NL1020575C2

NL1020575C2 - Locating device for underwater objects, contains absorbent part which expands upon contact with liquid and disconnects float from casing so that float rises to water surface

Info

Publication number: NL1020575C2
Application number: NL1020575A
Authority: NL
Inventors: Titus Anno Stoelinga; Michiel Woudstra
Original assignee: Robroeck Invest B V
Priority date: 2002-05-10
Filing date: 2002-05-10
Publication date: 2003-11-11

Abstract

The casing (2) has a means (3) for coupling the device (1) to the object being located. At least one float chamber (5) which is sealed tight can be connected under tension to the casing and is connected to the latter via at least one wire. At least one liquid absorbent part is designed to be positioned between a part of the casing and a part of the chamber when the latter is connected to the casing under tension. At least one inlet (8) is provided for supplying liquid to the absorbent part, so that the latter expands and disconnects the casing from the chamber. An Independent claim is also included for a method for locating an underwater object using this device, by letting the object and the device attached to it sink, allowing water to be sucked into the casing to come into contact with the absorbent part so that it expands and disconnects the casing from the float and allowing the float to rise to the surface in order to indicate the position of the lost object.

Description

Inrichting voor het lokaliseren van in een vloeistof aanwezige objecten en werkwijze voor toepassing van zo een met een object verbonden inrichtingDevice for locating objects present in a liquid and method for applying such a device connected to an object

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lokaliseren van in een 5 vloeistof aanwezige objecten. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor toepassing van zo een met een object verbonden inrichting.The invention relates to a device for locating objects present in a liquid. The invention also relates to a method for applying such a device connected to an object.

Met name in de watersport is het een bekend probleem om in het water gevallen voorwerpen weer terug te vinden, met name als het water relatief diep en/of relatief 10 troebel is. Door de relatief grote waterdiepte en/of troebelheid kunnen gezonken voorwerpen relatief lastig of geheel niet door een persoon, die zich doorgaans boven het wateroppervlak bevindt, worden waargenomen en worden gelokaliseerd. Ingeval de voorwerpen van waarde zijn voor een houder of eigenaar, zoals een sleutel(bos), een portemonnee, of een mobiele telefoon en met name de hierin opgenomen simkaart, is 15 het veelal van (groot) belang deze kostbare objecten te lokaliseren en terug te brengen bij de houder of eigenaar. In de stand van techniek zijn relatief grote drijvers (dobbers) bekend, welke aan het voorwerp kunnen worden bevestigd, waardoor de drijver tezamen met het voorwerp blijven drijven in het water. Aldus kan worden voorkomen dat het voorwerp zinkt en niet meer gelokaliseerd kan worden. De bekende drijvers 20 hebben een groot nadeel. Daar de dimensionering van de drijvers is gebaseerd op het gewicht van het met de drijver(s) gekoppeld voorwerp, zijn doorgaans relatief grote en weinig handzame, onpraktische drijvers benodigd voor het laten drijven van het voorwerp.In water sports in particular, it is a known problem to find objects fallen back into the water, in particular if the water is relatively deep and / or relatively cloudy. Due to the relatively large water depth and / or turbidity, sunken objects can be relatively difficult or not at all perceived and located by a person who is usually above the water surface. If the objects are of value to a holder or owner, such as a key (bunch), a wallet, or a mobile phone and in particular the SIM card included therein, it is often of (great) importance to locate these precious objects and return them. to the holder or owner. In the prior art, relatively large floats (floats) are known, which can be attached to the object, so that the float, together with the object, remains floating in the water. The object can thus be prevented from sinking and can no longer be located. The known floats 20 have a major disadvantage. Since the dimensioning of the floats is based on the weight of the object coupled to the floater (s), relatively large and poorly manageable, impractical floats are usually required to float the object.

