NL1013191C1 - Inrichting voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie uit een waterafvoerleiding. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie uit een waterafvoerleiding.

De uitvinding heeft betrekking op een verbeterd ontwerp van een inrichting voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie uit een waterafvoerleiding, welke materie niet kan worden losgemaakt met behulp van conventionele 5 verwijderinrichtingen als gevolg van constructie-technische tekortkomingen. Bij de constructie volgens de uitvinding is de verwijderinrichting in staat om zowel trillingskracht alsook waterdruk te gebruiken, teneinde een optimaal verwijderen van opstoppingen van vreemde materie te bereiken.

10 De meeste huishoudelijke afvoerleidingen staan bloot aan het afvoeren van theebladeren, haren, groenteresten, huidweefselresten door wassen of baden, etc. Teneinde het laten vallen van vreemde materie in afvoerleidingen in keukens tegen te gaan, wordt vaak een filter over de afvoer-15 opening geplaatst, om zo de grotere groenteresten tegen te houden, terwijl kleinere materie nog steeds in de afvoer-leiding naar binnen kan stromen. Aangezien dergelijke materie vaak olie- of vetachtige substanties bevat die aan de wanden van de pijpleiding blijft kleven, kan zich gedurende 20 een periode van dagen en maanden een ophoping vormen. Indien de gehele afvoerleiding niet op geregelde tijdstippen wordt schoongemaakt, kan deze uiteindelijk ernstig verstopt raken.

In fig. 1 is een bekende inrichting A voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie uit een wateraf-25 voerleiding getoond zoals momenteel verkrijgbaar in de markt en ontworpen voor het losmaken van de vreemde materie. De inrichting is vastgemaakt aan een hulpstuk Al en omvat een hol interieur met een uitgangsopening All met een verdraaibare borgmoer A12. De inrichting omvat verder een agitator-30 leiding A2 die uit schroefdraadvormig gewikkeld metaaldraad bestaat en een relatief groot agitatordeel A21 aan zijn vooreinde heeft. De agitatorleiding A2 is gedeeltelijk opgeslagen binnenin het hulpstuk Al, waarbij het voorste - 2 - vrije gedeelte van de agitatorleiding A2 op zijn plaats is vastgemaakt door middel van de verdraaibare borgmoer A12. Tijdens gebruik kan de borgbout A12 worden losgemaakt en de agitatorleiding A2 worden uitgetrokken en in de pijpleiding 5 worden gebracht om zo de vreemde materie die zich daarin heeft opgehoopt te verwijderen. Omdat waterafvoerleidingen echter vaak vervaardigd zijn van een kunststof materiaal, beschadigt de schroefdraadvormig gewikkelde metalen agitatorleiding A2 al snel de pijpleiding. Verbetering is derhal-10 ve gewenst.

In fig. 2 is een andere inrichting voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie uit een waterafvoer-leiding getoond zoals momenteel in de markt verkrijgbaar. Deze uitvoeringsvorm gebruikt de kracht van stromend water 15 om de binnenzijde van de waterafvoerleiding krachtig te reinigen om zo de vreemde materie van de wanden los te maken. De inrichting omvat een bolvormig voorste deel met een hol binnendeel 21 met een waterspuitopening 22 met een relatief kleine diameter in het midden van het vooreinde 20 alsmede een aantal kleine waterspuitopeningen 23 die rondom de bolvorm zijn gerangschikt. Het bodemdeel van de wateruit-laatkop 2 heeft een schroefdraaddeel 24. Door het midden strekt zich een waterdoorlaat 31 uit. Het schroefdraaddeel 24 van het bodemeind van de wateruitlaatkop 2 is verbonden 25 met een koppelingszitting 3. Nadat de koppelingszitting 3 van de vreemde-materie-verwijderinrichting verbonden is met een waterslangkoppelstuk S, en vanuit een waterslang SI water door het waterslangkoppelstuk S stroomt, kan een gebruiker de waterslang SI tezamen met de vreemde-materie-30 verwijderinrichting in een waterafvoerleiding aanbrengen om zo de vreemde materie daarin te verwijderen. Nadat de waterstroom de wateruitlaatkop 2 bereikt, zal als gevolg van de kleine diameter van de waterspuitopening 22 aan het vooreinde van de wateruitlaatkop 2 en de waterspuitopeningen 23 in 35 het middendeel van de wateruitlaatkop 2, de waterstroom vanuit de waterspuitopeningen 22 en 23 worden afgegeven als fijne waterkolommen die tegen de waterafvoerleidingwanden S2 botsen en zo de vreemde materie S3 die daaraan kleeft effec- - 3 - tief verwijderen.

