NL1024230C2 - Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald. - Google Patents

Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald. Download PDF

Info

Publication number
NL1024230C2
NL1024230C2 NL1024230A NL1024230A NL1024230C2 NL 1024230 C2 NL1024230 C2 NL 1024230C2 NL 1024230 A NL1024230 A NL 1024230A NL 1024230 A NL1024230 A NL 1024230A NL 1024230 C2 NL1024230 C2 NL 1024230C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
syringe
liquid container
needle
needle mount
blocking means
Prior art date
Application number
NL1024230A
Other languages
English (en)
Inventor
Bj Rn Olaf Goossens
Jan Hendrik Lucas
Original Assignee
Medical Patents Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Medical Patents Ltd filed Critical Medical Patents Ltd
Priority to NL1024230A priority Critical patent/NL1024230C2/nl
Priority to PCT/NL2004/000594 priority patent/WO2005023344A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1024230C2 publication Critical patent/NL1024230C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/178Syringes
    • A61M5/31Details
    • A61M5/32Needles; Details of needles pertaining to their connection with syringe or hub; Accessories for bringing the needle into, or holding the needle on, the body; Devices for protection of needles
    • A61M5/3205Apparatus for removing or disposing of used needles or syringes, e.g. containers; Means for protection against accidental injuries from used needles
    • A61M5/321Means for protection against accidental injuries by used needles
    • A61M5/322Retractable needles, i.e. disconnected from and withdrawn into the syringe barrel by the piston
    • A61M5/3232Semi-automatic needle retraction, i.e. in which triggering of the needle retraction requires a deliberate action by the user, e.g. manual release of spring-biased retraction means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/178Syringes
    • A61M5/31Details
    • A61M5/32Needles; Details of needles pertaining to their connection with syringe or hub; Accessories for bringing the needle into, or holding the needle on, the body; Devices for protection of needles
    • A61M5/3205Apparatus for removing or disposing of used needles or syringes, e.g. containers; Means for protection against accidental injuries from used needles
    • A61M5/321Means for protection against accidental injuries by used needles
    • A61M5/322Retractable needles, i.e. disconnected from and withdrawn into the syringe barrel by the piston
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/178Syringes
    • A61M5/31Details
    • A61M5/32Needles; Details of needles pertaining to their connection with syringe or hub; Accessories for bringing the needle into, or holding the needle on, the body; Devices for protection of needles
    • A61M5/3205Apparatus for removing or disposing of used needles or syringes, e.g. containers; Means for protection against accidental injuries from used needles
    • A61M5/321Means for protection against accidental injuries by used needles
    • A61M5/322Retractable needles, i.e. disconnected from and withdrawn into the syringe barrel by the piston
    • A61M5/3221Constructional features thereof, e.g. to improve manipulation or functioning
    • A61M2005/3223Means impeding or disabling repositioning of used needles at the syringe nozzle
    • A61M2005/3224Means to disalign the needle tip and syringe nozzle
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/178Syringes
    • A61M5/31Details
    • A61M5/32Needles; Details of needles pertaining to their connection with syringe or hub; Accessories for bringing the needle into, or holding the needle on, the body; Devices for protection of needles
    • A61M5/3205Apparatus for removing or disposing of used needles or syringes, e.g. containers; Means for protection against accidental injuries from used needles
    • A61M5/321Means for protection against accidental injuries by used needles
    • A61M5/322Retractable needles, i.e. disconnected from and withdrawn into the syringe barrel by the piston
    • A61M5/3221Constructional features thereof, e.g. to improve manipulation or functioning
    • A61M2005/3231Proximal end of needle captured or embedded inside piston head, e.g. by friction or hooks
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M5/00Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests
    • A61M5/50Devices for bringing media into the body in a subcutaneous, intra-vascular or intramuscular way; Accessories therefor, e.g. filling or cleaning devices, arm-rests having means for preventing re-use, or for indicating if defective, used, tampered with or unsterile
    • A61M5/5013Means for blocking the piston or the fluid passageway to prevent illegal refilling of a syringe
    • A61M5/504Means for blocking the piston or the fluid passageway to prevent illegal refilling of a syringe for blocking the fluid passageway

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Anesthesiology (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Hematology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)

