NL1013707C2 - Inrichting voor het geleiden en omkeren van lichtgolfgeleiders. - Google Patents
Inrichting voor het geleiden en omkeren van lichtgolfgeleiders. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1013707C2 NL1013707C2 NL1013707A NL1013707A NL1013707C2 NL 1013707 C2 NL1013707 C2 NL 1013707C2 NL 1013707 A NL1013707 A NL 1013707A NL 1013707 A NL1013707 A NL 1013707A NL 1013707 C2 NL1013707 C2 NL 1013707C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- guide
- cylinder
- inversion
- light
- elastic material
- Prior art date
Links
- 239000013013 elastic material Substances 0.000 title claims abstract description 26
- 239000000835 fiber Substances 0.000 title abstract description 5
- 229920003052 natural elastomer Polymers 0.000 claims abstract description 5
- 229920001194 natural rubber Polymers 0.000 claims abstract description 5
- 229920003051 synthetic elastomer Polymers 0.000 claims abstract description 5
- 239000005061 synthetic rubber Substances 0.000 claims abstract 3
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 17
- 229920002943 EPDM rubber Polymers 0.000 claims description 4
- 244000043261 Hevea brasiliensis Species 0.000 claims description 4
- 239000011248 coating agent Substances 0.000 claims 2
- 238000000576 coating method Methods 0.000 claims 2
- 230000006835 compression Effects 0.000 claims 1
- 238000007906 compression Methods 0.000 claims 1
- 230000001681 protective effect Effects 0.000 description 10
- 230000008878 coupling Effects 0.000 description 8
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 description 8
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 description 8
- 239000003365 glass fiber Substances 0.000 description 5
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 3
- 239000004033 plastic Substances 0.000 description 3
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 1
- 239000000969 carrier Substances 0.000 description 1
- 239000004020 conductor Substances 0.000 description 1
- 238000007599 discharging Methods 0.000 description 1
- 230000005489 elastic deformation Effects 0.000 description 1
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 1
- 230000035515 penetration Effects 0.000 description 1
- 230000000630 rising effect Effects 0.000 description 1
- 238000000926 separation method Methods 0.000 description 1
- 210000002105 tongue Anatomy 0.000 description 1
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G02—OPTICS
- G02B—OPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
- G02B6/00—Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
- G02B6/44—Mechanical structures for providing tensile strength and external protection for fibres, e.g. optical transmission cables
- G02B6/4439—Auxiliary devices
- G02B6/444—Systems or boxes with surplus lengths
- G02B6/44528—Patch-cords; Connector arrangements in the system or in the box
-
- G—PHYSICS
- G02—OPTICS
- G02B—OPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
- G02B6/00—Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
- G02B6/44—Mechanical structures for providing tensile strength and external protection for fibres, e.g. optical transmission cables
- G02B6/4439—Auxiliary devices
- G02B6/4459—Ducts; Conduits; Hollow tubes for air blown fibres
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Optics & Photonics (AREA)
- Light Guides In General And Applications Therefor (AREA)
Description
Titel: Inrichting voor het geleiden en omkeren van lichtgolfgeleiders.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het geleiden, respectievelijk omkeren van lichtgolf-geleiders, welke inrichting er voor dient lichtgolf-geleiders in verbindingen van lichtgolfgeleiders (splits -5 cassettes, rangeerverdelers, moffen en dergelijke) te geleiden, om te keren en ook voor het toevoeren en afvoeren van lichtgolfgeleiders naar verbindingsplaatsen, zoals splits-inschuifeenheden en koppelingsplaten en dergelijke. Dergelijke inrichtingen voor het geleiden en omkeren van 10 lichtgolfgeleiders hebben tot doel daarvoor te zorgen dat geen lagere buigingsstraal wordt toegepast dan de minimale buigingsstraal, die toegestaan is voor de in lichtgolfgeleiders toegepaste glasvezels. De gebruikelijke inrichtingen voor het geleiden respectievelijk omkeren van 15 lichtgolfgeleiders verhinderen derhalve dat glasvezels in lichtgolfgeleiders kunnen worden gebogen tot onder een voor die glasvezels kritische'straal en/of bepalen voorgeschreven geleidingsbanen.
