NL1013860C2 - Inrichting voor het afgeven van waardeobjecten of dergelijke aan een cliÙnt. - Google Patents

Description

Inrichting voor het afgeven van waardeobjecten of dergelijke aan een cliënt

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afgeven van waardeobjecten of dergelijke aan een cliënt, voorzien van een kluis voor het opslaan van de waardeobjecten, een bedieningspaneel voor de cliënt, een afgiftesysteem voor 5 het afgeven van waardeobjecten aan de cliënt met een voor de cliënt toegankelijke afgifteopening buiten de kluis, een besturingseenheid en een display voor communicatie met de cliënt, waarbij de besturingseenheid is ingericht voor het bedienen van het afgiftesysteem in afhankelijkheid van door de 10 cliënt via het bedieningspaneel gemaakte keuzen.

Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is een gelduitgifteautomaat, waar de cliënt gewoonlijk op elk gewenst tijdstip van de dag een gewenst bedrag kan opnemen. Een beperking van de bekende inrichtingen is dat met behulp van deze 15 inrichtingen alleen geld aan de cliënten kan worden verstrekt. Bij dienstverlenende bedrijven, zoals banken, bestaat de behoefte over een inrichting van deze soort te beschikken, waarmee ook andere waardepapieren, zoals buitenlandse valuta, reisdocumenten, verzekeringspolissen en dergelijke op elk ge-20 wenst moment ook buiten kantooruren aan cliënten kunnen worden verstrekt. Voorts bestaat behoefte aan een dergelijke inrichting bij in de gezondheidszorg werkende instanties, zoals apotheken en ziekenhuizen voor het verstrekken van medicijnen of dergelijke aan patiënten.

25 De uitvinding beoogt een inrichting van de bovenge noemde soort te verschaffen, die in deze behoefte voorziet.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk dat in de kluis een aantal vakken is aangebracht voor houders, waarin voorafbepaalde waardeobjecten zijn verpakt, 30 waarbij de besturingseenheid is ingericht voor het detecteren van in de vakken geplaatste houders, waarbij het afgiftesys- 1013860 2 teem een uitgiftemiddel omvat met een uitgiftevak voor het opnemen van een houder, welk uitgiftemiddel is gemonteerd in een wand van de kluis en beweegbaar is tussen een opneemstand, waarin een af te geven houder in het uitgiftevak plaatsbaar is 5 en een afgeefstand, waarin een in het uitgiftevak opgenomen houder aan de afgifteopening kan worden afgeven, waarbij het afgiftesysteem voorts overbrengmiddelen omvat voor het overbrengen van een houder uit een vak in de kluis naar het uitgiftevak van het uitgiftemiddel.

10 Op deze wijze wordt een inrichting verkregen, waarmee op elk moment van de dag/nacht aan personen waardeobjecten kunnen worden afgegeven. Aan cliënten van banken kunnen door middel van deze inrichting bijvoorbeeld ook andere waardeobjecten dan Nederlands geld worden verstrekt.

15 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvormen sterk schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch weergegeven dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 20 uitvinding.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven vooraanzicht van de inrichting volgens fig. 1 in geopende toestand.

Fig. 3 is een met fig. 1 overeenkomende dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 25 uitvinding.

Fig. 4 is een schematisch weergegeven aanzicht van de inrichting uit fig. 3 in geopende toestand.

Fig. 5A-5D geeft verschillende standen van de uitgif-tecilinder van de inrichtingen volgens de fig. 1-4 weer.

30 Fig. 6 is een sterk vereenvoudigd blokschema van de besturingseenheid van de inrichtingen volgens de fig. 1-4.

Fig. 7 is een met fig. 1 overeenkomende dwarsdoorsnede van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

35 Fig. 8 is een schematisch weergegeven aanzicht van de inrichting uit fig. 7 in geopende toestand.

Fig. 9 is een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens fig. 7 tijdens het afgeven van een houder via het 1013860 3 retourkanaal.

