 uit die met de holte 3 communiceren wanneer het deksel 6 in de bevestigde toestand verkeert. De drinkdoorlaat 11 strekt zich volgens dit voorbeeld uit vanaf een doorgang 13 in een opsluitplaat 14 tot 1027064 -5- een restrictie 15 in een drinktuit 16. De drinktuit vergemakkelijkt het drinken uit de beker 1 en de restrictie 15 voorkomt, dat drank uit de tuit kan vloeien zonder dat sprake is van een debiet door de drinkdoorlaat 11, doordat zich in de restrictie 15 een meniscus vormt.

5 Een drinkklep 17 sluit de drinkdoorlaat 11 af en een beluchtingsklep 18 sluit de beluchtingsdoorlaat 12 af. De drinkklep 17 is ingericht voor het doorlaten van drank 4 door de drinkdoorlaat in een stromingsrichting (pijl 19) van de holte 3 af, in reactie op een over de drinkklep 17 aangelegde drukval van de hólte 3 af. Hierdoor kan in gebruik 10 drank 4 alleen via de drinkdoorlaat 11 uitstromen, wanneer drank 4 uit de beker 1 wordt gezogen, maar niet wanneer slechts een geringe drukval over de drinkklep 17 heerst, zoals bij op zijn kant of ondersteboven houden van de'beker 1 of zelfs schudden van de beker 1. De beluchtingsklep 18 is ingericht voor het doorlaten van lucht door de beluchtingsdoorlaat 12 in een 15 stromingsrichting 20 naar de holte 3 toe in reactie op een over de beluchtingsklep 12 aangelegde drukval naar de holte 3 toe. De beluchtingsklep 12 zorgt er daarmee voor, dat tijdens het drinken uit de holte 2 stromend drankvolume wordt vervangen door toegestroomde omgevingslucht, zodat slechts een zeer geringe onderdruk in de holte 3 20 ontstaat en drinken zonder pauzeren voor het toelaten van lucht in de holte 3 mogelijk is, zonder dat dit wordt bemoeilijkt door een toenemende onderdruk in de holte 3. De beluchtingsdoorlaat 12 strekt zich volgens dit voorbeeld uit vanaf een ingang 21 tot een opening 22 in de opsluitplaat 14.

Het deksel 6 is verder uitgerust met een klepmembraanplaat 23 25 die een klepmembraan 24 van de drinkklep 17 en een klepmembraan 25 van de beluchtingsklep 18 vormt en die is gelegen tussen vormvaste, onderling losmaakbaar gefixeerde steunoppervlakken 26, 27 van het deksel 6. Hiervan wordt volgens dit voorbeeld het ene oppervlak 26 gevormd door een naar de klepmembraanplaat 23 gekeerd oppervlak 26 van de opsluitplaat 14 en het 30 andere oppervlak 27 gevormd door een naar de klepmembraanplaat 23 1027064 -6- gekeerd oppervlak 27 van een houder 28 die een losneembaar onderdeel van het deksel 6 vormt. De houder 28 is voorzien van moffen 29, 30 die in gemonteerde toestand zijn geklemd in moffen 31, 32 die aan het deksel 6 zijn gevormd. Een dergelijke houder 28 met klepsamenstel kan zowel samen 5 met een bijbehorend deksel als los aangeboden worden.

Het is echter ook mogelijk een steunoppervlak, zoals het oppervlak 27 intergraal met het deksel mee te vormen. Opgemerkt wordt, dat onder vormvast wordt verstaan, dat de oppervlakken 26, 27 voldoende vormvast zijn, om ten minste de relatief flexibele membraangedeeltes 24, 25 onder 10 voldoende voorspanning te houden om een voldoende betrouwbare afdichting te verkrijgen en bij lichten van de membranen 24, 25, waardoor het uitoefenen van de voorspanning wegvalt niet zodanig mee te veren, dat dit de werking van de kleppen 17, 18 zou verstoren.

