NL1021663C2

NL1021663C2 - Animal feeding station, especially for pigs, has entrance gate which has to be pushed fully open by animal and is then automatically closed

Info

Publication number: NL1021663C2
Application number: NL1021663A
Authority: NL
Inventors: Arnoldus Hermans
Original assignee: Hagrico V O F
Priority date: 2002-10-16
Filing date: 2002-10-16
Publication date: 2004-04-20

Abstract

The gate (10) for the station entrance (4) does not allow sufficient space for the animal to pass when the gate is in the normal ajar position and there is only enough space for the animal to pass when the animal pushes the gate into a fully open position. The entrance gate is operated via an entrance sensor which detects movement of the gate from the normal ajar position into the fully open position and responds by closing the gate. A vessel (9) containing animal feed is located in a feeding region (30) which the animal can access via an entrance and leave via an exit (5). A gate (11) is provided for the exit.

Description

Korte aanduiding: Voerstation voor dieren en werkwijze voor het bedrijven van een voerstation voor dieren.Brief indication: Feeding station for animals and method for operating a feeding station for animals.

BESCHRIJVINGDESCRIPTION

5 De uitvinding heeft betrekking op een voerstation voor dieren omvattende een voerruimte met daarin een houder voor voer voor een dier, welke voerruimte toegankelijk is voor het dier via een ingangsopeni ng en door het dier kan worden verlaten via een uitgangsopening, waarbij de ingangsopening en de uitgangsopening 10 respectievelijk afsluitbaar zijn middels ingangsbedieningsmiddelen en uitgangsafsluitmiddel en, de ingangsbedieningsmiddelen omvattende een ingangsafsluitorgaan verplaatsbaar tussen een gesloten stand en een ontvangststand.The invention relates to a feeding station for animals comprising a feeding space containing a container for feeding for an animal, which feeding space is accessible to the animal via an entrance opening and can be left by the animal via an exit opening, wherein the entrance opening and the opening exit opening 10 can be closed respectively by means of entrance control means and exit closing means and, the entrance control means comprising an entrance closing member displaceable between a closed position and a receiving position.

Een dergelijk voerstation is bekend uit de Duitse 15 openbaarmaking DE 3739466 Al en worden opgesteld in een stal ruimte waarbinnen een groep dieren, bijvoorbeeld varkens, verblijft. De dieren zijn ieder voorzien van een transponder waarvan gegevens betreffende de identiteit van het dier contactloos afgelezen kunnen worden door een detector van het voerstation bij de ingangsopening. Een besturingssysteem 20 van het voerstation ontvangt signalen omtrent de identiteit van het dier en stelt vast of, en zo ja, hoeveel voer, het betreffende dier mag eten. Indien is vastgesteld dat het dier op dat moment voer mag eten, wordt in eerste instantie de ingangsopening geopend door een poort voor de ingangsopening te verplaatsen van een gesloten stand naar een 25 ontvangststand. Zodra het dier zich bevindt in de onmiddellijke nabijheid van de houder voor voer binnen de voerruimte wordt dit waargenomen middels een detector aldaar en wordt onder gebruikmaking van een daartoe voorzien doseersysteem voer in de juiste hoeveelheid in de houder gebracht zodat het dier dit voer tot zich kan nemen. Daarnaast zal de 30 detector een signaal afgeven aan het besturingssysteem voor het sluiten van de poort door het verplaatsen daarvan van de ontvangststand naar de 1021663 I gesloten stand. Zodra het dier het voer in de houder heeft opgegeten, I verlaat het dier het voerstation via een uitgangsopening waartoe het dier I van binnen het voerstation uit tegen een uitgangspoort moet duwen, waarna I de uitgangspoort zich vanzelf weer zal sluiten. Ook het verlaten door het I 5 dier van het voerstation wordt geautomatiseerd waargenomen, waarna het I besturingssysteem het voerstation weer vrijgeeft om een volgend dier te I ontvangen, met andere woorden om de toegangspoort te openen indien een I dier dat gerechtigd is tot voedsel zich daar meldt.Such a feeding station is known from German disclosure DE 3739466 A1 and is arranged in a shed space within which a group of animals, for example pigs, resides. The animals are each provided with a transponder whose data regarding the identity of the animal can be read contactlessly by a detector of the feeding station at the entrance opening. A control system 20 of the feeding station receives signals about the identity of the animal and determines whether, and if so how much food, the animal in question may eat. If it has been determined that the animal can eat feed at that moment, the entrance opening is initially opened by moving a gate for the entrance opening from a closed position to a receiving position. As soon as the animal is in the immediate vicinity of the feed container within the feed space, this is detected by means of a detector there and, using a dosing system provided for this purpose, feed is introduced into the container in the correct amount so that the animal can consume this feed. take. In addition, the detector will provide a signal to the control system for closing the gate by moving it from the receiving position to the closed position. As soon as the animal has eaten the feed in the container, the animal leaves the feeding station via an exit opening for which the animal I has to push from inside the feeding station against an exit gate, whereafter I will close the exit gate automatically. Also leaving the animal from the feeding station is automatically detected, after which the control system releases the feeding station again to receive a next animal, in other words to open the access gate if an animal that is entitled to eat there reports.