Description

Korte aanduiding: Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.
Dergelijke injectiespuiten zijn in de praktijk bekend. Na het uitspuiten van de in de vloeistofhouder van de injectiespuit 5 aanwezige vloeistof vindt, teneinde terugtrekking van de inspuitnaald mogelijk te maken, bijvoorbeeld een koppeling plaats tussen de zuigerkop van de zuiger en de naaldvatting van de inspuitnaald. Door de zuiger vervolgens weer terug te bewegen kan hierdoor de inspuitnaald in de vloeistofhouder van de injectiespuit worden 10 getrokken, waardoor kans op verwonding aan' de inspuitnaald kan worden voorkomen. Bovendien wordt hierdoor verzekerd dat de injectiespuit niet een tweede keer wordt gebruikt.
Een bijzonder nadeel van bekende injectiespuiten is dat speciale voorzieningen aan de binnenwand van de vloeistofhouder 15 moeten worden aangebracht teneinde mogelijk te maken dat enerzijds de naaldvatting met inspuitnaald na gebruik ervan in de vloeistofhouder kan worden teruggetrokken, terwijl anderzijds de naaldvatting tijdens het injecteren niet onbedoeld in de vloeistofhouder geraakt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan uitsparingen, uitsteeksels en 20 dergelijke in de vloeistofhouder. Deze speciale voorzieningen aan de binnenwand van de vloeistofhouder maken het productieproces van de vloeistofhouder - en dus van de injectiespuit als geheel - kostbaar. Bovendien is gebleken, dat zelfs in het geval dat dergelijke vloeistofhouders met de grootste zorg zijn vervaardigd, er een 25 relatief hoog percentage uitval is. Dat wil zeggen, dat lang niet alle vervaardigde vloeistofhouders voor gebruik geschikt zijn. Het moge duidelijk zijn dat dit zeer ongewenst is.
Een verder nadeel van de bekende injectiespuit is dat de inspuitnaald, bij het aanbrengen van de inspuitnaald op de 30 uitstroomopening van de vloeistofhouder, moeilijk te positioneren is, dat wil zeggen bij de bekende injectiespuit moeten de voor het terugtrekken van de inspuitnaald evt. benodigde koppelingsmiddelen heel nauwkeurig door de uitstroomopening van de vloeistofhouder worden aangebracht. Indien dit niet zorgvuldig gebeurt, hetgeen in de 35 dagelijkse praktijk vaak het geval is, kan dit betekenen dat de 1024230
I -.-..-2- I
I inspuitnaald niet stabiel op de uitstroomopening van de I
I vloeistofhouder wordt bevestigd, dan wel dat de koppelingsmiddelen I
I enigszins worden beschadigd, waardoor niet in een zekere I
I terugtrekking van de inspuitnaald na gebruik van de injectiespuit kan I
I 5 worden verzekerd. I
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om bovengenoemde I
I en andere nadelen op te lossen. I
I Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om een I
I lekvrije injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald te verschaffen I
I 10 die eenvoudig is te produceren (in het bijzonder de vloeistofhouder I
I ervan) en tevens eenvoudig in gebruik is. I
I Het is een ander doel van de onderhavige uitvinding om een I
I lekvrije injectiespuit te verschaffen die met zo min mogelijk I
I onderdelen en zo goedkoop mogelijk kan' worden geproduceerd. I
I 15 Een of meer van deze doelen worden door de onderhavige I
I uitvinding bereikt door een injectiespuitsamenstel met terugtrekbare I
inspuitnaald, ten minste omvattende: I
I - een vloeistofhouder met een in hoofdzaak ringvormige rand die een I
uitstroomopening definieert; I
I 20 - een in genoemde vloeistofhouder verplaatsbare zuiger met een I
zuigerkop waaraan een zuigerstang is of kan worden bevestigd; I
I - een inspuitnaald met naaldvatting die in of op de uitstroomopening I
I van de vloeistofhouder is of kan worden bevestigd; en I
I - blokkeringsmiddelen die zijn ingericht voor het blokkeren van de I
I 25 naaldvatting in de uitstroomopening, welke blokkeringsmiddelen I
I kunnen worden gedeblokkeerd; I
I waarbij de blokkeringsmiddelen bij het blokkeren van de naaldvatting I
I samenwerken met de rand van de vloeistofhouder. I
I De injectiespuit met terugtrekbare inspuitxiaald volgens de I
I 30 onderhavige uitvinding is door zijn eenvoudige constructie en door I
I het kleine aantal onderdelen eenvoudig en kostengunstig te I
I produceren. I
Een bijzonder voordeel van de onderhavige uitvinding is dat I
I voor de injectiespuit in principe een zeer eenvoudige vloeistofhouder I
I 35 kan worden gebruikt, terwijl toch na leegspuiten van de I
I vloeistofhouder kan worden voorzien in het op zekere wijze I
I terugtrekken van de inspuitnaald in de vloeistofhouder. Volgens de I
I onderhavige uitvinding is de vloeistofhouder bij voorkeur een I
I standaard vloeistofhouder, dat wil zeggen een vloeistofhouder die aan I
I 1024230 .... ... - 3- '.'· de binnenzijde ervan in hoofdzaak glad is uitgevoerd en zodoende geen speciale uitsparingen of uitsteeksels heeft voor bevestiging van de naaldvatting. Voorts zal de vloeistofhouder doorgaans zijn voorzien van een standaard conus» dat wil zeggen een verjonging waarop de 5 inspuitnaald met naaldvatting kan worden bevestigd.
Een verder voordeel van de injectiespuit volgens de uitvinding is dat de naaldvatting met inspuitnaald zeer eenvoudig in of op de uitstroomopening van de vloeistofhouder van de injectiespuit is te monteren» waarbij de kans op beschadiging van de koppelingsmiddelen 10 van de naaldvatting en de zuigerkop» zoals dit bij de bekende injectiespuiten kan optreden» verregaand wordt geminimaliseerd.
Gebleken is dat het plaatsen van de naaldvatting met inspuitnaald in of op de uitstroomopening ook automatisch kan plaatsvinden» hetgeen tot op heden problematisch is geweest.
15 In het algemeen geldt, dat de injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding zeer eenvoudig en zeker te gebruiken is, waarbij geen ingewikkelde handelingen behoeven te worden uitgevoerd.
De deskundige in de techniek zal begrijpen dat de inspuitnaald met naaldvatting op vele wijzen in of op de uitstroomopening kan zijn 20 bevestigd, zolang als maar in een zekere en stabiele bevestiging wordt voorzien.
De injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding kan verder op velerlei wijzen worden uitgevo'erd om mogelijk te maken dat de inspuitnaald, na het legen van de vloeistofhouder, in de 25 vloeistofhouder kan worden gebracht.
De blokkeringsmiddelen volgens de uitvinding kunnen voorts op vele manieren worden ingericht voor het blokkeren van de naaldvatting in de uitstroomopening. De blokkeringsmiddelen kunnen bijvoorbeeld worden gedeblokkeerd door het koppelen van de naaldvatting met de 30 zuigerkop. Door de aanwezigheid van de blokkeringsmiddelen wordt voorkomen, dat wanneer de inspuitnaald op de uitstroomopening van de vloeistofhouder is bevestigd, deze tijdens gebruik (bijvoorbeeld bij het inspuiten) onbedoeld in de vloeistofhouder geraakt. Gebleken is dat de injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding door de 35 gebruikte blokkeringsmiddelen relatief grote krachten kan weerstaan, zonder dat de naald onbedoeld in de vloeistofhouder geraakt. De naaldvatting met inspuitnaald kan zodoende pas in de vloeistofhouder geraken, zodra de blokkeringsmiddelen zijn gedeblokkeerd. De deskundige in de techniek zal begrijpen dat de blokkeringsmiddelen 1024230