Het klepmembraan 24 in de drinkdoorlaat 11 ligt in zijn de 15 drinkdoorlaat 11 afsluitende toestand met voorspanning en rond een opening 33 van de drinkdoorlaat 11 afdichtend aan tegen een in hoofdzaak vormvaste klepzitting 34. De klepzitting 34 (die overigens ook als een plat of ander gevormd oppervlak kan zijn uitgevoerd) bevindt zich aan de stroomopwaartse zijde van het klepmembraan 24. Het is binnen het kader 20 van de uitvinding mogelijk, de klepzitting zo uit te voeren, dat deze bijvoorbeeld zodanig aangrijpt op wanden van de opening in het klepmembraan 24. In dergelijke en andere gevallen kan het zo zijn, dat de klepzitting 34 alleen aan de stroomopwaartse zijde van het klepmembraan 24 is. gelegen, wanneer het klepmembraan 24 over een substantiële afstand 25 is geopend. Aan een tegenovergelegen, van de klepzitting 34 af gekeerde zijde van het klepmembraan 24 is een vrije klepmembraanlichtruimte 35 gelegen. Het klepzitting 34 drukt met een geringe voorspanning tegen het klepmembraan 24, waardoor dit in rusttoestand gesloten wordt gehouden. Het plaatvormige membraan 24 ligt aan tegen een vormvast steunoppervlak 1027064 -7- 34, waarbij de doorlaten 33, 13 in het membraan 24 en in het steunoppervlak 34 onderling versprongen zijn gelegen.

Indien een kind dat uit de beker 1 wil drinken door zuigen aan de tuit 16 een drukval over de klep 24 aanlegt, wordt het klepmembraan 24 5 van het klepzitting 34 af over een geringe afstand de vrije klepmembraanlichtruimte 35 in verplaatst. Daardoor wordt de afdichting rond de opening 33 vrij gegeven en kan drank door de drinkdoorlaat 11 stromen. Wanneer de onderlinge fixatie van de steunoppervlakken 26, 27 losgemaakt is, kan de membraanplaat 23 uitgenomen worden, waardoor 10 alle afdichtingsoppervlakken van de klep 24 vrij toegankelijk worden en eenvoudig gereinigd kunnen worden. Doordat de klepmembraanplaat 23 daarbij tevens het klepmembraan 25 van de beluchtingsdoorlaat 12 vormt, hoeft slechts een klepmembraanonderdeel 23 te worden gereinigd, dat door zijn relatief grote afmetingen bovendien gemakkelijk hanteerbaar is en niet 15 gemakkelijk verloren wordt. Verder voordeel van een klepmembraan 24 dat sluit doordat het met voorspanning tegen een klepzitting 34 wordt gehouden is, dat het weinig gevoelig is voor beschadiging en in geopende toestand relatief weinig weerstand veroorzaakt.

De gemakkelijke reinigbaarheid van de drinkklep 17 is van 20 bijzonder voordeel, omdat de drinkklep 17 het meest intensief in direct contact komt met de drank 4 die door een kind wordt gedronken. Ook gemakkelijke reinigbaarheid van de klep 13 in de beluchtingsdoorlaat 12 is echter van belang, omdat via toetredende lucht ook contaminatie vanuit de beluchtingsdoorlaat 12 mogelijk is.

25 Teneinde ook de klep 18 in de beluchtingsdoorlaat 12 eenvoudig te kunnen reinigen, ligt het klepmembraan 25 in de beluchtingsdoorlaat 12 in zijn de beluchtingsdoorlaat 12 afsluitende toestand met voorspanning en rond een opening 36 van de drinkdoorlaat 12 afdichtend aan tegen een verdere klepzitting 37 en is aan een tegenovergelegen, van de verdere 30 klepzitting 37 af gekeerde zijde van het klepmembraan 25 een verdere, vrije 1027064 -8- klepmembraanlichtruimte 38 gelegen. Ook bij deze klep 18 ligt het plaatvormige membraan 25 aan tegen een vormvast steunoppervlak 37, waarbij de doorlaten 36, 39 in het membraan 25 en in het steunoppervlak 37 onderling versprongen zijn gelegen.

