NL1023278C2

NL1023278C2 - Inrichting voor preventie en/of behandeling van RSI.

Info

Publication number: NL1023278C2
Application number: NL1023278A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Johannes Paulu Hermes
Original assignee: Cornelis Johannes Paulu Hermes
Priority date: 2003-04-28
Filing date: 2003-04-28
Publication date: 2004-11-01

Description

Inrichting voor preventie en/of behandeling van RSI

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor preventie en/of behandeling van RSI, waarbij de inrichting is ingericht voor het ondersteunen van ten minste een deel van een onderarm van een computergebruiker, wel-5 ke inrichting middelen bezit voor a) het op afstand boven een werkoppervlak houden b) het wrijvingsarm over een werkoppervlak bewegen van het door de middelen ondersteunde deel van de onderarm.

Inrichtingen voor dit doel zijn in het vak bekend.

10 Zo beschrijft NL 1016531 een inrichting welke is voorzien van rol/glijmiddelen voor het afsteunen van een deel (daaronder begrepen de pols) van de onderarm op een werkoppervlak bij het bedienen van een muis, toetsenbord of dergelijke. De bekende inrichting omvat een lichaam voor het wrijvingsarm bo-15 ven (bijvoorbeeld ten minste 0,75 cm boven) een werkoppervlak houden en/of over het werkoppervlak bewegen van het ondersteunde deel van de onderarm alsmede bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het lichaam aan de onderzijde van de onderarm, in het bijzonder een gesp.

20 Ofschoon de bekende inrichting op zich goede onder steuning biedt, blijkt de zwakke schakel bij deze en ook bij andere bekende in wezen overeenkomstige, aan de onderarm van een gebruiker bevestigde inrichtingen dat de inrichting de gebruiker ook kan hinderen, in het bijzonder bij andere voor-25 komende werkzaamheden. Dit brengt de gebruiker ertoe de inrichting hetzij helemaal niet te gebruiken, danwel soms af te doen en daarna onwillig te zijn of te vergeten om de inrichting weer om te doen voor de werkzaamheden die de kans op RSI vergroten.

30 De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen welke voor de computergebruiker een relatief verhoogd gebruiksgemak geeft.

Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de inrichting naast eerste middelen voor het 35 verschaffen van een gewenste eerste afstand tussen het werkoppervlak en de onderzijde van het deel van de onderarm voor het ondersteunen daarvan bij het wrijvingsarm over het werk- oppervlak bewegen, tweede middelen omvat voor het op afstand boven een werkoppervlak wrijvingsarm over het werkoppervlak H kunnen bewegen van de onderarm, de inrichting rond de onder- 5 arm draaibaar is tussen een eerste stand waarin de eerste middelen zich aan de onderzijde van de onderarm bevinden en een tweede stand waarbij de tweede middelen zich aan de on- derzijde van de onderarm bevinden, waarbij in de tweede stand de afstand tussen tussen het werkoppervlak en de onderzijde 10 van het deel van de onderarm voor het ondersteunen daarvan ten minste 25% kleiner is dan in de eerste stand.

I Aldus kan een gebruiker de inrichting in meer dan I één stand dragen, en de stand van de inrichting aanpassen aan I de uit te voeren werkzaamheden. Zo zal bijvoorbeeld voor I 15 schrijfwerkzaamheden worden gekozen voor de tweede stand, I terwijl voor bijvoorbeeld typen of het gebruik van een muis de inrichting in de eerste stand wordt gebracht. De afstand I is in de tweede stand bij voorkeur meer dan 40% kleiner, en I meer in het bijzonder meer dan 60% kleiner. In absolute een- I 20 heden is de afstand in de tweede stand bij voorkeur kleiner dan 1 cm, en met meer voorkeur kleiner dan 0,7 cm. Tenzij an- ders aangegeven wordt onder de hoogte de hoogte verstaan aan I de zijde van de hand van de gebruiker. Wanneer het materiaal waaruit de inrichting is gevormd, in het bijzonder dat van de I 25 eerste middelen, samendrukbaar is, dient deze hoogte te wor- den gemeten in gebruikstoestand, waarbij een van de inrichting voorziene onderarm op een werkoppervlak rust.

