NL1024234C2

NL1024234C2 - Bicycle with auxiliary motor.

Info

Publication number: NL1024234C2
Application number: NL1024234A
Authority: NL
Inventors: Seishi Miura
Original assignee: Honda Motor Co Ltd
Priority date: 2002-09-27
Filing date: 2003-09-05
Publication date: 2004-05-11
Also published as: CN100343110C; CN1496915A; JP2004114933A; TWI279354B; NL1024234A1; TW200406335A

Description

» I"I

5 105 10

Fiets met hulpmotor GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING.Bicycle with auxiliary motor DETAILED DESCRIPTION OF THE INVENTION.

1515

Technisch veld waarop de uitvinding betrekking heeft.Technical field to which the invention relates.

Deze uitvinding heeft betrekking op een fiets met hulpmotor, en meer in het bijzonder op een fiets 20 met hulpmotor omvattende een trapperkruk die bedienbaar is om te roteren door mankracht voor het roterend aandrijven van een achterwiel, een rotatie overbrengend mechanisme voor het overbrengen van traptorsie uitgeoefend op de trapperkruk naar het achterwiel, en een hulpkrachtsamen-25 stel voor het uitoefenen van een hulptorsie op het rotatie overbrengende mechanisme.This invention relates to a bicycle with auxiliary motor, and more particularly to a bicycle with auxiliary motor comprising a pedal crank that is operable to rotate by manpower for rotatingly driving a rear wheel, a rotation-transmitting mechanism for transmitting traction torque applied on the pedal crank to the rear wheel, and an auxiliary force assembly for exerting an auxiliary torque on the rotation-transmitting mechanism.

Stand van de techniek.State of the art.

30 Een fiets met hulpmotor is een fiets voor zien van een hulpkrachtsamenstel en omvattende een ketting die een traptorsie door mankracht van een trapperkruk en een hulptorsie van een hulpkrachtsamenstel bijeenvoegt.A bicycle with an auxiliary motor is a bicycle provided with an auxiliary force assembly and comprising a chain which assembles a traction torque by manpower of a pedal crank and an auxiliary torque of an auxiliary force assembly.

i Λ Oi Λ O

I Voor het uitoefenen van een uitgangsrotatiekracht van het I hulpkrachtsamenstel in de vorm van hulptorsie op de ket- I ting, is het nodig in de fiets met hulpmotor om de rota- I tiekracht van het hulpkrachtsamenstel uit te oefenen op I 5 een deel waaromheen de ketting gewikkeld is. Verder is het I noodzakelijk om het hulpkrachtsamenstel te ondersteunen door middel van een zitbuis of een achtervork achterwaarts geplaatst ten opzichte van de zitbuis. Aldus is bijvoor- beeld een fiets met hulpmotor bekend waarin, om het hulp- I 10 krachtsamenstel onder de achtervork te plaatsen, een frame lichaam vervormd is zodat een achtervork op een hogere po- I sitie geplaatst is dan zijn gewoonlijke positie en zich achterwaarts uitstrekt vanaf de zitbuis en gebruikt is voor het dragen van het hulpkrachtsamenstel (refererend 15 naar bijvoorbeeld octrooidocument 1). Verder is een andere I fiets met hulpmotor bekend waarin het hulpkrachtsamenstel gedragen is op een plaats achterwaarts van de zitbuis en I boven de achtervork (refererend naar bijvoorbeeld octrooi- document 2).To exert an output rotational force of the auxiliary force assembly in the form of auxiliary torque on the chain, it is necessary in the bicycle with auxiliary motor to exert the rotational force of the auxiliary force assembly on a part around which the chain is wrapped. Furthermore, it is necessary to support the auxiliary force assembly by means of a seat tube or a rear fork positioned rearward relative to the seat tube. Thus, for example, a bicycle with auxiliary motor is known in which, in order to place the auxiliary force assembly under the rear fork, a frame body is deformed so that a rear fork is placed at a higher position than its usual position and extends rearwardly from the seat tube and is used to support the auxiliary force assembly (referring, for example, to patent document 1). Furthermore, another bicycle with auxiliary motor is known in which the auxiliary force assembly is supported at a location rear of the seat tube and above the rear fork (referring to, for example, patent document 2).

I 20I 20

Octrooidocument 1: Gepubliceerd Japans octrooi I no. 2000-002604 (figuur 2).Patent Document 1: Published Japanese Patent I No. 2000-002604 (Figure 2).

Octrooidocument 2: Gepubliceerd Japans octrooi I 25 no. 105774/1999 (pagina 3, figuur 1).Patent document 2: Published Japanese patent I No. 105774/1999 (page 3, figure 1).

I Problemen die door de uitvinding worden opgelost.Problems solved by the invention.

I Echter, in het geval dat het framelichaam I 30 vervormd is, is een probleem dat hoge kosten nodig zijn I voor de fiets met hulpmotor daar zo'n frame als hiervoor beschreven specifiek gemaakt moet worden. Verder, in het 3 geval dat het hulpkrachtsamenstel geplaatst is op een achterwaartse positie ten opzichte van de zitbuis en boven het achterframe, moet een behuizingdoos voor een batterij of een doos voor elektrische apparatuur geplaatst worden 5 in een andere positie. Aldus, is er een probleem dat het lastig is om de ruimte van het framelichaam effectief te gebruiken.However, in the case that the frame body 30 is deformed, a problem is that high costs are required for the bicycle with auxiliary motor, since such a frame as described above must be made specifically. Further, in the case that the auxiliary power assembly is placed in a rearward position with respect to the seat tube and above the rear frame, a housing box for a battery or a box for electrical equipment must be placed in a different position. Thus, there is a problem that it is difficult to use the space of the frame body effectively.

De onderhavige uitvinding is gedaan met het oog op de hierboven beschreven problemen, en het is een 10 doel van de onderhavige uitvinding om te voorzien in een fiets met hulpmotor met lage productiekosten welke toestaat om een algemeen gebruikt fietsframe toe te passen zoals het is en het mogelijk maakt om de ruimte achterwaarts van een zitbuis effectief te gebruiken door het 15 plaatsen van een hulpkrachtsamenstel onder een achtervork.The present invention has been made in view of the problems described above, and it is an object of the present invention to provide an auxiliary motor bike with low production costs which allows to use a commonly used bicycle frame as it is and the enables the rearward space of a seat tube to be used effectively by placing an auxiliary force assembly under a rear fork.

Middelen voor het oplossen van de problemen.Means for solving the problems.

Om het hierboven beschreven doel te berei-20 ken, omvat een fiets met hulpmotor volgens de onderhavige uitvinding een framelichaam, een stuurframe (bijvoorbeeld, een voorvork 7 en een stuurstang 8 in de uitvoeringsvorm) draaibaar verbonden aan een voorste gedeelte van het framelichaam voor het sturen, een voorwiel draaibaar gemon-25 teerd aan een onderste uiteinde van het stuurframe, een achtervork omvattende een stel linker en rechter onder-steuningsdelen integraal verbonden aan een achterste gedeelte van het framelichaam en achterwaarts uitstrekkend, een achterwiel draaibaar gemonteerd aan de achtervork tus-30 sen het stel linker en rechter ondersteuningsdelen, een trapperkruk draaibaar ondersteund door het framelichaam, een rotatie overbrengend mechanisme (bijvoorbeeld, een A Λ '"j j O O A ^ I ketting mechanisme omvattende een aandrijfkettingwiel 21, een aangedreven kettingwiel 23 en een ketting 22 in de I uitvoeringsvorm) voor het overbrengen van een traptorsie uitgeoefend op de trapperkruk als de trapperkruk naar het I 5 achterwiel getrapt wordt, en een hulpkrachtsamenstel voor het ondersteunen van de traptorsie voor het uitoefenen van hulptorsie op het rotatie overbrengende mechanisme, is in- gericht zodat het hulpkrachtsamenstel een elektromotor om- vat (bijvoorbeeld een elektromotor 15 in de uitvoerings- 10 vorm), een snelheidsreducerend tandwielmechanisme (bij- voorbeeld een snelheidsreducerende tandwieltrein 56 in de uitvoeringsvorm) voor het reduceren van de snelheid van uitgangsrotatiekracht van de elektromotor, een hulp kracht overbrengend gedeelte (bijvoorbeeld een hulp tandwiel 24 15 in de uitvoeringsvorm) voor het overbrengen van de uit- gangsrotatiekracht waarvan de snelheid gereduceerd is door de snelheidsreducerende tandwielmechanisme als de hulptor- H sie naar het rotatie overbrengend mechanisme, en een be- huizingsdeel (bijvoorbeeld een behuizing 50 in de uitvoe- H 20 ringsvorm) voor het afdekken van tenminste het snelheids- H reducerende tandwielmechanisme, en dat het hulpkracht- H samenstel geplaatst is onder de achtervork, en het behui- H zingsdeel een uitstekende gedeelte heeft dat naar buiten II toe uitsteekt om een tandwiel met grote diameter af te H 25 dekken dat een onderdeel van het snelheidsreducerende H tandwielmechanisme vormt, waarbij het uitstekende gedeelte H geplaatst is tussen het stel linker en rechter ondersteu- H ningsdelen.To achieve the above described object, an auxiliary motor bike according to the present invention comprises a frame body, a steering frame (for example, a front fork 7 and a steering rod 8 in the embodiment) rotatably connected to a front part of the frame body for the steering, a front wheel rotatably mounted at a lower end of the steering frame, a rear fork comprising a set of left and right support parts integrally connected to a rear portion of the frame body and extending rearwardly, a rear wheel rotatably mounted to the rear fork between 30 and the set of left and right support members, a pedal crank rotatably supported by the frame body, a rotation-transmitting mechanism (e.g., a chain spreader mechanism comprising a drive sprocket 21, a driven sprocket 23 and a chain 22 in the I embodiment) for transferring a traction torque applied to the t rapper crank when the pedal crank is kicked to the rear wheel, and an auxiliary force assembly for supporting the traction torque for exerting auxiliary torque on the rotation-transmitting mechanism, is arranged so that the auxiliary force assembly comprises an electric motor (e.g. an electric motor 15 in the embodiment), a speed-reducing gear mechanism (for example, a speed-reducing gear train 56 in the embodiment) for reducing the speed of output rotational force of the electric motor, an auxiliary force transmitting portion (for example, an auxiliary gear 24 in the embodiment) for transferring the output rotational force whose speed is reduced by the speed-reducing gear mechanism as the assist mechanism to the rotation-transmitting mechanism, and a housing part (e.g. a housing 50 in the embodiment H) for covering of at least the speed H reducing gear and that the auxiliary force assembly is positioned under the rear fork, and the housing portion has a protruding portion protruding outwardly to cover a large diameter gear wheel that is a part of the speed reducing H gear mechanism the projecting portion H is placed between the set of left and right support parts.

Met de hierboven beschreven samenstelling 30 voor het frame van de fiets waaraan het hulpkrachtsamen-stel aangebracht is, kan een algemeen gebruikt frame toe-gepast worden. Derhalve kan een reductie van de kosten 5 verwacht worden. Bovendien, omdat het hulpkrachtsamenstel onder de achtervork geplaatst is, kan de ruimte boven de achtervork achterwaarts van de zitbuis efficiënt gebruikt worden, en een behuizingsdoos voor een batterij, een doos 5 voor elektrische apparatuur, enzovoorts, kunnen in deze ruimte geplaatst worden. Bovendien, kan het hulpkracht-samenstel dat een zwaar onderdeel is op een lage plaats geplaatst worden, de positie van het zwaartepunt kan laag gezet worden en een stabiele loop kan verwacht worden. 10 Daarnaast is het mogelijk om het hulpkrachtsamenstel minder opvallend te maken met de trapperkruk, de ketting, een kettingkast of een dergelijk deel.With the above-described composition for the frame of the bicycle to which the auxiliary force assembly is arranged, a commonly used frame can be used. A reduction in costs can therefore be expected. Moreover, since the auxiliary force assembly is placed under the rear fork, the space above the rear fork can be used efficiently backwards of the seat tube, and a housing box for a battery, a box for electrical equipment, etc. can be placed in this space. In addition, the auxiliary force assembly that is a heavy component can be placed in a low position, the position of the center of gravity can be set low and a stable running can be expected. In addition, it is possible to make the auxiliary force assembly less conspicuous with the pedal crank, the chain, a chain guard or the like.

Bij voorkeur is een bovenste gedeelte van het uitstekende gedeelte van het behuizingsdeel geplaatst 15 in een positie die in hoofdzaak gelijk valt met een bovenste oppervlak van de achtervork zoals gezien in een zijaanzicht. Met de zojuist beschreven inrichting, kan de positie van het zwaartepunt van de fiets met hulpmotor nog lager geplaatst worden.Preferably, an upper portion of the protruding portion of the housing portion is placed in a position that is substantially flush with an upper surface of the rear fork as seen in a side view. With the device just described, the position of the center of gravity of the bicycle with auxiliary motor can be placed even lower.

20 Bij voorkeur omvat het snelheidsreducerende tandwielmechanisme een eerste draaibare as draaibaar geplaatst op het behuizingsdeel en parallel uitstrekkend naar een motoras van de elektromotor, en een eerste snel-heidsreducerend aangedreven tandwiel gevormd op de eerste 25 draaibare as en ingrijpend gehouden met een eerste snel-heidsreducerend aandrijftandwiel gevormd op de motoras, en daarnaast, is de motoras van de elektromotor geplaatst in de nabijheid van de trapperkruk, en de motoras en de eerste draaibare as zijn geplaatst in een in hoofdzaak hori-30 zontaai naast elkaar gelegen relatie met betrekking tot elkaar ten opzichte van het grondoppervlak zoals te zien in een zijaanzicht. De zojuist beschreven inrichting kan 1 r\ Λ I een bepaalde vrije ruimte waarborgen van de onderkant van I het hulpkrachtsamenstel ten opzichte van het wegdek, en I verder kan de contacthoek van een wikkelend overbrengings- I deel (bijvoorbeeld een ketting 22 in de uitvoeringsvorm) 5 die het rotatie overbrengende mechanisme vormt vastgezet I worden in het hulpkracht overbrengend gedeelte dat aan de tweede draaibare as gevormd is.Preferably, the speed-reducing gear mechanism comprises a first rotatable shaft rotatably disposed on the housing part and extending parallel to a motor shaft of the electric motor, and a first speed-reducing gear formed on the first rotatable shaft and held in engagement with a first speed-reducing shaft drive gear formed on the motor shaft, and in addition, the motor shaft of the electric motor is placed in the vicinity of the pedal crank, and the motor shaft and the first rotatable shaft are placed in a substantially horizontally adjacent relationship with respect to each other relative to the ground surface as seen in a side view. The device just described can guarantee a certain free space of the underside of the auxiliary force assembly relative to the road surface, and furthermore the contact angle of a winding transmission part (for example a chain 22 in the embodiment) can be 5 forming the rotation-transmitting mechanism are fixed in the auxiliary force-transmitting portion formed on the second rotatable axis.

