NL1023182C2

NL1023182C2 - Dop met doorvoer.

Info

Publication number: NL1023182C2
Application number: NL1023182A
Authority: NL
Inventors: Etienne Herman Walter Blondeel; Marc Van Megen
Original assignee: Idresult B V
Priority date: 2003-04-15
Filing date: 2003-04-15
Publication date: 2004-10-18

Description

I ·

Dop met doorvoer

De uitvinding heeft betrekking op een dop met doorvoer voor het mediumdicht afsluiten van een vloeistofhouder. De uitvinding heeft tevens betrekking op een vloeistofhouder 5 voorzien van een dergelijke dop.

Vloeistofhouders zoals flessen van uiteenlopende afmetingen, blikken en dergelijke worden op grote schaal toegepast voor ondermeer het houden en doseren van dranken en andere vloeistoffen. Er bestaan tevens vele varianten van doppen waarmee dergelijke 10 houders al dan niet hersluitbaar kunnen worden afgedicht. Voor nauwkeurige en eenvoudige dosering van vloeistof uit de vloeistofhouders zijn er doppen verkrijgbaar met een in de dop geïntegreerde doorvoer welke doorvoer naar believen kan worden geopend en gesloten. Met een dergelijke dop met doorvoer kan bijvoorbeeld drank uit een drinkbus worden genomen op locatie (bijvoorbeeld in omstandigheden waarin 15 bekers of glazen ontbreken of ongewenst zijn) en na het uit de drinkbus nemen van een deel van de vloeistof kan zo een drinkbus weer worden hersloten. Een probleem bij de bestaande doppen met doorvoer is dat de doorvoer in de dop na gebruik slechts redelijk hersluitbaar is waardoor de bestaande doppen met doorvoer minder geschikt zijn voor het afsluiten van onder druk staande vloeistofhouders zoals bijvoorbeeld 20 vloeistofhouders die koolzuurhoudende dranken bevatten of vloeistofhouders waarin druk wordt opgewekt.

De uitvinding heeft tot doel een dop met een doorvoer te verschaffen voor het mediumdicht afsluiten van een vloeistofhouder welke betrouwbaar is in het gebruik en 25 eenvoudig is van constructie.

De uitvinding verschaft daartoe een dop met doorvoer voor het mediumdicht afsluiten van een vloeistofhouder omvattende: een afdekelement voorzien van een doorvoer en van koppelmiddelen voor koppeling van het afdekelement met de vloeistofhouder, een 30 aan de naar de vloeistofhouder te keren zijde van de doorvoer in het afdekelement geplaatst sluitorgaan dat verplaatsbaar is tussen een mediumdicht op de doorvoer in het afdekelement aansluitende stand en een de doorvoer ten minste gedeeltelijk vrijlatende stand, en bedieningsmiddelen voor het verplaatsen van het sluitorgaan. Een dergelijke dop heeft als belangrijk voordeel dat wanneer de dop is bevestigd op een 1 ΠO Q 1 On I vloeistofhouder met de doorvoer in een afgesloten toestand een inwendige druk in de I vloeistofhouder die groter is dan de atmosferische druk (bijvoorbeeld doordat er in de vloeistofhouder een koolzuurhoudende of warme drank aanwezig is) mede zorgdraagt I voor een goede afdichting van de doorvoer. Anderzijds is het ook denkbaar dat bij het I 5 op een vloeistofhouder plaatsen van een dop de druk in de vloeistofhouder wordt I opgebouwd (door bijvoorbeeld compressie van lucht), welke druk men in de I vloeistofhouder wil behouden, ook daartoe is de dop overeenkomstig de uitvinding uitermate geschikt. Voordelen van bijbehorende voordelen van het onder overdruk I opbergen van vloeistoffen kunnen ondermeer zijn dat verontreinigingen geen kans I 10 krijgen in de vloeistofhouder te dringen en dat vloeistoffen langer warm blijven. Op het I afdekelement wordt immers een kracht uitgeoefend waarmee, vanwege de constructie I van de dop, het afdekelement tegen de doorvoer wordt gedrongen. Deze druk zal een I goede aansluiting kunnen garanderen van het afdekelement op de doorvoer en resulteert dientengevolge in een “automatisch” verkregen goede afdichting van de doorvoer. De I 15 druk in een vloeistofhouder werkt tevens mee aan een goede afdichting van de doorvoer in plaats van dat de afdichting van de doorvoer zodanig dient te zijn dat deze de (over)druk in een vloeistofhouder dient te kunnen weerstaan. Voor het openen van de I doorvoer is het gewenst dat op het afdekelement voorspanmiddelen aangrijpen voor het I ten minst een in de richting van de doorvoer in het afdekelement gerichte kracht I 20 uitoefenen op het afdekelement. Met het bedieningsorgaan dient de vanuit de I vloeistofhouder op het afdekelement uitgeoefende kracht overwonnen te worden om zo I de doorvoer vrij te maken voor het laten ontsnappen van de overdruk en het door de I doorvoer laten passeren van vloeistof uit de vloeistofhouder. De doorvoer kan worden I vrijgemaakt door het verplaatsen en/of vervormen van het afdekelement.

