NL1022849C1

NL1022849C1 - Device and method are for connecting fluid output charging meter between two outer ends of fluid conduit in toilet room

Info

Publication number: NL1022849C1
Application number: NL1022849A
Authority: NL
Inventors: Hans Siccama
Original assignee: Hsf B V
Priority date: 2003-03-05
Filing date: 2003-03-05
Publication date: 2004-09-07

Abstract

The device and method are for connecting a fluid output charging meter (20) between two outer ends of a fluid conduit (1,2) in a toilet room. Involved is a first clamp part (7) which connects the first conduit part to the first outer end of the fluid conduit and provision is made of a first device for fixture of the first conduit part to the measurement apparatus. A second conduit part has a second clamp part (21) with which the second conduit part is clampable to the second outer end of the fluid conduit. Second fixture devices fix the second conduit part to the measurement apparatus. There is a connecting part between the first and second conduit parts.

Description

I INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR AANSLUITING VAN EEN MEETTOESTELI DEVICE AND METHOD FOR CONNECTING A MEASURING DEVICE

I De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een I inrichting voor het op een fluïdumleiding aansluiten van een I meettoestel. De uitvinding heeft meer in het bijzonder I betrekking op het aansluiten van een fluïdumdebietmeter, I 5 zoals een water- of gasmeter. De uitvinding heeft tevens I betrekking op een werkwijze voor het aan een ondergrond I bevestigen van een dergelijke inrichting.The present invention relates to a device for connecting a measuring device to a fluid line. The invention more particularly relates to the connection of a fluid flow meter, such as a water or gas meter. The invention also relates to a method for attaching such a device to a substrate.

I In de woningbouw of utiliteitsbouw is het bekend om I daar waar een waterleiding of gasleiding een gebouw I 10 binnentreedt een meettoestel aan te brengen, dat de I hoeveelheid geleverd water of gas kan meten. De gemeten I hoeveelheid fungeert als basis voor de voor de water- of I gaslevering in rekening te brengen kosten.In residential or non-residential construction, it is known to place a measuring device at the point where a water pipe or gas pipe enters a building, which can measure the amount of water or gas supplied. The measured I quantity serves as the basis for the costs to be charged for the water or I gas supply.

I Bij het aanbrengen van dergelijke meettoestellen in I 15 bestaande gebouwen treden echter vaak problemen op. Daar waar de water- of gasleiding het gebouw binnentreedt is weinig ruimte aanwezig om een dergelijk meettoestel aan te kunnen brengen. Vaak is de situatie zodanig dat de leiding het I gebouw binnentreedt ter plaatse van een bad- of toiletruimte.However, problems often arise when installing such measuring devices in existing buildings. Where the water or gas pipe enters the building, little space is available to be able to fit such a measuring device. Often the situation is such that the pipe enters the building at the location of a bathroom or toilet.

I 20 In dergelijke ruimtes is vaak weinig ruimte beschikbaar doordat de leidinglengte beperkt is of doordat de leidingen vrij dicht tegen de wand zijn aangebracht. Vooral wanneer de leidingen zijn vervaardigd van relatief weinig buigzaam I materiaal, zoals koper, vergt het aanbrengen van een 25 meettoestel veel ruimte. Dit betekent dat de leidingen in I veel gevallen door maatwerk omgelegd worden om het meettoestel aan te kunnen brengen, hetgeen hoge installatiekosten met zich meebrengt.In such spaces, often little space is available because the pipe length is limited or because the pipes are arranged fairly close to the wall. Especially when the pipes are made of relatively little flexible material, such as copper, the installation of a measuring device requires a lot of space. This means that, in many cases, the pipes are diverted by customization in order to be able to fit the measuring device, which entails high installation costs.

