NL1022621C1 - Universele projectormontage-eenheid. - Google Patents

Description

Η Μ Universele projectormontage-eenheid.

De uitvinding heeft betrekking op een universele projectormontage-eenheid ter bevestiging

en installatie van een willekeurig projector type. Projectoren, bijvoorbeeld LCD/DLP

5 projectoren of LCD/TFT monitors bestaan er in vele soorten en zijn veelal voorzien van diverse bevestigingspunten voor een bijbehorende ophang- resp. ondersteuningsconstructie indien zij aan een plafond of wand moeten worden geïnstalleerd. Bij verschillende te H monteren projectoren e.d. dienen installateurs te beschikken over een veelvoud aan H hulpmiddelen om uiteenlopende projectoren dan met dergelijke hulpmiddelen te installeren.

10 Dit is niet alleen omslachtig maar het aanhouden van voorraden hulpmiddelen voor H dergelijke uiteenlopende soorten projectoren is kostbaar en bij het zoekraken van onderdelen daarvoor levert dat aanzienlijke problemen op bij montage.

H De uitvinding beoogt deze bekende nadelen op te heffen door een universele projectormontage-eenheid te verschaffen waarmee zonder extra onderdelen vrijwel elke I 15 projector op betrouwbare wijze gemonteerd kan worden met een minimum aan montagetijd en montagearbeid.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat een dergelijke montage-eenheid tenminste I omvat: I a. een montageplaat met een kleiner oppervlak dan een onder- of zijvlak van de 20 projector, welke plaat voorzien is van een aantal bevestigingsmiddelen voor het I aankoppelen met een flensvormige ophangplaat of dergelijke die in directe verbinding staat met het ophangsysteem, bijvoorbeeld een buisvormig ophangsysteem; I b. een drietal sleufvormige geleiders die elk met behulp van een bijbehorend bevestigingsorgaan in een gewenste montagepositie op een onder- of zijvlak van de 25 projector gemonteerd kunnen worden en waarvan elke sleuf zich in een plat vlak bevindt en daarbij draaibaar om het bevestigingsorgaan is opgesteld; c. een aantal van minstens drie met de montageplaat vast verbonden (ingelaten) schroefbussen in elk waarvan de schacht van een bevestigingsbout vastgeschroefd kan worden in een positie waarbij de schacht met de bredere boutkop eerst door 30 eerdergenoemde sleuf wordt gevoerd alvorens de sleufvormige geleider in de gewenste positie door de ingeschroefde bevestigingsbout onwrikbaar op de montageplaat bevestigd wordt; I 2 d. een draaibare instelbaarheid van de stand van de projector ten opzichte van de I sleufvormige geleiders als gevolg van de bewegingsvrijheid van elk van de I bevestigingsbouten aan de grondplaat alvorens die definitief ten opzichte van de I geleiders worden vastgezet.

5 Deze toepassing wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de grondplaat voorzien is van vier schroeibussen, ook wel pop- of trekmoeren genaamd, die zich daarbij bevinden in de hoekpunten van een (denkbeeldig) vierkant.

De veelzijdigheid van montage wordt bovendien nog vergroot indien de grondplaat voorts voorzien is van een tweede viertal schroeibussen dat zich bevindt op de hoekpunten van 10 een (denkbeeldig) kleiner ingeschreven vierkant waarvan elk hoekpunt ongeveer ligt halverwege de zijde van het omschreven grotere (denkbeeldige) vierkant.

Ook ontstaat er een behoorlijke montagevrijheid voor elke willekeurige projector als een vlakke sleufVormige geleider in zijn vlak een gebogen vorm heeft en dat minstens twee H sleufVormige geleiders eikaars spiegelbeeld vormen.

15 Gebleken is dat een bijzonder gunstige opstelling bereikt wordt indien vier in een zijvlak van de projector ingelaten schroeibussen die corresponderen met de bevestigingsbouten in conclusie 1 onder c. gepositioneerd zijn in de hoekpunten van een rechthoek van 298 x 210 mm. (A4 formaat) H Voor een doeltreffende werking van de projectormontage-eenheid is het doelmatig indien 20 de sleuf boogvormig, in het bijzonder cirkelvormig is en een werkbare sleuflengte heeft van 60 booggraden bij een straal van 100 mm terwijl de omvang voor de inbouwhoogte van de eenheid gering is bij een plaatdikte van de grondplaat en van het sleufVormige H gedeelte van de sleufgeleider die dan ca. 3 mm bedraagt.