25 De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een inrichting van het in aanhef genoemde type, waarmee een gezonken object - onafhankelijk van het gewicht - op een praktische wijze kan worden gelokaliseerd in een vloeistof.The invention has for its object to provide a device of the type mentioned in the preamble with which a sunken object - irrespective of the weight - can be localized in a liquid in a practical manner.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, 30 omvattende: een houder voorzien van koppelmiddelen voor koppeling van de inrichting aan het object, ten minste één onder voorspanning met de houder koppelbare ten minste in hoofdzaak mediumdichte drijfkamer, ten minste één draad welke is ingericht voor het onderling verbinden van de houder en de drijfkamer, ten minste één vloeistofabsorberend element ingericht voor positionering tussen een deel van de 1 Π 9 f' k 7 2 houder en een deel van de drijfkamer in een onder voorspanning met de houder verbonden toestand, en ten minste één toevoer voor toevoer van vloeistof aan het vloeistofabsorberend element, waarbij het vloeistofabsorberend element is ingericht om uit te zetten tijdens vloeistofopname, zodanig dat ontkoppeling van de houder en de 5 drijfkamer plaatsvindt. De ontkoppeling van de houder en de drijfkamer heeft als belangrijk voordeel dat het lokaliseren van het object - in tegenstelling tot de stand van techniek - niet is gebaseerd op drijfvermogen van de inrichting in relatie tot de massa van het object, maar dat objecten, ongeacht het formaat en gewicht, met behulp van de inrichting kunnen worden gelokaliseerd. Dientengevolge is een bijkomend voordeel dat 10 de drijfkamer die als drijver dient in relatief kleine dimensies en aldus op handzame wijze kan worden uitgevoerd. Derhalve is het mogelijk de inrichting permanent aan het object te koppelen zonder overlast te veroorzaken bij een drager van een samenstel van het object een de inrichting overeenkomstig de uitvinding.To this end, the invention provides a device of the type mentioned in the preamble, comprising: a holder provided with coupling means for coupling the device to the object, at least one floating chamber that can be coupled under bias to the holder, at least substantially medium-tight floating chamber, at least one wire which is arranged for interconnecting the holder and the floating chamber, at least one liquid-absorbing element arranged for positioning between a part of the holder and a part of the floating chamber in a bias connected to the holder state, and at least one supply for supplying liquid to the liquid-absorbing element, wherein the liquid-absorbing element is adapted to expand during liquid absorption, such that uncoupling of the container and the floating chamber takes place. The decoupling of the holder and the floating chamber has the important advantage that locating the object - in contrast to the state of the art - is not based on buoyancy of the device in relation to the mass of the object, but that objects, regardless of the size and weight, can be located using the device. As a result, an additional advantage is that the floating chamber serving as a float can be made in relatively small dimensions and thus in a handy manner. It is therefore possible to permanently couple the device to the object without causing a nuisance to a carrier of an assembly of the object and the device according to the invention.