' - 4- I
hiertoe op verschillende manieren kunnen zijn ingericht/ zolang als I
maar in een deblokkering kan worden voorzien, nadat de I
vloeistofhouder is geleegd. I
Aangezien de blokkeringsmiddelen voor de blokkerende werking I
5 samenwerken met de rand van de vloeistofhouder die de I
uitstroomopening definieert, behoeft de binnenwand van de I
vloeistofhouder niet van speciale uitsparingen, uitsteeksels e.d. te I
zijn voorzien, hetgeen bijzondere productietechnische voordelen
biedt. I
10 In gebruik van de injectiespuit volgens de uitvinding vindt na I
het legen van de vloeistofhouder een deblokkering van de I
blokkeringsmiddelen plaats, bijvoorbeeld door een koppeling tussen de I
zuigerkop en de naaldvatting van de inspuitnaald (bijvoorbeeld I
verkregen door het in de richting van de uitstroomopening brengen van I
15 de zuiger). Doordat de naaldvatting van de inspuitnaald hierdoor I
wordt vrijgemaakt uit de uitstroomopening van de vloeistofhouder kan I
- de naaldvatting met inspuitnaald in de vloeistofhouder worden
ingebracht. I
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de injectiespuit I
20 volgens de uitvinding maakt de rand van de vloeistofhouder deel uit I
van een verjonging van de vloeistofhouder. Deze verjonging is I
doorgaans een standaard conus waarop de naaldvatting met inspuitnaald I
kan worden bevestigd. Indien gewenst kan voor het bevestigen van de I
naaldvatting bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een Luer-lock of
25 elke andere bekende sluiting. I
Voorts verdient het de voorkeur dat de blokkeringsmiddelen deel I
uitmaken van de naaldvatting. Hierdoor wordt het assembleren van de I
injectiespuit vereenvoudigd. I
Bij voorkeur omvat de injectiespuit voor het verschaffen van I
30 een zekere terugtrekking van de inspuitnaald in de vloeistofhouder I
koppelingsmiddelen die zijn ingericht om te kunnen koppelen teneinde I
dat, nadat de zuigerkop volledig in de vloeistofhouder is gebracht I
voor het via de uitstroomopening in hoofdzaak volledig uitbrengen van I
in de vloeistofhouder aanwezige vloeistof, de inspuitnaald, na
35 koppeling van de zuigerkop met de naaldvatting van de inspuitnaald, I
in de vloeistofhouder kan worden getrokken. I
Bij voorkeur is bij de evt. koppeling tussen de zuigerkop en de I
naaldvatting van de inspuitnaald sprake van een 'ondubbelzinnige' I
koppeling, dat wil zeggen dat deze niet door middel van bijvoorbeeld I
1024230 I
:.. . · · · - 5-· · klemming of wrijving plaatsvindt. Koppeling op basis van wrijving kan namelijk onvoldoende zijn om na het legen van de vloeistofhouder de naaldvatting met inspuitnaald in de vloeistofhouder te trekken.
Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de 5 injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding omvatten de blokkeringsmiddelen een of meer (bijv. scharnierende of verende) ribben die, tijdens het blokkeren van de naaldvatting in de uitstroomopening, op de rand van de vloeistofhouder kunnen aangrijpen. Bij voorkeur omvat ten minste een van de ribben een nok 10 die tijdens het blokkeren in hoofdzaak stroomafwaarts van de rand is geplaatst (i.c. buiten de vloeistofhouder). Hierdoor wordt mogelijk gemaakt dat, voor het blokkeren van de naaldvatting in de uitstroomopening alsmede voor het kunnen terugtrekken van de inspuitnaald in de vloeistofhouder, toch een standaard 15 vloeistofhouder kan worden gebruikt die een in hoofdzaak gladde binnenwand heeft. De vloeistofhouder kan zodoende uitsparingen en uitsteeksels aan de binnenwand ervan missen die bestemd zijn voor het bevestigen en blokkeren van de naaldvatting.
Voorts wordt hierdoor mogelijk gemaakt dat, tegelijk met het 20 koppelen van de zuigerkop aan de naaldvatting tevens een deblokkering van de blokkeringsmiddelen kan plaatsvinden zodat in een terugtrekken van de naaldvatting met inspuitnaald kan worden voorzien.
' Met voordeel zijn dé blokkeringsmiddelen hiertoe zodanig uitgevoerd dat de blokkeringsmiddelen kunnen worden gedeblokkeerd 25 door het, na koppelen van de naaldvatting met de zuigerkop, van de uitstroomopening vandaan bewegen van de zuiger. Op deze wijze wordt in een zeer eenvoudige deblokkering van de blokkeringsmiddelen voorzien.
Volgens een bijzonder elegante uitvoeringsvorm van de 30 injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding zijn de twee ribben, waarop evt. een of meer nokken zijn geplaatst, bij de naar de zuigerkop gerichte zijde van de naaldvatting in een verbindingspunt met elkaar verbonden. Bij voorkeur heeft hierbij ten minste een van de ribben een kromming in hoofdzaak dwars op de richting van de 35 lengte-as van de vloeistofhouder.
Hierdoor wordt bereikt dat, wanneer de inspuitnaald in de vloeistofhouder is teruggetrokken, de inspuitnaald onder een hoek ten opzichte van de lengte-as van de vloeistofhouder komt te staan.
Indien de zuigerkop dan vervolgens weer in de richting van de 1024230
- 6- I
uitstroomopening van de vloeistofhouder wordt bewogen, zal de I
inspuitnaald in de vloeistofhouder blijven. Bij voorkeur heeft de I
kromming van het ten minste ene been hierbij een zodanige I
kromtestraal dat de inspuitnaald, na terugtrekken van de inspuitnaald I
5 in de vloeistofhouder, richting een verstevigd deel van de I
vloeistofhouder is geneigd, waardoor penetratie van de I
vloeistofhouder door de inspuitnaald in hoofdzaak wordt voorkomen. De I
deskundige in de techniek zal een passende kromtestraal weten te I
kiezen, afhankelijk van de dimensionering en uitvoering van de I
10 injectiespuit. I
In plaats van dat een van de ribben is voorzien van een I
kromming, kunnen - voor het verkrijgen van hetzelfde effect - de een I
of meer ribben zijn voorzien van alle ander geschikte middelen I
waardoor de inspuitnaald in teruggetrokken toestand in de I
15 vloeistofhouder onder een hoek kan komen te staan ten opzichte van de I
lengteas van de vloeistofhouder. Hierbij kan bijv. worden gedacht aan I
een geschikte positionering of dimensionering van de ribben ten I
opzichte van elkaar. I
De ribben kunnen elke geschikte vorm hebben, en zijn in het I
20 algemeen zodanig uitgevoerd dat zij een verbinding vormen tussen I
enerzijds dat deel van de naaldvatting waarin de inspuitnaald is I
bevestigd en anderzijds het verbindingspunt dat zich op een naar de I
zuigerkop gerichte positie van de naaldvatting bevindt. I
De deskundige in de techniek zal verder begrijpen dat het I
25 verbindingspunt van de ribben op vele manieren kan zijn uitgevoerd I
zolang als maar in het beoogde effect wordt voorzien. Uiteraard kan I
het verbindingspunt ook een verbindingszone zijn. I
Verder verdient het de voorkeur dat de ribben van de I
naaldvatting bij het terugtrekken van de inspuitnaald in de I
30 vloeistofhouder door koppeling van de zuigerkop van de naaldvatting, I
dichter bij elkaar gebracht kunnen worden. Hierdoor wordt, zodra een I
koppeling van de zuigerkop met de naaldvatting heeft plaatsgevonden, I
voorzien in een eenvoudige doch effectieve deblokkering van de I