Op gebruikelijke wijze worden dergelijke inrich-20 tingen voor het geleiden respectievelijk omkeren van lichtgolfgeleiders vervaardigd uit kunststof en/of uit metaal en zij bezitten een glad en hard oppervlak.
Een nadeel bij deze bekende inrichtingen voor het geleiden en omkeren is dat de lichtgolfgeleiders daarop 25 gemakkelijk slippen, hetgeen reeds bij het plaatsen van de lichtgolfgeleiders tot aanzienlijke problemen leidt.
In het kader van deze beschrijving omvat het begrip "lichtgolfgeleider" niet alleen lichtgolfgeleiderkabels als zodanig, maar ook onderdelen van lichtgolfgeleiderkabels en 30 lichtgolfgeleiders, zoals toegepast in rangeerverdelers, kabelmoffen en dergelijke. Derhalve omvat het begrip "lichtgolfgeleider” in deze beschrijving ook zogenaamde "pigtails" en de uitvoeringsvormen daarvan, te weten t nieuwe pagina 2 ft lichtgolfgeleiders met een steker aan een uiteinde, waarbij de lichtgolfgeleider m een beschermend buisje kan zijn op genomen. Wanneer het daarbij gaat om dunwandige beschermende buisjes, die de als lichtgolfgeleider dienende glasvezels opnemen, dan spreekt men van "vezel-5 pigtails". Wanneer het beschermende buisje van een "vezel-pigtail" met het oog op trekontlasting is omgeven door garens in een ander, dikwandiger beschermend buisje, dan wordt gesproken van zogenaamde "kabel-pigtails". Een ondergroep van "pigtails" zijn de zogenaamde "patchcords", dat zijn lichtgolfgeleiders met stekers aan beide uiteinden, die in zoverre de 10 lichtgolfgeleider is opgenomen in een dun buisje, worden aangeduid als "vezel-patchcord". Is de lichtgolfgeleider van een patchcord in een dikker beschermend buisje opgenomen dan spreekt men ook wel van "kabel-patchcords". Ten slotte omvat het begrip "lichtgolfgeleider" in deze beschrijving ook zogenaamde bundel-aders, waaronder een aantal als 15 lichtgolfgeleider dienende glasvezels in een beschermend buisje worden verstaan, die in de lichtgolfgeleiderkabel met elkaar zijn vervlochten. De stekers aan "pigtails" of aan "patchcords" worden door koppelingen met elkaar verbonden, waarbij deze koppelingen als regel bevestigd zijn op een plaat, die rangeerplaat of koppelingsplaat wordt genoemd. Dergelijke 2 0 rangeerplaten of koppelingsplaten worden ook als zogenaamde "patchpanels" aangeduid.
De maatregelen in de aanhef van de onafhankelijke conclusies 1, 19 en 21 zijn bekend uit het Zwitserse octrooischrift CH 686 694.
De oplossing volgens genoemde publicaties CH686694A betreft 2 5 een geleiding voor de lichtgolfgeleider in de vorm van geleidingsgroeven in twee in hoofdzaak parallel verlopende en op een onderlinge afstand van elkaar geplaatste tussenwanden, waartussen een elastisch vervormbaar materiaal is aangebracht met een ten opzichte van de lichtgolfgeleider hogere wrijvingscoëfficiënt. Daarbij wordt de lichtgolfgeleider met een 3 0 dekselvormige neerhouder in het elastisch vervormbare materiaal gedrukt.
mn7/i7· nieuwe pagina 2a
Hierbij treedt echter als nadeel op dat de lichtgolfgeleider tegen de relatief scherpe randen van de geleidingsgroef aanligt en daardoor kan worden beschadigd. Bij de bekende oplossing bestaat ook een scheiding tussen de geleiding van de lichtgolfgeleider en de daarvoor aangebrachte trekontlasting, die door het indrukken in het elastische materiaal wordt verschaft.
De uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden, waarbij geleiding en trekontlasting van de lichtgolfgeleider ineen optreed en waardoor de bij de bekende oplossing optredende nadelen zoals bijvoorbeeld het aanliggen van de lichtgolfgeleider aan in voorkomende gevallen scherpe randen in het bereik van de geleiding of de omkering, wordt vermeden.