I Bij voorkeur omvat het snelheidsreducerende tandwielmechanisme verder een tweede draaibare as die 10 draaibaar geplaatst is op het behuizingsdeel en zich pa- rallel uitstrekt ten opzichte van de eerste draaibare as, en een tweede snelheidsreducerend aangedreven tandwiel ge- I vormd op de tweede draaibare as en ingrijpend gehouden met een tweede snelheidsreducerend aandrijftandwiel gevormd op 15 de eerste draaibare as, en de tweede draaibare as is hoger H geplaatst dan de eerste draaibare as zoals gezien in een zijaanzicht. Met de zojuist beschreven inrichting, kan de vrije ruimte van de onderkant van het hulpkracht-samenstel ten opzichte van het wegdek gewaarborgd worden.Preferably, the speed-reducing gear mechanism further comprises a second rotatable shaft that is rotatably placed on the housing part and which extends parallel to the first rotatable shaft, and a second speed-reducing driven gear formed on the second rotatable shaft and held in engagement with a second speed reducing drive gear formed on the first rotatable shaft, and the second rotatable shaft is positioned higher H than the first rotatable shaft as seen in a side view. With the device just described, the free space of the underside of the auxiliary force assembly relative to the road surface can be guaranteed.

H Modus voor het uitvoeren van de uitvinding.H Mode for carrying out the invention.

In het volgende, wordt een voorkeursuitvoe- ringsvorm van de onderhavige uitvinding beschreven met H 25 verwijzing naar de tekeningen. Eerst wordt een fiets met H hulpmotor volgens de onderhavige uitvinding beschreven met H verwijzing naar de figuren 1 en 2. Opgemerkt wordt dat (A) H van figuur 2 een zijaanzicht is van een essentieel onder- H deel van de fiets met hulpmotor volgens de onderhavige H 30 uitvinding zoals gezien vanaf de linker zijde, en (B) van H figuur 2 een zijaanzicht is waar de hulpkrachtinrichting H 16 in (A) van figuur 2 verwijderd is. Hierbij wordt opge- 7 merkt dat in (B) van figuur 2 een hulp kettingwiel 24 en een tussenwiel 25, als ook een deel van een ondersteu- ningsdeel 83 voor het ondersteunen van het tussenwiel 25 getoond zijn.In the following, a preferred embodiment of the present invention is described with reference to the drawings. First, a bicycle with H auxiliary motor according to the present invention is described with H reference to figures 1 and 2. It is noted that (A) H of figure 2 is a side view of an essential part H of the bicycle with auxiliary motor according to the present The invention as seen from the left, and (B) of H Figure 2 is a side view where the auxiliary power device H 16 in (A) of Figure 2 is removed. It is noted here that in (B) of Figure 2 an auxiliary sprocket 24 and an intermediate wheel 25, as well as a part of a support part 83 for supporting the intermediate wheel 25 are shown.

5 De fiets met hulpmotor 1 omvat een frameli- chaam 2. Het framelichaam 2 omvat een balhoofdbuis 3, een onderbuis 4, een ondersteuningsbuis 5 (zie figuur 5), en een zitbuis 6. De balhoofdbuis 3 is geplaatst aan een voorste gedeelte van het framelichaam 2 en strekt zich in 10 een verticale richting uit. De onderbuis 4 strekt zich achterwaarts naar beneden toe uit vanaf de balhoofdbuis 3. De ondersteuningsbuis 5 is vast gemonteerd aan een achterste uiteinde van de onderbuis 4 en strekt zich uit in een laterale richting. De zitbuis 6 staat opwaarts vanaf de 15 ondersteuningsbuis 5. Een voorvork 7 die zich naar beneden toe uitstrekt wordt ondersteund door de balhoofdbuis 3 voor een stuurbeweging, en een voorwiel WF is draaibaar opgehangen aan een onderste uiteinde van de voorvork 7. Verder is een stuurstang 8 integraal aangebracht aan een 20 bovenste uiteinde van de voorvork 7 zodat het voorwiel WF dat draaibaar aan de voorvork 7 opgehangen is gestuurd kan worden door een bediening van de stuurstang 8.The bicycle with auxiliary motor 1 comprises a frame body 2. The frame body 2 comprises a head tube 3, a bottom tube 4, a support tube 5 (see figure 5), and a seat tube 6. The head tube 3 is placed on a front part of the frame body 2 and extends in a vertical direction. The lower tube 4 extends backwards downwards from the head tube 3. The support tube 5 is fixedly mounted on a rear end of the lower tube 4 and extends in a lateral direction. The seat tube 6 stands upwards from the support tube 5. A front fork 7 extending downwards is supported by the steering head tube 3 for a steering movement, and a front wheel WF is rotatably suspended on a lower end of the front fork 7. Furthermore, a steering rod is 8 integrally arranged on an upper end of the front fork 7 so that the front wheel WF which is rotatably suspended on the front fork 7 can be steered by operating the steering rod 8.

Een achtervork 9 is geplaatst aan de achterzijde van de ondersteuningsbuis 5. De achtervork 9 25 heeft een stel ondersteuningsdelen 9L en 9R integraal gevormd met de ondersteuningsbuis 5 en in hoofdzaak parallel tot het grondoppervlak lineair achterwaarts uitstrekkend. Een achterwiel WR is draaibaar opgehangen als een aan-drijfwiel tussen de achterste uiteinden van het stel lin-30 ker en rechter ondersteuningsdelen 9L en 9R. Verder zijn een stel linker en rechter steunen 10 geplaatst tussen een bovenste gedeelte van de zitbuis 6 en achterste gedeeltes 1 π 2 4 ? 3 4" I van de ondersteuningsdelen 9L en 9R.A rear fork 9 is placed at the rear of the support tube 5. The rear fork 9 has a set of support members 9L and 9R integrally formed with the support tube 5 and extending linearly backwards substantially parallel to the ground surface. A rear wheel WR is rotatably suspended as a drive wheel between the rear ends of the set of left and right support parts 9L and 9R. Furthermore, a set of left and right supports 10 are placed between an upper part of the seat tube 6 and rear parts 1 π 2 4? 3 "from the supporting parts 9L and 9R.

I Een zadelstang 12 voorzien van een zadel 11 I aan een bovenste uiteinde daarvan is gemonteerd op de zit- I buis 6 zodanig dat de verticale positie van het zadel 11 I 5 ingesteld kan worden. Verder zijn een behuizingsdoos voor I een batterij 13 voor het verwijderbaar opnemen van een I batterij B daarin en een doos voor elektrische apparatuur I 14 geplaatst in een verticale naast elkaar gelegen relatie I aan de achterzijde van de zitbuis 6. Een hulpkrachtsamen- I 10 stel 16 is onder de achtervork 9 geplaatst en heeft een I elektromotor 15 welke dienst doet als een element voor het I genereren van een hulptorsie en waarnaar vermogen van de I batterij B toegevoerd wordt via de doos voor elektrische apparatuur 14. Het hulpkrachtsamenstel 16 wordt onder- H 15 steund door de ondersteuningsbuis 5 en de ondersteunings- I delen 9L en 9R.A saddle bar 12 provided with a saddle 11 at an upper end thereof is mounted on the seat tube 6 such that the vertical position of the saddle 11 can be adjusted. Furthermore, a housing box for I, a battery 13 for removably accommodating an I battery B therein, and a box for electrical equipment I 14 are placed in a vertically adjacent relationship I on the rear of the seat tube 6. An auxiliary power assembly 16 is placed under the rear fork 9 and has an electric motor 15 which serves as an element for generating an auxiliary torque and to which power from the I battery B is supplied via the electrical equipment box 14. The auxiliary power assembly 16 is supported H 15 supported by the support tube 5 and the support parts 9L and 9R.

Een trapas 17 is draaibaar ondersteund door de ondersteuningsbuis 5 van het framelichaam 2 en strekt I zich coaxiaal uit door de ondersteuningsbuis 5. Een stel 20 cranks 18L en 18R voorzien van roteerbaar geplaatste peda- len daaraan zijn vast verbonden aan de linker en rechter uiteinden van de trapas 17. Aldus wordt een trapperkruk gevormd door de trapas 17, de cranks 18L en 18R en de pe- H dalen aangebracht aan de cranks 18L en 18R. Derhalve kun- H 25 nen de cranks 18L en 18R de trapkracht opnemen van een fietser die op de fiets met hulpmotor 1 rijdt om de trapas 17 te draaien. De trapas 17 wordt draaibaar ondersteund aan het framelichaam 2.A crankshaft 17 is rotatably supported by the support tube 5 of the frame body 2 and extends coaxially through the support tube 5. A set of cranks 18L and 18R provided with rotatably arranged pedals are fixedly connected to the left and right ends of the crankshaft 17. Thus, a crankshaft is formed by the crankshaft 17, the cranks 18L and 18R and the pe-H valleys arranged on the cranks 18L and 18R. Therefore, the cranks 18L and 18R can absorb the pedaling force of a cyclist riding the bicycle with auxiliary motor 1 to turn the crankshaft 17. The bottom bracket 17 is rotatably supported on the frame body 2.

Een aandrijfkettingwiel 21 is op de trapas 30 17 geplaatst. Rotatie van de trapas 17 wordt doorgegeven aan de aandrijfkettingwiel 21 via een krachtoverbrengende inrichting zoals verderop beschreven. Rotatie van het aan- 9 drijfkettingwiel 21 wordt doorgegeven aan een aangedreven kettingwiel 23 aan een zijkant van het achterwiel WR via een ketting 22. Een hulpkettingwiel 24 is achterwaarts van het aandrijfkettingwiel 21 geplaatst en geeft een hulptor-5 sie door van het hulpkrachtsamenstel 16 naar de ketting 22. Verder is een tussenwiel 25 achterwaarts van het hulpkettingwiel 24 aangebracht voor het verkrijgen van een grote contacthoek van de ketting 22 rond het hulpkettingwiel 24.A drive sprocket 21 is placed on the bottom bracket 30. Rotation of the crankshaft 17 is transmitted to the drive sprocket 21 via a power transmission device as described below. Rotation of the drive sprocket 21 is transmitted to a driven sprocket 23 on a side of the rear wheel WR via a chain 22. An auxiliary sprocket 24 is positioned rearward of the sprocket 21 and passes an auxiliary rotation of the auxiliary force assembly 16 to the chain 22. Furthermore, an intermediate wheel 25 is arranged rearwardly of the auxiliary sprocket 24 for obtaining a large contact angle of the chain 22 around the auxiliary sprocket 24.

10 Hierbij zij opgemerkt dat in de onderhavige uitvoeringsvorm, een kettingmechanisme toegepast wordt voor het doorgeven van traptorsie en hulptorsie van een aandrijfkettingwiel 21 en een hulpkettingwiel 24 naar het aangedreven kettingwiel 23 via een ketting 22. Echter, een 15 riemmechanisme kan ook gebruikt worden voor het doorgeven van traptorsie en hulptorsie naar het achterwiel WR.It is to be noted here that in the present embodiment, a chain mechanism is used for passing on traction and auxiliary torque from a drive sprocket 21 and an auxiliary sprocket 24 to the driven sprocket 23 via a chain 22. However, a belt mechanism can also be used for transmission of traction and auxiliary torque to the rear wheel WR.

Vervolgens wordt een krachtoverbrengend inrichting gemonteerd op de trapas 17 beschreven met verwijzing naar de figuren 3 en 4. Een stel sluitplaten 19L en 20 19R zijn in de tegenover gelegen uiteinden van de onder- steuningsbuis 5 geschroefd welke vast gemonteerd is aan de onderbuis 4. Een stel kogellagers 20L en 20R zijn tussen de sluitplaten 19L en 19R en schouders gevormd op de trapas 17 aangebracht. In het bijzonder, nemen de kogel-25 lagers 20L en 20R belastingen op uitgeoefend in een voort-stuwingsrichting en een radiale richting op de trapas 17 om de trapas 17 draaibaar te ondersteunen op de ondersteu-ningsbuis 5.Next, a force transmitting device mounted on the crankshaft 17 is described with reference to Figures 3 and 4. A set of closing plates 19L and 19R are screwed into the opposite ends of the support tube 5 which is fixedly mounted on the lower tube 4. A set of ball bearings 20L and 20R are arranged between the closing plates 19L and 19R and shoulders formed on the bottom bracket 17. In particular, the ball bearings 20L and 20R absorb loads exerted in a propelling direction and a radial direction on the crankshaft 17 to rotatably support the crankshaft 17 on the support tube 5.

Een binnenste loopvlak 27 van een eerste 30 eenrichtingskoppeling 26 is vastgemaakt aan de trapas 17. Het aandrijfkettingwiel 21 is draaibaar ondersteund aan een buitenste periferie van het binnenste loopvlak 27 met 1n? 4234^ I 10 H een koppelbus 27A daartussen geplaatst. De positie van het aandrijfkettingwiel 21 in de voortstuwingsrichting wordt bepaald door een moer 28A en een plaat 28B.An inner tread 27 of a first one-way clutch 26 is attached to the crankshaft 17. The drive sprocket 21 is rotatably supported on an outer periphery of the inner tread 27 by 1n. A coupling bush 27A is placed between them. The position of the drive sprocket 21 in the direction of propulsion is determined by a nut 28A and a plate 28B.