I 25 I Voor het door een gebruiker laten aanvatten van de bedieningsmiddelen omvatten deze I bij voorkeur een aangrijpdeel aan de van de vloeistof af te keren zijde van het I afdekelement. Deze zijde van het afdekelement is immers makkelijk toegankelijk voor I een gebruiker. Een dergelijke constructie kan worden gerealiseerd door een deel van het I 30 bedieningsorgaan zodanig door de doorvoer te laten lopen dat deze nog voldoende I ruimte laat voor het in een geopende stand van de doorvoer laten passeren van een medium. Anderzijds kan er ook een afzonderlijke passage voor de bedieningsmiddelen I door het afdekelement worden aangebracht maar dit is minder voordelig daar ook een I dergelijke afzonderlijk passage mediumdicht moet worden uitgevoerd. Een meer 3 voordelige variant is een deel van het afdekelement zodanig flexibel uit te voeren dat door uitoefening van een druk op de van de vloeistofhouder afgekeerde zijde van het afdekelement van de doorvoer wordt vrijgemaakt. In deze uitvoeringsvariant is ten minste een deel van de bedieningsmiddelen geïntegreerd met het afdekelement. Voor 5 een goede werking dienen de bedieningsmiddelen ten minste wanneer zij een kracht uitoefenen op het afdekelement aan te grijpen op het sluitorgaan zodat het mogelijk wordt het sluitorgaan te verplaatsen naar een de doorvoer ten minste gedeeltelijk vrijlatende stand.

10 In een voorkeursvariant van de dop volgens de onderhavige uitvinding zijn de bedieningsmiddelen fixeerbaar in ten minste één voorkeurspositie. Zo kan een gewenste stand van het afdekelement worden geborgd. Een voorbeelden hiervan is het vastzetten van het afdekelement in de doorvoer vrijlatende stand; aldus kan vloeistof aan de vloeistofhouder worden ontnomen zonder het effect dat de doorvoer op een ongewenst 1S moment sluit. Een ander voorbeeld is het vastzetten van het afdekelement in een de doorvoer afsluitende stand; aldus kan ongewenst openen van de doorvoer worden tegengegaan. Ook is het denkbaar een breeksluiting aan te brengen waardoor het, bij verbreking van de sluiting, zichtbaar wordt dat een afdekelement uit een initiële afsluitende stand geopend is (geweest).

20

In weer een ander voorkeursvariant is het afdekelement voorzien van een flexibele afdichting op een locatie daar waar de afdichting tussen een vloeistofhouder en het afdekelement opsluitbaar is. Met “flexibel” wordt hierbij gedoeld op een relatieve flexibiliteit ten opzichte van het element waarmee de flexibele afdichting samenwerkt.