In de fig. 1 en 2 is sterk schematisch een inrichting voor het afgeven van waardeobjecten of dergelijke aan een cliënt weergegeven, die is voorzien van een kluis 1 voor het 5 opslaan van de waardeobjecten. Onder het begrip waardeobjecten vallen in het kader van de beschrijving en conclusies waardepapieren, zoals geld, waaronder buitenlandse valuta, cheques, reisdocumenten, verzekeringspapieren enz, alsmede andere voor de betrokken persoon waardevolle objecten, zoals bijvoorbeeld 10 medicijnen. Onder het begrip kluis dient in het kader van de beschrijving en conclusies elke mechanische beschermingsconstructie te worden verstaan. De inrichting is voorzien van een besturingseenheid 2 die alleen in het blokschema volgens fig.

6 is weergegeven, waarbij op de besturingseenheid 2 een bedie-15 ningspaneel 3 voor de cliënt en een display 4 voor communicatie met de cliënt zijn aangesloten. Volgens fig. 1 is de kluis 1 bijvoorbeeld binnen een bankgebouw opgesteld, waarvan een muur 5 schematisch is aangeduid, waarbij een deel 6 van de inrichting aan de buitenzijde van de muur 5 is aange-20 bracht. In dit deel 6 bevinden zich het bedieningspaneel 3 en het display 4.

Bij de in de fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm is in de kluis 1 een aantal vakken 7 vast gemonteerd, waarin rechthoekige houders 8 kunnen worden geplaatst, waarin vooraf-25 bepaalde waardeobjecten zijn verpakt. In elk vak 7 kan een verend klemorgaan of dergelijke zijn aangebracht, dat een in het vak geschoven houder 8 vasthoudt. In de kluis 1 is voorts een afgiftesysteem 9 aangebracht voor het afgeven van waardeobj ecten aan de cliënt, dat een afgifteopening 10 heeft die 30 zich in het deel 6 buiten de kluis 1 bevindt en voor de cliënt toegankelijk is. De besturingseenheid 2 is ingericht voor het bedienen van het afgiftesysteem 9 in afhankelijkheid van door de cliënt via het bedieningspaneel 3 gemaakte keuzen.

Het afgiftesysteem 9 omvat een uitgiftemiddel 11, 35 waarmee een houder 8 uit de kluis 1 aan de afgifteopening 10 kan worden toegevoerd. Dit uitgiftemiddel 11 is bij de beschreven uitvoeringsvorm uitgevoerd als uitgiftecilinder 12.

De uitgiftecilinder 12 is voorzien van een uitgiftevak 13 dat 1013860 4 wordt gevormd door een sleuf die is aangebracht in de massief uitgevoerde uitgiftecilinder 12. De sleuf 13 doorloopt bij de beschreven uitvoeringsvorm in axiale richting de gehele uitgif tecilinder 11, zodat het uitgiftevak 13 zowel aan de boven-5 als onderzijde open is.

Voorts is het afgiftesysteem 9 voorzien van over-brengmiddelen, die bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1 en 2 een ten opzichte van de vakken 7 in x- en y-richting verplaatsbare wagen 14 omvatten met een overbrengelement 15, 10 waarmee een gewenste houder 8 uit een vak 7 kan worden genomen en aan de bovenzijde van de kluis kan worden overgebracht naar het uitgiftevak 13 van de uitgiftecilinder 12. Zoals schematisch is aangeduid, is aan de bovenzijde van de kluis 1 een geschikt, op de besturingseenheid 2 aangesloten kantelmecha-15 nisme 16 aangebracht, dat de rechthoekige houder 8 met een korte zijde aan de open bovenzijde van het uitgiftevak 13 toevoert .

De uitgiftecilinder 12 is in de fig. 5A-5D in verschillende standen op grotere schaal weergegeven. De 20 uitgiftecilinder 12 is draaibaar om een rotatie-as 17 gemonteerd in een kozijn 18 dat in een geschikte opening 19 van de achterwand 20 van de kluis 1 is gemonteerd. Zoals uit fig. 5 blijkt, omsluit het kozijn 18 de uitgiftecilinder 12, waarbij aan de binnen- en buitenzijde van de kluis 1 het kozijn 18 een 25 opening heeft, waarvan het oppervlak kleiner is dan de grootste doorsnede van de uitgiftecilinder 12, zodat verwijderen van de uitgiftecilinder uit het kozijn onmogelijk is. In een bodemplaat 21 van het kozijn 18 zijn een retouropening 22 en een afgeefopening 23 aangebracht, waarvan de functie hierna 30 nog nader wordt toegelicht.