blokkeringsmiddelen teneinde de inspuitnaald in de vloeistofhouder te I
35 kunnen terugtrekken. I
De deskundige in de techniek zal snel begrijpen dat de ribben I
hiertoe op verschillende wijzen kunnen worden uitgevoerd, zolang als I
het maar mogelijk is dat de ribben bij het terugtrekken van de I
inspuitnaald in de vloeistofhouder dichter bij elkaar kunnen worden I
1024230 I
'.·······.· ' - 7-* ' gebracht. Hiertoe kunnen de ribben bijvoorbeeld een scharnier of kromming omvatten. Bij voorkeur zijn de ribben en het verbindingspunt zodanig uitgevoerd dat zij samen een in hoofdzaak ovaalvormige of elliptische vorm hebben. Voorts verdient het de voorkeur dat de 5 ribben veerkrachtig zijn uitgevoerd.
Verder verdient het volgens de onderhavige uitvinding de voorkeur dat de naaldvatting, bij de naar de zuigerkop gerichte zijde ervan, een busvormig element omvat, waarin een doorgaande opening (voor doorvoer van vloeistof) is aangebracht. Met voordeel is hierbij 10 het busvormige element, in de geblokkeerde toestand van de naaldvatting, in de verjonging van de vloeistofhouder geplaatst.
Volgens een verdere bijzonderde voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de onderhavige uitvinding omvat dè injectiespuit voorts een cilindervormig element 15 dat verschuifbaar in de verjonging van de vloeistofhouder is geplaatst en dat door aanduwen ervan met behulp van de zuigerkop de blokkeringsmiddelen kan deblokkeren.
Hiermee kan op bijzonder eenvoudige wijze worden voorzien in een zekere deblokkering van de blokkeringsmiddelen.
20 Met bijzondere voorkeur omvat het cilindervormige element een afdichting voor het busvormige element. Zoals hierna in Fign. 5 en 6 zal worden toegelicht, wordt hierdoor bereikt dat voor het terug kunnen trekken van de inspuitnaald in de vloeistofhouder geen speciale koppelingsmiddelen vereist zijn. Ook kan hierbij als 25 vloeistofhouder een standaard vloeistofhouder worden gebruikt, d.w.z. een vloeistofhouder die aan de binnenzijde ervan niet is voorzien van uitsparingen, uitsteeksels of dergelijke. Het moge duidelijk zijn dat dit vanuit productietechnisch gezichtspunt bijzondere voordelen levert.
30 Voorts verdient het volgens de onderhavige uitvinding de voorkeur dat de blokkeringsmiddelen zodanig zijn ingericht dat deze, tijdens het deblokkeren ervan door het koppelen van de zuigerkop met de naaldvatting, ten minste gedeeltelijk kunnen worden verschoven in een richting in hoofdzaak dwars op de lengte-as van de 35 vloeistofhouder.
De deskundige in de techniek zal snel begrijpen dat de naaldvatting - waarvan de blokkeringsmiddelen doorgaans en bij voorkeur deel van uitmaken - hiertoe op vele manieren kan zijn uitgevoerd.
1024230
•-8- I
Op een zeer doelmatige wijze zijn hierbij de blokkeringsmiddelen met de naaldvatting verbonden, en omvatten de
blokkeringsmiddelen een in hoofdzaak ringvormig element, welk I
ringvormig element in een eerste blokkerende toestand op de rand van I
5 de vloeistofhouder kan rusten en in een tweede gedeblokkeerde I
toestand in de vloeistofhouder kan geraken. De deskundige in de I
techniek zal snel begrijpen dat de naaldvatting en I
blokkeringsmiddelen hiertoe op vele verschillende wijzen kunnen zijn
verbonden, bijvoorbeeld onder gebruikmaking van een flexibel I
10 materiaal. I
Op bijzonder elegante wijze is hierbij het ringvormige element I
via ten minste twee tweede ribben met de naaldvatting verbonden, I
waarbij het ringvormige element in de eerste blokkerende toestand
enigszins is vërschoven ten opzichte van de naaldvatting.‘ I
15 Voorts verdient het volgens de onderhavige uitvinding de I
voorkeur dat de injectiespuit een veerorgaan omvat voor het, na het I
deblokkeren van de blokkeringsmiddelen, in de vloeistofhouder brengen I
van de naaldvatting.
Hierdoor wordt verder verzekerd dat, na deblokkering van de I
20 blokkeringsmiddelen, de naaldvatting met inspuitnaald in de I
vloeistofhouder kan geraken. I
Een bijzonder voordeel van het gebruik van het veerorgaan is I
dat eventueel kan worden afgezien Van een koppeling tussen de I
zuigerkop en naaldvatting teneinde de naaldvatting met inspuitnaald I
25 in de vloeistofhouder te kunnen brengen. I
Op voordelige wijze is het veerorgaan stroomafwaarts van de
rand van de vloeistofhouder geplaatst en maakt het veerorgaan deel I
uit van de naaldvatting. Hierdoor behoeven er weer geen aparte I
voorzieningen aan de binnenzijde van de vloeistofhouder te worden I
30 aangebracht, hetgeen productietechnische voordelen levert. I
Voorts is het voordelig wanneer het veerorgaan kan worden
geblokkeerd, bij voorkeur door een veerorgaanblokkeringsmiddel. I
Hierdoor wordt voorkomen dat onbedoeld druk wordt aangebracht door I
het veerorgaan op de naaldvatting. Tevens kan het I
35 veerorgaanblokkeringsmiddel hierbij fungeren als een I
'voorspanmiddel'; indien het veerorgaan door de gebruiker zelf in de I
injectiespuit moet worden aangebracht blijft het veerorgaan tijdens I
het assembleren in de gewenste positie zitten, zolang als het I
veerorgaanblokkeringsmiddel nog niet buiten werking is gesteld. I
1024230 I
'.·'· . '·.···· · -9- . ·
Volgens een bijzonder eenvoudige en elegante uitvoeringsvorm kan het veerorgaanblokkeringsmiddel hierbij samenwerken met een beschermdop voor het blokkeren van het veerorgaan. Ook maakt het veerorgaanblokkeringsmiddel bij voorkeur deel uit van een 5 bevestigingselement dat de naaldvatting van buitenaf op een vloeistofdichte wijze kan bevestigen op een vloeistofhouder.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een naaldvatting en een bevestigingselement die kennelijk bestemd zijn voor de injectiespuit volgens de uitvinding.
10 Hierna zal de onderhavige uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande, niet-beperkende tekening. Hierin toont: Figuur 1 een schematische dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een injectiespuit volgens de uitvinding; Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van de 15 naaldvatting van de injectiespuit volgens Fig. 1;
Figuren 3 en 4 alternatieve uitvoeringsvormen voor de naaldvatting in de injectiespuit volgens Fig. 1;
Figuur 5 een schematische dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding, 20 waarbij de injectiespuit is voorzien van een cilindervormig element;
Figuur 6 de injectiespuit volgens Fig. 5, waarbij de vloeistofhouder is geledigd;
Figuur 7 een schematische dwarsdoorsnede van een verdere 25 uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding;
Figuur 8 een perspectivisch aanzicht van de naaldvatting van de injectiespuit volgens Fig. 7;
Figuur 9 een schematische dwarsdoorsnede van een andere alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de 30 uitvinding, waarbij de injectiespuit is voorzien van een veerorgaan;
Figuur 10 de injectiespuit volgens Fig. 9, waarbij de vloeistofhouder is geledigd en de koppelingsmiddelen zijn gedeblokkeerd; 35 - Figuur 11 een schematisch perspectivisch/dwarsdoorsnede aanzicht van de injectiespuit volgens Fig. 9; en Figuur 12 een schematische dwarsdoorsnede van een verdere uitvoeringsvorm van de injectiespuit volgens de uitvinding 1024230
10- · I