25 De gezochte flexibiliteit is tevens afhankelijk van de drukken die de flexibele afdichting in specifieke omstandigheden moet kunnen weerstaan. Middels een dergelijke afdichting (bijvoorbeeld een o-ring of een aan het afdekelement gevormd element) wordt een mediumdichte aansluiting van het afdekelement op de vloeistofhouder gegarandeerd. Zo een afdichting kan één geheel vormen met het sluitorgaan. De 30 materiaaleigenschappen die gewenst zijn voor beide onderdelen komen (flexibiliteit, resistentie tegen bepaalde vloeistoffen/gassen en zo voorts) overeen en beide onderdelen bevinden zich aan de naar de vloeistofhouder te keren zijde van het afdekelement zodat een koppeling ervan mogelijk wordt met alle bijkomende voordelen van dien.

10231 Ho I Overeenkomstig de meest toegepaste doppen omvatten de koppelmiddelen in een voorkeursuitvoering een schroefdraad. Voorts is het gewenst dat voor een goede I afsluiting van de doorvoer deze aan de naar de vloeistofhouder gekeerde zijde is 5 omsloten door een zitting voor samenwerking met het afsluitorgaan. Zo een zitting bestaat bijvoorbeeld uit een vlak ringvormig oppervlak.

I De uitvinding verschaft tevens een vloeistofhouder voorzien van een dop zoals I bovengaand beschreven. Een fles of blik met een dergelijke dop kan zodanig worden I 10 gesloten dat bijvoorbeeld koolzuurhoudende dranken na hersluiting minder snel I verouderen.

De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren I weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Overeenkomstige onderdelen zijn I 15 met identieke verwijscijfers aangeduid. Hierin toont: I figuur 1A een dwarsdoorsnede door een op een deel van een vloeistofhouder bevestigde I dop volgens de onderhavige uitvinding ineen gesloten toestand, I figuur 1B een dwarsdoorsnede door de op een deel van een vloeistofhouder bevestigde I dop volgens figuur IA ineen geopende toestand, I 20 figuur 2A een dwarsdoorsnede door een alternatieve uitvoeringsvariant van een op een I deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens de onderhavige uitvinding ineen gesloten toestand, I figuur 2B een dwarsdoorsnede door de op een deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens figuur 2A ineen geopende toestand, I 25 figuur 3A een dwarsdoorsnede door een tweede alternatieve uitvoeringsvariant van een I op een deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens de onderhavige uitvinding I ineen gesloten toestand, I figuur 3B een dwarsdoorsnede door de op een deel van een vloeistofhouder bevestigde I dop volgens figuur 3 A ineen geopende toestand, I 30 figuur 4A een dwarsdoorsnede door een derde alternatieve uitvoeringsvariant van een I op een deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens de onderhavige uitvinding I ineen gesloten toestand, figuur 4B een dwarsdoorsnede door de op een deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens figuur 4A ineen geopende toestand, 5 figuur 5A een dwarsdoorsnede door een vierde alternatieve uitvoeringsvariant van een op een deel van een vloeistofhouder bevestigde dop volgens de onderhavige uitvinding ineen gesloten toestand, figuur 5B een dwarsdoorsnede door de op een deel van een vloeistofhouder bevestigde 5 dop volgens figuur 5 A ineen geopende toestand, en figuur 6 een perspectivisch aanzicht op een in onderdelen uiteengenomen dop zoals getoond in figuren 5A en 5B.

Figuur IA toont een flessenhals 1 met een uitwendige schroefdraad 2 waarop een dop 3 10 volgens de uitvinding is geschroefd. De dop 3 omvat een afdekelement of kap 4 waarin een centrale opening 5 (doorvoer) is vrijgelaten. Tussen de kap 4 en de flessenhals 1 is voor een mediumdichte aansluiting een pakking 6 geplaatst. Deze pakking 6 is gebruikelijk vervaardigd uit een flexibel materiaal en aan de kap 4 vastgezet. De doorvoer 5 is voorzien van een naar binnen uitkragende rand 7 waarvan de naar de 15 flessenhals 1 toegekeerde zijde een zitting 8 vormt waartegen een afsluitelement 9 wordt gedrukt. De druk van het afsluitelement 9 tegen de zitting 8 is afkomstig van een flexibel deel 10 van het afsluitelement 9 welk flexibel deel 10 aangrijpt aan de van de flessenhals 1 afgekeerde zijde van de doorvoer 5; aldus word het afsluitelement 9 tegen de zitting 8 getrokken. Aan de van de flessenhals 1 afgekeerde zijde van de kap 4 20 bevindt zich ook een bedieningselement 11 met een centrale opening 12 waarmee het afsluitelement 9 van de zitting 8 kan worden afbewogen. Aan het bedieningselement 11 zijn nokken 13 gevormd die samenwerken met aan de buitenzijde van de doorvoer geplaatste opstaande randen 14 voor het in verschillende voorkeursposities ten opzichte van de kap 4 fixeren van het bedieningselement 11.