H In de operationele stand bevindt de sleufgeleider zich in de operationele stand ten opzichte H 25 van de grondplaat op een hoogte van ca. 25 mm boven het onder- of zijvlak van de projector waarbij nog een constructieve optie bestaat indien de sleufgeleider met de sleuf boven resp. onder de grondplaat gemonteerd wordt.

De uitvinding zal hierna aan de hand van de tekening nader worden toegelicht.

30 Fig. 1 is een perspectivisch zijaanzicht getoond van een projector met de projectormontage-eenheid volgens de uitvinding;

Fig. 2 is een perspectivisch achteraanzicht van dezelfde projector met de projectormontage-eenheid volgens de uitvinding; I Fig. 3 toont de grondplaat van de projectormontage-eenheid met vier bijbehorende H sleufgeleiders; I Fig. 4 toont een zijaanzicht van de projectormontage-eenheid die op een projector is gemonteerd, voorzien van een afgeplatte kogel; 5 Fig. 5 toont een perspectivisch bovenaanzicht van een vierarmige uitvoering van I sleufgeleiders met bevestigingsbouten; I Fig. 6 toont een perspectivisch onderaanzicht van de uitvoering in Fig. 5 en I Fig. 7 toont in perspectief de plafondplaat met daaraan bevestigd de tweedelige kogelkom I in perspectivisch aanzicht.

10 De Fig. 1 en Fig. 2 tonen een projector 1 van een willekeurig type die op zijn vlakke bovenzijde 2 gekoppeld is aan een montage-eenheid 3. Deze bestaat uit de combinatie van I een aantal platte sleufgeleiders 4, 5, 6 waarvan elk uiteinde 7, 8, 9 tweemaal over een hoek I van 90° zodanig is omgezet dat het door middel van een bevestigingsschroef 10, 11, 12 vastgezet is op de bovenzijde 2 van de projector 1. De stand van deze projector 1 wordt I 15 bepaald door gebruik te maken van 3 of 4 sleufgeleiders. Elke sleufgeleider 4, 5, 6 is I daartoe voorzien van een langwerpige sleuf 13, 14, 15 waarin zich een bevestingingsbout I 16, 17, 18 bevindt welke vastgeschroefd kan worden in een montageplaat 19. Deze montageplaat 19 is in zijn hoekpunten voorzien van ingelaten schroefbussen 20, 21, 22 I waarvan de laatste niet zichtbaar is in Fig. 2 en de montageplaat bevindt zich in de I 20 getekende positie in Fig. 1 onder de sleufgeleiders 4, 5, 6. In deze Fig. 1 bepalen drie I sleufgeleiders 4, 5, 6 gezamenlijk de te fixeren stand van de montageplaat 19 door het I vastzetten van de bevestigingsschroeven 10, 11, 12 in de bovenzijde 2 van de projector 1 I en het vastzetten van de bevestigingsbouten 16, 17, 18 in de montageplaat 19. In het hier I getoonde voorbeeld wordt de stand van de projector 1 bepaald door gebruik te maken van I 25 drie sleufgeleiders 4,5,6 met een grote bewegingsvrijheid. Immers kunnen de voetdelen of uiteinden 7, 8, 9 van die sleufgeleiders 4, 5,6 draaien rondom de bevestigingsschroeven 10, 11, 12 voor het instellen van de montageplaat 19 ten opzichte van de bevestigingsbouten 16, 17, 18. Al naar gelang de wenselijkheid tot aanpassing aan diverse uitvoeringen van projectoren kan de montageplaat 19 voorzien worden van meer ingelaten schroefbussen of 30 pop- of trekmoeren 20, 21, 22 volgens een gewenst patroon. Bovenop de montageplaat 19 wordt een flensplaat 23 met vier bouten 24 vastgezet in passende schroefbussen 25 die in de montageplaat 19 ook onder de flensplaat 23 zijn voorzien . Met deze flensplaat 23 is een : . / )£>.'*/% - I stang- of buisdeel 26 vast verbonden naar een kogelkoppeling 26 waarvan de bovenzijde bijvoorbeeld weer door middel van een hier niet geheel zichtbare tweede flensplaat 27 in I verbinding staat met een plafondplaat 28 onder gebruikmaking van een boutverbinding 29.