5 De klepmembraanplaat 23 is bovendien tussen de steunoppervlakken 26, 27 monteerbaar in verschillende standen, waarbij ofwel het klepmembraan 24 ofwel het klepmembraan 25 in de drinkdoorlaat 11 is gelegen. Doordat de klepmembraanplaat 23 tussen de steunoppervlakken 26, 27 monteerbaar is in ten minste twee onderling 10 verschillende standen, waarbij indien de klepmembraanplaat 23 in een van genoemde standen is gemonteerd in ten minste een van de doorlaten 11, 12 een ander klepmembraan 24, 25 is gelegen dan indien de klepmembraanplaat 23 in een andere van de mogelijke standen is gemonteerd, kan de weerstand die bij het drinken uit de beker 1 15 ondervonden wordt versteld worden. Voor het nuttigen van visceuze dranken is het bijvoorbeeld in het algemeen aan te bevelen in het bijzonder in de drinkdoorlaat 11 een klepmembraan met een relatief geringe sluitkracht en dus weerstand toe te passen, omdat ten eerste de zuigkracht die voor het door een zelfde membraanklep opzuigen van visceuze vloeistof 20 nodig is groter is dan de zuigkracht die nodig is om een dunvloeibare vloeistof op te zuigen en, omdat voor het in een bepaalde mate tegengaan van het morsen van visceuze vloeistof met een geringere sluitkracht kan worden volstaan dan voor het in dezelfde mate tegengaan van het morsen van dunvloeibare vloeistof.

25 Bij de klep volgens dit voorbeeld hebben bovendien het klepmembraan 25 in de beluchtingsdoorlaat 12 en het klepmembraan 24 in de drinkdoorlaat 11 onderling verschillende eigenschappen en is de klepmembraanplaat 23 tussen de steunoppervlakken 26, 27 monteerbaar in een om een centraal tussen de beluchtingsdoorlaat en de drinkdoorlaat 30 gelegen rotatie-as verdraaide stand. Bij veranderen van de montage-stand 1027064 - 9 - van de klepmembraanplaat 23 kan deze derhalve zodanig verdraaid worden, dat het klepmembraan 25 in de beluchtingsdoorlaat 12 en het klepmembraan 24 in de drinkdoorlaat 11 onderling worden verwisseld. Voor het bepalen van de weerstand die bij het drinken wordt ondervonden is 5 namelijk de eigenschap van de klep die zich in de drinkdoorlaat bevindt overheersend. Als van twee kleppen de klep die de meeste weerstand genereert zich in de drinkdoorlaat 11 bevindt wordt bij het drinken uit de beker 1 meer weerstand ondervonden dan wanneer de klep die de minste weerstand genereert zich in de drinkdoorlaat 11 bevindt.

10 Bij de klep volgens het getoonde voorbeeld strekt de rotatie-as waarom de klepmembraanplaat 23 verdraaid kan worden zich uit in het vlak van de klepmembraanplaat 23. Hierdoor worden de klepmembranen 24, 25 bij montage in de andere van de doorlaten 11, 12, waarin de stroomrichting tegengesteld is, omgedraaid, zodat de klepmembranen 24, 25 15 altijd in dezelfde richting openen, ongeacht of deze zich in de drinkdoorlaat 11 of in de beluchtingsdoorlaat 12 bevinden. De klepmembranen 24, 25 kunnen derhalve voor een enkele openingsrichting geoptimaliseerd worden.