I Een belangrijk nadeel van het beschreven voerstation I 10 volgens de stand van de techniek is gelegen in het feit dat het risico I bestaat dat meer dan één dier gelijktijdig binnen de voerruimte van het I voerstation geraakt doordat zij zich direct achter elkaar door de I geopende ingangsopening begeven. Dit leidt tot een verstoring van het I besturingssysteem, hetgeen ertoe leidt dat de dieren niet de optimale I 15 hoeveelheid voer te verwerken krijgen hetgeen uiteindelijk een negatieve I invloed heeft op de opbrengst van de dieren. Bovendien kunnen de varkens I in het voerstation klem komen te zitten waardoor zij angstig worden en I zichzelf kunnen verwonden. Daarnaast blijkt het in de praktijk moeilijk te zijn om de dieren aan te leren hoe zij de toegangspoort kunnen openen.A major drawback of the described feeding station I 10 according to the prior art lies in the fact that there is a risk that more than one animal simultaneously enters the feeding space of the feeding station because they are opened directly behind one another by the I enter the entrance opening. This leads to a disturbance of the control system, which leads to the animals not being able to process the optimum amount of feed, which ultimately has a negative influence on the yield of the animals. In addition, the pigs I can get stuck in the feeding station, causing them to become anxious and I can injure themselves. In addition, it appears to be difficult in practice to teach the animals how to open the entrance gate.

I 20 De uitvinding beoogt een voerstation volgens de aanhef te verschaffen die I al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding een oplossing of althans een verbetering biedt voor de beschreven bezwaren van de stand I van de techniek alsmede verdere verbeteringen ten opzichte van de stand I van de techniek realiseert. Hiertoe is kenmerkend voor een voerstation I 25 volgens de uitvinding dat het ingangsafsluitorgaan in de ontvangststand I het dier onvoldoende ruimte biedt om de ingangsopening volledig te passeren en het ingangsafsluitorgaan door aandrukking door een dier verplaatsbaar is vanuit de ontvangststand naar, oftewel in de richting van, een maximale stand voor het creëren van voldoende ruimte voor het I 30 dier om de ingangsopening volledig te passeren en de ingangsbedieningsmiddelen een ingangssensor omvatten voor het waarnemen 3 van de verplaatsing van het ingangsafsluitorgaan van de ontvangststand naar de maximale stand voor het in reactie op deze waarneming verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan naar de gesloten stand. Aldus wordt een situatie gecreëerd waarbij het sluiten van het voerstation, of meer 5 specifiek van de ingangsopening ervan, onmiddellijk plaatsvindt nadat is waargenomen dat een dier doende is de ingangsopening te passeren. Het verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan naar de gesloten stand start nadat genoemde waarneming heeft plaatsgevonden. Aangezien de meeste dieren en tenminste varkens ongeveer in het midden van hun lengte het 10 dikste zijn, zal het sluiten van de ingangsopening starten zodra het dier ten hoogste voor de helft langs het ingangsafsluitorgaan is gepasseerd.The object of the invention is to provide a feeding station according to the preamble which, whether or not in preferred embodiments of the invention, offers a solution or at least an improvement for the described drawbacks of the state of the art as well as further improvements with respect to the state I of the technology realizes. To this end it is characteristic of a feeding station I according to the invention that the entrance closing member in the receiving position I offers the animal insufficient space to completely pass the entrance opening and that the entrance closing member can be moved from the receiving position to, or in the direction of, by pressing an animal. a maximum position for creating sufficient space for the animal to completely pass the entrance opening and the entrance control means comprise an entrance sensor for detecting the movement of the entrance closing member from the receiving position to the maximum position for responding to this observation moving the input closure member to the closed position. A situation is thus created in which the closing of the feeding station, or more specifically of its entrance opening, takes place immediately after it has been observed that an animal is passing through the entrance opening. The movement of the input closing member to the closed position starts after said observation has taken place. Since most animals and at least pigs are the thickest approximately in the middle of their length, the closing of the entrance opening will start as soon as the animal has passed at most half past the entrance closing member.

Hierbij wordt overigens opgemerkt dat het tijdens passage van een dier niet noodzakelijk is dat de maximale stand daadwerkelijk wordt bereikt.It is noted here that during the passage of an animal it is not necessary that the maximum position is actually achieved.

Doordat met het sluiten van het ingangsafsluitorgaan nog tijdens passage 15 van het dier wordt gestart, krijgt men de situatie dat het ingangsafsluitorgaan nauw zal aansluiten tegen het desbetreffend dier en deze als het ware voortduwt in het voerstation zonder daarbij de gelegenheid te bieden aan andere dieren om ook het voerstation binnen te treden. Alhoewel het binnen het kader van de uitvinding denkbaar is dat 20 het ingangsafsluitorgaan pas een ontvangststand aanneemt nadat terBecause the closing of the entrance closing member is still started during passage of the animal, one gets the situation that the entrance closing member will close closely to the relevant animal and, as it were, pushes it into the feeding station without thereby offering the opportunity to other animals to also to enter the feeding station. Although it is conceivable within the scope of the invention that the input closing member only assumes a receiving position after ter

plaatse op op zich bekende wijze is vastgesteld dat het dier geautoriseerd is om voer te nuttigen, is het voordeliger indien het Iit has been established in a manner known per se that the animal is authorized to consume feed, it is more advantageous if the I

ingangsafsluitorgaan altijd een ontvangststand aanneemt zolang er geen dier zich binnen het voerstation bevindt dan wel een ontvangststand 25 aanneemt als een dier langer dan een bepaalde tijdsduur in het voerstation verblijft. Bij de houder in het voerstation wordt dan pas vastgesteld of en zo ja hoeveel voer voor het desbetreffende dier vrij mag worden gegeven. Uit de praktijk blijkt dat een dier dat bij de houder in het voerstation geen voer aantreft, het voerstation snel weer zal 30 verlaten zodat het voerstation weer beschikbaar is voor een volgend dier.input closure member always assumes a receiving position as long as no animal is within the feeding station or assumes a receiving position if an animal stays in the feeding station for longer than a certain period of time. It is only then determined at the holder in the feeding station whether and, if so, how much feed may be released for the relevant animal. Practice shows that an animal that does not find any feed at the container in the feeding station will quickly leave the feeding station again so that the feeding station is available again for a next animal.