H Het is een doel van de onderhavige uitvinding om de bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een inrichting en H 5 werkwijze te verschaffen waarmee het aansluiten van een H meettoestel in een bestaande bouwkundige situatie eenvoudig H en tegen relatief lage kosten kan worden verwezenlijkt.It is an object of the present invention to obviate the above-mentioned drawbacks and to provide a device and H method with which the connection of an H measuring device in an existing architectural situation can be easily realized H and at relatively low costs.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een H inrichting voor het tussen twee uiteinden van de H 10 fluïdumleiding aansluiten van een meettoestel, in het bijzonder een fluïdumdebietmeter, verschaft, welke inrichting omvat: - een eerste leidingdeel dat is voorzien van een eerste klemelement waarmee het eerste leidingdeel aan het 15 eerste uiteinde van de fluïdumleiding klembaar is en dat is voorzien van eerste bevestigingsmiddelen voor bevestiging van H het eerste leidingdeel aan het meetapparaat; - een tweede leidingdeel dat is voorzien van een tweede klemelement waarmee het tweede leidingdeel aan het 20 tweede uiteinde van de fluïdumleiding klembaar is en dat is I voorzien van tweede bevestigingsmiddelen voor bevestiging van I het tweede leidingdeel aan het meetapparaat; I - een verbindingsorgaan tussen het eerste en tweede leidingdeel.According to a first aspect of the invention, an H device is provided for connecting a measuring device, in particular a fluid flow meter, between two ends of the H 10 fluid line, which device comprises: - a first line part provided with a first clamping element with which the first line part is clampable at the first end of the fluid line and which is provided with first fastening means for fastening the first line part to the measuring device; - a second conduit part which is provided with a second clamping element with which the second conduit part can be clamped at the second end of the fluid conduit and which is provided with second fixing means for attaching the second conduit part to the measuring device; I - a connecting member between the first and second pipe part.

25 Een dergelijke inrichting kan in zijn geheel geprefabriceerd worden en is door een monteur snel en eenvoudig in een bestaande fluïdumleiding aan te brengen. De monteur behoeft slechts een relatief kort deel van de fluïdumleiding te verwijderen, waarna de inrichting in een 30 klein aantal stappen tussen de ontstane uiteinden van de fluïdumleiding wordt bevestigd. Bij voorkeur wordt hierbij het verbindingsorgaan tussen de beide leidingdelen van de inrichting bevestigd aan de ondergrond, zoals de wand van de ruimte waarin de inrichting geplaatst wordt, bijvoorbeeld door het verbindingsorgaan aan de ondergrond vast te schroeven.Such a device can be prefabricated in its entirety and can be fitted quickly and easily by an engineer into an existing fluid line. The fitter only needs to remove a relatively short part of the fluid line, after which the device is mounted in a small number of steps between the resulting ends of the fluid line. The connecting member between the two pipe parts of the device is preferably attached to the substrate, such as the wall of the space in which the device is placed, for example by screwing the connecting member to the substrate.

33

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm omvat het 5 verbindingsorgaan een vast aan de beide leidingdelen bevestigde beugel. De beugel houdt de leidingdelen op exact de juiste onderlinge afstand voor het tussen de leidingdelen kunnen aansluiten van het meettoestel.In a first preferred embodiment the connecting member comprises a bracket fixedly attached to the two pipe parts. The bracket keeps the pipe sections at exactly the right mutual distance for being able to connect the measuring device between the pipe sections.

In een andere voorkeursuitvoering omvat het 10 verbindingsorgaan een ten opzichte van de leidingdelen scharnierbare beugel. Nadat de leidingdelen op de uiteinden van de fluïdumleiding zijn aangesloten, wordt in deze uitvoeringsvorm de beugel naar boven of naar beneden gezwenkt tot in een zodanige stand, day de beugel evenwijdig aan de 15 ondergrond gepositioneerd is. Hierna is de beugel eenvoudig aan de ondergrond te bevestigen, bijvoorbeeld door deze aan de ondergrond vast te schroeven. Deze uitvoering heeft ten opzichte van de eerder genoemde uitvoering met vaste beugel het voordeel, dat er meer flexibiliteit is bij het aanbrengen 20 van de inrichting. Zo kan de beugel in een willekeurige stand ten opzichte van het resterend deel van de inrichting aan de ondergrond worden vastgezet. Dit is met name handig wanneer de ondergrond zich scheef ten opzichte van de inrichting uitstrekt.In another preferred embodiment, the connecting member comprises a bracket that is pivotable relative to the pipe parts. After the pipe parts have been connected to the ends of the fluid pipe, in this embodiment the bracket is pivoted upwards or downwards to such a position that the bracket is positioned parallel to the substrate. After this, the bracket can be easily attached to the substrate, for example by screwing it to the substrate. This embodiment has the advantage over the aforementioned embodiment with fixed bracket that there is more flexibility when mounting the device. The bracket can thus be fixed to the ground in any position relative to the remaining part of the device. This is particularly useful when the substrate extends crookedly relative to the device.