In fig. 5A bevindt de uitgiftecilinder zich in een opneemstand, waarin het overbrengelement 15 via het kantelmechanisme 16 een houder 8 in het uitgiftevak 13 kan plaatsen.

In fig. 5B bevindt de uitgiftecilinder 12 zich in een wacht-35 stand, waarin het uitgiftevak 13 zich nog juist binnen de kluis 1 bevindt en de houder 8 in het uitgiftevak 13 wordt vastgehouden. In fig. 5C bevindt de uitgiftecilinder 12 zich in een afgeefstand, waarin het uitgiftevak 13 in lijn ligt met 1013860 5 de afgeefopening 23, zodat de houder 8 wordt afgegeven aan de afgifteopening 10. Wanneer een houder 8 aan de afgifteopening 10 is toegevoerd, bedient de besturingseenheid 2 een deur 24, zodat de cliënt de houder 8 uit de afgifteopening kan nemen.

5 In fig. 5D bevindt de afgiftecilinder 12 zich in een retour-stand, waarin het uitgiftevak 13 in lijn ligt met de retouropening 22, zodat de houder 8 wordt afgegeven aan een retourkanaal 25 voor het opvangen van geweigerde houders 8, zoals hierna nog nader wordt toegelicht.

10 In fig. 2 is schematisch aangeduid, dat de wagen 14 in x-richting heen en weer beweegbaar is op een geleider 26, die op zijn beurt in y-richting heen en weer beweegbaar is op aan weerszijden van de vakken 7 geplaatste geleiders 27. Geschikte motoren voor het verplaatsen van de wagen 14 worden 15 bestuurd door de besturingseenheid 2. Het overbrengelement 15 is in z-richting heen-en-weer beweegbaar om een houder 8 uit een vak 7 te nemen en via het kantelmechanisme 16 aan het uitgiftevak 13 af te geven.

Op de wagen 14 is voorts een schematisch aangeduide 20 leeseenheid of sensor 28 gemonteerd voor het detecteren van de houders 8. De sensor 28 is aangesloten op de besturingseenheid 2. De uitgiftecilinder 12 is aandrijfbaar door een schematisch aangeduide motor 29, die eveneens door de besturingseenheid 2 wordt bediend.

25 De werking en het gebruik van de beschreven inrich ting is als volgt.

Bijvoorbeeld in een centrale beveiligde ruimte van een bankbedrijf worden door cliënten bestelde waardeobjecten, zoals bijvoorbeeld reisdocumenten, verzekeringspolissen, bui-30 tenlandse valuta en dergelijke, verpakt in houders 8, waarbij op elke houder een voor elke houder unieke barcode wordt aangebracht, waarbij de barcode in een gegevensbestand wordt vastgelegd tezamen met een code voor de betreffende cliënt. Voorts kunnen houders 8 worden klaargemaakt, waarin vooraf be-35 paalde geldbedragen worden verpakt. De barcodes van deze houders 8 worden eveneens in het gegevensbestand vastgelegd tezamen met het bijbehorende geldbedrag. De klaargemaakte houders 8 worden bijvoorbeeld door een geldtransportbedrijf naar * n 13 S β n 6 de verschillende filialen van het bankbedrijf gebracht en in de vakken 7 in de kluis geplaatst. Het bijbehorende gegevensbestand wordt via een invoer 30 aan de besturingseenheid 2 geleverd. Deze invoer 30 kan bijvoorbeeld bestaan uit een 5 floppy disc eenheid. Het is uiteraard ook mogelijk het gegevensbestand op andere wijze aan de besturingseenheid 2 toe te voeren, bijvoorbeeld via een geschikte dataverbinding of dergelijke .

Wanneer de houders 8 in de vakken 7 zijn geplaatst, 10 wordt de kluis 1 gesloten en bedient de besturingseenheid 2 de wagen 14 voor het aftasten van alle houders 8, waarbij met behulp van de sensor 28 de barcodes worden gelezen en de locaties van de houders 8 worden geregistreerd. De besturingseenheid 2 vergelijkt bij voorkeur de gedetecteerde barcodes 15 met het ontvangen gegevensbestand en kan bij verschillen een alarmsignalering op elke geschikte wijze afgeven, bijvoorbeeld door het printen van een journaalboodschap.