Het gestelde doel wordt bereikt met een inrichting voor het geleiden of omkeren van lichtgolfgeleiders met de kenmerken van conclusie 1.
Voorkeursuitvoeringsvormen en voordeel biedende uitvoeringsvormen zijn onderwerp van de volgconclusies.
λ λ A r\ -7 Π *7· 3
Doordat de inrichting volgens de uitvinding voor het geleiden of omkeren van lichtgolfgeleiders niet zoals bekend uit glad kunststof materiaal of metaal bestaat, maar uit een elastisch materiaal, bijvoorbeeld uit een elastisch 5 rubberachtig materiaal zoals bijvoorbeeld een kunstrubber zoals EPDM of een natuurlijk rubber, en het materiaal met betrekking tot de lichtgolfgeleiders een grote oppervlakte-wrijvingsweerstand heeft, wordt het voordeel verkregen, dat door het speciale oppervlak bij op de lichtgolfgeleiders 10 uitgeoefende trekkrachten, een grote wrijving ontstaat en dat zonder bijzondere maatregelen een trekontlasting, bijvoorbeeld bij splits-inschuifeenheden en koppelings-platen, wordt bereikt.
Volgens de uitvinding is het niet vereist dat de 15 gehele inrichting voor het geleiden of omkeren van lichtgolfgeleiders uit een elastisch rubberachtig materiaal bestaat, maar is het voldoende dat die delen van de inrichting tegen welke de lichtgolfgeleiders aanliggen, bestaan uit een elastisch materiaal dat ten opzichte van de 20 lichtgolfgeleiders een grote wrijvingscoëfficiënt vertoont, bijvoorbeeld uit een kunstrubber zoals EPDM of natuurlijk rubber.
De inrichting volgens de uitvinding voor het omkeren of geleiden van lichtgolfgeleiders kan hol, bijvoorbeeld 25 honingraatvormig, zijn uitgevoerd, zodat in het geval van een trekbelasting op de tegen de inrichting aanliggende of daardoor geleide lichtgolfgeleider (oppervlakkige) vervorming optreedt. Daardoor wordt de kromtestraal van de lichtgolfgeleider vergroot en worden pulsvormige trek-30 belastingen gedempt, wat op voordelige wijze ertoe leidt dat in de leiding weinig verliezen ontstaan.
Zoals opgemerkt behoeven de voor het geleiden respectievelijk omkeren dienende onderdelen niet geheel uit een elastisch materiaal te bestaan. Het is voldoende 35 wanneer (slechts) het oppervlak of een deel van het oppervlak dat voor het geleiden of omkeren dient 4 (rubberachtig) elastisch maar met dienovereenkomstig grote wrijvingscoëfficiënt is uitgevoerd.
De inrichting volgens de uitvinding kan ook zodanig zijn gevormd dat de lichtgolfgeleider geheel of 5 gedeeltelijk wordt omsloten, zodat de inrichting niet alleen als geleiding, maar op grond van de grote wrijving ook als trekontlasting kan dienen.
De inrichting volgens de uitvinding voor het geleiden respectievelijk omkeren van lichtgolfgeleiders kan 10 zijn voorzien van organen die het afglijden van lichtgolfgeleiders daarvan verhinderen. Dergelijke organen kunnen star zijn verbonden met de inrichting voor het geleiden respectievelijk omkeren van lichtgolfgeleiders. Ze kunnen echter ook losneembaar of ten opzichte van dergelijke 15 geleidingen of omkeringen omklapbaar zijn uitgevoerd.
De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de hiernavolgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen, onder verwijzing naar de tekeningen, waarin: fig. 1 een inrichting voor het omkeren van 20 lichtgolfgeleiders schuin van onderen gezien weergeeft, fig. 2 een halfrond uitgevoerde inrichting voor het omkeren van lichtgolfgeleiders weergeeft, fig. 3 een inrichting voor het omkeren van lichtgolfgeleiders met ongeveer niervormige dwarsdoorsnede 25 weergeeft, fig. 4 een inrichting voor het geleiden van lichtgolfgeleiders weergeeft, fig. 5 een trechtervormige inrichting voor het geleiden van lichtgolfgeleiders weergeeft, 30 fig. 6 een inrichting voor het omkeren van lichtgolfgeleiders weergeeft die vergelijkbaar is met de inrichting volgens fig. 1 voorzien van een buitenste beschermende wand, fig. 7 een andere uitvoeringsvorm van een inrichting 35 voor het omkeren van lichtgolfgeleiders weergeeft, 5 fig. 8 nog een andere uitvoeringsvorm van een· inrichting voor het geleiden van lichtgolfgeleiders weergeeft, en fig. 9 een doorsnede weergeeft van de inrichting 5 volgens fig. 8.