15 De inrichting is bij voorkeur voorzien van ten minste één afvoer voor afvoer van het vloeistofabsorberend materiaal omgevend gas. Daar het vloeistofabsorberend element alvorens dit in de vloeistof wordt gebracht doorgaans is omgeven door een gasvormig medium, in het bijzonder atmosferische lucht, dient het gas verwijderd te worden om vloeistoftoevoer aan vloeistofabsorberend element mogelijk te maken, waarna absorptie 20 van vloeistof door het vloeistofabsorberend element kan optreden. De afvoer van gas kan worden gevormd door de toevoer voor vloeistof, doch bij voorkeur worden separate voorzieningen toegepast om belemmering van de mediumuitwisseling (gas-vloeistof) te voorkomen, of althans tegen te gaan. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van meerdere afvoeropeningen teneinde de mediumuitwisseling te 25 kunnen versnellen en optimaliseren. De afvoeropening wordt bij voorkeur gevormd door een in de houder aangebrachte afvoeropening. De afvoeropening is alsdan zodanig gepositioneerd dat afvoer van in de inrichting aanwezig gas op snelle en adequate wijze uit de inrichting kan worden verwijderd. Het is bij bijzondere constructies van de inrichting tevens denkbaar de afvoeropening aan te brengen in een van de drijfkamer 30 uitkragend element. De afvoerkanalen worden bij voorkeur gevormd door een in de houder aangebrachte labyrintconstructie. Het toepassen van een labyrintconstructie heeft als voordeel dat hoofdzakelijk slechts gastransport mogelijk is via de labyrintconstructie en vloeistoftransport via de labyrintconstructie kan worden voorkomen, althans ten minste in hoofdzaak worden tegengegaan. De 1c20575 ! 3 labyrintconstructie draagt aldus zorg voor een spatwaterdichte inrichting, zodat de vloeistof slechts in contact kan komen met het waterabsorberend element bij (volledige) onderdompeling van de inrichting in de vloeistof. In een bijzondere uitvoeringsvorm is de labyrintconstructie aangebracht in een van het object afgekeerd deel van de houder, 5 of ingeval van een bijzondere constructie in een van het object afgekeerd deel van de drijfkamer. Tijdens het zinken van het samenstel van de inrichting en het met de inrichting verbonden object, zal het object doorgaans de hoogste massa en het meest geringe drijfvermogen bezitten, waardoor het object aldus in een onderste positie ten opzichte van de inrichting is gepositioneerd. De bijzondere oriëntatie van de 10 labyrintconstructie in de houder leidt - door de voomoemde onderlinge oriëntatie van het object en inrichting tijdens het zinken in de vloeistof - tot een snelle en eenvoudige afvoer van rondom het vloeistofabsorberend element aanwezig gas.The device is preferably provided with at least one discharge for discharge of the gas surrounding the liquid-absorbing material. Since the liquid-absorbing element is generally surrounded by a gaseous medium, in particular atmospheric air, before it is introduced into the liquid, the gas must be removed in order to allow liquid supply to liquid-absorbing element, after which absorption of liquid by the liquid-absorbing element can be made. performance. The discharge of gas can be formed by the supply for liquid, but preferably separate provisions are applied to prevent or at least prevent interference with the medium exchange (gas-liquid). In a particularly preferred embodiment the device is provided with a plurality of discharge openings in order to be able to accelerate and optimize the medium exchange. The discharge opening is preferably formed by a discharge opening arranged in the holder. The discharge opening is then positioned such that discharge of gas present in the device can be removed from the device quickly and adequately. With special constructions of the device, it is also conceivable to arrange the discharge opening in an element protruding from the floating chamber 30. The discharge channels are preferably formed by a labyrinth construction arranged in the holder. The use of a labyrinth construction has the advantage that substantially only gas transport is possible via the labyrinth construction and liquid transport via the labyrinth construction can be prevented, or at least substantially prevented. The 1c20575! The labyrinth construction thus ensures a splash-proof device, so that the liquid can only come into contact with the water-absorbing element with (complete) immersion of the device in the liquid. In a special embodiment the labyrinth construction is arranged in a part of the holder remote from the object, or in the case of a special construction in a part of the floating chamber remote from the object. During the sinking of the assembly of the device and the object connected to the device, the object will generally have the highest mass and the lowest buoyancy, whereby the object is thus positioned in a lower position relative to the device. The special orientation of the labyrinth construction in the container leads - through the aforementioned mutual orientation of the object and device during the sinking into the liquid - to a quick and simple discharge of gas present around the liquid-absorbing element.

De toevoer wordt bij voorkeur gevormd door een in de houder aangebrachte 15 toevoeropening. De afvoeropening grenst alsdan eenzijdig aan de de inrichting omgevende vloeistof en aan grenst een overliggende zijde aan een het vloeistofabsorberend element bevattende ruimte, teneinde vloeistoftoevoer aan het vloeistofabsorberend element te kunnen optimaliseren. De toevoeropening is daarbij bij voorkeur aangebracht in een naar het object toegekeerd deel van de houder, teneinde de 20 vloeistoftoevoer te kunnen optimaliseren tijdens het zinken van de inrichting. Duidelijk dient te zijn dat indien de bijzondere oriëntatie van de toevoeropening wordt toegepast tezamen met de bijzondere oriëntatie van de afvoeropening de mediumuitwisseling doorgaans op optimale wijze kan geschieden. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van meerdere toevoerkanalen, teneinde de vloeistoftoevoer aan 25 het vloeistofabsorberend element te bespoedigen.The supply is preferably formed by a supply opening arranged in the holder. The discharge opening then borders on one side of the liquid surrounding the device and on an opposite side borders on a space containing the liquid-absorbing element, in order to be able to optimize liquid supply to the liquid-absorbing element. The supply opening is herein preferably arranged in a part of the container facing the object, in order to be able to optimize the liquid supply during the sinking of the device. It should be clear that if the special orientation of the supply opening is used together with the special orientation of the discharge opening, the medium exchange can generally take place in an optimum manner. In a particularly preferred embodiment the device is provided with a plurality of supply channels in order to speed up the liquid supply to the liquid-absorbing element.