Volgens een belangrijke uitvoeringsvorm omvat de inrichting een eindeloze, om het deel van de onderarm aan te 30 brengen band, welke over ten minste een deel van de omtreks-lengte elastisch is, en is de band aan binnen zijde van de band ter hoogte van de tweede middelen wrijvingsarm is uitge-voerd.

Dit vergemakkelijkt het voor de gebruiker om de band 35 van de eerste stand naar de tweede stand en terug te bewegen. Bij voorkeur is de binnenzijde van de band aan de zijde van het eerste lichaam relatief stroef, waardoor de band bij het verschuiven over het werkoppervlak niet ongewenst om de pols

• I

3 kan draaien, d.w.z. de band de eerste stand verlaat.

Uit WO 00/57749 is een inrichting bekend welke is gevormd uit een elastische band. Volgens een voorkeursuitvoering van WO 00/57749 heeft de band rondom een uniforme dikte.

5 GB 2.327.381 beschrijft een inrichting voor het on dersteunen van een pols, welke inrichting kan worden gedragen om een onderarm in een stand van de inrichting wrijvingsarm over een werkoppervlak te bewegen.

Bij voorkeur omvatten de eerste middelen ten minste 10 twee elementen welke, wanneer de inrichting aan het deel van de onderarm is bevestigd, in hoofdzaak dwars op de onderarm van de gebruiker staan.

Aldus kan doelmatig worden voorkomen dat de onderarm op ongewenste wijze kantelt, waardoor het lichaam onvoldoende 15 ondersteuning aan de onderarm zou geven.

Volgens een belangrijke voorkeursuitvoeringsvorm omvatten ten minste een van de eerste middelen en de tweede middelen een glijplaat.

Een glijplaat draagt ertoe bij dat de inrichting een 20 zeer eenvoudige constructie heeft, en goedkoop zal kunnen worden vervaardigd.

Bij voorkeur omvat het glijvlak een fluorpolymeer.

Fluorpolymeren, zoals Teflon®, dragen bij aan het verlagen van de wrijving bij het boven een werkoppervlak hou-25 den of over het werkoppervlak bewegen van het deel van de onderarm.

Bij voorkeur zijn de eerste middelen gekozen voor het verschaffen van een afstand tot het werkoppervlak van ten minste 1 cm, en bijvoorkeur ten minste 1,5 cm.

30 Aldus kan een voor het bedienen van een toetsenbord I of muis of dergelijke geschikte hoogte van het deel van de I onderarm boven het werkoppervlak worden verzekerd.

I Verder zijn de tweede middelen bij voorkeur gekozen I voor het verschaffen van een afstand tot het werkoppervlak I 35 van ten hoogste 1 cm, en bijvoorkeur ten hoogste 0,5 cm.

Aldus kan voor verdere werkzaamheden, zoals schrij- ven, een lagere gerieflijke hoogte boven het werkoppervlak H worden verschaft.

Volgens een voorkeursuitvoering lopen de eerste mid-H delen van de inrichting naar de elleboog van de gebruiker ten H minste aan de zijde van het spaakbeen taps toe.

H Aldus wordt de onderarm van de gebruiker ten opzich- H 5 te van de elleboog meer boven het werkoppervlak gericht, het- geen voor het bedienen van een toetsenbord, muis en dergelij- ke gunstig is. Ofschoon de eerste middelen wigvormig kunnen zijn uitgevoerd, geniet het de voorkeur dat de eerste midde- len aan de zijde van de ellepijp (de zijde van de pink van de 10 onderarm) in de richting van de hand naar de elleboog in hoofdzaak een gelijke dikte hebben, terwijl aan de zijde van het spaakbeen (de zijde van de duim van de onderarm) de dikte van de eerste middelen in de richting van de elleboog af- neemt.

15 Volgens een interessante uitvoeringsvorm zijn de eerste middelen ingericht voor het in de eerste stand afsteu- nen op de ellepijp en het spaakbeen.

Aldus wordt het middelste deel van de onderarm, in het bijzonder de pols, waar veel bloedvaten, zenuwen en pezen H 20 lopen minder onder druk gehouden, hetgeen bijdraagt aan het I goed laten functioneren van de onderarm en beperken van li- I chamelijke klachten. De eerste middelen dragen ook op gunsti- ge wijze bij aan het in de eerste stand houden van de inrich- I ting. Desgewenst zijn ook de tweede middelen ingericht voor 25 het in de tweede stand afsteunen op de ellepijp en het spaak- I been.

