NL1016062C2 - Werkwijze voor het in een voortbewegende baan verpakkingsmateriaal aanbrengen van verzwakkingslijnen met behulp van een bestuurbare laserstraal. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het in een voortbewegende baan verpakkingsmateriaal aanbrengen van verzwakkingslijnen met behulp van een bestuurbare laserstraal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een voortbewegende baan verpakkingsmateriaal aanbrengen van verzwakkingslijnen met behulp van een bestuurbare laserbundel, waarbij de verzwakkingslijnen worden aangebracht in register met een op de 5 voortbewegende baan aanwezig regelmatig patroon.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit EP-B-0.357.841. Het regelmatige patroon op de voortbewegende baan bestaat daarbij uit de bedrukking van die baan. Deze werkwijze voldoet uitstekend voor verpakkingen die na het vormen en vullen slechts behoeven te worden 10 dichtgeseald c.q. geplakt zoals sachets voor poeders, wikkels voor candybars en pakken voor koffie e.d. Problemen kunnen ontstaan indien de verpakkingen na het vullen nog andere bewerkingen moeten ondergaan zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een schenktuit bij verpakkingen voor vloeibare inhoud, zoals vruchtensappen, melk e.d. De plaats voor het 15 aanbrengen van zo'n schenktuit moet worden gerelateerd aan de randen van de verpakking, welke randen ten gevolge van een registerafwijking verschoven kunnen liggen ten opzichte van de norm van het bedrukkingspatroon op de materiaalbaan. Het op te lossen probleem bestaat derhalve daarin dat de verzwakkingslijnen in register moeten liggen met de 20 in de materiaalbaan aan te brengen rillijnen, die later de randen van het vloeistofpak vormen.

De uitvinding verschaft een oplossing voor dit probleem doordat het regelmatige patroon bestaat uit rillijnen, waarvan de plaats wordt gedetecteerd door middel van een optische opnemer.

25 Ten opzichte van de uit EP-B-0.357.841 bekende werkwijze heeft de werkwijze volgens de uitvinding het voordeel dat ook een onbedrukte 2 materiaalbaan kan worden verwerkt bij het vervaardigen van vloeistofverpakkingen. Bij zowel bedrukte als onbedrukte materiaalbanen heeft men de keuze tussen het eerst aanbrengen van de verzwakkingslijnen en vervolgens de rillijnen ofwel het hanteren van de omgekeerde volgorde.

5 Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: fig. la - een bovenvlak van een vloeistofpak in doorsnede met correct aangebrachte schenktuit; fig. lb - een bovenvlak van een vloeistofpak in doorsnede met 10 foutief aangebrachte schenktuit; fig. 2 - een schema voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding; en fig. 3 - een voorbeeld van het detecteren van een rillijn of een r* verzwakkingslijn met behulp van een optische opnemer.

15 In fig. la is een bovenvlak 1 van een vloeistofpak in doorsnede weergegeven, bestaande uit een meerlaags verpakkingsmateriaal bijvoorbeeld karton-polyetheen-aluminium-polyetheen. Op het vlak 1 is een schenktuithouder 2 aangebracht, voorzien van schroefdraad 3 voor het daarop vastschroeven van een niet weergegeven beschermdop. In de houder 20 2 is een doordrukschenktuit 4 opgenomen.

In de laag karton is een verzwakkingslijn 5 aangebracht, die zodanig is gepositioneerd dat bij het neerwaarts drukken van de schenktuit 4 het bovenvlak 1 langs die verzwakkingslijn 5 scheurt en de schenktuit 4 derhalve in het vloeistofpak kan binnendringen.

25 In fig. lb is de verzwakkingslijn 5 verschoven ten opzichte van de schenktuit 4, die dientengevolge niet door het bovenvlak 1 van het vloeistofpak kan worden gedrukt. Zo'n verschuiving van een verzwakkingslijn kan bij de werkwijze volgens EP-B-0.357.841 ontstaan wanneer de bedrukking bijvoorbeeld ten gevolge van rek of krimp en/of 3 i ' i optredende slip van de materiaalbaan een registerafwijking ten opzichte van de rillijnen vertoont,

In het principeschema volgens figuur 2 is het linkergedeelte identiek aan het overeenkomstige deel van fig. 1 van EP-B-0.357.841. De 5 materiaalbaan 10 wordt via geleidingsrollen 11, 12, 13 langs een scanner 14 gevoerd. Deze scanner 14 kan de uit een laserbron 15 afkomstige laserbundel in twee onderling loodrechte richtingen afbuigen en aldus willekeurige figuren - de verzwakkingslijnen - "schrijven" op de materiaalbaan 10. Uiteraard vindt daarbij een brandpuntoorrectie (Z-10 correctie) plaats. De vorm van de te schrijven figuren is afhankelijk van de voortbewegingssnelheid van de materiaalbaan 10, welke door middel van een snelheidsopnemer 16 wordt gemeten. Het "schrijven" van een figuur met de laserbundel in register met het patroon op de materiaalbaan - dat wil zeggen het aanbrengen van een verzwakkingslijn - kan worden bestuurd 15 vanuit een op de bedrukking van de materiaalbaan aangebracht merkteken en met behulp van de als impulsgenerator uitgevoerde snelheidsopnemer 16. Dit merkteken kan ook worden gevormd door de aan de bedrukte c.q. niet bedrukte zijde van de materiaalbaan aangebrachte rillijnen.

De materiaalbaan 10 wordt vervolgens tussen een paar roterende 20 walsen 17,18 gevoerd, die zijn voorzien van complementair uitgevoerde stansvormen voor het aanbrengen van rillijnen in de materiaalbaan 10.