De klepmembraanplaat 23 heeft een contour die uitsluitend ten opzichte een centraal tussen de beluchtingsdoorlaat 12 en de drinkdoorlaat 20 11 gelegen vlak 40 spiegelsymmetrisch is. Hierdoor kan de klepmembraanplaat 23 bij het om draaien tussen twee montage-standen uitsluitend in de beoogde twee montage-standen standen gemonteerd worden in een corresponderend gevormde uitsparing in de houder 28. Het is overigens ook mogelijk erin te voorzien, dat de corresponderend gevormde 25 uitsparing in de opsluitplaat 14 of, geheel of gedeeltelijk in zowel de opsluitplaat 14 als de houder 28 is uitgespaard.

Opgemerkt wordt, dat verschillen in door de klep of kleppen gegenereerde weerstand bij montage van de klepmembraanplaat in verschillende standen ook kan worden gerealiseerd zonder, dat bij montage 30 in verschillende standen verschillende klepmembranen in de doorlaat of in??064 - 10 - doorlaten zijn gelegen. Zo kan een klepmembraan bijvoorbeeld zodanig zijn uitgevoerd, dat het bij montage in de doorlaat in de ene stand meer weerstand genereert dan bij montage in een andere, bijvoorbeeld omgekeerde stand, bijvoorbeeld omdat het membraan dan met meer 5 voorspanning aanligt tegen de klepzitting.

Een van de steunoppervlakken 26 maakt deel uit van een sluitplaat 14 met een venster 41 en de klepmembraanplaat is voorzien van indicatoren 42, waarvan, indien de klepmembraanplaat 23 in een eerste stand tussen de steunoppervlakken 26, 27 verkeert, een eerste via het 10 venster 41 zichtbaar is en waarvan, indien de klepmembraanplaat 23 in een tweede stand tussen de steunoppervlakken 26, 27 verkeert, een andere (in de tekening niet zichtbaar, want aan de onderzijde van de klépmembraanplaat) via het venster 41 zichtbaar is. Hierdoor is voor de gebruiker gemakkelijk te zien of de klepmembraanplaat 23 is gemonteerd in 15 een stand, waarin bij het drinken relatief veel of relatief weinig weerstand wordt ondervonden.

Het demonteren en monteren van de klepmembraanplaat 23 is bij de inrichting volgens dit voorbeeld eenvoudig uit te voeren, doordat de steunoppervlakken 26, 27 onderling verbonden zijn door een scharnier 43 20 (volgens dit voorbeeld een filmscharnier) en om dat scharnier 43 ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn. Ook als de onderlinge, door een klikverbinding gerealiseerde fixatie van de opsluitplaat 14 ten opzichte van de houder 28 is losgemaakt, blijft de opsluitplaat 14 daardoor met de houder 28 verbonden, zodat verloren gaan van de opsluitplaat 14 wordt 25 tegengegaan. Bovendien vormt het scharnier 43 een geleiding bij het sluiten van de opsluitplaat 14, waardoor foutieve montage wordt tegengegaan.

Doordat de openingen waaromheen de klepmembranen 24, 25 in de afsluitende toestand afdichtend aanliggen zijn openingen 33, 36 in het betreffende klepmembraan 24, 25 zijn, wordt een rondom de opening 30 gelijkmatig verdeelde voorspanning op de afdichting verkregen, die een 1027064 -11- betrouwbare afdichting vormt tot de beoogde drukval waarbij het klepmembraan 24, 25 opent. Hiervoor is tevens voordelig, dat de klepmembranen vastgehouden worden langs een ringvormige contour 44, 45 ten opzichte waarvan de openingen 33, 36 in het betreffende klepmembraan 5 24, 25 centraal zijn gelegen.