waarbij de injectiespuit is voorzien van een I
veerorgaanblokkeringsmiddel. I
Gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar vergelijkbare I
onderdelen. Sommige figuren zijn om redenen van duidelijkheid als I
5 partiële aanzichten getoond. I
Figuur 1 toont een schematische dwarsdoorsnede van een eerste I
uitvoeringsvorm van een injectiespuit 1 met terugtrekbare I
inspuitnaald 2 volgens de onderhavige uitvinding. De injectiespuit 1 I
omvat een vloeistofhouder 3 met een in hoofdzaak ringvormige rand 4 I
10 die een uitstroomopening 5 definieert. In de vloeistofhouder 3 is een I
verplaatsbare zuiger 6 aanwezig met een zuigerkop 7 waaraan een I
zuigerstang 8 is bevestigd. De inspuitnaald 2 met naaldvatting 9 is I
in de uitstroomopening 5 van de vloeistofhouder 3 bevestigd. I
Dè injectiespuit 1 omvat een bevestigingelement of kap 21 dat I
15 de naaldvatting 9 van buitenaf op een vloeistofdichte wijze bevestigd I
op de vloeistofhouder 3. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt I
worden van een op zich bekende luer-lock of andere koppeling, die I
hier niet nader zal worden toegelicht. I
De naaldvatting 9 van de inspuitnaald 2 en de zuigerkop 7 I
20 omvatten koppelingsmiddelen die zijn ingericht om ondubbelzinnig te I
kunnen koppelen teneinde dat, nadat de zuigerkop 7 volledig in de I
vloeistofhouder 3 is gebracht voor het via de uitstroomopening 5 I
uitbrengen van in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 10, de I
inspuitnaald 2 na koppeling van de zuigerkop 7 aan de naaldvatting 9 I
25 van de inspuitnaald 2 in de vloeistofhouder 3 kan worden getrokken. I
Hierdoor kan de gebruiker zich na gebruik van de injectiespuit 1 niet I
gemakkelijk meer verwonden aan de inspuitnaald 2. Ook wordt voorkomen I
dat de injectiespuit 1 nog een tweede maal wordt gebruikt. Met I
''ondubbelzinnig" met elkaar koppelen wordt bedoeld dat een zekere I
30 koppeling wordt verschaft, dat wil zeggen niet op basis van wrijving I
of klemming. De deskundige in de techniek zal begrijpen dat de I
zuigerkop 7 en de naaldvatting 9 op vele verschillende manieren I
kunnen worden uitgevoerd teneinde een koppeling ertussen mogelijk te I
maken. Zo kan (zie bijv. Fig. 7) de zuigerkop 7 zijn voorzien van een I
35 penvormig lichaam dat in de naaldvatting 9 kan aangrijpen. I
De uitstroomopening 5 van de vloeistofhouder 3 omvat een I
verjonging 11 (doorgaans een standaard conus). De verjonging 11 maakt I
deel uit van de vloeistofhouder 3 en is daar vast mee verbonden, en I
1024230 I
- 11- · : .
draagt zodoende bij aan een verbeterde afdichting van de injectiespuit 1.
De naaldvatting 9 met inspuitnaald 2 is geblokkeerd in de uitstroomopening 5 van de vloeistofhouder 3 door middel van 5 blokkeringsmiddelen 12. In de in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm omvatten de blokkeringsmiddelen 12 twee scharnierende ribben 15 die tijdens het blokkeren met de rand 4 van de vloeistofhouder 3 kunnen samenwerken. De blokkeringsmiddelen 12 zijn ingericht voor het tijdens het inspuiten blokkeren van de naaldvatting 9 in de 10 uitstroomopening 5, en kunnen in de getoonde uitvoeringsvorm worden gedeblokkeerd door het koppelen van de zuigerkop 7 met de naar de zuigerkop 7 toegekeerde zijde 13 van de naaldvatting 9 van de injectiespuit 1.
Door de aanwezigheid van de blokkeringsmiddelen 12 kan bij het 15 inspuiten van een patiënt een relatief grote kracht worden uitgeoefend op de inspuitnaald 2, zonder dat het gevaar aanwezig is. dat de naaldvatting 9 hierbij uit de uitstroomopening 5 in de vloeistofhouder 3 schiet. Bij het aanbrengen van een dergelijke kracht tijdens het inspuiten zullen de blokkeringsmiddelen 12 juist 20 vaster komen te zitten.
Indien gewenst kunnen de ribben 15 van de blokkeringsmiddelen 12 een nok (14; zie Fign. 3, 4 en 9) omvatten die tijdens het blokkeren van de naaldvatting 9 in de uitstroomopening 5 stroomafwaarts van de rand 4 is geplaatst, dat wil zeggen, bovenop de 25 rand 4 en buiten de vloeistofhouder 3.
De twee ribben 15 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm bij de naar de zuigerkop 7 gerichte zijde 13 in een verbindingspunt of -zone 16 met elkaar verbonden. De ribben (of brugelementen) 15 zijn hierbij aan een uiteinde ervan bevestigd aan dat deel van de naaldvatting 9 30 waarin de inspuitnaald 2 is bevestigd, en komen aan het andere uiteinde ervan samen in het verbindingspunt of -zone 16 dat deel uitmaakt van een busvormig element 17. Het busvormige element 17 is, in de getoonde geblokkeerde toestand van de naaldvatting 9 in de uitstroomopening 9, in de verjonging 11 van de vloeistofhouder 3 35 geplaatst.
Het monteren van de naaldvatting 9 met de inspuitnaald 2 op de verjonging 11 kan eenvoudig worden uitgevoerd, waarbij de kans op beschadiging van de ribben 15 van de naaldvatting 8 wordt geminimaliseerd.
1024230
- 12- · I
De deskundige in de techniek zal snel begrijpen dat in plaats I
van twee ribben 15 ook drie of meer ribben kunnen worden gebruikt. I
Niet alle ribben hoeven per se een nok 14 te bevatten/ alhoewel dat I
volgens de onderhavige uitvinding wel de voorkeur verdient. I
5 Voorts heeft de injectiespuit nog een extra ringvormige I
afdichting 20 die voor een verbeterde lekdichtheid van de I
injectiespuit 1 is voorzien. In Fig. 1 maakt de afdichting 20 deel I
uit van het bevestigingselement 21. I
Figuur 2 toont voor de duidelijkheid een schematisch I
10 perspectivisch aanzicht van de naaldvatting 9 met inspuitnaald 2 van I
de injectiespuit 1 volgens Fig. 1. De naar de zuigerkop toegekeerde I
zijde 13 van de naaldvatting 9 is voorzien van groeven, zodat een I
stabiele koppeling met de zuigerkop 7 wordt verzekerd. I
In gebruik van de injectiespuit 1 volgens Fig. 1, zal de I
15 injectiespuit 1 worden leeggespoten door het door de inspuitnaald 2 I
forceren van de in de vloeistofhouder 3 aanwezige vloeistof 10, I
doordat de zuiger 6 in de richting van de uitstroomopening 5 wordt I
bewogen. In een in hoofdzaak geleegde toestand van de injectiespuit I
1/ dat wil zeggen wanneer de zuigerkop 6 tegen de uitstroomopening 5 I
20 is gedrukt, zal de zuigerkop 7 van de zuiger 6 met de naar de I
zuigerkop 7 toegekeerde zijde 13 de naaldvatting 9 koppelen. Hierbij I
zullen de zuigerkop 7 en de naaldvatting 9 samenwerken en in een I
ondubbelzinnige koppeling voorzien. I
Wanneer vervolgens de zuiger 6 met behulp van de zuigerstang 8 I
25 weer van de uitstroomopening 5 vandaan wordt getrokken, zullen de I
ribben 15 van de naaldvatting 9 dichter bij elkaar gebracht worden. I
Hierdoor worden de blokkeringmiddelen 12 gedeblokkeerd en kan de I
naaldvatting 9 met inspuitnaald 2 in de vloeistofhouder 3 worden I
getrokken en niet gemakkelijk weer naar buiten worden gebracht. I
30 Hierdoor wordt voorkomen dat de inspuitnaald 2 een tweede keer kan I
worden gebruikt. Bovendien wordt hierdoor de kans op verwonding aan I
de inspuitnaald 2, evenals de kans op het overbrengen van I
besmettelijke ziektes, geminimaliseerd. I
Bij voorkeur heeft een van de ribben 15 een kromming met een I
35 zodanige kromtestraal dat de inspuitnaald 1, na terugtrekken ervan in I