25

Figuur 1B toont de dop 3 echter nu in een stand waarin het bedieningsorgaan 11 het afsluitelement 9 naar een stand dringt op afstand van de zitting 8. Het afsluitelement 9 laat aldus de doorvoer 5 vrij zodanig dat er onder tussenkomst van de centrale opening 12 in het bedieningselement een medium om het afsluitelement 9 heen en door de 30 doorvoer 5 kan stromen.Ook deze vrijlaatstand zoals weergegeven is gefixeerd doordat de nokken 13 van het bedieningselement 11 nu achter een tweede opstaande rand 14 grijpen. Wanneer de nokken 13 worden vrijgemaakt van deze tweede rand 14 zal het flexibel deel 10 van het afsluitelement 9 het contact tussen het afsluitelement 9 en de zitting 8 herstellen.

1023139 H Figuren 2A en 2B tonen een dop 16 met een verschuifbaar bedieningsorgaan 17 dat door verplaatsing overeenkomstig de pijl PI door een stationaire geleiding 18 tegen een I afsluitelement 1,9 wordt gedrongen om aldus het afsluitelement 19 van de zitting in de

I 5 kap 4 af te bewegen (zie pijl P2). Nog een verschil ten aanzien van de in de figuren IA

I en 1B getoonde dop 3 is dat het afsluitelement 19 zodanig is uitgevoerd dat aangevormd een deel 20 ervan de pakking vormt tussen de dop 16 en de flessenhals 1. De I voorspanning om het afsluitelement 19 in een niet door het bedieningsorgaan 17 belaste I toestand tegen de zitting 8 te dringen is afkomstig van een flexibel verbindingsdeel 21 I 10 dat tevens deel uitmaakt van het afsluitelement 19.

Figuren 3A en 3B tonen weer een andere uitvoeringsvariant van een dop 25 volgens de I uitvinding waarin nu een afsluitelement 26 twee stabiel toestanden kent; een gesloten I stand (figuur 3) en een geopende stand (figuur 3B). Om het afsluitelement 26 vanuit de 15 in figuur 3B getoonde geopende stand te verplaatsen naar de gesloten stand volgens I figuur 3 A zal er door een bedieningsorgaan 27 een van de flessenhals afgerichte kracht op het afsluitelement 26 moeten worden uitgeoefend. Daartoe is het afsluitelement 26 I voorzien van een koppeldeel 28 waarmee een vaste verbinding met het I bedieningsorgaan 27 is gerealiseerd. Aldus kan het bedieningsorgaan 27 ook een I 20 trekkracht uitoefenen op het bedieningsorgaan 27 (in plaats van slechts een drukkracht zoals bij de doppen 3,16 getoond in de voorgaande figuren).

I Figuren 4A en 4 B tonen weer een ander variant van een dop 35 volgens de uitvinding.

