NL1015776C1 - Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van een bord aan een staander of ligger. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het bevestigen van een bord aan een staander of een ligger

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1 en op een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 10.

Een dergelijke inrichting en dergelijke werkwijze zijn uit de praktijk bekend.

5 Bij toepassing van de uit de praktijk bekende inrichting wordt in de gemonteerde toestand het tweede houderdeel naar het eerste houderdeel gedrongen door bouten die zich door uitsparingen in beide houderdelen uitstrekken en op schroefdraad in de uitsparingen in het tweede houderdeel aangrijpen. Een randgedeelte van een bord bevindt zich daarbij tussen de 10 beide houderdelen en wordt tussen de houderdelen geklemd door het aandraaien van de bouten. Het klemorgaan is bij de bekende inrichting uitgevoerd als een slangenklem en strekt zich in de gemonteerde toestand uit door uitsparingen in het eerste houderdeel.

Bij het toepassen van een dergelijke inrichting wordt eerst de slan-15 genklem door de beide uitsparingen in het eerste houderdeel gevoerd en om een staander of ligger, bijvoorbeeld een boom of een lantaarnpaal, aangebracht. Vervolgens wordt de slangenklem gespannen, zodat het eerste houderdeel tegen de staander of ligger geklemd wordt. Vervolgens wordt het randgedeelte van het bord met het tweede houderdeel tegen het eerste hou-20 derdeel geplaatst, waarna de bouten door de daartoe bestemde uitsparingen in het eerste houderdeel worden gestoken en in de schroefdraad in de uitsparingen in het tweede houderdeel worden gedraaid.

Nadelig hieraan is dat vervaardigingskosten van de inrichting hoog zijn, omdat het aanbrengen van schroefdraad in de uitsparing duur is en 25 omdat de inrichting uit vele (losse) delen bestaat. Verder is het aanbrengen van het bord omslachtig en derhalve tijdrovend en dienovereenkomstig kostbaar.

2

Het is een doel van de uitvinding het bevestigen van een bord aan een staander of een ligger tegen lagere kosten mogelijk te maken.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door te voorzien in een inrichting volgens conclusie 1. Tevens voorziet de uitvinding 5 voor het bereiken van dit doel in een werkwijze volgens conclusie 10.

Doordat de klemband zich om tenminste een deel van het eerste houderdeel uitstrekt en, als dit wordt gespannen, het eerste houderdeel naar het tweede houderdeel dringt, wordt bereikt dat het randgedeelte van het bord tussen de beide houderdelen vastgehouden wordt, zonder dat daar-10 toe aanvullende middelen, zoals bouten, nodig zijn. De klemband zorgt aldus zowel voor het fixeren van het tweede houderdeel ten opzichte van de staander of ligger als voor het naar het tweede houderdeel dringen van het eerste houderdeel om het bord tussen beide houderdelen te bevestigen.

Verdere details, aspecten en uitvoeringen van de uitvinding wor-15 den hierna beschreven aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoe-ringsvoorbeelden. Daarbij toont: fig. 1 een vooraanzicht van een voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; 20 fig. 3 een achteraanzicht van de inrichting volgens figuren 1 en 2, maar in niet gemonteerde toestand; fig. 4 een zijaanzicht van de inrichting volgens figuren 1-3 in gemonteerde toestand; fig. 5 een zijaanzicht overeenkomstig fig. 4, echter met de inrich-25 ting in niet-gemonteerde toestand.

De in de figuren weergegeven inrichting en de hierna beschreven werkwijze vormen op dit moment de meeste voorkeur genietende uitvoeringen van de onderhavige uitvinding. In de figuren is een houderstructuur van de inrichting in zijn algemeenheid aangeduid met verwijzingscijfer 1.