Het door de walsen 17, 18 aan te brengen rillijnenpatroon is zodanig dat door vouwen langs deze rillijnen een vloeistofpak van de gewenste vorm kan worden vervaardigd.

25 Het vouwen, vullen en dichtsealen van vloeistofpakken kan % geschieden, uitgaande van vlakke plano's, die gelijktijdig met het aanbrengen van rillijnen uit de materiaalbaan 10 worden uitgesneden. De vervolgbewerkingen vinden dan derhalve plaats op basis van losse eenheidsverpakkingen.

4

Men kan deze vervolgbewerkingen ook doen plaatsvinden uitgaande van de na het stansen weer op gerolde materiaalbaan 10 die als rol wordt toegevoerd aan een vorm-, afsnij-, vul- en sluitlijn. Deze laatste methode heeft het voordeel dat men ofwel eerst de rillijnen kan aanbrengen 5 en vervolgens de verzwakkingslijnen dan wel de omgekeerde volgorde kan kiezen dat wil zeggen eerst de verzwakkingslijnen aanbrengen en daarna de rillijnen.

De later aan te brengen schenktuit moet worden aangebracht op een exacte afstand van de rillijn, die de dwarsrand van het bovenvlak van 10 het te vouwen vloeistofpak vormt. Door middel van een optische opnemer 19 wordt het tijdstip gedetecteerd waarop deze rillijn de opnemer 19 passeert. Op een andere plaats wordt eveneens door middel van een optische opnemer 20 het tijdstip vastgesteld waarop een verzwakkingslijn deze opnemer 20 passeert. Indien de verzwakkingslijn in register ligt met bedoelde rillijn 15 bestaat er een vast tijdsverschil tussen de door de opnemers 19, 20 afgegeven signalen. Afwijkingen van dit vaste tijdsverschil worden gemeten door de verschilmeetinrichting 21. Deze afwijkingen kunnen ontstaan door rek/krimp van de materiaalbaan 10 en/of door optredende slip van de materiaalbaan 10 ten opzichte van de aandrijfwalsen. De opnemer 19 20 registreert de lengte-afwijking per verpakkingseenheid in de vorm van een tijdverschil. Om onrustige bijsturing van gemeten afwijkingen te vermijden wordt een aantal metingen - bijvoorbeeld 5 a 10 - door de twee opnemers 19, 20 verzameld en vindt bijsturing plaats op basis van. een berekende, gemiddelde afwijking. De laatste meting van de opnemers 19, 20 vervangt 25 de oudste, in de verschilmeetinrichting 21 bewaarde meting. In afhankelijkheid van het gemeten tijdverschil wordt de laserbron/scanner 15, 14 via de regelinrichting 22 aangestuurd om het starttijdstip van de laserbundel te vervroegen c.q. te vertragen. De verschilmeetinrichting corrigeert de tijdsverschillen bij aanloop (versnellen), uitloop (vertragen) en 30 overgangen naar andere snelheden van de materiaalbaan. Aangezien per i o i 0:1 ύ.

5 verpakkingseenheid meerdere rillijnen de opnemer 19 passeren - de rillijn voor de onderrand en de bovenrand van het te vormen vloeistofpak, dient de opnemer 19 kort voor het passeren van de relevante rillijn - bijvoorbeeld 10 mm - te worden geactiveerd.

5 In fig. 3 is de toepassing van een fotocel voor het detecteren van een rillijn c.q. een verzwakkingslijn weergegeven, waarbij de plaats van de rillijn wordt gedetecteerd door een verandering van het gereflecteerde signaal. Het detecteren van een rillijn kan zowel aan de concave als aan de convexe zijde plaatsvinden.

10 Vloeistofverpakkingen kunnen zijn voorzien van vele soorten schenktuiten en schenkafsluitingen, waarbij men moet trekken c.q. drukken voor het creëren van een schenk/doseeropening. Voor alle tuiten/afsluitingen geldt dat zij goed in register worden aangebracht voor het correct openen, schenken/doseren van de inhoud van déze verpakkingen.

4

Claims (6)

4

1. Werkwijze voor het in een voortbewegende baan verpakkingsmateriaal aanbrengen van verzwakkingslijnen met behulp van een bestuurbare laserbundel, waarbij de verzwakkingslijnen worden aangebracht in register met een op de voortbewegende baan aanwezig 5 regelmatig patroon met het kenmerk dat het regelmatige patroon bestaat uit rillijnen, waarvan de plaats wordt gedetecteerd door middel van een optische: opnemer.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het signaal van de optische opnemer voor het detecteren van een rillijn wordt 10 vergeleken met een signaal van een opnemer voor het detecteren van een verzwakkingslijn, waarbij het tijdstip van aanbrengen van de verzwakkingslijn wordt vervroegd respectievelijk verlaat in afhankelijkheid van de grootte en richting van het tijdsverschil tussen beide bovengenoemde signalen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de optische opnemer voor het detecteren van een rillijn respectievelijk verzwakkingslijn bestaat uit een fotocel voor het vaststellen van een verschil in reflectie.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de optische opnemer voor het detecteren van een rillijn respectievelijk een 20 verzwakkingslijn bestaat uit een lasersensor voor het detecteren van een verschil in afstand.

5. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de optische opnemer voor het detecteren van een rillijn respectievelijk een verzwakkingslijn bestaat uit een CCD-camera.

6. Werkwijze volgens een der conclusies 3-5 met het kenmerk dat de optische opnemer zowel aan de concave als aan de convexe zijde van een rillijn plaatsbaar is.