Bij voorkeur is het ingangsafsluitorgaan zwenkbaar om een 1021663 I zwenkas. Met nadruk wordt hierbij opgemerkt dat deze zwenkas zowel I verticaal georiënteerd kan zijn als horizontaal. In het laatste geval I passeert het dier de ingangsopening onder de zwenkas door.The input closing member is preferably pivotable about a 1021663 I pivot axis. It is hereby emphasized that this pivot axis can be both vertically oriented and horizontal. In the latter case I, the animal passes through the entrance opening under the pivot axis.

Om het dier niet nodeloos te belasten door het contact met I 5 het ingangsafsluitorgaan is deze bij voorkeur aan het uiteinde aan de I zijde bestemd voor aandrukking door het dier voorzien van ten minste één I rol eerbaar rolorgaan.In order not to unnecessarily burden the animal by contact with the entrance closing member, it is preferably at the end on the side intended for pressing by the animal provided with at least one roll of acceptable roll member.

I Bij voorkeur omvatten de ingangsbedieningsmiddelen een I pneumatische cilinder waarvan een zuigerstang is verbonden met het I 10 ingangsafsluitorgaan voor het verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan I tussen de gesloten stand en de ontvangststand.The input operating means preferably comprise a pneumatic cylinder, a piston rod of which is connected to the input closing member for moving the input closing member between the closed position and the receiving position.

I De zuigerstang van een dergelijke pneumatische cilinder kan I bij voorkeur een eerste uiterste stand en een tweede uiterste stand I aannemen waarbij het ingangsafsluitorgaan in de eerste uiterste stand van I 15 de zuigerstang de gesloten stand aanneemt en in de tweede uiterste stand I van de zuigerstang de ontvangststand, de maximale stand en een tussen de I ontvangststand en de maximale stand gelegen stand kan aannemen. Bij I voorkeur is hiertoe de pneumatische cilinder dubbel werkend en heeft aan I één zijde een uitstekende zuigerstang. Alternatief is het bijvoorbeeld 20 ook mogelijk dat de pneumatische cilinder enkel werkend is en onder I invloed van veerwerking geneigd is een van beide uiterste standen aan te I nemen.The piston rod of such a pneumatic cylinder can preferably assume a first extreme position and a second extreme position I in which the input closing member in the first extreme position of the piston rod adopts the closed position and in the second extreme position I of the piston rod the receiving position, the maximum position and a position situated between the I receiving position and the maximum position. For this purpose the pneumatic cylinder is preferably double acting and has a protruding piston rod on one side. Alternatively, it is also possible, for example, for the pneumatic cylinder to be single-acting and to be inclined to assume one of the two extreme positions under the influence of spring action.

Een uitermate voordelige uitvoeringsvorm wordt verkregen I indien het ingangsafsluitorgaan een eerste ingangsafsluitorgaandeel en I 25 een tweede ingangsafsluitorgaandeel omvat die ten opzichte van elkaar I verplaatsbaar zijn waarbij in de tweede uiterste stand van de zuigerstang I in een eerste uiterste onderlinge stand van het eerste I ingangsafsluitorgaandeel en het tweede ingangsafsluitorgaandeel het I ingangsafsluitorgaan de ontvangststand aanneemt en in een tweede uiterste I 30 onderlinge stand van het eerste ingangsafsluitorgaandeel en het tweede I ingangsafsluitorgaandeel het ingangsafsluitorgaan de maximale stand I .An extremely advantageous embodiment is obtained if the input shut-off member comprises a first input shut-off member part and a second input shut-off member part which are movable relative to each other, wherein in the second extreme position of the piston rod I in a first extreme mutual position of the first I input shut-off member part and the second input valve member portion the I input valve member assumes the receiving position and in a second extreme mutual position of the first input valve member portion and the second I input valve member portion the input valve member reaches the maximum position I.

5 aanneemt. Aldus wordt een zeer geschikte twee-traps bediening van het ingangsafsluitorgaan verkregen waarbij tijdens de eerste trap het ingangsafsluitorgaan zich verplaatst vanwege de werkzaamheid van de pneumatische cilinder en tijdens de tweede trap het ingangsafsluitorgaan 5 verder wordt verplaatst in de richting van hun maximale stand onder invloed van het aandrukken van een dier tegen het ingangsafsluitorgaan.5. A very suitable two-stage operation of the input shut-off member is thus obtained, wherein during the first stage the input shut-off member moves due to the effectiveness of the pneumatic cylinder and during the second stage the input shut-off member 5 is further moved in the direction of their maximum position under the influence of pressing an animal against the entrance closing member.

Bij voorkeur omvatten de ingangsbedieningsmiddelen veermiddelen, tegen de werking van welke veermiddelen in de ingangsafsluitorgaandelen verplaatsbaar zijn van de eerste uiterste 10 onderlinge stand naar, oftewel in de richting van, de tweede uiterste onderlinge stand. De veermiddelen verzachten de druk die door het ingangsafsluitorgaan wordt uitgeoefend tegen het dier en maken het, bij geschikte veerkarakteristiek, mogelijk voor het dier om het ingangsafsluitorgaan te verplaatsen van de ontvangststand in de richting 15 van de maximale stand.The input operating means preferably comprise spring means, against the action of which spring means are displaceable in the input valve member parts from the first extreme mutual position to, or in the direction of, the second extreme mutual position. The spring means soften the pressure exerted against the animal by the entrance closing member and, with suitable spring characteristics, make it possible for the animal to move the entrance closing member from the receiving position towards the maximum position.

Uit oogpunt van constructieve eenvoud geniet het de voorkeur indien in de eerste uiterste onderlinge stand het eerste ingangsafsluitorgaandeel aanligt tegen een aanslagdeel van het tweede ingangsafsluitorgaandeel.From the viewpoint of constructional simplicity, it is preferable if in the first extreme mutual position the first input valve member part bears against a stop part of the second input valve member part.