De in fig. 1 weergegeven inrichting 1 voor het omkeren van lichtgolfgeleiders bestaat uit een cilinder 2, waarvan het mantelvlak het omkeervlak vormt en uit een aan het boveneinde van de cilinder 2 als een ring uitstekende 10 flens 3, die het afglijden van de lichtgolfgeleider van de inrichting 1 verhindert. Deze flens 3 kan uit één stuk met de cilinder 2 zijn verbonden of (losneembaar, bijvoorbeeld door een klem- of drukverbinding) aan de cilinder 2 zijn bevestigd. De flens 3 kan ook geheel of gedeeltelijk 15 omklapbaar zijn.
Uit fig. 1 blijkt dat de inrichting 1 hol, in het bijzonder door tussenwanden 7 honingraatvormig is uitgevoerd, zodat de cilinder 2 van de inrichting 1 bij trek aan de lichtgolfgeleider, die ten minste gedeeltelijk 20 om de inrichting 1 is geleid, kan vervormen, zodat de kromtestraal van de lichtgolfgeleider wordt vergroot.
De in fig. 1 getoonde inrichting 1 behoeft niet geheel uit rubberachtig elastisch materiaal te bestaan, welk materiaal ten opzichte van de desbetreffende licht-25 golfgeleiders een vergrote wrijvingscoëfficiënt heeft. Het is reeds voldoende wanneer ten minste het buitenoppervlak 4 van de cilinder 2 die het hoofdonderdeel vormt van de inrichting 1 volgens fig. 1, geheel of gedeeltelijk bestaat uit een rubberachtig elastisch materiaal met vergrote 30 wrijvingscoëfficiënt.
De in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting 1 verschilt in wezen van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm doordat het voor de eigenlijke omkering dienende onderdeel 5 een halfcirkelvormige 35 doorsnede heeft. Ook in fig. 2 is weergegeven dat het onderdeel 5 dat de inrichting 1 vormt, hol kan zijn 6 uitgevoerd. Voor het overige gelden de toelichtingen bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting 1 ook voor de inrichting 1 volgens fig. 2.
Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting 1 5 waarbij het onderdeel 6, dat de lichtgolfgeleider omkeert en door deze ten minste gedeeltelijk wordt omwonden, een niervormige doorsnede heeft. Voor het overige gelden de toelichtingen bij de in fig. 1 en 2 getoonde inrichtingen 1 ook voor de uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens 10 fig. 3.
In fig. 4 is een uitvoeringsvorm weergegeven van een geleiding 9 voor lichtgolfgeleiders, in het bijzonder voor pigtails. De in de getoonde uitvoeringsvorm boogvormig uitgevoerde geleidingsbenen 10 bestaan ten minste aan één 15 of aan beide zijvlakken uit rubberachtig elastisch materiaal, met ten opzichte van de lichtgolfgeleider grote wrijvingscoëfficiënt en zijn aan de naar elkaar toegekeerde vlakken voorzien van ribben 12 en groeven 11, zodat de in de spleten 13 tussen de geleidingsbenen 10 opgenomen 20 lichtgolfgeleiders, bijvoorbeeld pigtails, gedeeltelijk worden omsloten, zodat naast een geleiding ook een trekontlasting en bevestiging van de lichtgolfgeleiders wordt bereikt.
Bij de in fig. 4 weergegeven uitvoeringsvorm kunnen 25 de geleidingsbenen 10 bestaan uit een rubberachtig elastisch materiaal, dat ten opzichte van de lichtgolfgeleiders een vergrote wrijvingscoëfficiënt heeft. Daarbij bestaat de mogelijkheid de gehele geleiding 9 van fig. 4 uit een elastisch rubberachtig materiaal te vervaardigen.