Bij de anti-mors beker volgens het getoonde voorbeeld bevindt de drinkdoorlaat 11 zich aan een laterale zijde van het deksel 6 nabij een buitenomtreksrand van het deksel 6, is een binnenwand 46 van de houder 2 aan de laterale zijde waar de drinkdoorlaat 11 zich bevindt sterker 10 afgeschuind dan aan ten minste een andere laterale zijde, en heeft de houder 2 een voetgedeelte 47 dat aan die laterale zijde meer uitsteekt vanaf de binnenwand 46 dan aan ten minste een andere laterale zijde. Deze maatregelen, die ook met voordeel toegepast kunnen worden in combinatie met een ander deksel dan de beker volgens de onderhavige uitvinding, en 15 zelfs zonder beluchtingsdoorlaat of zelfs zonder deksel, bieden het voordeel, dat de beker 1 minder schuin hoeft te worden gehouden om de laatste vloeistof 4 uit de beker 1 te drinken dan andere bekers, maar desalniettemin relatief stevig staat. In fig. 8 is een voorbeeld van een drinkbeker volgens de uitvinding weergegeven, waarvan in plaats van een 20 deksel een drinkring 49 op de bovenrand van het houdergedeelte 2 van de beker 1 is geschroefd. Daarmee is tevens de ring 9 waarde handvaten 10 vanaf uitsteken gefixeerd. Gebruik van een dergelijke afschermring, maakt het mogelijk de drinkbeker volgens de uitvinding ook met voordeel te gebruiken als de drinkvaardigheid van een kind zo ver gevorderd is, dat het 25 kind zonder al te veel morsrisico uit een open beker kan drinken. Ten opzichte van drinken uit een beker zonder afschermring, biedt de afscherming 29 het voordeel, dat deze een gladde bovenrand van het houdergedeelte 2 van de beker vormt, waardoor drinken comfortabeler is en met minder kans op zijwaarts weglekken van drank mogelijk is dan bij 1027064 - 12- drinken uit een beker waarvan de sluitrand, zoals een schroefdraad, niet afgeschermd is.

Het voetgedeelte 47 heeft aan de laterale zijde waar de drinkdoorlaat is gelegen een naar onderen open holte 28. Deze open holte 28 5 kan zijn gepositioneerd voor het opnemen van ten minste een gedeelte van de drinktuit 16 van een coaxiaal onder de beker 1 geplaatste, verdere anti-mors beker die identiek is aan de betreffende anti-mors beker 1.

1027064 "

Claims (13)

1. Anti-mors beker, omvattende: een houder (2) die een holte voor het opnemen van een drank (4) begrenst en een open bovenzijde heeft; en een losneembaar op de houder (2) bevestigbare deksel (6) die in 5 bevestigde toestand de open bovenzijde (5) van de houder (2) afsluit; waarbij zich door het deksel (6) een drinkdoorlaat (11) en een beluchtingsdoorlaat (12) uitstrekken, welke met de holte (3) communiceren wanneer het deksel (6) in de bevestigde toestand verkeert, waarbij het deksel (6) een drinkklep (17) omvat die de 10 drinkdoorlaat (11) afsluit en een beluchtingsklep (18) omvat die de beluchtingsdoorlaat (12) afsluit, waarbij de drinkklep (17) is ingericht voor het doorlaten van drank (4) door de drinkdoorlaat (11) in een stromingsrichting (19) van de holte (3) af, in reactie op een over de drinkklep (17) aangelegde drukval van de holte 15 (3) af, waarbij de beluchtingsklep (18) is ingericht voor het doorlaten van drank (4) door de beluchtingsdoorlaat (12) in een stromingsrichting (20) naar de holte (3) toe in reactie op een over de beluchtingsklep (18) aangelegde drukval naar de holte (3) toe, en 20 waarbij het deksel (6) een klepmembraanplaat (23) omvat, die een klepmembraan (24) van de drinkklep (17) en een klepmembraan (25) van de beluchtingsklep (18) vormt en die zich uitstrekt tussen vormvaste, onderling losmaakbaar gefixeerde steunoppervlakken (26, 27), met het kenmerk, dat ten minste het klepmembraan (24) in de 25 drinkdoorlaat (11) in zijn de drinkdoorlaat (11) afsluitende toestand met voorspanning en rond een opening (33) van de drinkdoorlaat (11) afdichtend aanligt tegen een klepzitting (34) die, althans wanneer het klepmembraan 1027064 - 14 - (24) in open toestand verkeert, aan een stroomopwaartse zijde van het klepmembraan (24) is gelegen en dat aan een tegenovergelegen, van de klepzitting (34) af gekeerde zijde van het klepmembraan (24) een vrije klepmembraanlichtruimte (35) is gelegen. 5