de vloeistofhouder 3, richting een verstevigd deel (in Fig. 1 de I
verjonging 11) van de vloeistofhouder 3 is geneigd, waardoor I
penetratie van de vloeistofhouder 3 door de inspuitnaald 2 in I
hoofdzaak wordt voorkomen. I
1024230 I
Fign. 3 en 4 tonen alternatieve uitvoeringsvormen voor de naaldvatting 9 in de injectiespuit 1 volgens de uitvinding. Bij koppeling van de zuigerkop 7 met de naaldvatting 9 en vervolgens terugtrekken van de zuiger 6, zal de nok 14 naar binnen veren en 5 vervolgens de naaldvatting 9 vrijgeven, waardoor de naaldvatting 9 in de vloeistofhouder 3 kan worden teruggetrokken.
Bij Figuur 4 is de naaldvatting 9 iets korter uitgevoerd zodat bij het monteren van de naaldvatting 9 op de vloeistofhouder 3 deze eenvoudiger kan worden gecentreerd. Om toch een koppeling mogelijk te 10 maken is de zuigerkop 7 daartoe voorzien van een verhoging 27 (vergelijk het penvormige lichaam 25 uit Fig. 7).
Fign. 5 en 6 tonen een schematische dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit 1 volgens de uitvinding, waarbij de injectiespuit 1 is voorzien van een ' 15 cilindervormig element 18. Het cilindervormige element 18 helpt bij het deblokkeren van de blokkeringsmiddelen 12, waardoor de blokkeringsmiddelen 12 reeds gedeblokkeerd worden zodra de zuigerkop 7 van de zuiger 6 tegen het cilindervormige element 18 duwt, zonder dat een koppeling tussen de naaldvatting 9 en de zuigerkop 7 20 plaatsvindt.
De naar de zuigerkop 7 gekeerde zijde 13 van het cilindervormige element 18 is voorzien van een afsluitelement 28.
Indien na het legen van de vloeistofhouder 3 (zie Fig. 6) de zuigerkop 7 weer terug wordt getrokken in de vloeistofhouder 3, wordt 25 door vacuümwerking (mede veroorzaakt door het afsluitelement 28) de gedeblokkeerde naaldvatting 9 in de vloeistofhouder 3 gebracht.
De zuigerkop 7 behoeft zodoende niet te zijn voorzien van een uitsparing of dergelijke, zoals deze bijvoorbeeld wel is voorzien in de uitvoeringsvorm die getoond is in Fig. 1; er vindt dan ook geen 30 koppeling plaats tussen naaldvatting 9 en zuigerkop 7.
De ringvormige afdichting 20 maakt in de in Fign. 5 en 6 getoonde uitvoeringsvorm, anders dan bij Fig. 1 deel uit van de naaldvatting 9.
Figuur 7 toont een schematische dwarsdoorsnede van een verdere 35 uitvoeringsvorm van de injectiespuit 1 volgens de uitvinding.
In de in Fig. 7 getoonde uitvoeringsvorm zijn de blokkeringsmiddelen 12 zodanig ingericht dat deze, tijdens het deblokkeren ervan door het koppelen van de zuigerkop 7 met de naaldvatting 9, ten minste gedeeltelijk kunnen worden verschoven in 1024230
- 14- I
een richting in hoofdzaak dwars op de lengte-as van de I
vloeistofhouder 3. Hiertoe zijn de blokkeringsmiddelen 12 met de I
naaldvatting 9 verbonden, en omvatten deze een in hoofdzaak I
ringvormig element 22, welk ringvormig element in een eerste I
5 blokkerende toestand (zoals getoond in Fig. 7) op de rand 4 van de I
vloeistofhouder 3 kan rusten en in een tweede gedeblokkeerde toestand I
(niet getoond) in de vloeistofhouder 3 kan geraken. Het ringvormige I
element 22 is hierbij via ten minste twee tweede ribben 23 met de I
naaldvatting 9 verbonden. I
10 De zuigerkop 7 van de zuiger 6 omvat hierbij een penvormig I
lichaam 25 dat in de naaldvatting 9 kan ingrijpen, eèn en ander I
zodanig dat het ringvormige element 22 daardoor kan worden verschoven I
(i.c. gecentreerd), zodat de naaldvatting 9 met inspuitnaald 2 via de I
verjonging 11 in de vloeistofhouder 3 kan worden teruggetrokken. I
15 De deskundige zal snel begrijpen dat in het geval van Fig. 7 in I
plaats van de twee tweede ribben 23 ook een flexibel materiaal uit I
één stuk kan worden gebruikt, zolang als maar in het beoogde effect I
kan worden voorzien. I
Figuur 8 toont duidelijkheidshalve een perspectivisch aanzicht I
20 van de naaldvatting 9 (getoond zonder inspuitnaald 2) van de I
injectiespuit 1 volgens Fig. 7. I
De injectiespuit 1 volgens Fig. 7 is bij voorkeur ook voorzien I
van een veerorgaan 24 zoals toegélicht in Fig. 9. I
Fign. 9 en 10 tonen een schematische dwarsdoorsnede van een I
25 andere alternatieve uitvoeringsvorm van de injectiespuit 1 volgens de I
uitvinding, waarbij de injectiespuit 1 is voorzien van een veerorgaan I
24 voor het, na het deblokkeren van de blokkeringsmiddelen 12, in de I
vloeistofhouder 3 brengen van de naaldvatting 9. I
In de in Fig. 9 getoonde uitvoeringsvorm is het veerorgaan 24 I
30 stroomafwaarts van de rand 4 van de vloeistofhouder 3 geplaatst, dat I
wil zeggen, het veerorgaan 24 bevindt zich buiten de vloeistofhouder I
3. Alhoewel het veerorgaan 24 ook binnen de vloeistofhouder 3 kan I
zijn gepositioneerd, verdient het om productietechnische redenen I
volgens de onderhavige uitvinding de voorkeur dat het veerorgaan 24 I
35 zich - in geblokkeerde toestand van de naaldvatting 9 - buiten de I
vloeistofhouder 3 bevindt. Voorts maakt het veerorgaan 24 bij I
voorkeur deel uit van de naaldvatting 9. I
Een bijzonder voordeel van de aanwezigheid van het veerorgaan I
24 is dat hierdoor het gebruik van koppelingsmiddelen (voor het I
1024230 I
··.'.'·'· - 15- koppelen van de naaldvatting 9 aan de zuigerkop 7 - zie bijvoorbeeld Fig. 1) niet per se vereist is om de naaldvatting 9 met inspuitnaald inde vloeistofhouder 3 te kunnen brengen.
In Fig. 10 is de zuigerkop 7 zo ver mogelijk in de 5 vloeistofhouder 3 gebracht waardoor de blokkeringsmiddelen 12 zijn gedeblokkeerd (m.b.v. het cilindervormige element 18). Wanneer de zuigerkop 7 nu weer wordt terugbewogen, zal de naaldvatting 9 door werking van het veerorgaan 24 de zuigerkop 7 volgen. Het is hierbij bijzonder voordelig dat de naaldvatting 9 niet in één keer naar 10 binnen schiet, maar dat de snelheid van het naar binnen bewegen van de naaldvatting 9 door de gebruiker zelf kan worden gekozen.
Figuur 11 toont duidelijkheidshalve een schematisch perspectivisch/dwarsdoorsnede aanzicht van de injectiespuit 1 volgens Fig. 9.
15 Ten slotte toont Fig. 12 een partieel dwarsdoorsnede aanzicht van een injectiespuit 1 volgens de uitvinding, waarbij de injectiespuit is voorzien van een blokkeringsmiddel 25 voor het veerorgaan 24. Het veerorgaanblokkeringsmiddel 25 maakt in de getoonde uitvoeringsvorm deel uit van het bevestigingselement 21. Het 20 veerorgaanblokkeringsmiddel 25 wordt in gebruik gedeblokkeerd zodra de beschermdop 26 (die de inspuitnaald 2 tegen beschadigingen beschermt) wordt verwijderd. Doordat de blokkeringsmiddelen nog niet gedeblokkeerd zijn, zal het veerorgaan 24 nog niet de naaldvatting 9 | in de vloeistofhouder 3 kunnen terugduwen; dit gebeurt pas nadat de 25 naaldvatting 9 is vrijgemaakt uit de uitstroomopening 5 door de deblokkering van de blokkeringsmiddelen 12 (zie ook de toelichting hierboven) en de zuiger 6 van de uitstroomopening 5 vandaan wordt bewogen. !
De deskundige in de techniek zal snel begrijpen dat de | 30 uitvinding op vele wijzen kan worden gevarieerd zonder van het kader van de uitvinding weg te gaan. Zo kan de injectiespuit 1 bijvoorbeeld zijn voorzien van middelen voor het voorkomen dat de naaldvatting 9 tijdens injectie kan roteren.
1024230