20 Bij verdere voorkeur heeft een sluitkracht die aangrijpt op het ingangsafsluitorgaan voor het verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan naar de gesloten stand een werklijn die tijdens tenminste een deel van deze verplaatsing in hoofdzaak loodrecht op de ingangsopening is georiënteerd. Deze configuratie is met name van 25 voordeel indien het ingangsafsluitorgaan zwenkbaar is om een zwenkas waarbij logischerwijs naarmate het ingangsafsluitorgaan verder open staat, het ingangsafsluitorgaan loodrechter op de ingangsopening is georiënteerd en dus evenwijdiger aan genoemde werklijn waardoor bij aanvang van het sluiten vanaf een situatie waarbij het 30 ingangsafsluitorgaan zich in hoofdzaak loodrecht op de ingangsopening uitstrekt de sluitkrachten in aanvang gering zijn, maar toenemen naarmate 1021663 I het ingangsafsluitorgaan zich verder sluit. Hierdoor kunnen de krachten die uitgeoefend worden op het dier zo beperkt mogelijk worden gehouden.Preferably, a closing force which engages the entrance closing member for moving the entrance closing member to the closed position has a working line which is oriented substantially perpendicular to the entrance opening during at least a part of this movement. This configuration is advantageous in particular if the input shut-off member is pivotable about a pivot axis where, as the input shut-off member is further open, the input shut-off member is oriented perpendicularly to the input opening and thus more parallel to said working line, so that at the start of closing from a situation where The input closing member extends substantially perpendicularly to the entrance opening, the closing forces initially being small, but increasing as the input closing member closes further. As a result, the forces exerted on the animal can be kept as limited as possible.

Eenzelfde voordeel is van toepassing indien een sluitkracht die aangrijpt op het ingangsafsluitorgaan voor het verplaatsen van het 5 ingangsafsluitorgaan naar de gesloten stand een werklijn heeft die zich tijdens tenminste een deel van deze verplaatsing op een afstand gelegen I tussen 5 cm en 40 cm van de zwenkas bevindt.The same advantage applies if a closing force which engages the entrance closing member for moving the entrance closing member to the closed position has a working line which is at a distance between 5 cm and 40 cm of the pivot axis during at least a part of this movement is located.

I De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor I het bedrijven van een voerstation voor dieren omvattende I 10 - het verplaatsen van een ingangsafsluitorgaan behorend bij I een ingangsopening van het voerstation van een gesloten I stand naar een ontvangststand, I - het door een dier verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan I van de ontvangststand naar een maximale stand, I 15 - het geautomatiseerd waarnemen van de verplaatsing van het I ingangsafsluitorgaan van de ontvangststand naar de maximale I stand, en H - het, in reactie op de waarneming, verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan naar de gesloten stand.The invention furthermore relates to a method for operating an animal feeding station comprising: - moving an entrance closing member associated with an entrance opening of the feeding station from a closed position to a receiving position, moving the input shut-off device I from the receiving position to a maximum position, I - automatically detecting the movement of the I input shut-off element from the receiving position to the maximum I position, and H - moving the input closing device in response to the observation to the closed position.

I 20 De voordelen die een dergelijke werkwijze biedt, zijn I bovenstaand reeds toegelicht aan de hand van de beschrijving van het I voerstation volgens de uitvinding.The advantages offered by such a method have already been explained above with reference to the description of the feeding station according to the invention.

I Het verplaatsen van het ingangsafsluitorgaan van de gesloten stand naar de ontvangststand vindt bij voorkeur plaats in I 25 reactie op het verlaten door een dier van het voerstation. De uitvinding I onderkent hierbij dat het geen bezwaar is dat dieren die niet gerechtigd I zijn volgens een voerschema om voer te verkrijgen desondanks tijdelijk I het voerstation bezet houden. Positieve keerzijde hiervan is namelijk dat het aanleren van de dieren van de wijze waarop de ingangsopening kan I 30 worden geopend en dus hoe zij toegang kunnen krijgen tot het voer wordt I vergemakkelijkt. Daarnaast kan het verplaatsen van het I . .. - . Λ Λ Λ ·«» , t 7 ingangsafsluitorgaan van de gesloten stand naar de ontvangststand plaatsvinden op basis van de waarneming dat een dier zich langer dan een bepaalde maximale toegestane tijdsduur in het voerstation bevindt.Moving the entrance closing member from the closed position to the receiving position preferably takes place in response to an animal leaving the feeding station. The invention herein recognizes that it is not a drawback that animals that are not entitled I according to a feeding schedule to obtain feed nevertheless temporarily occupy the feeding station. This is because the positive downside of this is that it is easier for the animals to be taught how to open the entrance opening and thus how they can gain access to the feed. In addition, moving the I. .. -. 7 input closing means from the closed position to the receiving position take place on the basis of the observation that an animal is in the feeding station for longer than a certain maximum permitted duration.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van 5 de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. Hierbij wordt verwezen naar de navolgende figuren:The invention will be further elucidated on the basis of the description of a preferred embodiment of the invention. Reference is made to the following figures:

Figuur 1 toont een varkensstal met een voerstation volgens de uitvinding.Figure 1 shows a pigsty with a feeding station according to the invention.

De figuren 2 tot en met 7 tonen in schematisch 10 bovenaanzicht achtereenvolgende situaties tijdens het binnentreden van een varken in het voerstation.Figures 2 to 7 show diagrammatically a plan view of successive situations during the entry of a pig into the feeding station.

De figuren 8, 9, 10 tonen in perspectivisch aanzicht respectievelijk de toestand volgens de figuren 2, 4 en 5.Figures 8, 9, 10 show a perspective view and the situation according to Figures 2, 4 and 5, respectively.