Het vloeistofabsorberend element is bij voorkeur vervaardigd uit een sponsachtig materiaal. Het voordeel van een (samengeperst) sponsachtig materiaal is dat dit relatief snel en relatief veel vloeistof kan opzuigen (absorberen) onder relatief krachtige initiële 30 uitzetting van de spons. De initiële uitzetting van de samengeperste spons kan gepaard gaan met een van de spons afgekeerde belasting van enkele kilogrammen, hetgeen doorgaans voldoende is om te resulteren in een ontkoppeling van de houder en de drijfkamer.The liquid-absorbing element is preferably made from a sponge-like material. The advantage of a (compressed) sponge-like material is that it can absorb (absorb) relatively quickly and relatively much liquid under relatively powerful initial expansion of the sponge. The initial expansion of the compressed sponge can be accompanied by a load of several kilograms away from the sponge, which is usually sufficient to result in a disconnection of the holder and the floating chamber.

1 f\ 9 n y y y 1 41 f \ 9 n y y y 1 4

In een andere voorkeursuitvoering is de drijfkamer verbonden met een spoel voor het houden van ten minste een deel van de draad. De draad, of althans ten minste een deel daarvan, kan alsdan op geordende wijze om spoel worden gewikkeld waardoor knoopvorming en het op niet-vloeiende wijze uitstrekken van de draad na ontkoppeling 5 van de drijfkamer en de houder kunnen worden voorkomen. De lengte van de draad is bij voorkeur ten minste één meter, in het bijzonder ten minste zeven meter of ten minste twaalf meter. De draad dient in het bijzonder voldoende lang te zijn om ten minste de lengte van een vloeistofkolom, id est de vloeistofdiepte, te kunnen overbruggen.In another preferred embodiment, the floatation chamber is connected to a coil for holding at least a portion of the wire. The wire, or at least a part of it, can then be wound around the spool in an orderly manner, as a result of which knotting and the non-smooth extension of the wire after uncoupling of the floating chamber and the holder can be prevented. The length of the wire is preferably at least one meter, in particular at least seven meters or at least twelve meters. The wire must in particular be sufficiently long to be able to bridge at least the length of a liquid column, or the liquid depth.

10 De inrichting is in weer een andere voorkeursuitvoering voorzien van twee separate drijfkamers. Teneinde het (tijdelijk) verloren object te kunnen lokaliseren is ontkoppeling van de houder en de drijfkamer een vereiste. Indien de drijfkamer in de vloeistof onverhoopt niet ontkoppelt van de houder kan het object veelal niet worden gelokaliseerd. Door de inrichting te voorzien van een tweetal separate drijfkamers wordt 15 de kans dat een object niet gelokaliseerd kan worden tot een minimum beperkt, daar (doorgaans) immer ten minste één drijfkamer zich zal ontkoppelen van de houder, waardoor lokalisatie van het object (immer) kan plaatsvinden.In yet another preferred embodiment the device is provided with two separate floating chambers. In order to be able to locate the (temporarily) lost object, uncoupling of the holder and the floating chamber is required. If the floating chamber in the liquid does not unexpectedly disconnect from the container, the object cannot usually be located. By providing the device with two separate floating chambers, the chance that an object cannot be located is limited to a minimum, since (usually) at least one floating chamber will always disconnect from the holder, whereby localization of the object (always) can take place.