I Een afdekdeel 29 is integraal aangebracht 5 aan het aandrijfkettingwiel 21. Een transmissieplaat 30 is geplaatst in een ruimte omgeven door het aandrijfketting- wiel 21 en het afdekdeel 29. De transmissieplaat 30 wordt coaxiaal ondersteund aan het aandrijfkettingwiel 21 zodat I een vooraf bepaalde hoeveelheid verplaatsing toegestaan 10 wordt daartussen in een rotationele richting rond de as van de trapas 17.A cover part 29 is integrally arranged on the drive sprocket 21. A transmission plate 30 is placed in a space surrounded by the drive sprocket 21 and the cover part 29. The transmission plate 30 is coaxially supported on the drive sprocket 21 so that a predetermined amount of displacement 10 is allowed between them in a rotational direction about the axis of the bottom bracket 17.

I Een groot aantal (hier zes) vensters 31 zijn gevormd in en over het aandrijfkettingwiel 21 en de transmissieplaat 30. Een compressiespiraalveer 32 is ge- 15 plaatst in elk van de vensters 31. De compressiespiraal- veer 32 is werkzaam voor het genereren van weerstands- krachten tegen een verplaatsing in rotationele richting H tussen het aandrijfkettingwiel 21 en de transmissieplaat H 30 op het moment dat er tussen hen een verplaatsing op- I 20 treedt.A large number (here six) of windows 31 are formed in and over the drive sprocket 21 and the transmission plate 30. A compression coil spring 32 is placed in each of the windows 31. The compression coil spring 32 is operable to generate resistance forces against a displacement in rotational direction H between the drive sprocket 21 and the transmission plate H 30 at the moment that a displacement occurs between them.

Rateltanden 33 zijn gevormd aan een binnen- ste omtrek van een naaf van de transmissieplaat 30 en die- H nen als een buitenste loopvlak van de eerste eenrichtings- H koppeling 26. De rateltanden 33 grijpen met de ratelpallen 25 35 (hier, drie ratelpallen) ondersteund op het binnenste loopvlak 27 in elkaar en zijn allen bekrachtigd in een ra- H diale richting door een veer 34. Een afdekking 36 voor H stofwering is aangebracht op de eerste eenrichtingskoppe- ling 26.Ratchet teeth 33 are formed on an inner circumference of a hub of the transmission plate 30 and serve as an outer tread of the first one-way H coupling 26. The ratchet teeth 33 engage with the ratchets 35 (here, three ratchets) supported on the inner tread 27 in each other and all are energized in a radial direction by a spring 34. A cover 36 for H dust protection is provided on the first one-way clutch 26.

H 30 Volgens de eerste eenrichtingskoppeling 26H 30 According to the first one-way clutch 26

zoals hierboven beschreven, zullen, indien de cranks 18Las described above, if the cranks 18L

H en 18R getrapt worden voor het roteren van de trapas 17 in 11 voorwaartse richting, omdat de ratelpallen 35 bekrachtigd zijn in de richting van de rateltanden 33 door de veren 34, de ratelpallen 35 ingrijpen in verdiepte gedeeltes van de rateltanden 33 voor het overbrengen van de trapkracht 5 van de cranks 18L en 18R naar de transmissie plaat 30. Echter, indien de cranks 18L en 18R worden getrapt om de trapas 17 in achterwaartse richting te roteren of indien het trappen wordt gestopt gedurende het lopen van de fiets, zullen de ratelpallen 35 over kruindelen van de ra-10 teltanden 33 glijden en zullen deze niet ingrijpen met de rateltanden 33. Dientengevolge, slipt de eerste eenrich-tingskoppeling 26 om een achterwaartse rotatie van de trapas 17 toe te staan. Bovendien, wordt geen enkele torsie doorgegeven van de transmissieplaat 30 naar de cranks 15 18L en 18R.H and 18R are kicked for rotating the crankshaft 17 in 11 forward direction, since the ratchet pawls 35 are energized in the direction of the ratchet teeth 33 by the springs 34, the ratchet pawls 35 engage in recessed portions of the ratchet teeth 33 for transferring the pedaling force 5 from the cranks 18L and 18R to the transmission plate 30. However, if the cranks 18L and 18R are kicked to rotate the bottom bracket 17 in the rearward direction or if the pedaling is stopped while the bicycle is running, the ratchets will 35 slide over the crown parts of the ridge teeth 33 and will not interfere with the ratchet teeth 33. As a result, the first one-way clutch 26 slips to allow rearward rotation of the crankshaft 17. In addition, no torque is transmitted from the transmission plate 30 to the cranks 18L and 18R.

De transmissie plaat 30 is voorzien van in-grijpgaten 37 daarin gevormd voor het ingrijpen met uitstekende gedeelten 38 voor het overbrengen van een trapkracht zoals verderop beschreven. De vensters 39 zijn 20 voorzien in het aandrijfkettingwiel 21 en maken het mogelijk dat de uitstekende gedeelten 38 aangrijpen met de in-grijpgaten 37. Aldus reiken de uitstekende delen 38 door de vensters 39 en zijn deze aangebracht in de ingrijpgaten 37.The transmission plate 30 is provided with engagement holes 37 formed therein for engaging projecting portions 38 for transmitting a pedaling force as described below. The windows 39 are provided in the drive sprocket 21 and allow the projecting portions 38 to engage with the engagement holes 37. Thus, the projecting portions 38 extend through the windows 39 and are arranged in the engaging holes 37.

25 Een groot aantal (hier, drie) kleine ven sters 40 verschillend van de vensters 31 zijn gevormd in en over het aandrijfkettingwiel 21 en de transmissieplaat 30. In elk van de kleine vensters 40 wordt een compressie-spiraalveer 41 geplaatst. De compressiespiraalveer 41 is 30 zodanig geplaatst dat zij de overeenkomstige transmissieplaat 30 bekrachtigt naar een zijde van de rotatierichting 42. In het bijzonder, is de compressiespiraalveer 41 werk- H zaam in een richting voor het absorberen van een speling bij een koppelingsplaats tussen het aandrijfkettingwiel 21 en de transmissieplaat 30. Dientengevolge, is de compres- siespiraalveer 41 werkzaam zodat een verplaatsing van de 5 transmissieplaat 30 doorgegeven kan worden aan het aan- drijfkettingwiel 21 met goede responsie eigenschappen.A large number (here, three) of small windows 40 different from the windows 31 are formed in and over the drive sprocket 21 and the transmission plate 30. In each of the small windows 40 a compression coil spring 41 is placed. The compression coil spring 41 is positioned such that it actuates the corresponding transmission plate 30 to a side of the direction of rotation 42. In particular, the compression coil spring 41 is operative in a direction for absorbing a play at a coupling location between the drive sprocket 21 and the transmission plate 30. As a result, the compression coil spring 41 is operative so that a displacement of the transmission plate 30 can be transmitted to the drive sprocket 21 with good response properties.

Dienovereenkomstig, wordt een traptorsie die uitgeoefend wordt op de trapas 17 als de cranks 181 en I 18R bediend worden door een rijder, doorgegeven naar de 10 transmissieplaat 30 via de eerste eenrichtingskoppeling 26 en vervolgens doorgegeven aan het aandrijfkettingwiel 21 terwijl het de compressiespiraalveren 32 en 41 indrukt.Accordingly, a traction torque applied to the crankshaft 17 when the cranks 181 and 18R are operated by a rider is transmitted to the transmission plate 30 via the first one-way clutch 26 and then transmitted to the drive sprocket 21 while the compression coil springs 32 and 41 pressed.

Vervolgens wordt de traptorsie doorgegeven naar het ach- terwiel WR door de ketting 22 en het aangedreven ketting- I 15 wiel 23. Intussen wordt een hulptorsie uitgeoefend van het hulpkrachtsamenstel 16 zoals verderop beschreven naar het I hulpkettingwiel 24 doorgegeven naar het achterwiel WR door I de ketting 22 en het aangedreven kettingwiel 23. Hierbij B zij opgemerkt dat de hulptorsie van het hulpkrachtsamen-Subsequently, the traction torque is transmitted to the rear wheel WR by the chain 22 and the driven sprocket 23. In the meantime, an auxiliary torque is exerted from the auxiliary power assembly 16 as described later to the auxiliary sprocket 24 transmitted to the rear wheel WR by the chain 22 and the driven sprocket 23. It should be noted here that the auxiliary torque of the auxiliary force assembly

B 20 stel 16 niet doorgegeven wordt aan de cranks 18L en 18RB 20 set 16 is not passed on to the cranks 18L and 18R

B door een werking van de eerste eenrichtingskoppeling 26.B by an operation of the first one-way clutch 26.

B Een sensorsamenstel 43 voor een trapkracht- B detectieapparaat is gemonteerd aan de zijde van het voer- B tuig lichaam van het aandri j f kettingwiel 21, dat wil zeg- B 25 gen aan de zijde van de onderbuis 4. De sensorsamenstel 43 B omvat een buitenste ring 44 en een sensorlichaam 45. De B buitenste ring 44 is bevestigd aan het aandrijfkettingwiel B 21. Het sensorlichaam 45 is draaibaar aangebracht op de B buitenste ring 44 en vormt een magnetisch pad. Het sensor- B 30 lichaam 45 en een huls 46, een flens 47 enzovoorts welke B dienst doen als ondersteuningsdelen voor het sensorlichaam B 45 worden vervolgens beschreven.B A sensor assembly 43 for a pedaling force B detection device is mounted on the side of the vehicle body of the drive sprocket 21, i.e. B on the side of the lower tube 4. The sensor assembly 43 B comprises a outer ring 44 and a sensor body 45. The B outer ring 44 is attached to the drive sprocket B 21. The sensor body 45 is rotatably mounted on the B outer ring 44 and forms a magnetic path. The sensor body B 45 and a sleeve 46, a flange 47 and so on which B serve as support parts for the sensor body B 45 are then described.

1313

De buitenste ring 4 4 is gevormd van een materiaal met elektrisch isolerende eigenschappen en bevestigd aan het aandrijfkettingwiel 21 door middel van een niet getoonde bout.The outer ring 4 is formed of a material with electrically insulating properties and attached to the drive sprocket 21 by means of a bolt (not shown).

5 Vervolgens wordt het hulpkrachtsamenstel 16 beschreven met verwijzing naar de figuren 5 tot en met 9. Een behuizing 50 van het hulpkrachtsamenstel 16 omvat een rechter behuizingshelft 51, een linker behuizingshelft 52 en een sluitkap 53. De linker behuizingshelft 52 is gekop-10 peld aan de rechter behuizingshelft 51 zodat een eerste behuizingskamer 54 daartussen gevormd wordt. De sluitkap 53 is gekoppeld met de linker behuizingshelft 52 zodat een tweede behuizingskamer 55 daartussen gevormd wordt.Subsequently, the auxiliary force assembly 16 is described with reference to Figures 5 to 9. A housing 50 of the auxiliary force assembly 16 comprises a right-hand housing half 51, a left-hand housing half 52 and a closure cap 53. The left-hand housing half 52 is coupled to the right housing half 51 so that a first housing chamber 54 is formed therebetween. The closure cap 53 is coupled to the left housing half 52 so that a second housing chamber 55 is formed therebetween.

De elektromotor 15 is verbonden aan de be-15 huizing 50 zodat deze een axiale rotatielijn heeft parallel aan de axiale rotatielijn van de trapas 17. Het rotatie uitgangsvermogen van de elektromotor 15 wordt doorgegeven naar het hulpkettingwiel 24 via een snelheidsredu-cerende tandwieltrein 56, voor het ondersteunen van de 20 traptorsie uitgeoefend op de cranks 18L en 18R.The electric motor 15 is connected to the housing 50 so that it has an axial rotation line parallel to the axial rotation line of the crankshaft 17. The rotational output power of the electric motor 15 is transmitted to the auxiliary sprocket 24 via a speed-reducing gear train 56, for supporting the traction torque applied to the cranks 18L and 18R.

Een passend buisgedeelte 74 is integraal aangebracht aan de linker behuizingshelft 52 van de behuizing 50 zodat het uitsteekt naar de zijde tegenover de sluitkap 53. Een cilindrisch motorhuis 75 met bodem voor 25 de elektromotor 15 is geplaatst in het passend buisgedeelte 74 en bevestigd in deze toestand aan schroefgaten 7 6 van de linker behuizingshelft 52 door middel van een aantal (bijvoorbeeld, drie) bouten. De motoras 57 strekt zich voor rotatie uit door een ondersteuningswandgedeelte 30 77 en steekt uit in de tweede behuizingskamer 55. Een ko gellager 91 is tussen het motorhuis 75, dat contact maakt met de ondersteuningswandgedeelte 77, en de motoras 57 ge- 1 02 4234 H plaatst. Hierbij zij opgemerkt dat de motorbehuizing 75 I bijvoorbeeld als één geheel gevormd is door gieten.A fitting tube portion 74 is integrally disposed on the left-hand housing half 52 of the housing 50 so that it protrudes to the side opposite the closure cap 53. A cylindrical motor housing 75 with bottom for the electric motor 15 is placed in the fitting tube portion 74 and mounted in this state to screw holes 7 6 of the left housing half 52 by means of a number (for example, three) bolts. The motor shaft 57 extends through a support wall portion 77 for rotation and protrudes into the second housing chamber 55. A ball bearing 91 is interposed between the motor housing 75, which makes contact with the support wall portion 77, and the motor shaft 57 places. It is to be noted that the motor housing 75 I is, for example, formed as a whole by casting.

Een draaibare as van de snelheidsreduce- rende tandwieltrein 56 voor het overbrengen van vermogen I 5 van de elektromotor 15 naar het hulpkettingwiel 24 omvat een eerste draaibare as 59 en een tweede draaibare as 64.A rotatable shaft of the speed-reducing gear train 56 for transferring power from the electric motor 15 to the auxiliary sprocket 24 comprises a first rotatable shaft 59 and a second rotatable shaft 64.