Claims (27)

1. Injectiespuit (1) met terugtrekbare inspuitnaald (2), ten I minste omvattende: I - een vloeistof houder (3) met een in hoofdzaak ringvormige rand (4) I die een uitstroomopening (5) definieert; I 5. een in genoemde vloeistofhouder (3) verplaatsbare zuiger (6) met I een zuigerkop (7) waaraan een zuigerstang (8) is of kan worden I bevestigd; I - een inspuitnaald (2) met naaldvatting (9) die in of op de I uitstroomopening (5) van de vloeistofhouder (3) is of kan worden I 10 bevestigd; en I - blokkeringsmiddelen (12) die zijn ingericht voor het blokkeren van I dé naaldvatting (9) in de uitstroomopening (5), welke I blokkeringsmiddelen (12) kunnen worden gedeblokkeerd; I waarbij de blokkeringsmiddelen (12) bij het blokkeren van de I 15 naaldvatting (9) kunnen samenwerken met de rand (4) van de I vloeistofhouder (3). I
1. I CONCLUSIES I
2. Injectiespuit (1) volgens conclusie 1, waarbij de rand (4) I deel uitmaakt van een verjonging (11) van de vloeistofhouder (3). I
3. Injectiespuit (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de I 20 blokkeringsmiddelen (12) deel uitmaken van de naaldvatting (9). I
4. Injectiespuit (lj volgens een of meer der voorgaande I conclusies, waarbij de injectiespuit (1) voorts koppelingsmiddelen I omvat die zijn ingericht om te kunnen koppelen teneinde dat, nadat de I zuigerkop (7) volledig in de vloeistofhouder (3) is gebracht voor het I 25 via de uitstroomopening (5) in hoofdzaak volledig uitbrengen van in I de vloeistofhouder (3) aanwezige vloeistof (10), de inspuitnaald (2), I na koppeling van de zuigerkop (7) met de naaldvatting (9) van de I inspuitnaald (2), in de vloeistofhouder (3) kan worden getrokken. I
5. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande I 30 conclusies, waarbij de blokkeringsmiddelen (12) een of meer ribben I (15) omvatten die, tijdens het blokkeren van de naaldvatting (9) in I de uitstroomopening (5), op de rand (4) van de vloeistofhouder (3) I kunnen aangrijpen. I
6. Injectiespuit (1) volgens conclusie 5, waarbij ten minste I 35 een van de verende ribben (15) een nok (14) omvat die tijdens het I blokkeren in hoofdzaak stroomafwaarts van de rand (4) is geplaatst. I 1 024230 - I ' · ' -· 17- '.··· ' ·
7. Injectiespuit (1) volgens conclusie 5 of 6, waarbij de ribben (15) bij de naar de zuigerkop (7) gerichte zijde (13) van de naaldvatting (9) in een verbindingspunt (16) met elkaar zijn verbonden.
8. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies 5-7, waarbij de ribben (15) door koppeling van de zuigerkop (7) en de naaldvatting (9) dichter bij elkaar gebracht kunnen worden.
9. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande 10 conclusies 5-8, waarbij de een of meer ribben (15) zijn voorzien van middelen waardoor de inspuitnaald (2) in teruggetrokken toestand in de vloeistofhouder (3) onder een hoek kan komen te staan ten opzichte van de lengteas van de vloeistofhouder (3).
10. Injectiespuit (1) volgens conclusie 9, waarbij ten minste 15 een van de ribben (15) een kromming heeft die in hoofdzaak dwars is op de richting van de lengte-as van de vloeistofhouder (3).
11. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies 2 - 10, waarbij de naaldvatting (9), bij de naar de zuigerkop (7) gerichte zijde (13) ervan, een busvormig element (17) 20 omvat.
12. Injectiespuit (1) volgens conclusie 11, waarbij het busvormige element (17), in de geblokkeerde toestand van de naaldvatting (9), inde verjonging (11) van de vloeistofhouder (3) is geplaatst.
13. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies 2 - 12, waarbij de injectiespuit (1) voorts een cilindervormig element (18) omvat dat verschuifbaar in de verjonging (11) van de vloeistofhouder (3) is geplaatst en dat door aanduwen ervan met behulp van de zuigerkop (7) de blokkeringsmiddelen (12) kan 30 deblokkeren.
14. Injectiespuit (1) volgens conclusie 13, waarbij het cilindervormige element (18) een afdichting (28) omvat voor het busvormige element (17).
15. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande 35 conclusies 1-4, waarbij de blokkeringsmiddelen (12) zodanig zijn ingericht dat deze, tijdens het deblokkeren ervan door het koppelen van de zuigerkop (7) met de naaldvatting (9), ten minste gedeeltelijk kunnen worden verschoven in een richting in hoofdzaak dwars op de lengte-as van de vloeistofhouder (3). 1024230 -·18- I
16. Injectiespuit (1) volgens conclusie 15, waarbij de I blokkeringsmiddelen (12) met de naaldvatting (9) zijn verbonden en I een in hoofdzaak ringvormig element (22) omvatten, welk ringvormig I element (22) in een eerste blokkerende toestand op de rand (4) van de I 5 vloeistofhouder (3) kan rusten en in een tweede gedeblokkeerde I toestand in de vloeistofhouder (3) kan geraken. I
17. Injectiespuit (1) volgens conclusie 16, waarbij het I ringvormige element (22) via ten minste twee tweede ribben (23) met I de naaldvatting is verbonden. I
18. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande I conclusies 1-17, waarbij de injectiespuit (1) een veerorgaan (24) I omvat voor het, na het deblokkeren van de blokkeringsmiddelen (12), I in de vloeistofhouder (3) brengen van de naaldvatting (9). I
19. Injectiespuit (1) volgens conclusie 18, waarbij het' I 15 veerorgaan (24) stroomafwaarts van de rand (4) van de vloeistofhouder I (3) is geplaatst. I
20. Injectiespuit (1) volgens conclusie 18 of 19, waarbij het I veerorgaan (24) deel uitmaakt van de naaldvatting (9). I
21. Injectiespuit (1) volgens conclusie 19 of 20, waarbij het I 20 veerorgaan (24) kan worden geblokkeerd, bij voorkeur door een I veerorgaanblokkeringsmiddel (25). I
22. Injectiespuit (1) volgens conclusie 21, waarbij het I veerorgaanblokkeringsmiddel (25) kan samenwerken met een beSchermdop I (26) voor het blokkeren van het veerorgaan (24). I
23. Injectiespuit (1) volgens conclusie 21 of 22, waarbij het I veerorgaanblokkeringsmiddel (25) deel uitmaakt van een I bevestigingselement (21).
24. Injectiespuit (1) volgens een of meer der voorgaande I conclusies 18 - 23, waarbij het veerorgaan (24) in voorgespannen I 30 toestand is. I
25. Naaldvatting (9) kennelijk bestemd voor een injectiespuit I (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies 1-24. I
26. Bevestigingselement (21) kennelijk bestemd voor een I injectiespuit volgens een der voorgaande conclusies 1-24, welk I 35 bevestigingselement (21) de naaldvatting (9) van buitenaf op de I vloeistofhouder (3) kan bevestigen, en waarbij het I bevestigingselement (21) is voorzien van een I veerorgaanblokkeringsmiddel (25). I 1024230 I -19- 5
27. Bevestigingselement (21) volgens conclusie 26, waarbij het bevestigingselement (21) is voorzien van een veerorgaan (24) dat in voorgespannen toestand is. 1024230
NL1024230A 2003-09-05 2003-09-05 Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald. NL1024230C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024230A NL1024230C2 (nl) 2003-09-05 2003-09-05 Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.
PCT/NL2004/000594 WO2005023344A1 (en) 2003-09-05 2004-08-24 Injection syringe with retractable needle