Figuur 1 toont het inwendige van een varkensstal 1 met 15 daarin varkens 2 en een voerstation 3. De varkens 2 hebben voldoende ruimte om binnen stal 1 vrij rond te lopen. De functie van een voerstation 3 is erin gelegen ieder individueel varken 2 van een optimale hoeveelheid voer te voorzien. Ieder varken 2 is voorzien van een transponder. Deze transponder zendt signalen uit omtrent de identiteit 20 van het desbetreffende varken 2. Middels een antenne is het besturingssysteem van voerstation 3 in staat om vast te stellen welk varken 2 zich binnen het voerstation 3 bevindt. Deze identiteitsgegevens worden gekoppeld aan een optimaal voedingsschema voor het desbetreffend varken 2 dat is opgeslagen in een gegevensbestand van het 25 besturingssysteem. Indien blijkt dat het desbetreffend varken 2 volgens het voedingsschema een bepaalde hoeveelheid voer tot zich mag nemen, wordt deze bepaalde hoeveelheid voer dat via toevoerlijn 8 en trechter 6 wordt toegevoerd aan een doseereenheid 7, door deze doseereenheid 7 gedoseerd en vrijgelaten in een sluitbare trog 9 die zich onder 30 doseereenheid 7 bevindt.Figure 1 shows the interior of a pig shed 1 with pigs 2 therein and a feeding station 3. The pigs 2 have sufficient space to roam freely within the shed 1. The function of a feeding station 3 is to provide each individual pig 2 with an optimum amount of feed. Every pig 2 is provided with a transponder. This transponder transmits signals about the identity of the relevant pig 2. Through an antenna, the control system of feeding station 3 is able to determine which pig 2 is within the feeding station 3. This identity data is linked to an optimum feeding schedule for the relevant pig 2 that is stored in a data file of the operating system. If it appears that the pig 2 in question is allowed to take a certain amount of feed according to the feeding schedule, this certain amount of feed that is supplied via feed line 8 and funnel 6 to a dosing unit 7, is dosed by this dosing unit 7 and released into a closable trough 9 which is located below dosage unit 7.

Het voerstation 3 wordt in hoofdzaak gevormd door een 1021663 * H doorloopgang 30 met een ingang 4 en een uitgang 5. De lange zijden van de doorloopgang 30 worden afgesloten door een hekwerk of dergelijke danwel door trog 9 die zich naast de uitgang 5 bevindt.The feeding station 3 is essentially formed by a 1021663 * H pass-through 30 with an entrance 4 and an exit 5. The long sides of the pass-through 30 are closed off by a fence or the like or by trough 9 located next to the exit 5.

I Onder verdere verwijzing naar met name de figuren 2 en 8 is 5 de ingang 4 respectievelijk de uitgang 5 afsluitbaar middels I respectievelijk afsluitorganen 10 en 11. Afsluitorgaan 11 is eenvoudig van uitvoering en wordt gevormd door een om verticale zwenkas 12 naar buiten zwenkbaar poortje dat onder invloed van veerspanning de neiging zal hebben om de dichte stand volgens bijvoorbeeld figuur 2 aan te nemen.With further reference to, in particular, Figures 2 and 8, the entrance 4 and the exit 5, respectively, can be closed by means of I and closing members 10 and 11, respectively. Closing member 11 is simple in form and is formed by a gate pivotable outwards about vertical pivot axis 12 which under the influence of spring tension, it will tend to assume the closed position according to, for example, Figure 2.

10 Afsluitorgaan 10 is enigszins complexer van opbouw en omvat een om verticale zwenkas 13 roteerbare poort 20 die in bovenaanzicht een enigszins gekromde vorm heeft. Aan de bovenzijde van deze poort 20 is star een beugel 21 bevestigd. Beugel 21 is gevormd door een aantal aan I elkaar gelaste stripdelen. Daarnaast omvat afsluitorgaan 10 een I 15 koppelstuk 22 dat in hoofdzaak bestaat uit twee zich in het horizontale vlak uitstrekkende, loodrecht op elkaar georiënteerde strippen en een I verticaal georiënteerde strip, welke laatste strip onder andere de functie vervult van aanslag 23. De twee eerstgenoemde horizontale I stripdelen zijn zwenkbaar om zwenkassen 14 en 27 verbonden met I 20 respectievelijk het uiteinde van zuigerstang 19 en met beugel 21. Tussen beugel 21 en koppelstuk 22 is een trekveer 25 werkzaam waarvan de uiteinden aangrijpen om pen 24 van beugel 21 en oog 31 in aanslag 23.Closing member 10 is somewhat more complex in structure and comprises a port 20 rotatable about vertical pivot axis 13 which has a slightly curved shape in top view. A bracket 21 is rigidly attached to the top of this port 20. Bracket 21 is formed by a number of strip parts welded to each other. In addition, closing member 10 comprises a coupling piece 22 which essentially consists of two strips extending perpendicularly to each other in the horizontal plane and a vertically oriented strip, the latter strip inter alia fulfilling the function of stop 23. The two first-mentioned horizontal Strip parts are pivotally connected about pivot axes 14 and 27 to respectively the end of piston rod 19 and to bracket 21. A tension spring 25 is active between bracket 21 and coupling piece 22, the ends of which engage around pin 24 of bracket 21 and eye 31 in abutment. 23.

Onder invloed van trekveer 25 zal beugel 21 geneigd zijn aan te slaan tegen aanslag 31 van koppelstuk 22 zoals weergegeven in figuur 8.Under the influence of tension spring 25, bracket 21 will be inclined to abut against stop 31 of coupling piece 22 as shown in figure 8.