2. Anti-mors beker volgens conclusie 1, waarbij het klepmembraan (25) in de beluchtingsdoorlaat (12) in zijn de beluchtingsdoorlaat (12) afsluitende toestand met voorspanning en rond een opening (36) van de beluchtingsdoorlaat (12) afdichtend aanligt tegen een klepzitting (37) die, 10 althans wanneer het klepmembraan (25) in open toestand verkeert, aan een stroomopwaartse zijde van het klepmembraan (25) is gelegen en waarbij aan een tegenovergelegen, van de verdere klepzitting (37) af gekeerde zijde van het klepmembraan (25) een verdere, vrije klepmembraanhchtruimte (38) is gelegen. 15

3. Anti-mors beker volgens conclusie 1 of 2, waarbij de klepmembraanplaat (23) tussen de steunoppervlakken (26, 27) monteerbaar is in ten minste twee onderling verschillende standen, waarbij indien de klepmembraanplaat (23) in een van genoemde standen is gemonteerd het 20 klepmembraan of de klepmembranen bij het drinken meer weerstand genereren dan indien de klepmembraanplaat (23) in een andere van genoemde standen is gemonteerd.

4. Anti-mors beker volgens conclusie 2 en 3, waarbij de 25 klepmembraanplaat (23) tussen de steunoppervlakken (26, 27) monteerbaar is in ten minste twee onderling verschillende standen, waarbij indien de klepmembraanplaat (23) in een van genoemde standen is gemonteerd in ten minste een van genoemde doorlaten (11, 12) een ander klepmembraan (24, 25. is gelegen dan indien de klepmembraanplaat (23) in een andere van 30 genoemde standen is gemonteerd. 10270 64 - 15 -

5. Anti-mors beker volgens conclusie 4, waarbij het klepmembraan (25) in de beluchtingsdoorlaat (12) en het klepmembraan (24) in de drinkdoorlaat (11) onderling verschillende eigenschappen hebben en waarbij 5 de klepmembraanplaat (23) tussen de steunoppervlakken monteerbaar is in een om een centraal tussen de beluchtingsdoorlaat (12) en de drinkdoorlaat (11) gelegen rotatie-as verdraaide stand.

6. Anti-mors beker volgens conclusie 5, waarbij genoemde rotatie - 10 as zich uitstrekt in het vlak van de klepmembraanplaat (23).

7. Anti-mors beker volgens een der conclusies 4-6, waarbij een van de'steunoppervlakken (26, 27) deel uitmaakt van een sluitplaat (14), en waarbij de klepmembraanplaat (23) ten minste twee indicatoren (42) omvat, 15 waarvan, indien de klepmembraanplaat (23) in een eerste stand tussen de steunoppervlakken (26, 27) verkeert, een eerste door de sluitplaat (14) zodanig vrij gelaten wordt dat deze zichtbaar is en waarvan, indien de klepmembraanplaat (23) in een tweede stand tussen de steunoppervlakken (26, 27) verkeert, een andere door de sluitplaat (14) zodanig vrij gelaten 20 wordt dat deze zichtbaar is.

8. Anti-mors beker volgens een der conclusies 4-7, waarbij de klepmembraanplaat (23) een contour heeft die uitsluitend ten opzichte een centraal tussen de beluchtingsdoorlaat (12) en de drinkdoorlaat (11) gelegen 25 vlak spiegelsymmetrisch is.