25 In een bepaalde voorkeursuitvoering hebben de leidingdelen een lusvormig verloop. Het aangevoerde fluïdum wordt op een bepaalde positie via een lus in de leiding afgevoerd en langs het meettoestel geleid. De lus mondt daarna uit nabij de genoemde positie bij het begin van de 30 lus. Dit betekent dat een uiterst compacte inrichting verschaft kan worden. In een verdere voorkeursuitvoering hebben de leidingdelen voorts een zodanig verloop, dat de stromingsrichting door het meettoestel hoofdzakelijkIn a particular preferred embodiment, the pipe parts have a loop-shaped course. The supplied fluid is discharged at a certain position via a loop in the conduit and passed along the measuring device. The loop then opens out near the said position at the start of the loop. This means that an extremely compact device can be provided. In a further preferred embodiment, the pipe parts also have such a course that the direction of flow through the measuring device is essentially

1AQ1AQ

4 tegengesteld is aan de stromingsrichting door de fluïdumleiding. De in dergelijke voorkeursuitvoeringen minimaal benodigde afstand (a) tussen het eerste uiteinde en het tweede uiteinde bedraagt circa 11 cm.4 is opposite to the direction of flow through the fluid conduit. The minimum distance (a) required in such preferred embodiments between the first end and the second end is approximately 11 cm.

5 In een andere voorkeursuitvoering strekken het eerste en tweede leidingdeel zich nagenoeg in eikaars verlengde uit. Deze uitvoering is heeft een fraai uiterlijk en kan bovendien worden toegepast wanneer slechts weinig ruimte boven of onder de fluïdumleiding beschikbaar is. In deze uitvoeringsvorm is 10 de minimaal benodigde afstand tussen het eerste en tweede uiteinde van de fluïdumleiding circa 38 cm.In another preferred embodiment, the first and second pipe sections extend substantially in line with each other. This embodiment has a beautiful appearance and can moreover be used when only little space is available above or below the fluid line. In this embodiment, the minimum required distance between the first and second end of the fluid line is approximately 38 cm.

Bij voorkeur zijn de leidingdelen voorzien van regelbare afsluiters voor het regelen van de fluïdumdoorvoer door het betreffende leidingdeel. Dit betekent dat door 15 afsluiting van de beide leidingdelen door de afsluiters de fluïdumdoorvoer onderbroken wordt, zodat het meettoestel eenvoudig te verwisselen is. Hierdoor is het niet nodig om de fluïdumtoevoer naar alle overige meettoestellen te onderbreken.The pipe parts are preferably provided with controllable valves for controlling the fluid passage through the relevant pipe part. This means that the fluid flow is interrupted by closing the two pipe parts through the valves, so that the measuring device can easily be exchanged. As a result, it is not necessary to interrupt the fluid supply to all other measuring devices.

20 Bij voorkeur omvat het eerste leidingdeel een over het eerste uiteinde schuifbare eerste mof en het tweede leidingdeel een over het tweede uiteinde schuifbare mof. Hierbij verschilt de lengte van de eerste mof van de lengte van de tweede mof. Dit maakt het mogelijk om de relatief 25 lange mof als eerste in een eerste richting over een eerste uiteinde te schuiven, en vervolgens de relatief korte mof in de tegenovergestelde richting over een tweede uiteinde te schuiven. Dit heeft het voordeel, dat de inrichting eenvoudig en zonder buiging van de fluïdumleiding en/of de leidingdelen 30 aan te sluiten is.Preferably, the first pipe part comprises a first sleeve slidable over the first end and the second pipe part comprises a sleeve slidable over the second end. The length of the first sleeve differs from the length of the second sleeve. This makes it possible to slide the relatively long sleeve first over a first end in a first direction, and then to slide the relatively short sleeve over a second end in the opposite direction. This has the advantage that the device can be connected easily and without bending the fluid line and / or the pipe parts.