30 De houderstructuur 1 bestaat bij de inrichting volgens dit voorbeeld uit een ΐ o 1s 77 6 i 3 eerste houderdeel 4 en een daartegenover gelegen tweede houderdeel 5. In de gemonteerde toestand bevindt zich tussen de beide, in dit voorbeeld bek-vormige houderdelen 4, 5 een randgedeelte 17 van een bord (zie figuren 1, 2 en 4), bijvoorbeeld een verkeersbord. Een spanbaar klemorgaan in de vorm 5 van een slangenklem 2 strekt zich door uitsparingen 11-14 uit en grijpt om gedeeltes van het eerste houderdeel 4 en van het tweede houderdeel 5 en, in de getoonde gemonteerde toestand, om een staander 3, in dit voorbeeld gevormd door een lataarnpaal. In plaats van om een staander 3 kan de slangenklem 2 ook om een ligger 3 of een zich schuin ten opzichte van de bodem 10 uitstrekkende balk of staaf grijpen.

De inrichting kan aan de staander 3 bevestigd worden door het aanbrengen van de slangenklem 2 om de staander 3 en om de gedeeltes van het eerste houderdeel 4 en het tweede houderdeel 5 tussen de uitsparingen 11-14 in die houderdelen. Vervolgens wordt het randgedeelte 17 van het 15 bord tussen het eerste houderdeel 4 en het tweede houderdeel 5 geplaatst. Hierna wordt de slangenklem 2 gespannen.

Door het spannen van de slangenklem 2 wordt de houderstructuur 1 tegen de staander 3 geklemd en aldus ten opzichte van de staander 3 gefixeerd. Tegelijkertijd wordt hierdoor het eerste houderdeel 4 naar het 20 tweede houderdeel 5 gedrongen. Daardoor wordt het randgedeelte 17 van het bord tussen beide houderdelen 4, 5 geklemd en wordt het ten opzichte van de staander 3 gefixeerd. Het bord is nu, althans ter plaatse van de houderstructuur 1 ten opzichte van de staander 3 vastgezet. In het algemeen zal het voor een stevige, stormbestendige bevestiging van het bord nodig 25 zijn dit aan tegenover elkaar gelegen zijden van het bord aan een staander, ligger of dergelijke te bevestigen.

De beide houderdelen 4, 5 kunnen zijn uitgevoerd als afzonderlijke, losse onderdelen. Volgens het getoonde voorbeeld vormen de houderdelen 4, 5 echter een onderdeel en zijn deze door twee bruggen 9, 10 integraal met ·* · , £ - · * * / 0 4 elkaar verbonden. Dit biedt het voordeel dat de houderstructuur 1 een geheel vormt en zodoende eenvoudiger te hanteren en te vervaardigen is.

Bij de houderstructuur volgens dit voorbeeld is de verbinding 9, 10 een buigzame verbinding. In de niet-gemonteerde toestand convergeren de 5 naar elkaar toe gerichte zijden van het eerste houderdeel 4 en het tweede houderdeel 5 vanaf aan van de brugdelen 9,10 af gekeerde zijden van de houderstructuur gelegen randen naar de brugdelen 9,10 toe. De hierdoor verkregen, relatief wijde opening aan de van de brugdelen 9, 10 af gelegen zijde van de houderstructuur 1 vergemakkelijkt het tussen de houderdelen 10 4, 5 brengen van het randgedeelte 17 van een te bevestigen bord.

Het eerste houderdeel 4 heeft aan de van het tweede houderdeel 5 afgekeerde zijde een uitsteeksel 6 die centraal tussen de uitsparingen 11, 12 in het eerste houderdeel is gelegen . Dit uitsteeksel 6 strekt zich uit in een in gemonteerd^ toestand door de slangenklem 2 omsloten gedeelte van het 15 eerste houderdeel 4. Het uitsteeksel 6 voorkomt een sterke buiging van de slangenklem 2 ter plaatste van de uitsparingen 11, 12. Een dergelijke buiging vermindert in sterke mate de spankracht die de slangenklem 2 kan weerstaan en leidt bij herhaald spannen en ontspannen van de slangenklem 2 tot metaalmoeheid. In dit voorbeeld is het uitsteeksel 6 in bovenaanzicht 20 driehoekig ofwel dakvormig uitgevoerd. Het is ook mogelijk het uitsteeksel een andere, bijvoorbeeld afgeronde vorm te geven.