Bij voorkeur zijn de middelen voor het bevestigen I van het lichaam aan het deel van de onderarm instelbaar voor I wat betreft de omvang van het deel van de onderarm.

I 30 Aldus kan de inrichting eenvoudig aan de individuele gebruiker, of aan de door de individuele gebruiker gedragen kleding, worden aangepast. In een dergelijk geval is bij I voorkeur ten minste een deel van de bevestigingsmiddelen I elastisch uitgevoerd voor het aan de onderarm van de gebrui- I 35 ker draaien van de inrichting.

Bij voorkeur omvatten de middelen voor het bevesti- I gen ten minste één materiaal gekozen uit elastische band en I klittenband.

• I

5

Het gebruik van elastische band komt tegemoet aan de tijdens belasting wisselende omvang van de onderarm zonder dat dit tot knellen van de inrichting leidt. Het gebruik van klittenband draagt bij aan het gemakkelijk kunnen aanbrengen 5 of losnemen van de inrichting.

Bij voorkeur zijn ten minste de eerste middelen voorzien van een in omtreksrichting van de pols verlopende groef.

Een dergelijke groef is ingericht voor het opnemen 10 van een horlogebandje, armbandje of ander sieraad, waardoor de druk op de pols, zoals hierboven reeds uiteengezet, wordt beperkt.

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een in-15 richting volgens de uitvinding onder verwijzing naar de tekening waarin

Fig. 1 een zijaanzicht in doorsnede voorstelt van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een vooraanzicht in doorsnede van de inrich-20 ting volgens fig. 1 toont langs lijn II-II;

Fig. 3 de inrichting volgens de uitvinding weergeeft verbonden met de onderarm van een computergebruiker; en

Fig. 4 dezelfde situatie toont als Fig. 3, en overeenkomend met Fig. 1, gezien vanaf de andere zijde van de arm 25 van een computergebruiker.

Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het ondersteunen van een deel van de onderarm A (Fig. 3 en 4) van een computergebruiker, welke inrichting 1 hier in een eerste stand de pols van de computergebruiker ondersteunt. De inrichting 1 30 omvat in de afgebeelde uitvoeringsvorm een taps naar de elleboog van de computergebruiker toelopend lichaam 2 dat in de weergegeven uitvoeringsvorm een stijf, uit schuim gevormd lichaam 2 is. Geschikt is het lichaam 2 gevormd uit geëxtru-deerd polystyreen. Het lichaam 2 is in de weergegeven uitvoe-35 ringsvorm opgenomen in een band 3 waarmee het lichaam 2 aan de onderarm A van de computergebruiker (Fig. 3 en 4) is bevestigd. Volgens een niet-weergegeven uitvoeringsvorm zou de inrichting 1 voor het bevestigen een gesp kunnen omvatten en is het door de gesp te steken uiteinde van de band 3 bijvoor- I beeld voorzien van klittenband, waarbij het uiteinde van de band 3 is teruggevouwen op de band 3 teneinde de inrichting 1 op een aan de onderarm A van de computergebruiker aan te pas- 5 sen wijze te bevestigen. Volgens de in fig. 1 weergegeven I voorkeursuitvoering echter is de band 3 een oneindige elasti- sche band 3. Bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm is omvat I de band 3 een dubbele laag (fig. 2), waarbij het lichaam 2 tussen de dubbele laag is aangebracht.

10 In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat de inrich- ting 1 een viertal glijvlakken 4 welke uit kunststof zoals

Teflon® en dergelijke kunnen zijn vervaardigd, doch volgens I een niet-weergegeven uitvoeringsvorm is het lichaam 2 voor- I zien van glijvlakken 4 vervaardigd uit stof (weefsel), welke I 15 kunnen zijn gevormd door het materiaal van band 3. Optioneel I is een glijvlak 5 aanwezig voor het gemakkelijk over een op- pervlak bewegen wanneer de inrichting zich in de tweede stand I bevindt.

I Fig. 2 toont de inrichting van fig. 1 langs lijn II- 20 II. De onderarm A van de computergebruiker is niet weergege- I ven. Te zien zijn weer de inrichting 1, het lichaam 2, en de I band 3 met glijvlakken 4 en 5.