9. Anti-mors beker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de steunoppervlakken (26, 27) onderling verbonden zijn door een scharnier (43) en om genoemd scharnier (43) ten opzichte van elkaar verzwenkbaar 30 zijn. 1027064 -16-

10. Anti-mors beker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opening (33, 36) waaromheen het klepmembraan (24, 25) in de afsluitende toestand afdichtend aanligt een opening (33, 36) in het 5 klepmembraan (24, 25) is.

11. Anti-mors beker volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drinkdoorlaat (11) zich aan een laterale zijde van het deksel (6) nabij een buitenomtreksrand van het deksel (6) bevindt, waarbij ten minste een 10 binnenwand (6) van de houder (2) aan de laterale zijde waar de drinkdoorlaat (11) zich bevindt sterker afgeschuind is dan aan ten minste een andere laterale zijde, en waarbij de houder (2) een voetgedeelte (47) heeft, dat aan genoemde laterale zijde meer uitsteekt vanaf genoemde binnenwand dan aan ten minste een andere laterale zijde. 15

12. Anti-mors beker volgens conclusie 11, waarbij genoemd voetgedeelte (47) aan genoemde laterale zijde een naar onderen open holte (48) heeft, waarbij de drinkdoorlaat (11) zich uitstrekt door een van de houder (2) af van het deksel (6) uitstekende drinktuit (16) en waarbij 20 genoemde open holte (48) is gedimensioneerd en in radiale zin is gepositioneerd voor het opnemen van ten minste een gedeelte van een drinktuit (16) van een coaxiaal onder de beker geplaatste, verdere anti-mors beker (1) die identiek is aan genoemde anti-mors beker (1).

13. Klepsamenstel voor een anti-mors beker volgens een der voorgaande conclusies, omvattende: een losneembaar aan een deksel (6) bevestigbare drager (28) met vattingen (29, 30) voor aansluiting op vattingen (31, 32) van een deksel (6); waarbij zich door de drager (28) een drinkdoorlaat (11) en een 30 beluchtingsdoorlaat (12) uitstrekken, en 1027064 - 17 - een drinkklep (17) die de drinkdoorlaat (11) afsluit en een beluchtingsklep (18) die de beluchtingsdoorlaat (12) afsluit, waarbij de drinkklep (17) is ingericht voor het doorlaten van drank (4) door de drinkdoorlaat (11) in een eerste stromingsrichting (19), in reactie 5 op een over de drinkklep (17) aangelegde drukval in de eerste stromingsrichting (19), waarbij de beluchtingsklep (18) is ingericht voor het doorlaten van drank (4) door de beluchtingsdoorlaat (12) in een tweede stromingsrichting (20) tegengesteld aan de eerste stromingsrichting (19), in reactie op een over 10 de beluchtingsklep (18) aangelegde drukval in de tweede stromingsrichting (20), waarbij een klepmembraanplaat (23) een klepmembraan (24) van de drinkklep (17) en een klepmembraan (25) van de beluchtingsklep (18) vormt en zich uitstrekt tussen vormvaste, onderling losmaakbaar gefixeerde 15 steunoppervlakken (26, 27), en waarbij ten minste het klepmembraan (24) in de drinkdoorlaat (11) in zijn de drinkdoorlaat (11) afsluitende toestand aan met voorspanning en rond een opening (33) van de drinkdoorlaat (11) afdichtend aanligt tegen een klepzitting (34) die, althans wanneer het klepmembraan (25) in open 20 toestand verkeert, aan een stroomopwaartse zijde van het klepmembraan (25) is gelegen, en dat aan een tegenovergelegen, van de klepzitting (34) af gekeerde zijde van het klepmembraan (24) een vrije klepmembraanlichtruimte (35) is gelegen. 1027004 ·