I Hierin is nu een afsluitelement 36 getoond met een championvormig deel 37 dat door 25 uitoefening van een drukkracht middels een bedieningselement 38 kan worden I vervormd (zie figuur 4B) zodanig dat de doorvoer 5 is afgesloten. Het championvormig deel 37 is zodanig geconstrueerd dat bij het wegnemen van een door het I bedieningselement 38 uitgeoefende belasting het championvormig deel 37 terugkeert I naar zijn oorspronkelijke vorm (figuur 4A) en waarbij het bedieningselement 38 I 30 zodanige afstand van het champignonvormig deel 37 wordt gebracht dat de doorvoer 5 I vrij is. De dop 35 laat aldus de doorvoer 5 vrij na het uittrekken (op grotere afstand van I de flessenhals 1 brengen) van het bedieningselement 38, terwijl de doorvoer 5 is I afgesloten na het indrukken (op kleinere afstand van de flessenhals 1 brengen) van het bedieningselement 38.

7

Figuren 5 A en 5B tonen een variant van een dop 45 met een bedieningsorgaan 46 dat middels rotatie een drukkracht kan uitoefenen op een afsluitelement 47. In de in onderdelen uiteengenomen weergave van de dop 45 getoond in figuur 6 is zichtbaar dat 5 het afsluitorgaan 47 daartoe is voorzien van een aantal hellende vlakken 48 door aangrijping waarop van het verdraaibare bedieningsorgaan 46 het afsluitorgaan 47 naar beneden kan dringen. Daartoe kunnen aan de binnenzijde van het bedieningsorgaan 46, in deze figuren niet weergegeven, uitkragende delen of nokken zijn aangebracht waarmee het bedieningsorgaan 46 aangrijpt op de hellende vlakken 48. Een rand 49 van 10 het afsluitelement 47 vormt de pakking tussen de flessenhals 1 en de kap 4. In het afsluitelement 47 zijn bovendien openingen 50 voorzien waardoor medium kan stromen in de geopende toestand van de dop 45 (zie figuur 5B). De kap 4 is aan de binnenzijde van doorvoeropening 51 voorzien van een naar binnen uitstekende rand 52. Deze rand 52 vormt een vloeistofkering om te voorkomen dat vloeistof tussen het 15 bedieningsorgaan 46 en de kap 4 geraakt.

1 02 3 ? 82

Claims

1. Dop met doorvoer voor het mediumdicht afsluiten van een vloeistofhouder omvattende: 5 een afdekelement voorzien van een doorvoer en van koppelmiddelen voor I koppeling van het afdekelement met de vloeistofhouder, I - een aan de naar de vloeistofhouder te keren zijde van de doorvoer in het I afdekelement geplaatst sluitorgaan dat verplaatsbaar is tussen een mediumdicht op de doorvoer in het afdekelement aansluitende stand en een de doorvoer ten I 10 minste gedeeltelijk vrijlatende stand, en I - bedieningsmiddelen voor het verplaatsen van het sluitorgaan.

2. Dop volgens conclusie 1, met het kenmerk dat op het afdekelement I voorspanmiddelen aangrijpen voor het ten minst een in de richting van de doorvoer in I 15 het afdekelement gerichte kracht uitoefenen op het afdekelement.

3. Dop volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de bedieningsmiddelen een I aangrijpdeel omvatten aan de van de vloeistof af te keren zijde van het afdekelement. I 20

4. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de I bedieningsmiddelen aangrijpen op het sluitorgaan.

5. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de I bedieningsmiddelen fixeerbaar zijn in ten minste één voorkeurspositie. I 25

6. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de bedieningsmiddelen zijn ingericht voor het op het sluitorgaan uitoefenen van een kracht I waardoor het sluitorgaan naar een de doorvoer ten minste gedeeltelijk vrijlatende stand. I 30

7. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het I sluitorgaan ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit een flexibel materiaal.

8. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afdekelement voorzien van een flexibele afdichting op een locatie daar waar de afdichting tussen een vloeistofhouder en het afdekelement opsluitbaar is.

9. Dop volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de afdichting één geheel vormt met het sluitorgaan.

10. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppelmiddelen een schroefdraad omvatten. 10

11. Dop volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de doorvoer aan de naar de vloeistofhouder gekeerde zijde is omsloten door een zitting voor samenwerking met het afsluitorgaan.

12. Vloeistofhouder voorzien van een dop volgens een der voorgaande conclusies. 1 n 9 Q1 Qo