I De inrichting volgens de uitvinding kan gemakkelijk I van een eerste stand, waarin het lichaam 2 de onderarm A on- I 25 dersteunt, in een tweede stand worden gedraaid voor die ge- vallen waarin de computergebruiker bij andere activiteiten I dan bijvoorbeeld het bedienen van een muis B (Fig. 3 en 4) I hinder van het lichaam 2 zou ondervinden. In die tweede stand (niet weergegeven) bevindt het lichaam zich aan een van de I 30 twee zijkanten van de pols of aan de bovenzijde van de onder- I arm.

De inrichting 1 heeft bij voorkeur een holle vorm, I zoals verschaft door het lichaam of optioneel een gebogen me- I talen of kunststof beugel (niet weergegeven), welke is aange- I 35 past aan de te ondersteunen onderarm A. Deze vorm draagt er- I toe bij dat de druk die op de onderarm A wordt uitgeoefend, I doordat deze via het lichaam 2 op het werkvlak C rust, wordt I gespreid. Door ervoor te zorgen dat de druk het grootst is 7 aan de uiteinden van het lichaam 2 (de punten van het lichaam 2 in Fig. 2), wordt het gevoelige deel waar pezen en zenuwen lopen minder belast. Dit in tegenstelling tot bekende middelen zoals een voor een toetsenbord of muis te leggen pols-5 steun. Anders gezegd, de holte of groef zorgt ervoor dat de ellepijp en het spaakbeen van (een deel van) de onderarm op de binnenwanden van de holte/groef afsteunen. Daarenboven helpt de vorm te voorkomen dat tijdens werkzaamheden waarin de inrichting in de eerste stand moet blijven de inrichting 10 in de tweede stand terecht komt. De groef kan zijn gevormd door de wanden van een groef waarvan de (desgewenst variërende) kromtestraal (Fig. 2) kleiner is dan die van de onderzijde (d.w.z. in een op een werkvlak C rustend) van het deel van de onderarm A.

15 De inrichting volgens de uitvinding kan naar wens worden gedimensioneerd. In de weergegeven uitvoeringsvorm was de lengte (gerekend langs de lengte van de onderarm van de computergebruiker) van het lichaam 2 6 cm, de breedte van het lichaam 2 zoals dat met een werkoppervlak C (Fig. 3 en 4) in 20 contact komt 4,5 cm en de hoogte 1,5 cm (nabij de hand) tot 1 cm (aan de zijde van de elleboog).

Met voordeel is, zoals hierboven aangegeven, ten minste een deel van band 3 vervaardigd uit elastisch materiaal, waardoor de inrichting 1 enerzijds goed blijft zitten, 25 en anderzijds, in verband met de door bewegingen wisselende omvang van de onderarm A (Fig. 3 en 4), niet knelt. De inrichting 1 kan zeer snel worden gedraaid. De band 3 is bij voorkeur breed (gerekend langs de as van de onderarm), zoals ten minste 3 cm, bij voorkeur ten minste 5 cm en geschikt 30 even breed als de lengte van het lichaam 2. Bij voorkeur is de band 3 aan de naar het deel van de onderarm gerichte binnenzijde ervan over ten minste 145°, bij voorkeur ten minste 180°, en meer voorkeur ca 225°, wrijvingsarm uitgevoerd, bijvoorbeeld van stof of vervaardigd uit elastisch materiaal met 35 een lage wrijving. Dit vergemakkelijkt het draaien tussen de standen. Eventueel kan aan de zijde van het eerste lichaam 2 de band aan de binnenzijde zijn voorzien van relatief stroef materiaal, dat ertoe bijdraagt dat de inrichting 1 niet onge- H wenst verdraait wanneer deze zich in de eerste stand bevindt.

De inrichting 1, en in het bijzonder het lichaam 2, kan aan de naar de pols gerichte zijde ervan zijn voorzien van een in de omtreksrichting van de pols verlopende groef 6.

5 Deze dient voor het opnemen van een armsieraad, zoals een I armband of polshorloge, waardoor een verhoogde druk ter I plaatse op de onderarm wordt vermeden. Een dergelijke groef 6 I kan ook worden gebruikt voor het verbeteren van bekende pols-

I banden, zoals bekend uit GB 2 327 381, WO 02/36050, en WO

10 00/57749.