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024230 2003-09-05
NL1024230A NL1024230C2 (nl) 2003-09-05 2003-09-05 Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1024230C2 true NL1024230C2 (nl) 2005-03-08

Family

ID=34464869

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1024230A NL1024230C2 (nl) 2003-09-05 2003-09-05 Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1024230C2 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4927414A (en) * 1987-04-29 1990-05-22 Kulli John C Syringe with safety retracting needle
US4966593A (en) * 1989-03-06 1990-10-30 Design Specialties Laboratories Disposable hypodermic syringe with retractable needle
WO1995007721A1 (en) * 1993-09-15 1995-03-23 Harwill Industries (Pty) Limited Safety syringe
EP0795338A1 (en) * 1996-03-13 1997-09-17 Yoshikuni Saito Syringe assembly
WO2001017594A1 (en) * 1999-09-09 2001-03-15 Roy Tudor Brewer A retractable syringe
WO2002026295A2 (en) * 2000-12-22 2002-04-04 Nicodel S.A. Medical device and locking mechanism therefor
US6468246B1 (en) * 2001-11-27 2002-10-22 M.K. Meditech Co., Ltd. Needle holder mounting arrangement for safety hypodermic syringe
WO2003066144A1 (en) * 2002-02-08 2003-08-14 Jeff Hansen A retractable non-reusable syringe

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4927414A (en) * 1987-04-29 1990-05-22 Kulli John C Syringe with safety retracting needle
US4966593A (en) * 1989-03-06 1990-10-30 Design Specialties Laboratories Disposable hypodermic syringe with retractable needle
WO1995007721A1 (en) * 1993-09-15 1995-03-23 Harwill Industries (Pty) Limited Safety syringe
EP0795338A1 (en) * 1996-03-13 1997-09-17 Yoshikuni Saito Syringe assembly
WO2001017594A1 (en) * 1999-09-09 2001-03-15 Roy Tudor Brewer A retractable syringe
WO2002026295A2 (en) * 2000-12-22 2002-04-04 Nicodel S.A. Medical device and locking mechanism therefor
US6468246B1 (en) * 2001-11-27 2002-10-22 M.K. Meditech Co., Ltd. Needle holder mounting arrangement for safety hypodermic syringe
WO2003066144A1 (en) * 2002-02-08 2003-08-14 Jeff Hansen A retractable non-reusable syringe

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1021689C2 (nl) Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.
US11559631B2 (en) Safety needle device
TW567076B (en) Spring launched needle safety clip
US9421345B2 (en) IV-catheter insertion device
EP2326368B1 (en) Automatic injection device with trigger lock
US5458576A (en) Safety syringe with retracting needle
US6712787B1 (en) Self destructive safety syringe
EP1551482B1 (en) Single use syringe having safety shield
JP4549097B2 (ja) 医療装置取付け用の管理された解除機構
GB2515041A (en) Injection Device
JP2004329922A (ja) 解除可能なリテーナを有する医療装置
EP2663352B1 (en) Auto-disable safety syringe
EP3322465B1 (en) Syringe with retractable needle
US8034024B2 (en) Needle containing medical device with variable locking to needle holder
NL1024230C2 (nl) Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.
JP4361962B1 (ja) 容器兼用注射器
AU2018316355B2 (en) Safety syringe
US8137313B2 (en) Device for injection of a product, in particular for medical use
WO2005023344A1 (en) Injection syringe with retractable needle
KR20050010398A (ko) 안전 주사기
NL1020937C2 (nl) Injectiespuit met terugtrekbare inspuitnaald.
KR200330793Y1 (ko) 안전 주사기
JP5345471B2 (ja) 容器兼用注射器

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: APIS B.V.

Effective date: 20080317

VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090401