30 De inrichting 9 volgens fig. 4 kan echter ook zodanig zijn uitgevoerd dat alleen de geleidingsbenen 10 uit rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders vergrote wrijvingscoëfficiënt bestaan, waarbij deze geleidingsbenen zijn bevestigd aan 35 een basisdeel 14 uit een willekeurig materiaal, bijvoorbeeld uit metaal of kunststof.
7
Ten slotte bestaat ook de mogelijkheid de geleidingsbenen 10 zodanig te vormen dat kappen uit een rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders vergrote wrijvingscoëfficiënt als 5 omhulling worden geschoven op van het basisdeel 14 naar boven opstaande tongen.
Van belang is ook in het geval van een inrichting voor het geleiden, bijvoorbeeld de inrichting 9 van de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm, dat de onderdelen van de 10 inrichting 9, die in aanraking komen met de daardoor te geleiden lichtgeleiders, bestaan uit het rubberachtige elastische materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders vergrote wrijvingscoëfficiënt.
De in fig. 5 weergegeven geleiding 20 dient ertoe 15 lichtgolfgeleiders te voeren door wanden in splits-dragers, splits-cassettes of verdelers. Ook hier loont het de moeite wanneer de geleiding 20 uit rubberachtig elastisch materiaal met vergrote wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de lichtgolfgeleiders, in het bijzonder buisjes of 20 pigtails, is uitgevoerd. De geleiding 20 kan in zijn geheel uit rubberachtig elastisch materiaal bestaan, wat het verdere voordeel heeft dat de inrichting in overeenkomstige doorboringen van componenten, waardoorheen de lichtgolfgeleiders dienen te worden gevoerd, onder elastische 25 vervorming door inklemmen of daarin drukken kan worden bevestigd.
De in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm van een inrichting 1 voor het omkeren van een lichtgolfgeleider komt overeen met die volgens fig. 1, waarbij in de in 30 fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm de inrichting 1 is omgeven door een buitenste (beschermende) wand 8, waarbij de buitenwand 8 in wezen halfcirkelvormig is gekromd. Daarbij is de cilinder van de eigenlijke omkering 1 ten opzichte van de buitenste (beschermende) wand 8 excentrisch 35 opgesteld, zodat een bredere ingang 21 en een smallere uitgang 22 voor lichtgolfgeleiders wordt verkregen. De van 8 de basis afgekeerde vrije rand van de wand 8 kan zijn voorzien van een flens 23. De in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm van een omkeerinrichting 1 kan met inbegrip van de buitenste (beschermende) wand 8 uit één stuk uit 5 rubberachtig elastisch materiaal zijn vervaardigd. Evenals dat voor de andere uitvoeringsvormen van omkeerinrichting 1 en geleidingsinrichtingen 9 en 20 beschreven is, bestaat ook bij de in fig. 6 getoonde uitvoeringsvorm de mogelijkheid uitsluitend de met de lichtgolfgeleiders in 10 aanraking komende onderdelen van de omkeerinrichting 1, derhalve in wezen het buitenoppervlak van de cilinder 2 en het binnenoppervlak van de wand 8 uit rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders vergrote wrijvingscoëfficiënt te vormen. 15 Fig. 7 toont een omkeerinrichting 1 soortgelijk aan die volgens fig. 1, die met behulp van een schroef 24 axiaal ineengedrukt kan worden, zodat het mantelvlak 4 van de cilinder 2 van de omkeerinrichting 1 naar buiten welft en de lichtgolfgeleiders, bijvoorbeeld pigtails, tegen 20 starre geleidingen 25, die uitstaan vanaf een onder de cilinder 2 opgestelde drager 30, drukt. De wrijving wordt daardoor vergroot en er ontstaat een nog doelmatiger trekontlasting. De in fig. 7 getoonde uitvoeringsvorm stelt een combinatie voor van een geleiding, een omkering en een 25 trekontlasting. De schroef 24 kan in een plaat, wand of dergelijke, van een rangeerverdeler of dergelijke, zijn geschroefd. In bepaalde gevallen kan de schroef 24 ook in de drager 30 van de geleidingen 25 zijn geschroefd.