25 Zuigerstang 19 maakt deel uit van dubbel werkende pneumatische cilinder 15 waarop twee pneumatische leidingen 16, 17 aansluiten. Het pneumatisch bekrachtigen van pneumatische leiding 16 leidt ertoe dat zuigerstang 19 een uitgeschoven uiterste stand aanneemt, zoals bijvoorbeeld weergegeven in de figuren 2 en 8. Bekrachtiging van 30 pneumatische leiding 17 leidt ertoe dat de zuigerstang 19 een ingeschoven uiterste stand inneemt, zoals weergegeven in figuur 6.Piston rod 19 forms part of double-acting pneumatic cylinder 15 to which two pneumatic lines 16, 17 connect. Pneumatically energizing pneumatic conduit 16 causes piston rod 19 to assume an extended extreme position, as shown, for example, in FIGS. 2 and 8. Energizing pneumatic conduit 17 causes piston rod 19 to assume a retracted extreme position, as shown in FIG. 6.

9 . »9. »

Aan de buitenzijde van poort 20 bevindt zich nabij het van zwenkas 13 afgekeerde uiteinde van poort 20 een elektro-magnetische sensor 26 die in staat is het onder deze sensor 26 passeren van een magneet 32 bovenop poort 20 waar te nemen. Aangezien in figuur 8 5 zuigerstang 19 reeds een uiterste uitgeschoven stand aanneemt, kan poort 20 nog slechts verder om zwenkas 13 zwenken (waarbij magneet 32 onderlangs sensor 26 passeert) door rotatie van beugel 21 ten opzichte van koppelstuk 22 om zwenkas 27. Bij een dergelijke rotatie komt beugel 21 los van aanslag 23 en wordt trekveer 25 (verder) op trek 10 belast. Zoals navolgend nog duidelijk zal worden, wordt de hiervoor benodigde kracht geleverd door een varken 2 dat het voerstation 3 binnentreedt en hierbij aandrukt tegen rol 33 waarvan poort 20 aan zijn tegenover zwenkas 13 gelegen zijde is voorzien. Luchtcilinder 15 is op zijn beurt weer zwenkbaar om verticale zwenkas 18. Door geschikte 15 bediening van pneumatische cilinder 15 kan afsluitorgaan 10 of meer specifiek poort 20 in een open stand (figuur 2) en een gesloten stand (figuur 6) worden gebracht. De genoemde open stand is echter onvoldoende groot om een varken 2 toe te staan via ingang 4 in de doorloopgang 30 van voerstation 3 te komen. Om de invloed van het zijwaarts aandrukken tegen 20 rol 33 door het varken 2 is het wel mogelijk om een voldoende grote opening hiervoor te creëren. Boven rol 33 bevindt zich een stalen stripdeel 29 dat bestemd is voor aanslag tegen rubberen stootdop 28 in gesloten toestand van poort 20.On the outside of gate 20, near the end of gate 20 remote from pivot axis 13, there is an electromagnetic sensor 26 which is capable of detecting the passing of a magnet 32 on top of gate 20 under this sensor 26. Since in Figure 8 piston rod 19 already assumes an extreme extended position, port 20 can only pivot further about pivot axis 13 (wherein magnet 32 passes sensor sensor 26 alongside) by rotation of bracket 21 relative to coupling piece 22 about pivot axis 27. With such a rotation, bracket 21 is released from stop 23 and tension spring 25 is (further) loaded on tension 10. As will become clear below, the force required for this is supplied by a pig 2 which enters the feeding station 3 and thereby presses against roller 33 of which port 20 is provided on its side opposite pivot axis 13. Air cylinder 15 is in turn pivotable about vertical pivot axis 18. By suitable actuation of pneumatic cylinder 15, closing member 10 or more specifically port 20 can be brought into an open position (Figure 2) and a closed position (Figure 6). The said open position, however, is not large enough to allow a pig 2 to enter via entrance 4 into the passage 30 of feeding station 3. Because of the influence of the lateral pressing against roller 33 by the pig 2, it is possible to create a sufficiently large opening for this. Above the roller 33 is a steel strip part 29 which is intended for abutment against the rubber bump cap 28 in the closed condition of the port 20.

Aan de hand van een beschrijving van de figuren 2 t/m 7, 25 alsmede van de figuren 8 t/m 10 wordt navolgend de werking van voerstation 3 en meer specifiek van het afsluitorgaan 10 ervan beschreven. Figuur 2 geeft een startsituatie weer waarbij zuigerstang 19 zich in de uitgeschoven uiterste stand bevindt, terwijl beugel 21 aanligt tegen aanslag 23 van koppelstuk 22. Deze stand wordt aangeduid met de 30 ontvangststand. De opening die hierbij voor het varken 2 wordt geboden is te klein om vrijelijk door loopgang 30 van voerstation 3 voerstation 3 1021663 I volledig binnen te kunnen treden.On the basis of a description of Figs. 2 to 7, as well as of Figs. 8 to 10, the operation of feeding station 3 and more specifically of its closing member 10 is described below. Figure 2 shows a starting situation in which piston rod 19 is in the extended extreme position, while bracket 21 rests against stop 23 of coupling piece 22. This position is indicated by the receiving position. The opening which is hereby offered for the pig 2 is too small to be able to freely enter completely through the passage 30 of feeding station 3 feeding station 3 1021663 I.

I Zodra varken 2 zich verder verplaatst (figuur 3) zal I varken 2 poort 20 verder openen door zwenking om zwenkas 13 door poort 20 I via rol 33 naar buiten te drukken. Tijdens deze verdere zwenking zwenken I 5 beugel 21 en koppelstuk 22 ten opzichte van elkaar om zwenkas 27 waarbij I beugel 21 los komt van aanslag 23. Tijdens het naar buiten drukken van I poort 20 zal tevens een beperkte zwenking van pneumatische cilinder 15 om I zwenkas 18 plaatsvinden. Tijdens het vanuit de ontvangststand verder openen van poort 20 passeert magneet 32 de elektro-magnetische sensor 26.As soon as pig 2 moves further (figure 3), pig 2 will further open gate 20 by pivoting about pivot axis 13 through gate 20 through roller 33 to the outside. During this further pivot, the bracket 21 and the coupling piece 22 pivot relative to each other about pivot axis 27, whereby the bracket 21 is released from the stop 23. During the pushing out of I port 20, a limited pivotal movement of pneumatic cylinder 15 will also pivot about the pivot axis 18 take place. During the further opening of gate 20 from the receiving position, magnet 32 passes the electromagnetic sensor 26.