Ook ter voorkoming van een plaatselijk zeer sterke buiging van de slangenklem, met de voornoemde nadelige effecten, hebben de uitsparingen 11, 12 in het tweede houderdeel 5 wanden 15, 16 die aan de het dichtst bij 25 elkaar gelegen zijden van de uitsparingen 11, 12 in een doorgangsrichting van de slangenklem 2 van het tweede houderdeel 5 af naar elkaar toe convergerend verlopen. Het is uiteraard ook mogelijk om tevens het tweede houderdeel 4 te voorzien van wanden die qua verloop in doorgangsrichting van de slangenklem 2 zijn aangepast aan het verloop van de slangenklem 2.

* 5

Het tweede houderdeel 5 is aan de van het eerste houderdeel 4 af gekeerde zijde voorzien van op afstand van elkaar gelegen uitsteeksels 7, 8, Hierdoor wordt op twee plaatsen contact met de staander 3 verkregen, waardoor de inrichting stevig ten opzichte van de staander 3 wordt ge-5 fixeerd.

De slangenklem 2 strekt zich in gemonteerde toestand door uitsparingen 11-14 in beide houderdelen 4, 5 uit. Hierdoor wordt de positie van de slangenklem 2 ten opzichte van de houderstructuur gegarandeerd. In de getoonde uitvoering zijn de uitsparingen 11-14 geheel omsloten door materiaal 10 van de houderdelen 4, 5, het is echter eveneens mogelijk om uitsparingen zo uit te voeren, dat deze niet aan alle zijden door materiaal van de houderdelen 4, 5 omsloten worden. De houderdelen kunnen daartoe bijvoorbeeld een T-vormig profiel hebben.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is het klemorgaan is uit-15 gevoerd als een klemband in de vorm van een slangenklem 2. Teneinde corrosie en aantasting van de staander of ligger, die veelal uit aluminium of verzinkt staal is vervaardigd, tegen te gaan, is de band van de slangenklem bij voorkeur uit roestvast staal vervaardigd. Het is echter ook mogelijk anders uitgevoerde klemorganen toe te passen, zoals een paar samenwerkende 20 Ω-vormige beugels die naar elkaar toe getrokken worden en waartussen de te omklemmen staander of ligger wordt ingeklemd.

De houderdelen 4, 5 zijn volgens dit voorbeeld uitgevoerd als aluminium gietstukken. Dit biedt het voordeel dat de constructie goed tegen weersinvloeden bestand is, dat een nauwkeurige pasvorm van oppervlakken 25 waartegen de klemband en de rand van het bord aanliggen kan worden verkregen en dat ook op langere termijn geen spanningsrelaxatie optreedt. Het is echter ook mogelijk, de houderdelen uit andere materialen en op andere wijze te vervaardigen, bijvoorbeeld door spuitgieten uit kunststof (al dan niet met metalen inzetstukken) of door stampen uit staal.

6

Het zal de deskundige uit het voorgaande duidelijk zijn dat de uitvinding op vele andere wijzen dan de hiervoor bij wijze van voorbeeld geschetste uitvoeringsvorm kan worden gerealiseerd.