Wanneer een cliënt zich bij de beschreven inrichting meldt, bijvoorbeeld door op de gebruikelijke wijze zijn pinpas 20 in een pinpaslezer 31 in te voeren en de pincode via het bedieningspaneel 3 in te toetsen, signaleert de besturingseenheid 2 via het display aan de cliënt dat zijn bestelling zich in de kluis bevindt. De cliënt kan dan via het bedieningspaneel 3 aangeven dat hij zijn bestelling wil ont-25 vangen. De besturingseenheid 2 bedient het afgiftesysteem 9 dan zodanig dat de voor de betreffende cliënt bestemde houder 8 uit het vak 7 wordt genomen en aan het uitgiftevak 13 wordt toegevoerd. De besturingseenheid 2 plaatst de uitgiftecilinder 12 vervolgens in de wachtstand en vraagt via het display 4 aan 30 de cliënt of hij zijn bestelling inderdaad wenst te ontvangen. Indien de cliënt bevestigt dat hij zijn bestelling wil ontvangen, wordt de uitgiftecilinder 12 naar de afgeefstand gedraaid en valt de houder 3 in de afgifteopening 10. De besturingseenheid 2 opent de deur 24 en de cliënt kan zijn bestelling 35 uitnemen.

Indien de cliënt aangeeft dat hij bij nader inzien zijn bestelling niet wenst te ontvangen, draait de besturingseenheid 2 de uitgiftecilinder 12 naar de retourstand en valt 1013860 7 de houder 8 in het retourkanaal 25.

Indien een cliënt zich bij de besturingseenheid 2 aanmeldt en geen bestelling heeft opgegeven, kan de cliënt desgewenst een geldbedrag opnemen, indien nog houders met 5 voorafbepaalde bedragen in de kluis 1 aanwezig zijn.

De besturingseenheid 2 kan zodanig zijn ingericht, dat houders 8 die zich langer dan een voorafbepaalde tijd in de kluis 1 bevinden, automatisch uit de vakken 7 worden afgevoerd. Hiertoe wordt het afgiftesysteem 9 zodanig bediend dat 10 de betreffende houders via de uitgiftecilinder 12 aan het retourkanaal 25 worden toegevoerd. Wanneer het transportbedrijf nieuwe houders in de kluis 1 komt plaatsen, neemt het transportbedrijf tevens de houders die zich in de retouropvang bevinden mee om ze terug te brengen naar de centrale ruimte.

15 Opgemerkt wordt dat binnen het kader der uitvinding verschillende variaties mogelijk zijn. De besturingseenheid 2 zal gewoonlijk een geschikte microprocessor met geheugen en dergelijke omvatten, zodat gewenste voorzieningen door een geschikte programmering kunnen worden gerealiseerd. De 20 besturingseenheid 2 kan bijvoorbeeld een journaal van alle handelingen bijhouden, dat via een uitvoer 32, bijvoorbeeld een printer, aan het bedrijf wordt geleverd. Het journaal kan uiteraard ook via een dataverbinding aan een centrale computer worden toegevoerd.

25 Voorts wordt opgemerkt, dat bij de beschreven uitvoe ringsvorm de besturingseenheid 2 in plaats van als één geheel ook uit twee delen kan bestaan, waarbij een eerste deel de besturing van het afgiftesysteem verzorgt en een tweede deel als beheersysteem functioneert. De besturing van het afgiftesys-30 teem 9 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd met een PLC.

In de fig. 3 en 4 is een alternatieve uitvoering weergegeven, waarvan de werking en het gebruik in hoofdzaak overeenkomt met de in de fig. 1 en 2 weergegeven uitvoeringsvorm. Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 3 en 4 zijn 35 vakken 7 toegepast, die beweegbaar in de kluis 1 zijn aangebracht, doordat zij deel uitmaken van een ketting 33 die is geleid over twee wielen 34. Het afgiftesysteem 9 omvat in dit geval een bedieningselement 35, dat vast is opgesteld tegen- 1 0 1386η 8 over de bovenste positie 36 van een vak 7. Op de plaats van het bedieningselement 35 is in dit geval tevens de sensor 28 gemonteerd. Voorts is in dit geval het uitgiftevak 13 van de uitgiftecilinder 12 voorzien van een toegangsopening in de om-5 trekswand van de uitgiftecilinder. In het gebied tussen de wielen 34 is een opvangbak 37 aangebracht, waarin de niet afgehaalde en geweigerde houders 8 worden opgevangen.