Fig. 8 toont een doorvoer, die bijvoorbeeld kan 30 worden toegepast in een doorvoerschroefkoppeling (PG-schroefkoppeling). Fig. 9 toont de doorvoer van fig. 8 in doorsnede. De kapvormige afsluitingen 26 van de doorvoerkanalen 27 kunnen naar behoefte worden afgesneden, waardoor de benodigde cilindervormige doorvoerkanalen 27 35 worden geopend. Door deze opening kan nu een "pigtail" worden gestoken. De cilindervormige opening kan ook radiaal 9 naar buiten toe opengesneden zijn om "patchcords" (met twee stekers) te kunnen inleggen. Door druk op de cirkelvormige vlakken 28 en 29 wordt het elastische deel vervormd, zodat de cilindrische binnenwand van de doorvoerkanalen 27 naar 5 binnen welft en een vergrote wrijving voor de lichtgolf-geleider, bijvoorbeeld de pigtail, opwekt. De doorvoer omvat verder een elastisch, in wezen kegelvormig aanzetstuk 31, dat verhindert dat de doorgevoerde pigtails of patchcords geknikt en derhalve beschadigd worden. Dit 10 kegelvormige aanzetstuk 31 kan additionele geleidingen volgens de uitvindingen bevatten, die uit één stuk met het aanzetstuk 31 zijn verbonden of daarop opgezet kunnen worden.
Nieuw aan de doorvoer volgens fig. 8 en 9 is dat 15 deze doorvoer uit elastisch materiaal bestaat en door de grote wrijvingscoëfficiënt met de lichtgolfgeleiders een trekontlasting daarvoor vormt, in verbinding met het aanzetstuk 31 dat een buiging van de lichtgolfgeleiders tot onder de kritische kromtestraal verhindert en dat de 20 cilindervormige doorvoerkanalen 27 zijn gesloten en eerst naar behoefte worden geopend.
Claims (29)
1. Omkering voor het verschaffen van een geleidingsbaan voor een lichtgolfgeleider, waarbij de omkering tenminste gedeeltelijk uit een elastisch materiaal is vervaardigd met een ten opzichte van de lichtgolfgeleider hogere wrijvingscoëfficiënt en gedeeltelijk tegen de lichtgolfgeleider aanligt, met het 5 kenmerk dat tenminste een deel van de omkering dat de geleidingsbaan van de lichtgolfgeleider verschaft, tegen de lichtgolfgeleider aanligt en uit een elastisch vervormbaar materiaal bestaat.
2. Omkering volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting geheel bestaat uit een rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de 10 lichtgolfgeleiders grote wrijvingscoëfficiënt.
3. Omkering volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting bestaat uit een bij voorkeur star basislichaam, dat ten minste aan de met de lichtgolfgeleiders in aanraking komende delen is voorzien van een bekleding uit een rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders 15 grote wrijvingscoëfficiënt.
4. Omkering volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het materiaal een natuurlijk rubber is.
5. Omkering volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het materiaal een kunstrubber, in het bijzonder EPDM is.
6. Omkering volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de omkering (1) bestaat uit een cilinder (2) en in voorkomend geval een aan het uiteinde daarvan aangebrachte flens (3).
7. Omkering volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de cilinder (2) een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.
8. Omkering volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de cilinder (2) een halfcirkelvormige dwarsdoorsnede heeft. 1013707· t 11
9. Omkering volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de cilinder (2) een niervormige dwarsdoorsnede heeft.
10. Omkering volgens één der conclusies 6-9, met het kenmerk, dat de cilinder (2) hol is uitgevoerd.
10 Nieuwe conclusies
11. Omkering volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in de cilinder (2) een kern en van deze uit radiaal naar de wand van de cilinder (1) voerende tussenwanden (7) zijn voorzien.
12. Omkering volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat radiaal buiten de cilinder (2) van de omkering (1) een gekromde wand (8) is 10 voorzien.
13. Omkering volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de wand (8) en de cilinder (2) excentrisch ten opzichte van elkaar zijn opgesteld.
14. Omkering volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de cilinder (2) en de wand (8) uitgaan van een gemeenschappelijke basis.