De drijfkamer is bij voorkeur vervaardigd uit een luminescent of fluorescerend 20 materiaal. Derhalve kunnen de drijfkamer en aldus het gezonken object tevens bij geringe lichtsterkte (zoals tijdens schemering of mistvorming) worden gelokaliseerd.The floating chamber is preferably made from a luminescent or fluorescent material. Therefore, the floating chamber and thus the sunken object can also be located at low light intensity (such as during twilight or fogging).

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor toepassing van zo een met een object verbonden inrichting, omvattende de stappen: A) het in de vloeistof laten 25 zinken van het object en de met het object verbonden inrichting, B) het via de toevoer door het vloeistofabsorberend element opzuigen van de inrichting omgevende vloeistof, C) het uitzetten van het vloeistofabsorberend element, zodanig dat tegenovergestelde krachten worden uitgeoefend op de houder enerzijds en de drijfkamer anderzijds, D) het als gevolg van de door de krachten veroorzaakte belasting ontkoppelen van de 30 drijfkamer en de houder, en E) het naar het vloeistofoppervlak stijgen van de drijfkamer, waardoor het gezonken object gelokaliseerd kan worden.The invention also relates to a method for applying such a device connected to an object, comprising the steps of: A) causing the object to sink into the liquid and the device connected to the object, B) passing through the feed through sucking up the liquid-absorbing element from the device surrounding the device, C) expanding the liquid-absorbing element, such that opposite forces are exerted on the container on the one hand and the floating chamber on the other, D) disengaging from the load caused by the forces floating chamber and the container, and E) rising from the floating chamber to the liquid surface, whereby the sunken object can be located.

De draad wikkelt zich tijdens het naar het vloeistofoppervlak stijgen van de drijfkamer volgens bewerkingsstap E) bij voorkeur ten minste gedeeltelijk af van een met de 'j J "! C ^ 5 drijfkamer verbonden spoel. Het laten afwikkelen van de draad van de spoel voorkomt, zoals gezegd knoopvorming en het op niet-vloeiende wijze uitstrekken van de draad.During the rising of the floating chamber to the liquid surface according to processing step E), the wire preferably unwinds at least partially from a coil connected to the floating chamber. Preventing unwinding of the wire from the coil, as stated, knot formation and non-smooth stretching of the thread.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van de in navolgende figuren 5 weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht op een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding, figuur 2 een dwarsdoorsnede van de in figuur 1 getoonde inrichting, figuur 3 een zijaanzicht op een in een vloeistof gezonken samenstel van een sleutelbos 10 en de met de sleutelbos verbonden inrichting volgens figuur 1, figuur 4 een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding, en figuur 5 een perspectivisch aanzicht op een mobiele telefoon en een met de mobiele telefoon samenwerkende tweede uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de 15 uitvinding.The invention will be elucidated on the basis of the non-limitative exemplary embodiments shown in the following figures. Herein: figure 1 shows a perspective view of a first embodiment of a device according to the invention, figure 2 shows a cross-section of the device shown in figure 1, figure 3 a side view of an assembly of a key ring 10 sunk into a liquid and the device according to Figure 1, Figure 4 shows a cross-section of a second embodiment of a device according to the invention, and Figure 5 shows a perspective view of a mobile telephone and a second embodiment of a device according to the invention cooperating with the mobile telephone.