De eerste draaibare as 59 heeft een axiale lijn parallel aan de motorbehuizing 75. De tweede draaibare as 64 heeft I een axiale lijn parallel aan de eerste draaibare as 59. De 10 eerste draaibare as 59 is draaibaar ondersteund door een kogellager 69 geplaatst tussen de eerste draaibare as 59 en de linker behuizingshelft 52 en een ander kogellager 70 geplaatst tussen de rechter behuizingshelft 51 en de eer- I ste draaibare as 59. De tweede draaibare as 64 is draai- I 15 baar ondersteund door een kogellager 71 geplaatst tussen de linker behuizingshelft 52 en de tweede draaibare as 64 en een ander kogellager 72 geplaatst tussen de rechter be- huizingshelft 51 en de tweede draaibare as 64.The first rotary shaft 59 has an axial line parallel to the motor housing 75. The second rotary shaft 64 has an axial line parallel to the first rotary shaft 59. The first rotary shaft 59 is rotatably supported by a ball bearing 69 disposed between the first pivotal shaft 59 and the left housing half 52 and another ball bearing 70 placed between the right housing half 51 and the first pivotable shaft 59. The second pivotal shaft 64 is pivotally supported by a ball bearing 71 placed between the left housing half 52 and the second rotatable shaft 64 and another ball bearing 72 disposed between the right housing half 51 and the second rotatable shaft 64.

Het hulpkrachtsamenstel 16 omvat verder een 20 eerste snelheidsreducerend aandrijftandwiel 58, een eerste snelheidsreducerend aangedreven tandwiel 61, een tweede snelheidsreducerend aandrijftandwiel 62, een tweede snel- heidsreducerend aangedreven tandwiel 63, en een tweede eenrichtingskoppeling 65. Het eerste snelheidsreducerend 25 aandrijftandwiel 58 is stevig bevestigd op de motoras 57 van de elektromotor 15 in de tweede behuizingskamer 55.The auxiliary power assembly 16 further comprises a first speed-reducing drive gear 58, a first speed-reducing drive gear 61, a second speed-reducing drive gear 62, a second speed-reducing drive gear 63, and a second one-way clutch 65. The first speed-reducing drive gear 58 is securely mounted on the motor shaft 57 of the electric motor 15 in the second housing chamber 55.

Het eerste snelheidsreducerend aangedreven tandwiel 61 is H stevig bevestigd aan een uiteinde van de eerste draaibare as 59 in de tweede behuizingskamer 55 door middel van een I 30 bout 60 en ingrijpend geplaatst met het eerste snelheids- reducerend aandrijftandwiel 58. Het tweede snelheidsredu- cerende aandrijftandwiel 62 is integraal gevormd op de 15 eerste draaibare as 59 in de eerste accommodatie kamer 54.The first speed-reducing gear 61 is H securely attached to one end of the first rotatable shaft 59 in the second housing chamber 55 by means of a bolt 60 and engagingly placed with the first speed-reducing drive gear 58. The second speed-reducing drive gear 62 is integrally formed on the first rotatable shaft 59 in the first accommodation chamber 54.

Het tweede snelheidsreducerend aangedreven tandwiel 63 is stevig bevestigd op de tweede draaibare as 64 in de eerste accommodatie kamer en ingrijpend geplaatst met de tweede 5 snelheidsreducerende aandrijftandwiel 62. De tweede een-richtingskoppeling 65 is aangebracht tussen de tweede snelheidsreducerend aandrijftandwiel 63 en de tweede draaibare as 64. Het hulpkettingwiel 24 is stevig bevestigd aan een uitstekende gedeelte van de tweede draaibare 10 as 64 dat naar buiten toe uitsteekt vanaf de rechter be-huizingshelft .51. Hierbij zij opgemerkt dat een afdich-tingsdeel 66 aangebracht is op een plaats waar de tweede draaibare as 64 uitsteekt van de rechter behuizingshelft i 51. Verder is een ringvormige verstevigingsplaat 67 beves-15 tigd aan een vlak van het eerste snelheidsreducerend aangedreven tandwiel 61 aan de zijde van het tweede snelheidsreducerend aandrijftandwiel 62 door middel van een bout 68 voor het versterken van de eerste snelheidsreducerend aangedreven tandwiel 61.The second speed-reducing drive gear 63 is securely mounted on the second rotatable shaft 64 in the first accommodation chamber and is engaged with the second speed-reducing drive gear 62. The second one-way clutch 65 is mounted between the second speed-reducing drive gear 63 and the second rotatable shaft 64. The auxiliary sprocket 24 is securely attached to a protruding portion of the second rotatable shaft 64 which projects outwardly from the right housing half .51. It is to be noted here that a sealing part 66 is arranged at a place where the second rotatable shaft 64 protrudes from the right housing half 51. Furthermore, an annular reinforcement plate 67 is attached to a surface of the first speed-reducing gear 61 on the side of the second speed reducing drive gear 62 by means of a bolt 68 for reinforcing the first speed reducing driven gear 61.

20 Hierbij zij opgemerkt dat een aantal ribben 73 gevormd zijn aan de binnenzijde van een afsluitkap 48 (aan de zijde van de tweede behuizingskamer 55) voor het vergroten van de stevigheid van de afsluitkap 48. De afsluitkap 48 wordt gevormd door hars materiaal in een vorm 25 te gieten. Aldus, indien de afsluitkap 48 gevormd is met een binnenzijde configuratie zoals hiervoor beschreven, kan de productie van de afsluitkap 48 verbeterd worden door het opvullen met harsmateriaal.It is to be noted that a number of ribs 73 are formed on the inside of a closure cap 48 (on the side of the second housing chamber 55) for increasing the strength of the closure cap 48. The closure cap 48 is formed by resin material in a form 25 to pour. Thus, if the closure cap 48 is formed with an inner configuration as described above, the production of the closure cap 48 can be improved by filling with resin material.

In de snelheidsreducerende tandwieltrein 30 56, zoals hierboven beschreven, wordt een rotatie door het in werking stellen van de elektromotor 15 doorgegeven met een verminderde snelheid aan het hulpkettingwiel 24. Ech- 102 423 4" Η . ter, indien de werking van de elektromotor 15 stopt of in- dien de draaisnelheid van het aandrijfkettingwiel 21 hoger is dan de draaisnelheid van het hulpkettingwiel 24, wordt een onbelast lopen van de tweede draaibare as 64 toege- 5 staan door een werking van de tweede eenrichtingskoppeling 65. Dientengevolge, wordt een rotatie van het hulpketting- wiel 24 door de traptorsie van de cranks 18L en 18R niet verstoord.In the speed-reducing gear train 56, as described above, a rotation through the operation of the electric motor 15 is transmitted at a reduced speed to the auxiliary sprocket 24. However, if the operation of the electric motor 15 stops or if the rotational speed of the drive sprocket 21 is higher than the rotational speed of the auxiliary sprocket 24, unloaded running of the second rotatable shaft 64 is allowed by an operation of the second one-way clutch 65. As a result, a rotation of the auxiliary sprocket 24 is not disturbed by the traction torque of the cranks 18L and 18R.

Overigens wordt het hulpkrachtsamenstel 16 I 10 ondersteund door de ondersteuningsbuis 5 en de ondersteu- ningsdelen 9L en 9R en wordt deze geplaatst onder de ach- I tervork 9. De motoras 57 is hier geplaatst in de nabijheid I van de trapperkruk en iets achterwaarts en neerwaarts van I de trapas 17. Verder zijn de motoras 57 en de eerste 15 draaibare as 59 geplaatst in een naast elkaar gelegen re- I latie ten opzichte van elkaar zodat zij zich in hoofdzaak parallel uitstrekken ten opzichte van het grondoppervlak zoals gezien in een zijaanzicht. Bovendien is de tweede draaibare as 64 hoger geplaatst dan de eerste draaibare as 20 59. Een gedeelte van de behuizing 50 dat de tweede snel- heidsreducerende aangedreven tandwiel 63 dat stevig beves- tigd is op de tweede draaibare as 64 afdekt, steekt uit voor het vormen van een uitstekend gedeelte 84. Het hulp- krachtsamenstel 16 is aldus geplaatst zodat het uitstekend 25 gedeelte 84 van de behuizing 50 van onderen ingebracht H wordt in een positie tussen het stel linker en rechter on- dersteuningsdelen 9L en 9R voor het achterwiel WR.Incidentally, the auxiliary force assembly 16 I 10 is supported by the support tube 5 and the support parts 9 L and 9 R and is placed under the rear fork 9. The motor shaft 57 is placed here in the vicinity I of the pedal crank and slightly backwards and downwards of the bottom bracket 17. Furthermore, the motor shaft 57 and the first rotatable shaft 59 are disposed in a side-by-side relationship with each other so that they extend substantially parallel to the ground surface as seen in a side view. Moreover, the second rotatable shaft 64 is positioned higher than the first rotatable shaft 59. A portion of the housing 50 that covers the second speed-reducing driven gear 63 that is securely mounted on the second rotatable shaft 64 protrudes from the forming a protruding portion 84. The auxiliary power assembly 16 is thus positioned so that the protruding portion 84 of the housing 50 is inserted from below into a position between the set of left and right support members 9L and 9R for the rear wheel WR.

Een beugel 79 is stevig bevestigd aan de ondersteuningsbuis 5 en heeft een ophanggedeelte 80 hier- 30 aan bevestigd door middel van een bout en een moer. Het ophanggedeelte 80 is op een zodanige wijze aangebracht zo- dat het oploopt tot boven een bovenste gedeelte van de 17 voorkant van de linker behuizingshelft 52. Een ander op-hanggedeelte 82 is bevestigd aan de beugel 79 door middel van een bout en een moer. Het ophanggedeelte 82 is aangebracht tussen de beugels 81L en 81R die stevig bevestigd 5 zijn aan het stel linker en rechter ondersteuningsdelen 9L en 9R zodanig dat dit oploopt boven een bovenste gedeelte van de achterzijde van de linker behuizingshelft 52 (de gemonteerde toestand van de ophanggedeeltes 80 en 82 en het hulpkrachtsamenstel 16 op de fiets met hulp motor 10 wordt getoond in (A) van figuur 2) . De behuizing 50 is verder zodanig geplaatst dat een bovenste gedeelte van het uitstekende gedeelte 84 daarvan in hoofdzaak gelijk gepositioneerd wordt met een bovenste zijde van de achtervork 9 zoals gezien in een zijaanzicht.A bracket 79 is securely attached to the support tube 5 and has a suspension portion 80 attached thereto by means of a bolt and a nut. The suspension portion 80 is arranged in such a way that it rises above an upper portion of the 17 front of the left housing half 52. Another suspension portion 82 is attached to the bracket 79 by means of a bolt and a nut. The suspension portion 82 is arranged between the brackets 81L and 81R which are securely attached to the set of left and right support portions 9L and 9R such that it rises above an upper portion of the rear of the left housing half 52 (the mounted state of the suspension portions 80 and 82 and the auxiliary power assembly 16 on the bicycle with auxiliary motor 10 is shown in (A) of Figure 2). The housing 50 is further positioned such that an upper portion of the projecting portion 84 thereof is positioned substantially flush with an upper side of the rear fork 9 as seen in a side view.

15 Bovendien is een in achterwaartse richting uitstrekkend dragerdeel 83 gevormd aan een gedeelte van de rechter behuizingshelft 51 waarvan de tweede draaibare as 64 zich uitstrekt. Het tussenwiel 25 is draaibaar ondersteund aan een uiteinde van het ondersteuningsdeel 83. De 20 rechter behuizingshelft 51 en het tussenwiel 25 zijn integraal met elkaar gevormd.Moreover, a rearwardly extending carrier part 83 is formed on a portion of the right-hand housing half 51, the second rotatable shaft 64 of which extends. The intermediate wheel 25 is rotatably supported at one end of the support part 83. The right-hand housing half 51 and the intermediate wheel 25 are integrally formed with each other.

Daar het uitstekend gedeelte 84 van de behuizing 50 gevormd kan worden om zodanig uit te steken dat het slechts een plaats tegenover het tweede snelheidsredu-25 cerend aangedreven tandwiel 63 afdekt zoals hierboven beschreven, heeft het een voorwaarts en achterwaarts uitgerekte vorm. Dienovereenkomstig kan, zelfs als een frame van een algemeen gebruikte fiets gebruikt wordt, het uitstekend gedeelte van onderen ingebracht worden in een po-30 sitie tussen een paar linker en rechter ondersteuningsdelen die een achtervork vormen om het hulpkrachtsamenstel 16 te plaatsen. Aldus is het niet nodig om een speciaal 1024234^ I 18 I frame te maken en kan een reductie van de productiekosten B verwacht worden. Bovendien, omdat het hulpkrachtsamenstel B 16 een zwaar onderdeel is op een laag gedeelte van het B framelichaam 2 geplaatst wordt, kan het zwaartepunt op een B 5 lage plaats gepositioneerd worden, en derhalve kan de sta- B biliteit van de fiets bij het lopen verbeterd worden. Bo- B vendien, omdat het hulpkrachtsamenstel 16 niet geplaatst B wordt in een ruimte boven de achtervork 9 en achterwaarts B van de zitbuis 12, kan deze ruimte efficiënt gebruikt wor- B 10 den en de behuizingsdoos voor een batterij 13, doos voor B elektrische apparatuur 14 enzovoorts kunnen in deze ruimte B geplaatst worden zoals beschreven in de beschrijving van B de onderhavige uitvoeringsvorm.Since the projecting portion 84 of the housing 50 can be formed so as to protrude such that it covers only one position opposite the second speed-reducing gear 63 as described above, it has a forward and backward stretched shape. Accordingly, even when a frame of a commonly used bicycle is used, the protruding portion can be inserted from below into a position between a pair of left and right support members that form a rear fork to place the auxiliary force assembly 16. Thus, it is not necessary to make a special frame and a reduction in production costs B can be expected. In addition, because the auxiliary force assembly B 16 is a heavy component placed on a low portion of the B frame body 2, the center of gravity can be positioned at a B low position, and therefore the stability of the bicycle when walking can be improved turn into. Moreover, because the auxiliary force assembly 16 is not placed B in a space above the rear fork 9 and rearward B of the seat tube 12, this space can be efficiently used and the housing box for a battery 13, box for B electric equipment 14 and so forth can be placed in this space B as described in the description of B the present embodiment.