Voorts is in het aanzicht van fig. 4 een paneel 38 getekend, dat een display en bedieningsorganen kan omvatten 10 voor communicatie met personeel van het bank- of transportbedrijf. Een dergelijk display en bedieningsorganen zijn ook bij de uitvoering volgens fig. 1 en 2 aanwezig. Hoëwel in de tekening de kluis 1 aan de voorzijde open is getekend, is uiteraard een kluisdeur aanwezig, waarmee de kluis na beladen 15 wordt afgesloten.

In de fig. 7-9 is een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die in hoofdzaak overeenkomt met de uitvoeringsvorm volgens de fig. 3 en 4. Overeenkomstige onderdelen zijn met dezelfde verwijzingscij-20 fers aangeduid. In dit geval is de uitgiftecilinder 12 ter hoogte van de afgifteopening 10 aangebracht. In de bodemplaat 21 van het kozijn 18 ontbreken de openingen 22 en 23 en de standen volgens de fig. 5B en 5D worden bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting niet toegepast. In de kluis 1 is een 25 kanaal 39 gemonteerd, waarin een door het bedieningselement 35 uit een vak 7 gedrukte houder 8 wordt opgevangen. De houder 8 wordt door het kanaal 39 toegevoerd aan het uitgiftevak 13 van de uitgiftecilinder 12, die zich in de opneemstand van fig. 5A bevindt. Als de houder 8 in het uitgiftevak 13 is opgenomen, 30 draait de uitgiftecilinder 12 naar de afgeefstand van fig. 5C en in deze stand kan een bedieningselement, dat in fig. 7 schematisch door een pijl 40 is aangeduid, de houder uit het uitgiftevak 13 drukken, zodat de cliënt de houder 8 via de afgif teopening 10 kan uitnemen. Het bedieningselement 40 kan met 35 een pneumatisch element zijn uitgevoerd dat via een hol uitge-voerde as 17 van de cilinder 12 wordt gevoed.

Voorts wordt bij deze uitvoering geen retouropvangbak 37 toegepast. De inrichting omvat een retourkanaal 41 dat al- 1013860 9 thans ongeveer in lijn ligt met het uitgiftevak 13, wanneer de uitgiftecilinder 12 zich in de opneemstand bevindt. De besturingseenheid 2 kan de houders 8 die bijvoorbeeld niet binnen een bepaalde periode zijn opgehaald, één voor één afgeven aan 5 het retourkanaal 41 door het besturen van de ketting 33, het bedieningselement 35 en het bedieningselement 40. Het afgeven via het retourkanaal 41 is schematisch in fig. 9 weergeven.

In het voorgaande is de uitvinding toegelicht aan de hand van een toepassing in een bankgebouw. Het zal duidelijk 10 zijn dat de inrichting ook op andere locaties kan worden opgesteld, zoals in een supermarkt. Voorts kan de inrichting worden toegepast voor het afgeven van andere objecten dan waardepapieren, bijvoorbeeld voor het afgeven van medicijnen. Ook kan de inrichting worden toegepast als inrichting voor het 15 verstrekken van methadon bij projecten voor drugsverslaafden.

De uitvinding is dan ook niet beperkt tot de in de voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

101386η

Claims (13)

1. Inrichting voor het afgeven van waardeobjecten of dergelijke aan een cliënt, voorzien van een kluis voor het opslaan van de waardeobjecten, een bedieningspaneel voor de cliënt, een afgiftesysteem voor het afgeven van waardeobjecten 5 aan de cliënt met een voor de cliënt toegankelijke afgifteope-ning buiten de kluis, een besturingseenheid en een display voor communicatie met de cliënt, waarbij de besturingseenheid is ingericht voor het bedienen van het afgiftesysteem in afhankelijkheid van door de cliënt via het bedieningspaneel 10 gemaakte keuzen, met het kenmerk, dat in de kluis een aantal vakken is aangebracht voor houders, waarin waardeobjecten zijn verpakt, waarbij de besturingseenheid is ingericht voor het detecteren van in de vakken geplaatste houders, waarbij het afgiftesysteem een uitgiftemiddel omvat met een uitgiftevak 15 voor het opnemen van een houder, welk uitgiftemiddel is gemonteerd in een wand van de kluis en beweegbaar is tussen een opneemstand, waarin een af te geven houder in het uitgiftevak plaatsbaar is en een afgeefstand, waarin een in het uitgiftevak opgenomen houder aan de afgifteopening kan worden afgeven, 20 waarbij het afgiftesysteem voorts overbrengmiddelen omvat voor het overbrengen van een houder uit een vak in de kluis naar het uitgiftevak van het uitgiftemiddel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vakken vast in de kluis zijn gemonteerd en de overbrengmiddelen een 25 ten opzichte van de vakken verplaatsbare wagen omvatten met een overbrengelement voor het overbrengen van een houder uit een vast vak naar het uitgiftevak van het uitgiftemiddel.