Figuur 1 toont een perspecti visch aanzicht op een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 1 omvat een behuizing 2 voorzien van een koppelorgaan 3 voor koppeling aan een niet-getoond object. De 20 behuizing is voorzien van een opneemruimte 4 voor een luchtkamer 5. De luchtkamer 5 is onder voorspanning met de behuizing 2 verbonden, en kan worden losgekoppeld van de behuizing 2. In de opneemruimte 4 van de behuizing is tevens een draad opgenomen welke aan een uiteinde is verbonden met de behuizing 2 en aan een overliggend uiteinde is verbonden met de luchtkamer 5. Tussen de luchtkamer 5 en de behuizing 2 is een 25 thans niet getoonde samengeperste spons 7 aanwezig. De behuizing is tevens voorzien van twee toevoeropeningen 8 voor water en van drie afvoeropeningen 9 voor lucht tijdens het onder water dompelen van de inrichting 1. Zowel de toevoeropeningen 8 als de afvoeropeningen 9 zijn tevens verbonden met een de spons 7 omgevende ruimte 10.Figure 1 shows a perspective view of a first embodiment of a device 1 according to the invention. The device 1 comprises a housing 2 provided with a coupling member 3 for coupling to an object (not shown). The housing is provided with a receiving space 4 for an air chamber 5. The air chamber 5 is connected to the housing 2 under bias, and can be disconnected from the housing 2. In the receiving space 4 of the housing a wire is also included which is connected to a end is connected to the housing 2 and at an opposite end is connected to the air chamber 5. Between the air chamber 5 and the housing 2 a compressed sponge 7, not currently shown, is present. The housing is also provided with two inlet openings 8 for water and with three outlet openings 9 for air during the immersion of the device 1. Both the inlet openings 8 and the outlet openings 9 are also connected to a space 10 surrounding the sponge 7.

«j«J

Indien de aan een object (met een dichtheid groter dan (of gelijk aan) 1 kg/dm , de 30 dichtheid van water) verbonden inrichting 1 wordt ondergedompeld in een vloeistof zal de de spons omgevende lucht via afvoeropeningen 9 worden afgevoerd en de afgevoerde lucht zal via toevoeropeningen 8 worden vervangen door water. De spons 7 zal het toegestroomde water absorberen onder uitzetting van de spons. De uitzetting van de spons 7 veroorzaakt tegenovergestelde drukkrachten op de behuizing 2 enerzijds en 1 n O Π £ n r Ί 6 de luchtkamer 5 anderzijds. Indien de drukkrachten voldoende groot zijn zullen de behuizing en de luchtkamer 5 worden ontkoppeld (behoudens de permanente draadverbinding). De luchtkamer 5 zal stijgen tot aan het wateroppervlak, waardoor de luchtkamer en aldus het gezonken object gelokaliseerd kunnen worden.If the device 1 connected to an object (with a density greater than (or equal to) 1 kg / dm, the density of water) is immersed in a liquid, the air surrounding the sponge will be discharged via discharge openings 9 and the discharged air will be replaced by water via supply openings 8. The sponge 7 will absorb the incoming water with expansion of the sponge. The expansion of the sponge 7 causes opposing compressive forces on the housing 2 on the one hand and the air chamber 5 on the other hand. If the pressure forces are sufficiently large, the housing and the air chamber 5 will be disconnected (except for the permanent wire connection). The air chamber 5 will rise to the water surface, whereby the air chamber and thus the sunken object can be located.

55

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van de in figuur 1 getoonde inrichting 1. Zoals getoond is de behuizing 2 opgebouwd uit een buitenhuis 10 en een in het buitenhuis opgenomen binnenhuis 11. Het buitenhuis is voorzien van het koppelorgaan 3 en de toevoeropeningen 8 voor vloeistof. De in de opneemruimte 4 opgenomen luchtkamer 5 10 is opgebouwd uit twee coaxiaal in elkaar schuifbare cilinders 12,13, waardoor een ten minste in hoofdzaak mediumdichte luchtkamer 5 worden gevormd. De luchtkamer 5 is voorzien van een spoel 14 waaromheen een deel van een draad 15 is gewikkeld, welke draad 15, zoals gezegd, aan een uiteinde 16 is verbonden met het binnenhuis 11 van de behuizing 2 en aan een overliggend uiteinde 17 is verbonden met de luchtkamer 5 door 15 inklemming van het draadeinde tussen de twee met elkaar samenwerkende cilinders 12, 13. De in de ruimte 10 opgenomen samengeperste spons 7 wordt omgeven door het binnenhuis 11 en de spoel 14.Figure 2 shows a cross-section of the device 1 shown in Figure 1. As shown, the housing 2 is composed of an outer housing 10 and an inner housing 11 accommodated in the outer housing. The outer housing is provided with the coupling member 3 and the supply openings 8 for liquid. The air chamber 5 accommodated in the receiving space 4 is made up of two cylinders 12, 13 that can be coaxially slid into each other, whereby an at least substantially medium-tight air chamber 5 is formed. The air chamber 5 is provided with a coil 14 around which a part of a wire 15 is wound, which wire 15, as stated, is connected at one end 16 to the inner housing 11 of the housing 2 and at an opposite end 17 to the air chamber 5 by clamping the thread end between the two co-operating cylinders 12, 13. The compressed sponge 7 received in the space 10 is surrounded by the inner tube 11 and the coil 14.