15. Omkering volgens één der conclusies 12-14, met het kenmerk, dat de wand (8) aan de rand daarvan is voorzien van een flens (23).
16. Omkering volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat op afstand van het buitenoppervlak (4) van de cilinder (1) ten minste een geleiding (25) is voorzien die bij voorkeur star en/of naar het buitenoppervlak (4) coaxiaal 20 gekromd is.
17. Omkering volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de cilinder (2) axiaal samendrukbaar is.
18. Omkering volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat in de cilinder (2) een orgaan, in het bijzonder een schroef (24) is voorzien voor het axiale 25 samendrukken.
19. Geleiding (9) voor lichtgolfgeleiders, waarbij tenminste een met de lichtgolfgeleider in aanraking komend deel van de geleiding uit een elastisch materiaal met een ten opzichte van de lichtgolfgeleidende hogere wrijvingscoëfficiënt is aangebracht, waarbij de geleiding (9) meerdere 30 geleidingsbenen (10) omvat, waartussen spleten (13) zijn opgenomen voor het ΐηΐΛ7Π7· t 12 opnemen van lichtgolfgeleiders, met het kenmerk, dat de geleidingsbenen (10) aan tenminste een spleet begrenzende zijwand van een elastisch vervormbaar materiaal is vervaardigd, waarbij de elkaar toegekeerde zijden van de geleidingsbenen (10) ribben (12) en groeven (11) omvatten.
20. Geleiding volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de geleidingsbanen (10) gekromd zijn.
21. Geleiding voor lichtgolfgeleiders, waarbij tenminste een met de lichtgolfgeleider in aanraking komend deel van de voering van een elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleider hogere wrijvingcoëfficiënt is 10 verschaft, waarbij de voering (9) meerdere in een basislichaam aangebrachte bij voorkeur parallel uitgevoerde voeringskanalen (21) vertoont, met het kenmerk dat de voeringskanalen (27) in het elastisch vervormbare materiaal verlopen en aan een uiteinde door een scheidbare afsluiting (26) is afgesloten.
22. Geleiding volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het 15 basislichaam in wezen rotatie-symmetrisch is en op afstand van zijn basisvlak (29) een ringvormig vlak (38) omvat.
23. Geleiding volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat naast de doorvoerkanalen (27) een aanzetstuk (31) is voorzien.
24. Geleiding volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de 20 doorvoerkanalen (27) rondom het met de as van het basislichaam coaxiale aanzetstuk (31) zijn opgesteld.
25. Geleiding volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat het aanzetstuk (31) in wezen kegelstompvormig is gevormd.
26. Geleiding volgens één der conclusies 19-25, met het kenmerk, dat de 25 inrichting geheel bestaat uit een rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders grote wrijvingscoëfficiënt.
27. Geleiding volgens één der conclusies 19-25, met het kenmerk, dat de inrichting bestaat uit een bij voorkeur star basislichaam, dat ten minste aan de met de lichtgolfgeleiders in aanraking komende delen is voorzien van een 1013707· 13 bekleding uit een rubberachtig elastisch materiaal met ten opzichte van de lichtgolfgeleiders grote wrijvingscoëfficiënt.