De rechthoekige plafondplaat 28 is in zijn hoekpunten voorzien van sleufgaten 30 ter I 5 bevestiging aan een plafond.

In Fig. 3 is het bewegingspatroon aangegeven bij de uitvoering van de projectormontage- eenheid 3 met vier vaste bevestigingspunten op de bovenzijde van een projector 1. Deze vaste bevestigingspunten 31, 32, 33, 34 liggen op de hoekpunten van een rechthoek met afmetingen 298 x 210 mm, een A4 formaat, en er zijn twee soorten sleufgeleiders 35 en 36 10 die spiegelbeeldig zijn uitgevoerd zoals uit de Fig. blijkt. De montageplaat 19 bevindt zich hier onder de sleufgeleiders 35, 36 en de bevestigingsschroeven 37 en bevestigingsbouten 38 met verbrede boutkop 39, met een grotere diameter dan de sleufbreedte, worden dan pas volledig vastgezet nadat de gewenste instelling van de projector 1 uitgelijnd is. Terwijl in het voorafgaande sprake is van langwerpige sleuven met een bepaalde krommingsstraal, 15 kunnen die sleuven ook wel rechtlijnig of anderszins gevormd zijn of kunnen de spiegelbeeldige sleufgeleiders onderling in stand zelfs uitgewisseld worden, mits de H noodzakelijke bewegingsvrijheid voor de instelling bij diverse typen projectoren waarvoor andere afmetingen van bevestigingspunten gelden, daarmee ook op bevredigende wijze H bereikt kan worden. De keuze van drie of meer sleufgeleiders, de lengte en breedte van de 20 sleuven, de kromtestraal van de sleuf e.d. kan empirisch bepaald worden teneinde de grootst mogelijke bewegingsvrijheid aan de motage-eenheid mee te delen. Terwijl in de Fig. 1 en 2 van een prototype houtkoppen met een bepaalde hoogte getoond zijn is het zinvol om bijvoorbeeld verzonken houtkoppen toe te passen waardoor geen storende begrenzingen van de sleufgeleiderbewegingen bij het monteren optreden.

25 In de Fig. 4, 5 en 6 is de aansluiting van de halve kogelkoppeling 40 getoond waarvan de korte schacht 41 eindigt in een schroefdraad welke in een popmoer 42 wordt vastgezet. De kogelkoppeling is van het type waarvoor reeds aan aanvraagster een Nederlands octrooi werd verleend onder nr. 1005643.

30 [Conclusies] · A A „ Pr

Claims (8)

1. 2. Universele projectormontage-eenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grondplaat voorzien is van vier schroefbussen die zich daarbij bevinden in de hoekpunten van een (denkbeeldig) vierkant. 30
2. 3. Universele projectormontage-eenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de grondplaat voorts voorzien is van een tweede viertal schroefbussen dat zich bevindt op de 1 0 7 7 β "j i I hoekpunten van een (denkbeeldig) kleiner ingeschreven vierkant waarvan elk hoekpunt I ongeveer ligt halverwege de zijde van het omschreven grotere (denkbeeldige) vierkant.
3. 4. Universele montage-eenheid volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, I 5 dat een vlakke sleufvormige geleider in zijn vlak een gebogen vorm heeft en dat minstens I twee sleufvormige geleiders eikaars spiegelbeeld vormen.
4. 5. Universele montage-eenheid volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat vier in een I zijvlak van de projector ingelaten schroefbussen die corresponderen met de 10 bevestigingsbouten in conclusie 1 onder c. gepositioneerd zijn in de hoekpunten van een rechthoek van 298 x 210 mm.
5. 6. Universele montage-eenheid volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de sleuf cirkelvormig is en een werkbare sleuflengte heeft van 60 booggraden bij een straal van I 15 100 mm.
6. 7. Universele montage-eenheid volgens een der voorafgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de plaatdikte van de grondplaat en van het sleufvormige gedeelte van de sleufgeleider 3 mm bedraagt.
7. 8. Universele montage-eenheid volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de sleufgeleider H zich in de operationele stand met de grondplaat op een hoogte van ca. 25 mm boven het H onder- of zijvlak van de projector bevindt. H 25 9. Universele montage-eenheid volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de sleuf van de sleufVormige geleider in zijn operationele stand boven de grondplaat is gemonteerd.
8. 10. Universele montage-eenheid volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de sleuf in zijn operationele stand op de grondplaat is gemonteerd.