Figuur 3 toont een zijaanzicht op een in een vloeistof gezonken samenstel van een 20 sleutelbos 18 en de met de sleutelbos 18 verbonden inrichting 1 volgens figuur 1. Daar de uitzetting van de spons 7 als gevolg van waterabsorptie heeft geleid tot ontkoppeling van de luchtkamer 5 en de behuizing 2 is de luchtkamer 5 gestegen naar het wateroppervlak 19. Via de draad 15 kunnen de behuizing 2 en de sleutelbos 18 na lokalisatie van de luchtkamer 5 omhoog worden gehesen.Figure 3 shows a side view of an assembly of a key bunch 18 and the device 1 connected to the key bunch 18 according to Figure 1, sunk into a liquid. the housing 2, the air chamber 5 has risen to the water surface 19. Via the wire 15, the housing 2 and the key ring 18 can be lifted up after locating the air chamber 5.

2525

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 20 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 20 is voorzien van een houder 21 voorzien van een koppelorgaan 22 voor koppeling van het de inrichting 20 aan een object. De houder 21 is tevens voorzien van een spoel 23 waaromheen een (deel van 30 een) draad 24 is gewikkeld. De houder 21 is ten minste gedeeltelijk omgeven door een drijfelement 25, welk drijfelement middels lippen 26 met uitkragingen 27 van de houder 21 onder voorspanning is gekoppeld. Het drijfelement 25 omvat een drijfkamer 28, welke is gevuld met een gas, vloeistof of vaste stof met een dichtheid lager dan water.Figure 4 shows a cross-section of a second embodiment of a device 20 according to the invention. The device 20 is provided with a holder 21 provided with a coupling member 22 for coupling the device 20 to an object. The holder 21 is also provided with a coil 23 around which a (part of a) wire 24 is wound. The holder 21 is at least partially surrounded by a floating element 25, which floating element is coupled under pre-tensioning by means of lips 26 to projections 27 of the holder 21. The floating element 25 comprises a floating chamber 28, which is filled with a gas, liquid or solid with a density lower than water.

In een andere situatie kan de drijfkamer 28 zelfs een vacuüm omsluiten. Tussen het s' --1575 ' 7 drijfelement 25 en de houder 21 is een (samengeperste) spons 35 aanwezig. De om de spoel 23 gewikkelde draad 24 is zowel met de houder 21 als met het drijfelement 25 verbonden. Het drijfelement 25 is voorzien van een viertal openingen 29 voor toevoer van vloeistof en afvoer van de spons 35 omgevende lucht. Onder uitzetting van de spons 5 35 als gevolg van voldoende waterabsorptie kunnen de houder 21 en het drijfelement 25 worden ontkoppeld.In another situation, the floating chamber 28 may even enclose a vacuum. A (compressed) sponge 35 is present between the floating element 25 and the holder 21. The wire 24 wound around the spool 23 is connected to both the holder 21 and the driving element 25. The floating element 25 is provided with four openings 29 for supply of liquid and discharge of air surrounding the sponge 35. With expansion of the sponge 35 as a result of sufficient water absorption, the holder 21 and the floating element 25 can be disconnected.

Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht op een mobiele telefoon 30 en een met de mobiele telefoon 30 samenwerkende tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 31 10 overeenkomstig de uitvinding. De inrichting is middels lippen 32 vastgeklemd om een deel van de telefoon 30. De inrichting 31 is voorzien van een behuizing 33 voor twee luchtkamers 34, welke onder voorspanning met de behuizing 33 zijn verbonden. Tussen iedere luchtkamer 34 en de behuizing 33 is een spons gepositioneerd, welke uitzet onder absorptie van vloeistof en daarmee de luchtkamer 34 van de behuizing 33 kan 15 ontkoppelen. De behuizing 33 en iedere luchtkamer 34 worden (tijdens normaal gebruik) evenwel immer verbonden door een draad, doch na ontkoppeling bestaat geen directe koppeling (zonder tussenkomst van een additioneel orgaan) meer tussen de behuizing 33 en de luchtkamer(s) 34. Voor een nadere specificatie over de werking van de getoonde inrichting 31 wordt terug verwezen naar figuren 1-4.Figure 5 shows a perspective view of a mobile telephone 30 and a second embodiment of a device 31 according to the invention cooperating with the mobile telephone 30. The device is clamped by means of lips 32 around a part of the telephone 30. The device 31 is provided with a housing 33 for two air chambers 34, which are connected to the housing 33 under bias. A sponge is positioned between each air chamber 34 and the housing 33, which sponge expands under absorption of liquid and can thus disconnect the air chamber 34 from the housing 33. However, the housing 33 and each air chamber 34 are (during normal use) always connected by a wire, but after disconnection there is no longer any direct coupling (without the intervention of an additional member) between the housing 33 and the air chamber (s) 34. For a further specification about the operation of the device 31 shown is referred back to figures 1-4.

20 1020575 '20 1020575 '

Claims

Device for locating objects present in a liquid, comprising: 5. a holder provided with coupling means for coupling the device to the object, - at least one floating chamber that can be coupled under bias to the holder, - at least substantially medium-tight driving chamber - at least one wire which is arranged for mutually connecting the holder and the floating chamber, - at least one liquid-absorbing element arranged for positioning between a part of the holder and a part of the floating chamber in a condition connected to the holder under bias, and - at least one supply for supplying liquid to the liquid-absorbing element, wherein the liquid-absorbing element is adapted to expand during liquid absorption, such that uncoupling of the holder and the floating chamber takes place.

2. Device as claimed in claim 1, characterized in that the device is provided with at least one discharge for discharge of the gas surrounding the liquid-absorbing material.

Device as claimed in claims 1 or 2, characterized in that the device is provided with a plurality of discharge channels. 25

Device as claimed in claim 2, characterized in that the drain is formed by a drain opening arranged in the holder.

5. Device as claimed in claims 3 and 4, characterized in that the discharge channels 30 are formed by a labyrinth construction arranged in the holder.

Device as claimed in claim 5, characterized in that the labyrinth construction is arranged in part of the holder remote from the object. / B 7 R:

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the supply is formed by a supply opening arranged in the holder.

8. Device as claimed in claim 7, characterized in that the supply opening is arranged in a part of the holder facing the object.

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the device is provided with a plurality of supply channels.

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the liquid-absorbing element is made from a sponge-like material.

11. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the floating chamber is connected to a coil for holding at least a part of the wire.

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the length of the wire is at least one meter.

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the device is provided with two separate floating chambers.

Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the floating chamber is made of a luminescent material. 25

Method for applying a device connected to an object according to any one of claims 1-14, comprising the steps of: A) causing the object and the device connected to the object to sink into the liquid,

B) sucking up the liquid surrounding the device via the feed through the liquid-absorbing element, C) expanding the liquid-absorbing element, such that opposite forces are exerted on the container on the one hand and the floating chamber on the other hand; D) disconnection of the floating chamber and the holder as a result of the load caused by the forces, and E) rising of the floating chamber to the liquid surface, whereby the sunken object can be located. 5

A method according to claim 15, characterized in that the wire unwinds at least partially from a coil connected to the floating chamber during the rise of the floating chamber to the liquid surface according to processing step E). 1020575 "