I Het is voor de gewone terzake kundige duidelijk dat I de onderhavige uitvinding binnen de beschermingsomvang van de bijgaande conclusies op diverse wijzen kan worden uitgevoerd.

I Zo kan volgens een alternatieve uitvoeringsvorm het lichaam 2 I 15 een element bevatten gekozen uit een bal en een wieltje, I waarbij het element draaibaar in het lichaam is opgenomen.

I Een bal of een wieltje kan zorgdragen voor een wrij- I vingsarm bewegen van de onderarmen over het werkoppervlak. De I inrichting kan uit één stuk bestaan, en bijvoorbeeld geheel 20 zijn vervaardig uit stof (zoals een elastische stof), welke I stof in dat geval voor het vormen van de eerste middelen zo dik moet zijn (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een vul- I lichaam 2) dat een afstand van ten minste 0,7 cm boven het I werkoppervlak wordt verzekerd.

25 Het is denkbaar om meer dan één lichaam 2 te hebben, I welk verdere lichaam (of lichamen) ingericht is voor het ver- I schaffen van een andere afstand tot het werkoppervlak C.

Claims

1. Inrichting voor preventie en/of behandeling van RSI, waarbij de inrichting is ingericht voor het ondersteunen van ten minste een deel van een onderarm van een computergebruiker, welke inrichting middelen bezit voor 5 a) het op afstand boven een werkoppervlak houden b) het wrijvingsarm over een werkoppervlak bewegen van het door de middelen ondersteunde deel van de onderarm, met het kenmerk, dat de inrichting naast eerste middelen voor het verschaffen van een gewenste eerste afstand tussen het 10 werkoppervlak en de onderzijde van het deel van de onderarm voor het ondersteunen daarvan bij het wrijvingsarm over het werkoppervlak bewegen, tweede middelen omvat voor het op afstand boven een werkoppervlak wrijvingsarm over het werkoppervlak kunnen bewegen van de onderarm, de inrichting rond de 15 onderarm draaibaar is tussen een eerste stand waarin de eerste middelen zich aan de onderzijde van de onderarm bevinden en een tweede stand waarbij de tweede middelen zich aan de onderzijde van de onderarm bevinden, waarbij in de tweede stand de afstand tussen tussen het werkoppervlak en de onder-20 zijde van het deel van de onderarm voor het ondersteunen daarvan ten minste 25% kleiner is dan in de eerste stand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met: het kenmerk, dat de inrichting een eindeloze, om het deel van de onderarm aan te brengen band omvat, welke over ten minste een deel van 25 de omtrekslengte elastisch is, en is de band aan binnen zijde van de band ter hoogte van de tweede middelen wrijvingsarm is uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste middelen ten minste twee elementen omvatten 30 welke, wanneer de inrichting aan het deel van de onderarm is bevestigd, in hoofdzaak dwars op de onderarm van de gebruiker staan.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste een van de eerste middelen en de tweede 35 middelen een glijplaat omvatten. Η

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, H met het kenmerk, dat de glijplaat een fluorpolymeer omvat.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste middelen zijn gekozen voor het 5 verschaffen van een afstand tot het werkoppervlak van ten minste 1 cm, en bijvoorkeur ten minste 1,5 cm.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, H met het kenmerk, dat de tweede middelen zijn gekozen voor het verschaffen van een afstand tot het werkoppervlak van ten 10 hoogste 1 cm, en bijvoorkeur ten hoogste 0,5 cm.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, I met het kenmerk, dat eerste middelen van de inrichting naar de elleboog van de gebruiker ten minste aan de zijde van het spaakbeen taps toelopen. 15

9.Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste middelen zijn ingericht voor het in de eerste stand afsteunen op de ellepijp en spaakbeen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclu- I sies, met het kenmerk, dat de middelen voor het bevestigen I 20 van het lichaam aan het deel van de onderarm instelbaar zijn voor wat betreft de omvang van het deel van de onderarm.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het ken merk, dat de middelen voor het bevestigen ten minste één materiaal omvatten gekozen uit elastische band en klittenband.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat ten minste de eerste middelen zijn voorzien van een in omtreksrichting van de pols verlopende groef.