Om de leidingdelen nog aan de uiteinden van de fluïdumleiding te kunnen vastklemmen, dient het lengteverschil ten minste overeen te komen met de lengte van I 5 I het klemmende oppervlak van een klemelement. Het I lengteverschil zal in de praktijk daarom ten minste 1 cm I bedragen.In order to still be able to clamp the pipe parts to the ends of the fluid pipe, the difference in length must at least correspond to the length of the clamping surface of a clamping element. The length difference will therefore in practice be at least 1 cm.

I Verdere voordelen, kenmerken en details zullen worden I 5 verduidelijkt aan de hand van de beschrijving van twee I voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt I verwezen naar de figuren, waarin tonen: I fig. 1 een aanzicht in perspectief van een eerste I voorkeursuitvoeringsvorm; I 10 fig. 2 een zijaanzicht van de voorkeursuitvoering van I fig. 1; I fig. 3 een aanzicht in perspectief van een tweede I voorkeursuitvoeringsvorm; I fig. 4 een zijaanzicht van de voorkeursuitvoering van I 15 fig. 3.Further advantages, features and details will be elucidated on the basis of the description of two preferred embodiments thereof. Reference is made in the description to the figures, in which: Fig. 1 shows a perspective view of a first preferred embodiment; Fig. 2 is a side view of the preferred embodiment of Fig. 1; Fig. 3 is a perspective view of a second preferred embodiment; Fig. 4 is a side view of the preferred embodiment of Fig. 3.

I Fig. 1 toont een waterleiding die door middel van I steunen 34 aan een wand W van een toiletruimte is bevestigd.FIG. 1 shows a water pipe which is attached to a wall W of a toilet room by means of supports 34.

I Nadat een monteur een stuk leiding van circa 11 cm (a = 11 I cm) heeft verwijderd, ontstaat een rechter leidinguiteinde 1 20 en een linker leidinguiteinde 2. Op de leidinguiteinden is vervolgens een watermeter aangesloten.I After a technician has removed a piece of pipe of approximately 11 cm (a = 11 I cm), a right pipe end 1 and a left pipe end 2 are created. A water meter is then connected to the pipe ends.

Allereerst is daartoe op de leidinguiteinden 1 en 2 I een watermetersteun 3 aangebracht, waarop een watermeter 20 I aangesloten wordt. De watermetersteun 3 omvat een leidingmof I 25 4 met een diameter die enigszins groter is dan de diameter I van het uiteinde 1 van de waterleiding. Tevens omvat de I watermetersteun 3 een leidingmof 5 met een diameter die I enigszins groter is dan de diameter van het uiteinde 2 van de I waterleiding. Dit maakt het mogelijk om de leidingmof 5 over I 30 het linker uiteinde 2 schuiven en vervolgens leidingmof 4 I over het rechter uiteinde 1 van de waterleiding te schuiven.To this end, a water meter support 3 is arranged on the pipe ends 1 and 2 I, to which a water meter 20 I is connected. The water meter support 3 comprises a pipe sleeve I 4 with a diameter that is slightly larger than the diameter I of the end 1 of the water pipe. The water meter support 3 also comprises a pipe sleeve 5 with a diameter that is slightly larger than the diameter of the end 2 of the water pipe. This makes it possible to slide the pipe sleeve 5 over the left end 2 and then to slide the pipe sleeve 4 over the right end 1 of the water pipe.

De leidingmof 4 en 5 is voorzien van klemmoeren 7,21 waarmee de respectievelijk mof aan de uiteinden 1,2 van de waterleiding is vast te klemmen.The pipe sleeve 4 and 5 is provided with clamping nuts 7,21 with which the respective sleeve can be clamped at the ends 1,2 of the water pipe.

H Vanaf de mof 4 strekken zich verbindingsbuizen 8, 9 H uit, die op hun beurt uitmonden in een respectievelijke H 5 afsluiter 10 en 11. De afsluiters 10 en 11 kunnen worden bediend door hendels 12, 13 en zijn voorzien om de leidingen 8 en 9 naar believen af te sluiten of te openen.H From the sleeve 4, connecting tubes 8, 9 H extend, which in turn open into a respective H valve 10 and 11. The valves 10 and 11 can be operated by levers 12, 13 and are provided around the pipes 8 and 9 close or open as desired.