Claims (10)

1. Inrichting voor het bevestigen van een bord aan een staander (3) of een ligger, omvattende een houderstructuur (1) met een eerste houderdeel (4) en een ten opzichte van het eerste houderdeel (4) beweegbaar en in een gemonteerde toestand tegenover het eerste houderdeel (4) gelegen tweede 5 houderdeel (5) voor het tussen genoemde houderdelen (4, 5) vasthouden van een randgedeelte (17) van een bord, en een omlopend, spanbaar klemorgaan (2) dat zich in de gemonteerde toestand om een gedeelte van het tweede houderdeel (5) van de houderstructuur (1) uitstrekt voor het door spannen van het klemorgaan (2) om een staander (3) of een ligger en het tweede hou-10 derdeel (5) tegen de staander (3) of de ligger klemmen van de houderstructuur (1), met het kenmerk, dat het klemorgaan (2) zich in de gemonteerde toestand tevens om tenminste een gedeelte van genoemd eerste houderdeel (4) uitstrekt voor het door het spannen van het klemorgaan (2) naar het tweede houderdeel (5) dringen van het eerste houderdeel (4). 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een verbinding (9, 10) tussen het eerste houderdeel (4) en het tweede houderdeel (4).

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij genoemde verbinding (9, 10) 20 is uitgevoerd als een buigzame verbinding.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij naar elkaar toe gerichte zijden van het tweede houderdeel (5) en het eerste houderdeel (4) in niet-gebruikte toestand vanaf een aangrijpgedeelte voor het in de gemonteerde 25 toestand vasthouden van een randgedeelte (17) van een bord naar genoemde buigzame verbinding (9,10) convergeren. ö 1 5 7 7 fi

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een in gemonteerde toestand door het klemorgaan (2) omsloten gedeelte van het eerste houderdeel (4) een aan een van het tweede houderdeel (5) afgekeerde zijde een uitsteeksel (6) heeft, waarmee het klemorgaan (2) bij het naar het 5 tweede houderdeel (5) dringen van het eerste houderdeel (4) contact maakt.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede houderdeel (5) aan een in gemonteerde toestand van het eerste houderdeel (4) af gekeerde zijde in omloopszin van het klemorgaan (2) gerekend 10 op afstand van elkaar gelegen uitsteeksels (7, 8) heeft.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van genoemde houderdelen (4, 5) voorzien is van tenminste één uitsparing (11-14) waardoor het klemorgaan (2) zich in gemonteerde toestand 15 uitstrekt.

8. Inrichting volgens conclusies 7, waarbij ten minste een van genoemde houderdelen (4, 5) tenminste twee van genoemde uitsparingen (11-14) heeft en waarbij ten minste wandgedeeltes (15, 16) van genoemde uit- 20 sparingen van het tweede houderdeel (5) of van het eerste houderdeel (4) aan het dichtst bij elkaar gelegen zijden van genoemde uitsparingen (11-14) in een doorgangsrichting van het tweede houderdeel (5) af van het klemorgaan (2) naar elkaar toe convergerend verlopen.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies waarbij het kle morgaan (2) is uitgevoerd als een klemband.

10. Werkwijze voor het bevestigen van een bord aan een staander (3) of een ligger met gebruikmaking van een klemorgaan (2) en een houderstruc- s i Q tuur (1) omvattende een eerste houderdeel (4) en een tweede houderdeel (5), omvattende: - het aanbrengen van het klemorgaan (2) om een staander (3) of een ligger en het tweede houderdeel (5); 5. het tussen het tweede houderdeel (5) en het eerste houderdeel (4) brengen van een randgedeelte (17) van een bord; - het spannen van het klemorgaan (2), waarbij het tweede houderdeel (5) tegen de staander (3) wordt geklemd; en - het in vaste aangrijping op genoemd randgedeelte (17) brengen van ge-10 noemd tweede houderdeel (5) en genoemd eerste houderdeel (4); met het kenmerk, dat het klemorgaan (2) tevens om genoemd eerste houderdeel (4) wordt aangebracht en dat het in vaste aangrijping op genoemd randgedeelte (17) brengen van genoemd tweede houderdeel (5) en genoemd eerste houderdeel (4) geschiedt bij het spannen van het klemorgaan (2).