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vakken beweegbaar in de kluis zijn aangebracht en de overbrengmidde- 30 len een vast opgestelde bedieningselement omvatten, waarbij elk vak in een overbrengstand tegenover het bedieningselement kan worden gebracht, waarin het bedieningselement de houder uit dit vak kan verplaatsen naar het uitgiftevak van het uitgif temiddel .

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 1013860 waarbij het uitgiftemiddel is uitgevoerd als uitgiftecilinder die draaibaar in de wand van de kluis is gemonteerd, waarbij het uitgiftevak zich in de opneemstand in de kluis bevindt en zich in de afgeefstand buiten de kluis bevindt, waarbij het 5 uitgiftevak in de afgeefstand is verbonden met de afgifteope-ning.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het af-giftesysteem een bedieningselement omvat voor het uit het uitgiftevak verwijderen van een hierin aanwezige houder.

6. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de uit gif tecilinder draaibaar is naar een retourstand, waarin het uitgiftevak zich in de kluis bevindt en met zijn onderzijde aansluit op een retourkanaal.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de uit-15 giftecilinder een wachtstand heeft, waarin het uitgiftevak zich tussen de opneemstand en de afgeefstand bevindt, bij voorkeur binnen de kluis, waarbij de besturingseenheid zodanig is ingericht dat bij keuze van een bepaalde houder, de houder uit het vak in de kluis wordt overgebracht in het uitgiftevak 20 dat in de opneemstand is geplaatst, de uitgiftecilinder in de wachtstand wordt gedraaid en op het display een bevestiging van de keuze wordt gevraagd, waarbij bij bevestiging de uitgif tecilinder in de afgeefstand wordt gedraaid en bij niet-bevestiging de uitgiftecilinder in de retourstand wordt ge-25 draaid.

8. Inrichting volgens één der conclusies 4-7, waarbij de uitgiftecilinder draaibaar is gemonteerd in een kozijn dat in de wand van de kluis is bevestigd, waarbij de rotatie-as van de uitgiftecilinder in het kozijn is opgenomen en het 30 kozijn de uitgiftecilinder gedeeltelijk omsluit en aan de binnen- en buitenzijde van de kluis een opening heeft, waarvan het oppervlak kleiner is dan de grootste doorsnede van de uitgif tecilinder , waarbij de uitgiftecilinder bij voorkeur massief is uitgevoerd en het uitgiftevak een in de massieve 35 uitgiftecilinder gevormde kamer is.

9. Inrichting volgens één der conclusies 4-8, waarbij de kamer in de cilinderwand uitmondt.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 1013860 waarbij een sensor voor het detecteren van houders is aangesloten op de besturingseenheid en de besturingseenheid is ingericht voor het detecteren van de houders en registreren van de locatie van de houders in de vakken.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de be sturingseenheid het afgiftesysteem kan bedienen voor het verwijderen van houders uit de kluis, bijvoorbeeld bij overschrijden van een verblijfstijd in de kluis.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij houders 10 uit de kluis worden verwijderd door toevoeren aan het uitgif- tevak van de uitgiftecilinder en vervolgens afgeven aan een retourkanaal in de kluis.

13. Inrichting volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij de besturingseenheid is voorzien van een invoer voor het 15 invoeren van gegevens van in de kluis geplaatste houders, waarbij de besturingseenheid de via de invoer ontvangen gegevens vergelijkt met de gedetecteerde gegevens, waarbij de besturingseenheid eventuele verschillen signaleert. 1013880