Aan de afsluiters 10 en 11 is een vaste beugel 15 gemonteerd. Deze beugel is in hoofdzaak U-vormig, waarbij het 10 liggende deel voorzien is van uitsparingen. In de H uitsparingen zijn schroeven 23 aangebracht waarmee de beugel 15 aan de wand W te bevestigen is.A fixed bracket 15 is mounted on the valves 10 and 11. This bracket is substantially U-shaped, the lying part being provided with recesses. In the H recesses screws 23 are provided with which the bracket 15 can be attached to the wall W.

Aan de afsluiters 10 en 11 zijn voorts nog leidingdelen 16 en 17 voorzien, aan de uiteinden waaraan de 15 watermeter 20 kan worden bevestigd.Furthermore, pipe parts 16 and 17 are provided on the valves 10 and 11, at the ends to which the water meter 20 can be attached.

In fig. 2 is weergegeven dat watermeter 20 tot zeer I dicht bij de wand W kan worden opgesteld. De afstand b tussen I de leidingdelen 8, 9 en de wand kan worden gereduceerd tot niet meer dan circa 7 mm.Fig. 2 shows that water meter 20 to very close to wall W can be arranged. The distance b between the pipe sections 8, 9 and the wall can be reduced to no more than approximately 7 mm.

20 In figuren 3 en 4 is een tweede voorkeursuitvoering I van de uitvinding weergegeven. Voor zover technische details I van de uitvoering van deze figuren betrekking hebben op I soortgelijke details uit figuren 1 en 2 zijn de relevante I referentienummers achterwege gelaten.Figures 3 and 4 show a second preferred embodiment I of the invention. Insofar as technical details I of the implementation of these figures relate to I similar details of figures 1 and 2, the relevant I reference numbers have been omitted.

I 25 In deze uitvoeringsvorm verwijdert de monteur de fluïdumleiding over een afstand c van circa 38 cm. Deze afstand is groter dan in de hierboven beschreven uitvoering I aangezien, zoals is weergegeven in figuur 3, de leidingdelen I zich in deze uitvoering zich hoofdzakelijk in eikaars I 30 verlengde uitstrekken. De afmetingen in richtingen loodrecht I daarop kunnen hierdoor echter beperkt blijven.In this embodiment, the fitter removes the fluid line over a distance c of approximately 38 cm. This distance is greater than in the embodiment I described above since, as is shown in Fig. 3, the pipe parts I in this embodiment extend substantially in line with each other. However, the dimensions in directions perpendicular thereto may remain limited as a result.

I Door het weghalen van een stuk van de fluïdumleiding I ontstaan wederom een linker uiteinde 32 en een rechter I uiteinde 31, waarover een linker mof 36 en een rechter mof 37 van respectievelijk een linker en rechter leidingdeel verschuifbaar zijn. Na de moffen 36 en 37 over de genoemde uiteinden te hebben geschoven, kunnen deze wederom met behulp 5 van klemmoeren 14 en 15 aan de respectievelijke uiteinden 31 en 32 worden vastgeklemd.By removing a part of the fluid conduit I, a left end 32 and a right I end 31 are again created, over which a left sleeve 36 and a right sleeve 37 of a left and right pipe part can be slid. After sliding the sleeves 36 and 37 over the said ends, they can again be clamped to the respective ends 31 and 32 by means of clamping nuts 14 and 15.

De moffen 36 en 37 zijn in deze uitvoeringsvorm voorzien van respectievelijke afsluiters 33 en 38 waarmee de respectievelijke leidingdelen naar believen zijn af te 10 sluiten of te openen.In this embodiment the sleeves 36 and 37 are provided with respective valves 33 and 38 with which the respective pipe parts can be closed or opened as desired.