B Daarnaast is het hulpkrachtsamenstel 16 ge- B 15 plaatst in de nabijheid van het aandrijfkettingwiel 21 of B de ketting 22 gewikkeld rond het aandrijfkettingwiel 21.B In addition, the auxiliary force assembly 16 is placed B in the vicinity of the drive sprocket 21 or B the chain 22 wound around the drive sprocket 21.

B Daardoor kan de aanwezigheid van het hulpkrachtsamenstel B 16 een minder opvallend gevoel geven. In het bijzonder, B indien de ketting 22 afgedekt is met een kettingkast, kan B 20 de aanwezigheid van het hulpkrachtsamenstel 16 minder op- B vallend gemaakt worden.B As a result, the presence of the auxiliary power assembly B 16 can give a less conspicuous feeling. In particular, B if the chain 22 is covered with a chain guard, B 20 the presence of the auxiliary force assembly 16 can be made less conspicuous.

B Verder zijn de motoras 57 en de eerste B draaibare as 59 in een naast elkaar gelegen relatie ge- B plaatst zodanig dat zij zich parallel uitstrekken ten op- B 25 zichte van het grondoppervlak, en daarnaast, is de tweede B draaibare as 64 hoger geplaatst dan de eerste draaibare as B 59. Dientengevolge kan een voldoende afstand tussen het B bodemvlak van de hulpkrachtsamenstel 16 en de weg verkre- B gen worden. Bovendien kan een bepaalde contacthoek van de B 30 ketting 22 rond het hulpkettingwiel 24 dat stevig beves- fl tigd is op de tweede draaibare as 64 verkregen worden.B Furthermore, the motor shaft 57 and the first B rotatable shaft 59 are placed in a side-by-side relationship B such that they extend parallel to the ground surface, and in addition, the second B rotatable shaft 64 is higher then placed the first rotatable shaft B 59. As a result, a sufficient distance between the B bottom surface of the auxiliary force assembly 16 and the road can be obtained. In addition, a certain contact angle of the B 30 chain 22 around the auxiliary sprocket 24 that is securely mounted on the second rotatable shaft 64 can be obtained.

B Vervolgens wordt de elektromotor 15 die een 19 onderdeel van het hulpkrachtsamenstel 16 vormt beschreven met verwijzing naar de figuren 10 tot en met 13. De elektromotor 15 is een DC borstelloze motor aangedreven door een DC spanningsbron. De elektromotor 15 omvat een motoras 5 57, stators 85, een rotor 86 en een rotorpositiedetector 87 en is geheel afgedekt met een motorbehuizing 75. De stators 85 zijn zodanig geplaatst dat zij de motoras 57 omringen. De rotor 8 6 is bevestigd aan de motoras 57. De rotorpositiedetector 87 detecteert de positie van de ro-10 tor.B Next, the electric motor 15 which forms a part of the auxiliary power assembly 16 is described with reference to Figs. 10 to 13. The electric motor 15 is a DC brushless motor driven by a DC voltage source. The electric motor 15 comprises a motor shaft 57, stators 85, a rotor 86 and a rotor position detector 87 and is completely covered with a motor housing 75. The stators 85 are positioned such that they surround the motor shaft 57. The rotor 8 is attached to the motor shaft 57. The rotor position detector 87 detects the position of the rotor.

Elk van de stators 85 omvatten een stator-kern 88 en een statorwinding 89 die op de statorkern 88 gewikkeld is. Een groot aantal (hier, negen) van zulke j stators 85 zijn langs een binnenste omlopend vlak van de 15 motorbehuizing 75 geplaatst. De rotor 86 omvat een groot aantal (hier, acht) permanente magneten 90 hierop geplaatst in een tegenoverliggende relatie ten opzichte van de stators 85. De permanente magneten 90 zijn zodanig geplaatst dat de N pool en de S pool afwisselend geordend 20 zijn als de magnetische polen aan de vlakken van de permanente magneten 90 die tegenover de stators 85 liggen. Een luchtspleet met een vaste afstand is gevormd tussen de stators 85 en de rotor 86.Each of the stators 85 includes a stator core 88 and a stator coil 89 wound on the stator core 88. A large number (here, nine) of such j stators 85 are placed along an inner circumferential surface of the motor housing 75. The rotor 86 comprises a large number (here, eight) permanent magnets 90 placed thereon in an opposite relationship to the stators 85. The permanent magnets 90 are arranged such that the N pole and the S pole are alternately arranged as the magnetic poles on the faces of the permanent magnets 90 opposite the stators 85. An air gap with a fixed distance is formed between the stators 85 and the rotor 86.

Hierbij zij opgemerkt dat een stel kogella-25 gers 91 en 92 tussen de motoras 57 en de motorbehuizing 75 geplaatst zijn en de motoras 57 draaibaar ondersteunen.It is to be noted that a pair of ball bearings 91 and 92 are placed between the motor shaft 57 and the motor housing 75 and rotatably support the motor shaft 57.

Een groot aantal (hier, drie) beugels 93 zijn gevormd aan een zijvlak van de motorbehuizing 75 waarvan de motoras 57 uitsteekt, en de elektromotor 15 is bevestigd aan de be-30 huizing 50 door middel van bouten die door de doorgaande gaten van de beugels 93 geschroefd zijn. De rotorpositiedetector 87 is parallel geplaatst ten opzichte van een bo- 1 n 0 h2Q 4^ I 20 I venste vlak van de rotor 86 met een vooraf bepaalde luchtspleet daartussen gelaten. De rotorpositiedetector 87 omvat een Hall element dat de N pool van de rotor 86 de- I tecteert die in een plaats onder de rotor positie detector 5 87 beweegt.A large number (here, three) brackets 93 are formed on a side face of the motor housing 75 from which the motor shaft 57 protrudes, and the electric motor 15 is attached to the housing 50 by means of bolts passing through the through holes of the brackets 93 are screwed. The rotor position detector 87 is placed in parallel with an upper surface of the rotor 86 with a predetermined air gap between them. The rotor position detector 87 comprises a Hall element that detects the N pole of the rotor 86 moving in a location below the rotor position detector 87.

I De statorwindingen 89 die op de statorkern I 88 gewikkeld zijn, zijn elektrisch verbonden in een volg- orde zoals gezien in figuur 13 en hebben ingangsklemmen 94 voor drie fasen (U, V en W fasen). Spanning die toegevoerd I 10 moet worden naar de ingangsklemmen 94 wordt geleverd van I een batterij B onder de regeling van een besturingsappa- raat aangebracht in de doos voor elektrische apparatuur 14. Indien spanningspulsen met een faseverschil van 120 graden ten opzichte van elkaar toegevoerd worden naar de 15 ingangsklemmen 94, dan treden de magnetische polen van de stators 85 afwisselend op als de N pool en de S pool, en bewegen de magnetische polen van de stators 85 in overeen- stemming met de frequentie van de spanningspulsen. Dien- tengevolge kan de motoras 57 geroteerd worden indien de 20 positie van één van de permanente magneten 90 van de rotor 86 gedetecteerd door de rotor positie detector 87 herkend wordt door de doos met elektrische apparatuur 14 en worden de spanningsdozen die aan de stators 85 toegevoerd moeten worden aangepast in overeenstemming met de positie van de 25 permanente magneet 90. Verder kan de draaisnelheid van de rotor 86 (uitgangsvermogen van de motor) bestuurd worden door PWM besturing waarbij de pulsbreedte van de span- ningspulsen die toegevoerd moeten worden aan de ingangs- klemmen 94 geregeld worden.The stator windings 89 wound on the stator core I 88 are electrically connected in the order as seen in Figure 13 and have input terminals 94 for three phases (U, V and W phases). Voltage to be applied to the input terminals 94 is supplied from a battery B under the control of a control device mounted in the electrical equipment box 14. If voltage pulses with a phase difference of 120 degrees to each other are applied to the input terminals 94, the magnetic poles of the stators 85 act alternately as the N pole and the S pole, and the magnetic poles of the stators 85 move in accordance with the frequency of the voltage pulses. As a result, the motor shaft 57 can be rotated if the position of one of the permanent magnets 90 of the rotor 86 detected by the rotor position detector 87 is recognized by the electrical equipment box 14 and the voltage boxes supplied to the stators 85 must be adjusted in accordance with the position of the permanent magnet 90. Furthermore, the rotational speed of the rotor 86 (motor output power) can be controlled by PWM control whereby the pulse width of the voltage pulses to be applied to the input terminals 94 can be controlled.

30 Hierbij zij opgemerkt dat, omdat de rotor- H positiedetector 87 de beweging van de N pool van een per- H manente magneet 90 onder de positie van de rotorpositiede- 21 tector 87 detecteert, door het tellen van het aantal rotaties, kan het aantal rotaties (draaisnelheid) van de moto-ras 57 gedetecteerd worden aan de hand van de frequentie van het detectie signaal van de N pool.It should be noted here that, since the rotor H position detector 87 detects the movement of the N pole of a permanent magnet 90 below the position of the rotor position detector 21, by counting the number of rotations, the number of rotations (rotational speed) of the motor 57 are detected on the basis of the frequency of the detection signal of the N pole.

5 In de fiets met hulp motor 1 voorzien van de samenstelling zoals hierboven beschreven, wordt indien de cranks 18L en 18R getrapt worden in een aandrijfrichting (voorwaartse draairichting) door mankracht, het binnenste loopvlak 27 bevestigd aan de trapas 17 geroteerd. 10 De rotatie van het binnenste loopvlak 27 wordt doorgegeven aan de rateltanden 33 via de ratelpallen 35. Vervolgens wordt de transmissieplaat 30 geroteerd en de rotatie van de transmissieplaat 30 wordt doorgegeven aan het aandrijf-kettingwiel 21 door de compressiespiraalveren 32. Echter, 15 omdat een torsie uitgeoefend wordt op het aandrijfketting-wiel 21, wordt de torsie van de transmissieplaat 30 niet onmiddellijk doorgegeven naar het aandrijfkettingwiel 21. Eerst worden de compressiespiraalveren 32 gedeformeerd in overeenstemming met de torsie en als de deformatiebelas-20 ting en de torsie in balans met elkaar zijn zal het aandrij fkettingwiel 21 draaien. Op deze wijze, draaien de transmissieplaat 30 en het aandrijfkettingwiel 21 in een toestand waarin zij een verplaatsing in de draairichting hebben die overeenkomt met de torsie en oefenen zij een 25 aandrijfkracht uit op het achterwiel WR via de ketting 22. De torsie uitgeoefend op het aandrijfkettingwiel 21 wordt gedetecteerd als een kracht waarmee de berijder de cranks 18L en 18R trapt, dat wil zeggen, als traptorsie.In the bicycle with auxiliary motor 1 provided with the composition as described above, if the cranks 18L and 18R are kicked in a drive direction (forward direction of rotation) by manpower, the inner tread 27 attached to the crankshaft 17 is rotated. The rotation of the inner tread 27 is transmitted to the ratchet teeth 33 via the ratchet paws 35. Subsequently, the transmission plate 30 is rotated and the rotation of the transmission plate 30 is transmitted to the drive sprocket 21 by the compression coil springs 32. However, because a torque is applied to the drive sprocket 21, the torque from the transmission plate 30 is not immediately transmitted to the drive sprocket 21. First, the compression coil springs 32 are deformed in accordance with the torque and when the deformation load and the torque are balanced with each other the drive sprocket 21 will rotate. In this way, the transmission plate 30 and the drive sprocket 21 rotate in a state in which they have a displacement in the direction of rotation corresponding to the torque and exert a driving force on the rear wheel WR via the chain 22. The torque applied to the drive sprocket 21 is detected as a force with which the rider kicks the cranks 18L and 18R, that is, as a traction torque.

Daar de uitstekende gedeelten 38 die uit-30 steken vanaf de sensorsamenstel 43 van de trapkracht de-tectie-inrichting samen draait met de transmissieplaat 30, worden de relatieve posities van de trapkracht overbren- 1 n? I 22 H gingsring 95 waarop de uitstekende delen 38 ondersteund I worden (in de beschrijving die volgt, wordt de trapkracht I transmissiering 95 aangeduid als 'binnenste ring 95' in I tegenstelling met de buitenste ring 44) en de buitenste 5 ring 44 bevestigd aan het aandrijfkettingwiel 21 bepaald door de traptorsie. De relatieve posities worden gedetec- teerd door een sensorsamenstel 43 en toegevoerd aan een I besturingsapparaat (verderop beschreven) voor trapkracht detectie.Since the projecting portions 38 protruding from the pedaling force sensor assembly 43 rotate together with the transmission plate 30, the relative positions of the pedaling force are transferred. 22 ring ring 95 on which the projecting parts 38 are supported (in the description that follows, the pedaling force I transmission ring 95 is referred to as "inner ring 95" as opposed to the outer ring 44) and the outer ring 44 attached to the drive sprocket 21 determined by the torque. The relative positions are detected by a sensor assembly 43 and applied to a control device (described below) for pedaling force detection.