10 Sensor 26 geeft in reactie hierop een signaal af aan het I besturingssysteem dat in reactie hierop ervoor zorgdraagt dat I pneumatische leiding 17 wordt bekrachtigd terwijl pneumatische leiding 16 I drukloos wordt gemaakt. Hierdoor streeft pneumatische cilinder 15 ernaar I dat zuigerstang 19 een uiterste ingetrokken stand aanneemt. Tijdens het I 15 intrekken van zuigerstang 19 zal in eerste instantie trekveer 25 verder I worden uitgerekt terwijl bovendien vanwege krachten- en momentenevenwicht I rol 33 met meer kracht tegen varken 2 zal gaan duwen. Aangezien echter zuigerstang 19 zich relatief dicht langs zwenkas 13 uitstrekt (op een I afstand van circa 20 cm) zal deze kracht die wordt uitgeoefend op varken 20 2 beperkt kunnen blijven en geen schadelijke gevolgen voor varken 2 I teweeg brengen.Sensor 26 supplies a signal to the control system in response thereto, which in response ensures that pneumatic line 17 is energized while pneumatic line 16 is made pressureless. As a result, pneumatic cylinder 15 strives for piston rod 19 to assume an extremely retracted position. During the withdrawal of piston rod 19, tension spring 25 will in the first instance be further stretched, while moreover due to force and moment equilibrium I roller 33 will push against pig 2 with more force. However, since piston rod 19 extends relatively close to pivot axis 13 (at a distance of approximately 20 cm), this force which is exerted on pig 20 will be limited and will not cause any harmful consequences for pig 2.

I In figuur 4 is zichtbaar dat varken 2 rol 33 van poort 20 vrijwel volledig is gepasseerd. Voor zover het intrekken van I zuigerstang 19 heeft plaatsgevonden, wordt dit kinematisch gezien 25 uitsluitend gecompenseerd door zwenking van koppelstuk 22 zowel om zwenkas 14 als om zwenkas 27 waarbij veer 25 een maximale uitgerekte stand heeft aangenomen aangezien zwenkassen 14 en 27 zich in lijn I bevinden met zuigerstang 19. Rol 33 zal derhalve met toenemende kracht aandrukken tegen de zijkant van varken 2.Figure 4 shows that pig 2 has passed roller 33 from port 20 almost completely. Insofar as the retraction of piston rod 19 has taken place, this is kinematically only compensated by pivoting of coupling piece 22 both about pivot axis 14 and about pivot axis 27 wherein spring 25 has assumed a maximum elongated position since pivot axes 14 and 27 are in line I with piston rod 19. Roll 33 will therefore press against the side of pig 2 with increasing force.

I 30 Bij verder voortbewegen van varken 2 zal rol 33 blijven I aandrukken tegen het varken 2 en zodra varken 2 rollen 33 (vrijwel) 11 volledig passeert, aangrijpen om de billen van varken 2 waartoe binnenwaartse zwenking van poort 20 om zwenkas 13 plaatsvindt. Afhankelijk van de kracht waarmee pneumatische cilinder 15 zuigerstang 19 intrekt en van de veerkarakteristiek van trekveer 25 zal tijdens deze 5 binnenwaartse zwenking beugel 21 direct weer gaan aanliggen tegen aanslag 23 van koppelstukken 22 (figuur 5) danwel hier in eerste instantie nog los van blijven (figuur 10). Naarmate poort 20 verder naar binnen zwenkt, zal de kracht die rol 33 uitoefent op varken 2 ook in toenemende mate een component in de verplaatsingsrichting van varken 2 10 krijgen, waardoor deze als het ware wordt voortgeduwd in de doorloopgang 30 naar trog 9 toe.Upon further advancement of pig 2 roll 33 will continue to press against pig 2 and as soon as pig 2 rolls 33 (almost) completely, engage around the buttocks of pig 2 for which inward pivoting of port 20 about pivot axis 13 takes place. Depending on the force with which pneumatic cylinder 15 retracts piston rod 19 and on the spring characteristic of tension spring 25, during this inward pivot, bracket 21 will again immediately abut against stop 23 of coupling pieces 22 (Figure 5) or will initially remain separate from this ( Figure 10). As gate 20 pivots further inwards, the force exerted by roller 33 on pig 2 will also increasingly receive a component in the direction of movement of pig 2, whereby it is pushed, as it were, in the passage 30 towards trough 9.

Zodra varken 2 met zijn kop trog 9 heeft bereikt, is varken 2 volledig vrij van poort 20 (figuur 6) welke gesloten is. Hierbij slaat strip 29 aan tegen stootdop 28. Bij trog 9 stelt het 15 besturingssysteem vast welk varken 2 zich aldaar bevindt en op basis daarvan wordt eventueel een geschikte hoeveelheid voer beschikbaar gemaakt door doseereenheid 7 voor het varken 2.As soon as pig 2 with its head has reached trough 9, pig 2 is completely free of gate 20 (Figure 6) which is closed. The strip 29 hereby bears against the stopper 28. At trough 9, the control system determines which pig 2 is located there and, on the basis thereof, a suitable amount of feed is possibly made available by dosing unit 7 for the pig 2.