28. Geleiding volgens conclusie 26 of 27, met het kenmerk, dat het materiaal een natuurlijk rubber is.
29. Geleiding volgens één der conclusies 26-28, met het kenmerk, dat het materiaal een kunstrubber, in het bijzonder EPDM is.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
AT51198 | 1998-12-01 | ||
AT51198 | 1998-12-01 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1013707A1 NL1013707A1 (nl) | 2000-06-06 |
NL1013707C2 true NL1013707C2 (nl) | 2003-04-11 |
Family
ID=3492552
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1013707A NL1013707C2 (nl) | 1998-12-01 | 1999-11-30 | Inrichting voor het geleiden en omkeren van lichtgolfgeleiders. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1013707C2 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2007096568A1 (en) * | 2006-02-22 | 2007-08-30 | Prysmian Cables & Systems Limited | A routing device for optical fibre systems |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4685683A (en) * | 1982-07-26 | 1987-08-11 | Raychem Corporation | Flexible envelope seal and sealing method |
US5323480A (en) * | 1992-11-25 | 1994-06-21 | Raychem Corporation | Fiber optic splice closure |
CH686694A5 (de) * | 1993-07-02 | 1996-05-31 | Cellpack Ag | Adapter fuer Lichtwellenleiter-Spleissmodul. |
WO1996019024A1 (en) * | 1994-12-12 | 1996-06-20 | N.V. Raychem S.A. | Sealing device |
US5553186A (en) * | 1995-03-31 | 1996-09-03 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Fiber optic dome closure |
US5631993A (en) * | 1995-04-20 | 1997-05-20 | Preformed Line Products Company | Optical fiber splice case |
US5835658A (en) * | 1995-03-20 | 1998-11-10 | Psi Telecommunications, Inc. | Method and apparatus for anchoring an optical fiber cable |
-
1999
- 1999-11-30 NL NL1013707A patent/NL1013707C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4685683A (en) * | 1982-07-26 | 1987-08-11 | Raychem Corporation | Flexible envelope seal and sealing method |
US5323480A (en) * | 1992-11-25 | 1994-06-21 | Raychem Corporation | Fiber optic splice closure |
CH686694A5 (de) * | 1993-07-02 | 1996-05-31 | Cellpack Ag | Adapter fuer Lichtwellenleiter-Spleissmodul. |
WO1996019024A1 (en) * | 1994-12-12 | 1996-06-20 | N.V. Raychem S.A. | Sealing device |
US5835658A (en) * | 1995-03-20 | 1998-11-10 | Psi Telecommunications, Inc. | Method and apparatus for anchoring an optical fiber cable |
US5553186A (en) * | 1995-03-31 | 1996-09-03 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Fiber optic dome closure |
US5631993A (en) * | 1995-04-20 | 1997-05-20 | Preformed Line Products Company | Optical fiber splice case |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2007096568A1 (en) * | 2006-02-22 | 2007-08-30 | Prysmian Cables & Systems Limited | A routing device for optical fibre systems |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1013707A1 (nl) | 2000-06-06 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6466725B2 (en) | Apparatus and method for splitting optical fibers | |
US6134370A (en) | Fiber optic cable guide | |
CN101617257B (zh) | 可后安装的具有锁止环的弯曲应力减缓器 | |
US9983366B2 (en) | Field installed optical fiber connector for jacketed fiber cable and termination method | |
US8848347B2 (en) | Assembly comprising at least one duct and at least one distribution box, and a method of mounting a distribution box to a duct | |
CN101443684B (zh) | 光纤分配缆线及其结构 | |
US6810194B2 (en) | Connecting optical fibers | |
US20020122639A1 (en) | Continuously accessible optical cable | |
US20180284376A1 (en) | Enclosure for use in a fiber optic distribution network | |
CA2384252A1 (en) | Cassette for receiving optical waveguides with overlengths and fiber splices | |
FR2811816A1 (fr) | Support pour elements filiformes de faible diametre et faisceau d'elements filiformes relies entre eux par ce support | |
EP0735394A2 (en) | Optical fibre clamping device | |
EP3695258B1 (en) | Cable fixation devices and methods | |
US20210349270A1 (en) | Retention assembly for securing pof fiber within a connector | |
US7936960B2 (en) | Optical fiber slack storage for splice trays and splice assemblies | |
EP0646811A2 (en) | Breakout for optical fibres | |
NL1013707C2 (nl) | Inrichting voor het geleiden en omkeren van lichtgolfgeleiders. | |
US8366328B2 (en) | Alignment-improved optical-fiber mechanical splicer | |
US11709332B2 (en) | Optical fiber loop relaxation | |
EP2770358A1 (en) | Water-block element for fiber-optic blown tube | |
AU2014411737B2 (en) | Device for connecting an optical cable and a protective tube | |
US11934006B2 (en) | Fiber optic cable terminal with a pushable stub cable | |
NL1003249C2 (nl) | Buisconnector voor het verbinden van voor het daarin installeren van kabels bestemde buizen. | |
SK211892A3 (en) | Device for cable line with one pipe at least | |
US11353674B2 (en) | Tool and method for inserting optical fibers into a tube |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1A | A request for search or an international type search has been filed | ||
RD2N | Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report) |
Effective date: 20021205 |
|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070601 |