I 10 De sensorsamenstel 43 wordt in detail be- I schreven met referentie naar de figuren 14 en 15. De bui- I tenste ring 44 is gevormd van een materiaal met elektrisch isolerende eigenschappen. Drie schroefgaten 96 zijn aange- bracht in de buitenste ring 44 zodat bouten voor het be- I 15 vestigen van de buitenste ring 44 aan het aandrijfketting- wiel 21 daar doorheen kunnen reiken. Een eerste inductie- deel 97A is langs een binnenste omtrekoppervlak van de I buitenste ring 44 geplaatst, en een tweede inductiedeel I 97B is naast het eerste inductiedeel 97A geplaatst. Verder I 20 is een binnenste ring 95 zodanig aangebracht dat een bui- I tenste omtrek daarvan zich .uitstrekt langs het tweede in- I ductiedeel 97B. Het eerste inductiedeel 97A en het tweede I inductiedeel 97B zijn gevormd van een materiaal met een I hoge geleidbaarheid of een zacht magnetisch materiaal zo- 25 als aluminium of messing en zijn verankerd aan respectie- I velijk de buitenste ring 44 en de binnenste ring 95.The sensor assembly 43 is described in detail with reference to Figures 14 and 15. The outer ring 44 is formed of a material with electrically insulating properties. Three screw holes 96 are provided in the outer ring 44 so that bolts for attaching the outer ring 44 to the drive sprocket 21 can extend therethrough. A first induction portion 97A is disposed along an inner peripheral surface of the outer ring 44, and a second induction portion I 97B is disposed adjacent to the first induction portion 97A. Further, an inner ring 95 is arranged such that an outer circumference thereof extends along the second induction part 97B. The first induction part 97A and the second induction part 97B are formed of a material with a high conductivity or a soft magnetic material such as aluminum or brass and are anchored to the outer ring 44 and the inner ring 95, respectively.

I Een set van twee ringvormige kernplaten 98 I en 99 zijn geplaatst op de tegenover elkaar gelegen zijden I van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel I 30 97B, en een kernkraag 100 is aan de binnenste omtrekzijde I van de kernplaten 98 en 99 geplaatst. De kernplaten 98 en 99 en de kernkraag 100 zijn gemaakt van een zacht magne- 23 tisch materiaal zoals zachte ferriet. Een winding 101 is op een buitenste omtrek van de kernkraag 100 gewikkeld. Zowel de kernplaten 98 en 99 en de kernkraag 100 als de eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B 5 vormen een magnetisch circuit waarlangs een magnetische flux die opgewekt wordt indien de winding 101 wordt bekrachtigd, passeert. De kernplaten 98 en 99 en de kernkraag 100 worden ondersteund door de huls 46 en de flens 47 welke slotbouten heeft overeenkomend met moeren van de 10 huls 46. Een rotatie van de huls 46 en de flens 47 wordt verhinderd door de ondersteuningsbuis 5.A set of two annular core plates 98 I and 99 are placed on the opposite sides I of the first induction part 97A and the second induction part I 97B, and a core collar 100 is placed on the inner peripheral side I of the core plates 98 and 99 . The core plates 98 and 99 and the core collar 100 are made of a soft magnetic material such as soft ferrite. A coil 101 is wound on an outer periphery of the core collar 100. Both the core plates 98 and 99 and the core collar 100 and the first induction part 97A and the second induction part 97B form a magnetic circuit along which a magnetic flux that is generated when the winding 101 is energized passes. The core plates 98 and 99 and the core collar 100 are supported by the sleeve 46 and the flange 47 which has lock bolts corresponding to nuts of the sleeve 46. Rotation of the sleeve 46 and the flange 47 is prevented by the support tube 5.

Een elektrische leiding 104 voor het toevoeren van elektrische stroom aan de winding 101 is door de huls 46 geleid en aangesloten aan een besturingsinrich-15 ting 110 zoals verderop beschreven. Een olieafdichting 105 is aangebracht tussen de buitenste ring 44 en de huls 46, en afdichtingen 106 en 107 zijn aangebracht tussen de buitenste ring 44 en de binnenste ring 95 en tussen de binnenste ring 95 en de flens 47, respectievelijk. De uitste-20 kende delen 38 die loodrecht uitsteken vanaf de binnenste ring 95 steken naar buiten toe uit door de openingen 48A gevormd in de afsluitkap 48 zodat zij kunnen koppelen met het koppelgat 37.An electrical line 104 for supplying electrical current to the winding 101 is passed through the sleeve 46 and connected to a control device 110 as described below. An oil seal 105 is provided between the outer ring 44 and the sleeve 46, and seals 106 and 107 are provided between the outer ring 44 and the inner ring 95 and between the inner ring 95 and the flange 47, respectively. The protruding parts 38 protruding perpendicularly from the inner ring 95 project outwardly through the openings 48A formed in the closure cap 48 so that they can engage with the coupling hole 37.

Figuur 16 is een front aanzicht van het 25 eerste inductiedeel 97A, en figuur 17 is een dwarsdoorsnede aanzicht van het eerste inductiedeel 97A. Het eerste inductiedeel 907A heeft in het algemeen een ringvorm en heeft een aantal tanden 108 gevormd aan een binnenste omtrek daarvan. Tanden vergelijkbaar met de tanden 108 zijn 30 ook gevormd op het tweede inductiedeel 97B. Indien de tanden 108 van het eerste inductiedeel 97A en de tanden van het tweede inductiedeel 97B met elkaar overlappen, vormen 1024234- I 24 I zij een deel van een doorgang waarlangs een magnetische I flux die opgewekt wordt door de winding 101 passeert. Een stel uitstekende delen 109A zijn gevormd op twee posities van het eerste inductiedeel 97A tussen de tanden 108 door I 5 het ombuigen van een deel van het kapvormige eerste induc- I tiedeel 97A overdwars naar buiten toe. De uitstekende de- I len 109A zijn zodanig geplaatst dat zij passen met uitspa- I ringsdelen gevormd aan de buitenste ring 44 zodat de eer- I ste inductiedeel 97A integraal kan draaien met de buiten- I 10 ste ring 44.Fig. 16 is a front view of the first induction part 97A, and Fig. 17 is a cross-sectional view of the first induction part 97A. The first induction portion 907A generally has a ring shape and has a plurality of teeth 108 formed on an inner periphery thereof. Teeth similar to the teeth 108 are also formed on the second induction part 97B. If the teeth 108 of the first induction part 97A and the teeth of the second induction part 97B overlap, they form part of a passage along which a magnetic flux generated by the winding 101 passes. A set of projecting portions 109A are formed at two positions of the first induction portion 97A between the teeth 108 by bending over a portion of the cap-shaped first induction portion 97A transversely outwards. The protruding members 109A are positioned such that they fit with recess members formed on the outer ring 44 so that the first induction member 97A can rotate integrally with the outer ring 44.

H Figuur 18 is een dwarsdoorsnede aanzicht I van het tweede inductiedeel 97B. Het tweede inductiedeel Η 97B heeft een vergelijkbare vorm ten opzichte van het eer-Figure 18 is a cross-sectional view I of the second induction part 97B. The second induction part Η 97B has a similar shape compared to the first

I ste inductiedeel 97A. Echter, het tweede inductiedeel 97B1st induction part 97A. However, the second induction part 97B

I 15' is zodanig gevormd dat een buitenomtrek daarvan iets klei- I ner is dan die van het eerste inductiedeel 97A. Verder I heeft het tweede inductiedeel 97B een kapvorm en heeft het I een uitstekende gedeelte 109B dat vanaf een bodemgedeelte I daarvan naar binnen toe gebogen is. Het uitstekende ge- I 20 deelte 109B is zodanig geplaatst dat het past in een uit- I sparingsdeel aangebracht aan de binnenste ring 95 die con- I tact maakt met het tweede inductiedeel 97B.I 15 'is formed such that an outer circumference thereof is slightly smaller than that of the first induction part 97A. Furthermore, the second induction part 97B has a cap shape and the I has a protruding part 109B which is bent inwards from a bottom part I thereof. The protruding portion 109B is positioned such that it fits into a recessed portion mounted on the inner ring 95 which contacts the second induction portion 97B.

I Figuur 19 is een schematisch aanzicht die I een passage toont waarlangs een magnetische flux die door 25 de winding 101 gegenereerd wordt passeert. Verwijzend naar I figuur 19, vormt een magnetische flux Φ die wordt opgewekt I indien de winding 101 bekrachtigd wordt een magnetisch I circuit omvattende zowel de kernplaten 98 en 99 en de I kernkraag 100 als ook het eerste inductiedeel 97A en I 30 tweede inductiedeel 97B. Op dit moment, is de magnetisch flux Φ bijvoorbeeld op een wijze gericht zoals getoond in I figuur 19. Hier wordt de inductie van de winding 101 weer- 25 gegeven door een functie van de weerstand van de doorgang waarlangs de magnetische flux Φ passeert, dat wil zeggen, van de magnetische weerstand van het magnetisch circuit. Echter, in het eerste inductiedeel 97A en het tweede in-5 ductiedeel 97B, passeert de magnetische flux Φ substantieel door de tanden die aangebracht zijn aan de binnenste omtrek van deze (in het eerste inductiedeel 97A, door de tanden 108). Daarom wordt bij de tanden van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B de magne-10 tische weerstand van het magnetische circuit bepaald door de mate van overlap van de tanden van deze.Figure 19 is a schematic view showing a passage along which a magnetic flux generated by the winding 101 passes. Referring to Figure 19, a magnetic flux generated when the coil 101 is energized forms a magnetic circuit comprising both the core plates 98 and 99 and the core collar 100 as well as the first induction part 97A and second induction part 97B. At this time, the magnetic flux Φ is directed, for example, in a manner as shown in Figure 19. Here, the induction of the winding 101 is represented by a function of the resistance of the passage along which the magnetic flux Φ passes, which that is, of the magnetic resistance of the magnetic circuit. However, in the first induction part 97A and the second induction part 97B, the magnetic flux substantially passes through the teeth arranged on the inner circumference of these (in the first induction part 97A, through the teeth 108). Therefore, at the teeth of the first induction part 97A and the second induction part 97B, the magnetic resistance of the magnetic circuit is determined by the degree of overlap of the teeth of these.

Zoals hierboven beschreven, zijn de buitenste ring 44 en de binnenste ring 95 verschoven ten opzichte van elkaar ten gevolge van de traptorsie, en door 15 deze verschuiving zijn ook de relatieve posities van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B ten opzichte van elkaar verschoven. Dit resulteert hierin dat de mate van overlap van de tanden van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B varieert ten ge-20 volge van de traptorsie.As described above, the outer ring 44 and the inner ring 95 are shifted relative to each other due to the traction torque, and due to this shift also the relative positions of the first induction part 97A and the second induction part 97B are shifted relative to each other . This results in that the degree of overlap of the teeth of the first induction part 97A and the second induction part 97B varies due to the traction torque.

De aanzichten van figuur 20 illustreren een verschil in de mate van overlap van de tanden van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B veroorzaakt door een verschil in traptorsie. Zoals getoond in 25 deze aanzichten, is de mate van overlap, indien de traptorsie laag is, van de tanden van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B groot. Dientengevolge, is de mate waarin de tussen de kernplaten 98 en 99 passerende magnetische flux onderbroken wordt door de tanden 30 van het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97B laag. Daardoor is de weerstand van het magnetische circuit laag. Anderzijds, indien de traptorsie hoog is, 1 02 423 4 ' I 26The views of Figure 20 illustrate a difference in the degree of overlap of the teeth of the first induction part 97A and the second induction part 97B caused by a difference in traction torque. As shown in these views, if the traction torque is low, the degree of overlap of the teeth of the first induction part 97A and the second induction part 97B is large. As a result, the extent to which the magnetic flux passing between the core plates 98 and 99 is interrupted by the teeth 30 of the first induction member 97A and the second induction member 97B is low. As a result, the resistance of the magnetic circuit is low. On the other hand, if the traction torque is high, I 02 423 4 26

I wordt de mate van overlap van het eerste inductiedeel 97AI becomes the degree of overlap of the first induction part 97A

en het tweede inductiedeel 97B laag. Dientengevolge, wordt H de mate waarin de tussen de kernplaten 98 en 99 passerende I magnetische flux wordt onderbroken door de tanden van hetand the second induction portion 97B low. As a result, H becomes the extent to which the magnetic flux passing between the core plates 98 and 99 is interrupted by the teeth of the

5 eerste inductiedeel 97A en het tweede inductiedeel 97BFirst induction part 97A and the second induction part 97B

I hoog. Daardoor, wordt de weerstand van het magnetisch cir- I cuit hoog.I high. As a result, the resistance of the magnetic circuit becomes high.

I Daar de weerstand van de doorgang waarlangs I de magnetische flux Φ passeert varieert tengevolge van de I 10 traptorsie op deze wijze, kan de traptorsie gedetecteerd I worden door het detecteren van de inductie van de winding 101 welke een functie is van de magnetisch weerstand van het magnetisch circuit zoals hierboven beschreven.Since the resistance of the passage along which I passes the magnetic flux varies due to the traction torque in this way, the traction torque can be detected by detecting the induction of the winding 101 which is a function of the magnetic resistance of the magnetic circuit as described above.

Zoals getoond in figuur 21, vormen een re- I 15 sonantiekring 111, een piekvasthoudcircuit 112 en een weerstand 113 van de besturingsinrichting 110 welke de traptorsie detecteert op basis van de inductie van de win- ding 101, een essentieel gedeelte van de besturingsinrich- ting samen met de winding 101. Een uitgang van het piek- 20 vasthoudcircuit 112 wordt verwerkt door een CPU 114. De resonantiekring 111 produceert een wisselstroom van een vooraf bepaalde frequentie (de golfvorm op een punt a van figuur 21 is getoond in (A) van figuur 22) . Als de mateAs shown in Fig. 21, a resonant circuit 111, a peak holding circuit 112 and a resistor 113 of the control device 110 which detects the traction torque on the basis of the induction of the gain 101 form an essential part of the control device. together with the winding 101. An output from the peak holding circuit 112 is processed by a CPU 114. The resonant circuit 111 produces an alternating current of a predetermined frequency (the waveform at a point a of Fig. 21 is shown in (A) of Figure 22). If the degree

van overlap van de tanden van het eerste inductiedeel 97Aof overlap of the teeth of the first induction part 97A

25 en het tweede inductiedeel 97B hoog is, is de magnetische weerstand van het magnetische circuit van de magnetische flux Φ opgewekt door de winding 101 hoog. Dientengevolge, H is de amplitude van de golfvorm in een ander punt b groot H (de golfvorm op punt b van figuur 21 bij een toename van H 30 de trapkracht is getoond in (B) van figuur 22) . De ampli- tude bij punt b wordt op de piek vastgehouden door een piekvasthoudcircuit 112, en de piekvasthoudwaarde, dat wil 27 zeggen de waarde aan een verder punt c (zie (C) van figuur 22) wordt ingevoerd naar de CPU 114 als een traptorsie-waarde.25 and the second induction portion 97B is high, the magnetic resistance of the magnetic circuit of the magnetic flux door generated by the winding 101 is high. As a result, H the amplitude of the waveform at another point b is large H (the waveform at point b of Fig. 21 with an increase of H the pedaling force is shown in (B) of Fig. 22). The amplitude at point b is held at the peak by a peak holding circuit 112, and the peak holding value, i.e., the value at a further point c (see (C) of Figure 22) is input to the CPU 114 as a traction torque -value.