Zodra varken 2 althans een deel van het voer tot zich heeft genomen of heeft vastgesteld dat het geen voer krijgt, zal varken 2 het 20 voerstation 3 verlaten door afsluitorgaan 11 open te duwen (figuur 7) om zwenkas 12. Onder invloed van veerdruk zal afsluitorgaan 11 zich weer sluiten zodra varken 2 de uitgang volledig heeft gepasseerd. Het openen en/of sluiten van afsluitorgaan 11 wordt middels geschikte sensoriek waargenomen en doorgegeven aan het besturingssysteem dat in reactie 25 hierop pneumatische leiding 16 bekrachtigt en pneumatische leiding 17 drukloos maakt, waardoor zuigerstang 19 gedwongen wordt naar zijn uitgeschoven uiterste stand en poort 20 weer de stand volgens figuur 2 aanneemt. Deze stand kan ook worden aangenomen voordat varken 2 voerstation 3 heeft verlaten maar daar al langer dan "toegestaan" door 30 het besturingssysteem verblijft. Gelijktijdig zal ook de trog 9 worden gesloten.As soon as pig 2 has consumed at least a part of the feed or has determined that it will not receive any feed, pig 2 will leave the feeding station 3 by pushing shut-off member 11 (figure 7) about pivot axis 12. Under the influence of spring pressure, shut-off member will 11 close again as soon as pig 2 has completely passed the exit. The opening and / or closing of closing member 11 is sensed by appropriate sensing and transmitted to the control system which in response 25 actuates pneumatic line 16 and makes pneumatic line 17 pressureless, whereby piston rod 19 is forced to its extended extreme position and port 20 again position according to Figure 2. This position can also be assumed before pig 2 has left feed station 3 but has been staying there longer than "allowed" by the control system. The trough 9 will also be closed at the same time.

1021663 I Met nadruk wordt opgemerkt dat binnen het kader van de I onderhavige uitvinding ook andere alternatieve uitvoeringsvormen van een voerstation 3 volgens de uitvinding mogelijk zijn. Ter illustratie wordt erop gewezen dat bijvoorbeeld zwenkas 13 ook horizontaal georiënteerd kan 5 zijn waarbij poort 20 zich boven het varken 2 in de ontvangststand uitstrekt, echter dusdanig dat een verder naar boven openzwenken van de M poort door de rug van het varken 2 het mogelijk maakt dat varken 2 de poort volledig passeert.1021663 It is emphatically noted that other alternative embodiments of a feeding station 3 according to the invention are also possible within the scope of the present invention. By way of illustration, it is pointed out that, for example, pivot axis 13 can also be horizontally oriented, with port 20 extending above pig 2 in the receiving position, however, such that a further upward swinging of the M gate through the back of pig 2 makes it possible that pig 2 completely passes through the gate.

Claims

1. Feeding station for animals comprising a feed space containing a holder for feed for an animal therein, which feed space is accessible to the animal via an entrance opening and can be left by the animal via an exit opening, wherein the entry opening and the exit opening can be closed respectively by input-control means and output-closing means, the input-control means comprising an input-closing member displaceable between a closed position and a receiving position, characterized in that the input-closing member in the receiving position offers insufficient space for the animal to completely pass through the input opening and the input-closing member by pressing through an animal is movable from the receiving position to a maximum position for creating sufficient space for the animal to completely pass the entrance opening and the entrance control means comprise an entrance sensor for detecting the displacement of the entrance closure This device moves from the receiving position to the maximum position for moving the input closing member to the closed position in response to this observation.

2. Feeding station according to claim 1, characterized in that the input closing member is pivotable about a pivot axis.

3. Feeding station as claimed in claim 1 or 2, characterized in that the entrance closing member comprises at least one rotatable rolling member at the end on the side intended for pressing by the animal.

4. Feeding station as claimed in claim 1, 2 or 3, characterized in that the input operating means comprise a pneumatic cylinder of which a piston rod is connected to the input closing member for moving the input closing member between the closed position and the receiving position.

5. Feeding station as claimed in claim 4, characterized in that the piston rod can assume a first extreme position and a second extreme position, wherein the input closing member assumes the closed position in the first extreme position of the piston rod and in the second extreme position position I of the piston rod can assume the receiving position, the maximum position and a position located between the receiving position and the maximum position.

6. Feeding station as claimed in claim 5, characterized in that the I input closing member comprises a first input valve member part and a second I input valve member part which are displaceable relative to each other, wherein in the second extreme position of the piston rod in a first extreme mutual position of the first input valve member part and the second input valve member part the input closing member assumes the receiving position and in a second extreme mutual position of the first input valve member part and the second input closing member part the input closing member assumes the maximum position. I 15

7. Feeding station as claimed in claim 6, characterized in that the I input operating means comprise spring means, against the action of which spring means are displaceable in the input valve member parts from the first extreme mutual position to the second extreme mutual position. I 20

8. Feeding station as claimed in claim 6 or 7, characterized in that, in the first extreme mutual position, the first input valve member part abuts against a stop part of the second I input valve member.

9. Feeding station as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that a closing force which engages the input closing member for moving the input closing member I to the closed position has a working line which during at least part I of this displacement is oriented to the entrance opening. I 30

Feeding station according to one of Claims 2 to 9, characterized in that a closing force which engages the input shut-off member for moving the input shut-off member to the closed position is a working line has at a distance between 5 cm and 40 cm of the pivot axis during at least a part of this displacement.

11. Method for operating a feeding station for animals comprising - moving an input closing member associated with an input opening of the feeding station from a closed position to a receiving position, 10. moving an input closing member from the receiving position to a maximum position by an animal automated detection of the movement of the input closure member from the receiving position to the maximum position, and, in response to the observation, moving the input closure member to the closed position.

12. Method as claimed in claim 11, characterized in that the moving of the entrance closing member from the closed position to the receiving position takes place in response to an animal leaving the feeding station. 1021663 "