De leidingdelen zijn vast bevestigd aan wangen 42, 42', aan welke wangen met behulp van scharnieren 43, 43' een beugel 40 bevestigd is. De beugel 40 is ten opzichte van de wangen 42 zwenkbaar, zodat de beugel op juiste wijze voor de 15 wand W gepositioneerd kan worden. Wanneer de leidingdelen eenmaal op de uiteinden 31 en 32 van de waterleiding zijn aangesloten, wordt de beugel 40 tot tegen de wand W gezwenkt. In deze stand wordt de beugel 40 gefixeerd door aandraaiing van respectievelijke schroeven 45, 45' die via 20 respectievelijke opneemsleuven 44, 44’ aangrijpen op de beugel 40. Beugel 40 is op zijn beurt met behulp van schroeven 41 aan de wand W vastgeschroefd.The pipe parts are fixed to cheeks 42, 42 ', to which cheeks a bracket 40 is attached by means of hinges 43, 43'. The bracket 40 is pivotable relative to the cheeks 42, so that the bracket can be positioned correctly in front of the wall W. Once the pipe parts are connected to the ends 31 and 32 of the water pipe, the bracket 40 is pivoted against the wall W. In this position the bracket 40 is fixed by tightening respective screws 45, 45 'which engage the bracket 40 via respective receiving slots 44, 44'. Bracket 40 is in turn screwed to the wall W by means of screws 41.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De 25 gevraagde rechten worden veeleer bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.The present invention is not limited to the above described preferred embodiments thereof. The rights sought are rather determined by the following claims, within the scope of which many modifications are conceivable.

Claims

Device for connecting a measuring device, in particular a fluid flow meter, between two ends of a fluid line, comprising: - a first line part which is provided with a first clamping element with which the first line part can be clamped at the first end of the fluid line and that is provided with first fastening means for fastening the first line part to the measuring device; - a second conduit part provided with a second clamping element with which the second conduit part can be clamped at the second end of the fluid conduit and which is provided with second fixing means for attaching the second conduit part to the measuring device; - a connecting member between the first and second pipe part. "

Device as claimed in claim 1, wherein the connecting member is provided with at least one recess for receiving a fixing element with which the connecting member can be attached to a base.

Device as claimed in claim 1 or 2, wherein the connecting member comprises a bracket fixedly attached to the pipe parts.

4. Device as claimed in any of the claims 1 or 2, wherein the connecting member comprises a bracket pivotable with respect to the pipe parts.

5. Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the connecting member comprises a bracket which can be attached to a substrate and a first pick-up member pivotally mounted near the first bracket end and a second pick-up member pivotably attached to the second line portion near the second bracket end.

Device as claimed in claim 5, wherein a receiving member is pivotable between different positions relative to the bracket and is provided with fixing means with which the receiving member can be fixed with respect to the bracket.

7. Device as claimed in claim 6, wherein the fixing means comprise a recess provided in the receiving member or the bracket as well as a clamping screw.

Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the minimum required distance (b) between the device and the substrate is approximately 7 mm.

Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the pipe parts are provided with controllable valves for controlling the fluid passage through the relevant pipe part.

Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first pipe part comprises a first sleeve slidable over the first end and the second pipe part comprises a sleeve slidable over the second end.

11. Device as claimed in claim 10, wherein the length of the first sleeve differs from the length of the second sleeve.

Device as claimed in claim 11, wherein the length difference corresponds at least to the length of the clamping surface of a clamping element.

13. Device as claimed in claim 13 or 14, wherein the length difference is at least 1 cm.

Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first and second pipe part extend substantially in line with each other,

1. O O Ω A Ω Η 15. Device as claimed in claim 14, wherein the minimum required distance c between the first and second end is approximately 38 cm.

Device as claimed in any of the claims 1-14, 5, wherein the pipe parts have a loop-shaped course.

17. Device as claimed in any of the claims 1-15, wherein the line parts have such a course that the direction of flow through the measuring device is substantially opposite to the direction of flow through the fluid line.

Device as claimed in claim 16 or 17, wherein the minimum required distance (a) between the first end and the second end is approximately 11 cm.

19. Device as claimed in any of the foregoing claims, wherein the fluid is natural gas and the fluid line is a natural gas line.

Device as claimed in any of the claims 1-18, wherein the fluid is water and the fluid line is an I water line. 21. Device as claimed in claim 20, wherein the fluid flow meter is a water meter.

22. Method for fixing the device according to any one of the preceding claims to a substrate, comprising: a) sliding a first line part over the first end of the fluid line; B) sliding the second conduit section over the second end of the fluid conduit; c) clamping the first and second conduit sections I 30 at the first and second end of the fluid conduit respectively; d) fixing the I measuring device between the pipe parts.

A method according to claim 22, comprising: c1) pivoting the bracket against the ground c2) fixing the bracket on the ground.