De elektromotor 15 die het hulpkrachtsamen-5 stel 16 vormt is aangesloten als een belasting aan de be-sturingsinrichting 110, en de batterij B is aangesloten als een voedingsbron aan de besturingsinrichting 110.The electric motor 15 forming the auxiliary power assembly 16 is connected as a load to the control device 110, and the battery B is connected as a power source to the control device 110.

Een sturingscircuit voor de elektromotor 15 wordt gevormd door een FET 117, een diode 118 en een con-10 densator 119. De positieve aansluitklem van de batterij B is verbonden met de positieve aansluitklem van de elektromotor 15 via een contact 120 terwijl de negatieve aansluitklem van de batterij B verbonden is met de negatieve aansluitklem van de elektromotor 15 via de FET 117.A control circuit for the electric motor 15 is formed by a FET 117, a diode 118 and a capacitor 119. The positive terminal of the battery B is connected to the positive terminal of the electric motor 15 via a contact 120 while the negative terminal of the battery B is connected to the negative terminal of the electric motor 15 via the FET 117.

15 Het contact 120 werkt in een aan-toestand indien een spoel 121 bekrachtigd wordt in overeenstemming met een instructie van de CPU 114. De elektrische stroom die toegevoerd moet worden naar de elektromotor 15 wordt bepaald met de spanning die door de CPU 114 toegepast 20 wordt op de poort (gate) van de FET 117. De CPU 114 raadpleegt een traptorsiewaarde/spanningtabel overeenkomstig de trapkrachtwaarde of berekent in overeenstemming met een vooraf bepaalde bewerkingsuitdrukking om een vooraf bepaalde spanningswaarde overeenkomstig de traptorsiewaarde 25 te bepalen. Vervolgens voert de CPU 114 de spanning van de bepaalde spanningswaarde toe aan de poort (gate) van de FET 117. De traptorsiewaarde/spanningstabel of de bewerkingsuitdrukking is bij voorkeur zodanig ingericht dat het uitgangsvermogen van de elektromotor 15 toe kan nemen in— 30 dien de traptorsiewaarde ingevoerd naar de CPU 114 toeneemt .The contact 120 operates in an on state when a coil 121 is energized in accordance with an instruction from the CPU 114. The electric current to be supplied to the electric motor 15 is determined with the voltage applied by the CPU 114 on the gate (gate) of the FET 117. The CPU 114 consults a traction value / voltage table corresponding to the pedaling force value or calculates in accordance with a predetermined processing expression to determine a predetermined voltage value according to the traction torque value. Subsequently, the CPU 114 supplies the voltage of the determined voltage value to the gate (gate) of the FET 117. The traction value / voltage table or the processing expression is preferably arranged such that the output power of the electric motor 15 can increase if the Traction torque value input to the CPU 114 increases.

Volgens de onderhavige uitvoeringsvorm, 1 024234 l I 28 I bijvoorbeeld indien enige spreiding optreedt met de nauw- keurigheid bij het in elkaar zetten en de posities van de I kernplaten 98 en 99 in een axiale richting verschuiven tussen het eerste inductiedeel 97A en het tweede inductie- 5 deel 97B waardoor de afstand tussen het eerste inductie- deel 97A en de kernplaat 98 af neemt, dan neemt de afstand I tussen het tweede inductiedeel 97B en de kernplaat 99 toe.According to the present embodiment, for example, if some spreading occurs with the accuracy in assembly and the positions of the core plates 98 and 99 shift in an axial direction between the first induction part 97A and the second induction Part 97B whereby the distance between the first induction part 97A and the core plate 98 decreases, then the distance I between the second induction part 97B and the core plate 99 increases.

I Indien de afstand tussen het eerste inductiedeel 97A en de I kernplaat 98 omgekeerd toeneemt, dan neemt de afstand tus- 10 sen het tweede inductiedeel 97B en de kernplaat 99 af. Op deze wijze, wordt een variatie in een van de afstanden op- H geheven door een variatie van de andere afstand, en dien- I overeenkomstig wordt de magnetische weerstand van het mag- netisch circuit als geheel gehandhaafd.If the distance between the first induction part 97A and the core plate 98 increases inversely, the distance between the second induction part 97B and the core plate 99 decreases. In this way, a variation in one of the distances is canceled out by a variation of the other distance, and accordingly the magnetic resistance of the magnetic circuit as a whole is maintained.

I 15 Aan de andere kant, indien de posities van de kernplaten 98 en 99 in een radiale richting verschoven zijn tussen het eerste inductiedeel 97A en het tweede in- ductiedeel 97B waardoor de overlap tussen het eerste in- ductiedeel 97A en tweede inductiedeel 97B en de kernplaten 20 98 en 99 toeneemt bij een van de tegenover elkaar gelegen gedeelten in een richting langs de diameter, dan vermin- dert de overlap tussen het eerste inductiedeel 97A en tweede inductiedeel 97B en de kernplaten 98 en 99 op het andere gedeelte van de richting langs de diameter. Dien- 25 tengevolge, neemt de magnetische weerstand van het magne- tisch circuit op het andere gedeelte af met een waarde waarmee de magnetische weerstand van het magnetisch cir- cuit bij het eerste gedeelte toeneemt. Als resultaat blijft de magnetische weerstand van het magnetisch circuit 30 als geheel onveranderlijk.On the other hand, if the positions of the core plates 98 and 99 are shifted in a radial direction between the first induction part 97A and the second induction part 97B, whereby the overlap between the first induction part 97A and second induction part 97B and the core plates 98 and 99 increases at one of the opposite parts in a direction along the diameter, then the overlap between the first induction part 97A and second induction part 97B and the core plates 98 and 99 on the other part of the direction along the diameter. As a result, the magnetic resistance of the magnetic circuit on the other portion decreases by a value that increases the magnetic resistance of the magnetic circuit at the first portion. As a result, the magnetic resistance of the magnetic circuit 30 as a whole remains unchanging.

H Hierbij zij opgemerkt dat de fiets met hulpmotor 1 volgens de onderhavige uitvinding een begren- 29 zer omvat voor het aansturen van de hulpinrichting zodanig dat, als de fiets met hulpmotor 1 op een hogere snelheid loopt dan een vooraf bepaalde snelheid, dat dan het hulp-samenstel gestopt en geen hulptorsie gegenereerd wordt on-5 geacht de uitvoer van de trapkrachtdetectieinrichting. Verder, voor het detecteren van de loopsnelheid van de fiets met hulpmotor 1, wordt gebruik gemaakt van het de-tectiesignaal van de N pool gedetecteerd door de rotorpo-sitiedetector 87 van de elektromotor 15 zoals hierboven 10 beschreven. Het aantal N polen van de permanente magneten 90 bevestigd aan de rotor 86 van de elektromotor 15 is afhankelijk van de motor (hier is het aantal N polen vier). Daarom kan het aantal rotaties (rotatiesnelheid) van de elektromotor 15 verkregen worden door het tellen van het 15 gedetecteerde aantal N polen uitgevoerd door de rotorposi-tiedetector 87.It is to be noted here that the bicycle with auxiliary motor 1 according to the present invention comprises a limiter for controlling the auxiliary device such that, if the bicycle with auxiliary motor 1 runs at a higher speed than a predetermined speed, then the auxiliary assembly stopped and no auxiliary torque generated is considered to be the output of the pedaling force detection device. Furthermore, to detect the running speed of the bicycle with auxiliary motor 1, use is made of the detection signal of the N pole detected by the rotor position detector 87 of the electric motor 15 as described above. The number of N poles of the permanent magnets 90 attached to the rotor 86 of the electric motor 15 depends on the motor (here the number of N poles is four). Therefore, the number of rotations (rotational speed) of the electric motor 15 can be obtained by counting the detected number of N poles performed by the rotor position detector 87.

Indien de berijder de cranks 18L en 18R trapt voor het uitoefenen van een traptorsie, wordt de elektromotor 15 aangedreven door de besturingsinrichting 20 110 zodat een hulptorsie uitgeoefend wordt door de hulp- kettingwiel 24 van het hulpkrachtsamenstel 16 op de ketting 22 zoals hierboven beschreven. Op dit moment, omdat de tweede eenrichtingskoppeling 65 die deel uitmaakt van het hulpkrachtsamenstel 16 in een verbonden toestand ver-25 keert, neemt de rotatie van de motoras 57 van de elektromotor 15 en de rotatie van de hulpkettingwiel 24 toe in proportie met de tandwielverhouding van het snelheidredu-cerende tandwieltrein 56. Dienovereenkomstig, kan op dit moment de loopsnelheid van de fiets met hulpmotor 1 be-30 paald worden van de rotatiesnelheid van de motoras 57 van de elektromotor 15.If the rider kicks the cranks 18L and 18R to exert a traction torque, the electric motor 15 is driven by the control device 110 so that an auxiliary torque is exerted by the auxiliary sprocket 24 of the auxiliary power assembly 16 on the chain 22 as described above. At this time, since the second one-way clutch 65 forming part of the auxiliary power assembly 16 is in a connected state, the rotation of the motor shaft 57 of the electric motor 15 and the rotation of the auxiliary sprocket 24 increase in proportion to the gear ratio of the speed-reducing gear train 56. Accordingly, at this time the running speed of the bicycle with auxiliary motor 1 can be determined from the rotational speed of the motor shaft 57 of the electric motor 15.

Indien de traptorsie door de berijder uit- 1n? 4234^ I 30 I geoefend op de cranks 18L en 18R toeneemt om de loopsnel- I heid te vergroten totdat het een vooraf bepaalde snelheid overtreft, dan wordt de elektromotor 15 van het hulp- I krachtsamenstel 16 gestopt zodat geen hulptorsie kan wor- I 5 den uitgeoefend. Echter, omdat de tweede eenrichtingskop- peling 65 slipt, wordt geen torsie uitgeoefend door de ketting 22 op het hulpkrachtsamenstel 16 en de rotatie van de trapperkruk door de cranks 18L en 18R is op geen enkele I wijze geblokkeerd door het hulpkrachtsamenstel 16.If the traction torque is off by the rider? 4234 ^ 30 exercised on the cranks 18L and 18R increases to increase the running speed until it exceeds a predetermined speed, then the electric motor 15 of the auxiliary force assembly 16 is stopped so that no auxiliary torque can be produced. exercised. However, since the second one-way clutch 65 is slipping, no torque is exerted by the chain 22 on the auxiliary force assembly 16 and the rotation of the pedal crank through the cranks 18L and 18R is in no way blocked by the auxiliary force assembly 16.

H 10 De begrenzer voor het besturen van de hulp- torsie tengevolge van de loopsnelheid kan uitgevoerd wor- den door het toevoeren van een uitvoer van de rotorposi- I tiedetector 87 van de elektromotor 15 naar de besturings- inrichting 110 zoals hierboven beschreven zodat de voer- I 15 tuigsnelheid berekend wordt door de CPU 114 en voor het besturen van de elektromotor 15. Hierbij zij opgemerkt dat, terwijl figuur 21 toont dat de aanstuurinrichting 110 I een conventionele DC motor aanstuurt voorzien van commuta- toren, ook indien een borstelloze DC motor zoals hierboven 20 beschreven gebruikt wordt, de besturingsinrichting 110 deze aan kan door toevoeging van een circuitgedeelte dat drie fasen spanningspulsen genereert van een uitvoer van de batterij B en deze toevoert naar de elektromotor 15 voor het aansturen van de DC motor.The limiter for controlling the auxiliary torque due to the running speed can be carried out by supplying an output of the rotor position detector 87 from the electric motor 15 to the control device 110 as described above so that the feed - rigging speed is calculated by the CPU 114 and for controlling the electric motor 15. It should be noted here that, while Figure 21 shows that the driving device 110 drives a conventional DC motor provided with commutators, even if a brushless DC motor as described above, the control device 110 can handle it by adding a circuit portion that generates three-phase voltage pulses from an output of the battery B and supplies it to the electric motor 15 for driving the DC motor.

Resultaten van de uitvindingResults of the invention

Zoals blijkt uit de beschrijving hiervoor, H is het hulpkrachtsamenstel volgens de fiets met hulpmotor H 30 volgens de onderhavige uitvinding geplaatst onder de ach- H tervork. Verder wordt de projectie van het behuizingsdeel dat het tandwiel met grote diameter van het snelheidsredu- 31 cerende tandwielmechanisme van de krachtinstallatie af-dekt, van onderen ingevoerd en geplaatst op de positie tussen het stel linker en rechter steundelen. Dientengevolge, kan een gebruikelijk toegepast frame toegepast wor-5 den als frame voor de fiets waaraan het hulpkrachtsamen-stel aangebracht wordt. Hierdoor kan een reductie in de kosten verwacht worden. Verder, omdat het hulpkrachtsamen-stel geplaatst wordt onder de achtervork, kan de ruimte boven de achtervork, achterwaarts van de zitbuis efficiënt 10 gebruikt worden, en kan in deze ruimte een behuizingsdoos voor een batterij, een doos voor elektrische apparatuur enzovoorts geplaatst worden. Bovendien, omdat de hulp-krachtinrichting die een zwaar onderdeel is, op een lagere positie geplaatst kan worden, kan de positie van het 15 zwaartepunt laag gezet worden en kan een gestabiliseerde loop verwacht worden. Daarnaast, is het mogelijk om de hulpkrachtbron minder opvallend te maken met een ketting-kast of een dergelijk deel.As can be seen from the description above, H is the auxiliary power assembly according to the bicycle with auxiliary motor H 30 according to the present invention placed under the rear fork. Furthermore, the projection of the housing part covering the large diameter gear of the speed reducing gear mechanism of the power plant is introduced from below and placed at the position between the set of left and right support members. As a result, a commonly used frame can be used as a frame for the bicycle to which the auxiliary power assembly is mounted. This means that a reduction in costs can be expected. Further, since the auxiliary force assembly is placed under the rear fork, the space above the rear fork, rearward of the seat tube, can be efficiently used, and a housing box for a battery, a box for electrical equipment, and so on can be placed in this space. Moreover, since the auxiliary force device, which is a heavy component, can be placed at a lower position, the position of the center of gravity can be set low and a stabilized run can be expected. In addition, it is possible to make the auxiliary power source less conspicuous with a chain case or similar part.

Hierbij zei opgemerkt dat, waar het boven-20 ste gedeelte van het uitstekende gedeelte van het behui-zingsdeel van de hulpkrachtinrichting geplaatst is in een positie in hoofdzaak gelijk gelegen met het bovenste vlak van de achtervork zoals gezien in een zijaanzicht, de positie van het zwaartepunt van de fiets met hulpmotor lager 25 geplaatst kan worden, en een gestabiliseerde loop bereikt kan worden.It should be noted that where the upper part of the projecting part of the housing part of the auxiliary power device is placed in a position substantially flush with the upper surface of the rear fork as seen in a side view, the position of the the center of gravity of the bicycle with auxiliary motor bearing 25 can be placed, and a stabilized run can be achieved.

Verder is de motoras van de elektromotor van het hulpkracht samenstel in de nabijheid van de trap-perkruk geplaatst. Bovendien zijn de eerste draaibare as 30 van het snelheidsreducerende tandwielmechanisme van het hulpkrachtsamenstel en de motoras van de elektromotor zodanig geplaatst dat zij in hoofdzaak horizontaal en paral- 1024234 32 I lel ten opzichte van het grondoppervlak geplaatst zijn zo- I als gezien in een zijaanzicht. Dienovereenkomstig, kan het I bodemvlak van het hulpkrachtsamenstel een bepaalde vrije afstand verzekeren ten opzichte van het wegdek, en verder 5 kan de contacthoek van het omwikkelende overbrengingsdeel dat rond het hulpvermogenoverbrengingsdeel van het hulp- I krachtsamenstel gewikkeld is gewaarborgd worden.Furthermore, the motor shaft of the electric motor of the auxiliary force assembly is placed in the vicinity of the pedal crank. In addition, the first rotatable shaft 30 of the speed reducing gear mechanism of the auxiliary power assembly and the motor shaft of the electric motor are positioned such that they are positioned substantially horizontally and parallel to the ground surface as viewed in a side view. Accordingly, the bottom surface of the auxiliary force assembly can ensure a certain free distance with respect to the road surface, and furthermore, the contact angle of the wrapping transmission part that is wrapped around the auxiliary power transmission part of the auxiliary force assembly can be guaranteed.

I Verder, indien het snelheidsreducerende tandwielmechanisme een tweede draaibare as omvat, die ho- 10 ger geplaatst is dan het eerste draaibare as zoals gezien in een zijaanzicht, kan de vrije afstand tussen het wegdek en het bodemvlak van het hulpkrachtsamenstel bevestigd worden.Furthermore, if the speed-reducing gear mechanism comprises a second rotatable axle, which is positioned higher than the first rotatable axle as seen in a side view, the free distance between the road surface and the bottom surface of the auxiliary force assembly can be confirmed.

I 15 Korte beschrijving van de tekeningen.Brief description of the drawings.

Figuur 1 is een zijaanzicht van een fiets I met hulpmotor volgens de onderhavige uitvinding.Figure 1 is a side view of a bicycle I with auxiliary motor according to the present invention.

I Figuur 2 zijn uitvergrote aanzichten van 20 essentiële onderdelen van de fiets met hulpmotor volgens de onderhavige uitvinding, waarin (A) van figuur 2 een zijaanzicht is waarin een hulpsamenstel bevestigd is en (B) van figuur 2 een zijaanzicht is waar het hulpsamenstel verwijderd is.Figure 2 are enlarged views of essential parts of the bicycle with auxiliary motor according to the present invention, wherein (A) of Figure 2 is a side view in which an auxiliary assembly is attached and (B) of Figure 2 is a side view where the auxiliary assembly is removed .

I 25 Figuur 3 is een dwarsdoorsnedeaanzicht ge- nomen in de nabijheid van de trapas en een aandrijfket- tingwiel van de fiets met hulpmotor volgens de onderhavige uitvinding.Figure 3 is a cross-sectional view taken in the vicinity of the bottom bracket and a drive chain wheel of the auxiliary motor bicycle according to the present invention.

Figuur 4 is een dwarsdoorsnedeaanzicht 30 langs de lijn IV-IV van figuur 3.Figure 4 is a cross-sectional view 30 along the line IV-IV of Figure 3.

Figuur 5 is een dwarsdoorsnedeaanzicht ge- nomen langs de lijn V-V van (A) van figuur 2.Figure 5 is a cross-sectional view taken along the line V-V of (A) of Figure 2.

k 33k 33

Figuur 6 is een dwarsdoorsnedeaanzicht genomen langs de lijn VI-VI van (A) van figuur 2.Figure 6 is a cross-sectional view taken along the line VI-VI of (A) of Figure 2.

Figuur 7 is een dwarsdoorsnedeaanzicht genomen langs de lijn VII-VII van (A) van figuur 2.Figure 7 is a cross-sectional view taken along the line VII-VII of (A) of Figure 2.

5 Figuur 8 is een zijaanzicht van een linker behuizingshelft.Figure 8 is a side view of a left housing half.

Figuur 9 is een zijaanzicht van een rechter behuizingshelft.Figure 9 is a side view of a right housing half.

Figuur 10 is een dwarsdoorsnedeaanzicht van 10 een elektromotor.Figure 10 is a cross-sectional view of an electric motor.

Figuur 11 is een dwarsdoorsnedeaanzicht genomen langs de lijn XI-XI van figuur 10.Figure 11 is a cross-sectional view taken along the line XI-XI of Figure 10.

Figuur 12 is een dwarsdoorsnedeaanzicht genomen langs de lijn XII-XII van figuur 10.Figure 12 is a cross-sectional view taken along the line XII-XII of Figure 10.

15 Figuur 13 is een bedradingsdiagram van een statorwinding van de elektromotor.Figure 13 is a wiring diagram of a stator winding of the electric motor.

Figuur 14 is een dwarsdoorsnedeaanzicht van een essentieel gedeelte van een sensorsamenstel van een trapkrachtdetectieinrichting.Fig. 14 is a cross-sectional view of an essential portion of a sensor assembly of a pedal force detection device.

20 Figuur 15 is een frontaanzicht van het sen sorsamenstel van de trapkrachtdetectieinrichting.Figure 15 is a front view of the sensor assembly of the pedaling force detection device.

Figuur 16 is een vooraanzicht van een eerste inductiedeel.Figure 16 is a front view of a first induction part.

Figuur 17 is een dwarsdoorsnedeaanzicht van 25 het eerste inductiedeel.Figure 17 is a cross-sectional view of the first induction section.

Figuur 18 is een dwarsdoorsnedeaanzicht van een tweede inductiedeel.Figure 18 is a cross-sectional view of a second induction part.

Figuur 19 is een schematisch aanzicht dat een magnetisch circuit toont waarlangs een magnetische 30 flux passeert die geproduceerd wordt door de winding.Fig. 19 is a schematic view showing a magnetic circuit along which passes a magnetic flux produced by the coil.

Figuur 20 zijn aanzichten die een mate van overlap tonen van het eerste inductiedeel en het tweedeFig. 20 are views showing a degree of overlap of the first induction part and the second

>. r\ η * n O A 'I>. r \ η * n O A 'I

I 34 H inductiedeel, waarin (A) van figuur 20 een aanzicht is als I de traptorsie laag is en (B) van figuur 20 een aanzicht als de traptorsie hoog is.An induction part in which (A) of Fig. 20 is a view when I the traction torque is low and (B) of Fig. 20 is a view when the traction torque is high.

I Figuur 21 toont een trapkrachtdetectiecir- I 5 cuit van een besturingsinrichting.Figure 21 shows a pedaling force detection circuit of a control device.

I Figuur 22 toont aanzichten die een relatie I tussen de spanning over de wikkeling en de trapkracht il- I lustreren, waarbij (A) van figuur 22 een aanzicht is dat de golfvorm op punt a van figuur 21, (B) van figuur 22 een 10 aanzicht is dat een golfvorm op een ander punt b van fi- I guur 21 illustreert, en (C) van figuur 22 een aanzicht is I voor het illustreren van een relatie tussen de spanning I over de spoel en de trapkracht op een verder punt c van I figuur 21.Figure 22 shows views illustrating a relationship I between the voltage across the winding and the pedaling force, wherein (A) of Figure 22 is a view showing the waveform at point a of Figure 21, (B) of Figure 22. 10 is a view illustrating a waveform at another point b of FIG. 21, and (C) of FIG. 22 is a view for illustrating a relationship between the voltage I across the coil and the pedaling force at a further point c of I figure 21.

I 15 I Beschrijving van referentietekens.Description of reference marks.

I 1. fiets met hulpmotor I 2. framelichaam 20 7. voorvork 8. stuurstang I 9. achtervork I 9L, 9R. ondersteuningsdeel 15. elektromotor I 25 16. hulpkrachtsamenstel I 17. trapas I 18L, 18R. crank I 21. aandrijfkettingwiel I 22. ketting (omwikkelend overbrengingsdeel) I 30 23. aangedreven kettingwiel 24. Hulpkettingwiel (hulpvermogensoverbrengingsgedeelte) I 50. behuizing (behuizingsdeel) * \ 35 56. snelheidsreducerende tandwieltrein (snelheidsreduce-rend tandwielmechanisme) 57. motoras 59. eerste draaibare as 5 64. tweede draaibare as 84. uitstekende gedeelte WF voorwiel WR achterwiel MS hoofdschakelaar 10 PFH hoge trapkracht PFV trapkrachtwaarde 15 20 25 30 1 η o λ o 3 4"®I 1. bicycle with auxiliary motor I 2. frame body 20 7. front fork 8. handlebar I 9. rear fork I 9L, 9R. supporting part 15. electric motor I 25 16. auxiliary power assembly I 17. bottom bracket I 18L, 18R. crank I 21. drive sprocket I 22. chain (wrapping transmission part) I 30 23. driven sprocket 24. auxiliary sprocket (auxiliary power transmission part) I 50. housing (housing part) * \ 35 56. speed-reducing gear train (speed-reducing gear mechanism) 57. motor shaft 59. first rotating shaft 5 64. second rotating shaft 84. protruding part WF front wheel WR rear wheel MS main switch 10 PFH high pedaling force PFV pedaling force value 15 20 25 30 1 η o λ o 3 4 "®

Claims

1. Bicycle with auxiliary motor comprising a frame body, a steering frame rotatably connected to an H front part of said frame body for steering, a front wheel rotatably mounted on a lower end of the steering frame, a rear fork comprising a set of left and right support parts integrally connected to a rear portion of the frame body and extending rearwardly, a rear wheel rotatably mounted on the rear fork between the set of left and right support members, a pedal crank rotatably supported on the frame body, a rotation transfer mechanism for transferring the traction torsion which is operative is on the pedal crank when pedaling on said pedal crank to the rear wheel, and an auxiliary force assembly for supporting the pedal torque for exerting auxiliary torque on the rotary transmission mechanism, characterized in that the auxiliary force assembly comprises an electric motor, a speed reducing gear mechanism for reducing the speed of the output rotational power I of the electric motor, and an auxiliary power transmission part for transferring the output rotational power I with reduced speed by the speed reducing gear mechanism as the auxiliary torque to the rotational transfer mechanism, and a housing part for covering at least the speed-reducing gear mechanism, and that the auxiliary force assembly is placed under the rear fork, and the housing part has a protruding part which extends outwards for covering a large-diameter gear wheel which controls the speed-reducing gear mechanism forming the protruding part between the pair of left and right support members.

A bicycle with auxiliary motor according to claim 1, characterized in that an upper part of the projecting part 10 is placed at a position in which it substantially abuts an upper surface of the rear fork as shown in a side view.

3. A bicycle with auxiliary motor as claimed in claim 1 or 2, characterized in that the speed-reducing gear mechanism comprises a first rotatable shaft that is rotatably placed on the housing part and extends parallel to a motor shaft of the electric motor, and a first speed-reducing driven gear wheel mounted on said first rotary shaft and engagingly retained by a first speed-reducing drive gear placed on the motor shaft, and that the motor shaft of this electric motor is placed in the vicinity of the pedal crank, and the motor shaft and the first rotary shaft are placed in a substantially horizontal adjacent relationship to each other with respect to the ground surface as seen in a side view.

4. A bicycle with auxiliary motor as claimed in claim 3, characterized in that the speed-reducing gear mechanism comprises a second rotatable shaft which is rotatably arranged. 4? 3 4 '· on the housing part and extending parallel with respect to the first rotatable shaft, and a second speed-reducing drive gear placed on the second rotatable shaft and substantially retained with a second I 5 speed-reducing drive gear formed on the first rotatable axis, and H that the second rotatable axis is positioned higher than the first rotatable axis as seen in a side view. 10 I -o-o-o-o-o-o-o-o- I "O '