Deze bekende vreemde-materie-verwijderinrichting gebruikt de kracht van de waterstroom om fijne waterkolommen tegen de waterafvoerleidingwanden S2 te laten botsen als de 5 met de inrichting verbonden waterslang SI in de pijpleiding wordt aangebracht. De waterspuitopeningen 23 in het middendeel van de wateruitlaatkop 2 zijn echter evenredig verdeeld rondom het middendeel van de bolvorm. Water dat in de holle ruimte van de wateruitlaatkop 2 stroomt om via de water-10 spuitopeningen 22 en 23 te worden afgegeven, kan echter geen krachtige fijne waterkolommen die via de waterspuitopeningen 22 en 23 worden afgegeven voortbrengen, omdat de waterstroom niet in staat is om druk op te bouwen binnenin het holle binnendeel 21 van de inrichting. Dit doet afbreuk aan het 15 doel van de gehele bekende constructie om een krachtige impuls te gebruiken voor het effectief verwijderen van de vreemde materie, en maakt verbetering wenselijk. Indien een gebruiker de gehele inrichting met de waterslang SI inbrengt in een waterafvoerleiding, en nadat de waterstroom op gang 2 0 is gebracht, dan maakt een contact van het bolvormige voor einde met de vreemde materie S3 in de pijpleiding het onmogelijk om de inrichting verder binnenin de waterafvoerlei-ding naar binnen te brengen. De waterspuitopeningen 22 en 23 en de gehele wateruitlaatkop 2 kunnen direct uitwendig 25 contact maken met de vreemde materie S3 die aan de pijpwan-den vastkleeft. De wateruitlaatkop 2 kan vast komen te zitten tegen een zijde van de waterafvoerleidingwanden S2, en de vreemde materie S3 kan al snel de waterspuitopeningen 22 en 23 in de wateruitlaatkop 2 verstoppen, en zo het 30 afgeven van fijne waterkolommen door de waterspuitopeningen 23 blokkeren. Dit verslechtert het verwijderen van vreemde materie door de inrichting aanzienlijk en benodigt eveneens verbetering.

Bovengenoemde nadelen zijn uitvinder op professionele 35 basis gedurende meerdere jaren uit eerste hand gebleken, hetgeen geleid heeft tot intensief onderzoek om de bekende constructies te verbeteren. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de onderhavige uitvinding, waarbij uit grote hoeveelhe- - 4 - den testen gebleken is dat de inrichting volgens de uitvinding een superieure werking heeft ten opzichte van de bekende constructies.

De uitvinding verschaft een inrichting voor het verwij-5 deren van opstoppingen van vreemde materie uit een wateraf-voerleiding volgens conclusie 1. Het geheel van constructie-technische maatregelen volgens de uitvinding verschaft een samenwerking van de gehele inrichting met een waterafvoer-leiding waaruit vreemde materie dient te worden verwijderd, 10 en bereikt door deze samenhang een zeer effenciënte verwij-deringsprestatie.

De inrichting volgens de uitvinding verschaft een spuitend roterend waterafgiftelichaam dat de kracht van stromend water gebruikt. Het roteerbare waterafgiftelichaam 15 is opgenomen in de binnenruimte tussen de wateruitlaatkop en de koppelingszitting. Tijdens gebruik kunnen de wateruit-laatopeningen van de roterende wateruitlaatkop niet verstopt raken omdat deze niet rechtstreeks op de buitenzijde van de inrichting zijn voorzien zoals bij de constructies volgens 20 de stand van de techniek. De optredende impulsen veroorzaken naast de rotatie van het waterafgiftelichaam en het afgeven van krachtige waterkolommen, verder een trillingskracht, hetgeen in combinatie de reinigingsarmen aan de voorzijde van de wateruitlaatkop doet draaien en richten. Dit heeft 25 tot gevolg dat vreemde materie op de pijpwanden wordt weggespoten en losgeslagen. In de praktijk blijkt dit zeer goed te werken.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

30 Constructieve kenmerken, werkwijze en andere aspecten van de uitvinding zullen hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van voorkeursuitvoeringsvormen, waarin: fig. 1 een aanzicht is in perspectief van een construe-35 tie volgens de stand van de techniek; fig. 2 een aanzicht is in langsdoorsnede die de werking van een andere constructie volgens de stand van de techniek weergeeft; - 5 - fig. 3 een aanzicht is in perspectief met uiteengenomen delen van een uitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 4 een aanzicht is in langsdoorsnede van de samengestelde inrichting in fig. 3; 5 fig. 5 een aanzicht is in dwarsdoorsnede van fig. 4; fig. 6 een aanzicht is in langsdoorsnede over de lijn A-A in fig. 5; fig. 7 een aanzicht is in langsdoorsnede over de lijn B-B in fig. 5; 10 fig. 8 een aanzicht is in langsdoorsnede die de werking van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft; fig. 9 een aanzicht is in perspectief met uiteengenomen delen van een uitvoeringsvariant; en fig. 10 een aanzicht is in langsdoorsnede van nog een 15 andere variant van de uitvinding.

Zoals te zien in fig. 3 en 4 omvat de inrichting voor het verwijderen van opstoppingen in waterafvoerleidingen volgens de uitvinding een binnenruimte 41 met binnenschroef-draad 42 aan zijn onderste deel, een uitlaatopening 43 in 20 het midden van het vooreind van een wateruitlaatkop 4, waarbij een koppelingszitting 5 via buitenschroefdraad 51 verbonden is met de binnenschroefdraad 42. De koppelingszitting 5 is bestemd om met zijn bodemdeel te worden verbonden met een waterslangkoppelstuk S.

25 De belangrijkste verbeteringen van de onderhavige uitvinding zijn: een inwendige huls 44 strekt zich naar binnen toe uit door het vooreind van de wateruitlaatkop 4 vanaf de uitlaatopening 43. Een aantal uitlaatopeningen 45 is ongeveer rondom een middendeel van de wateruitlaatkop 4 3 0 voorzien. Er is een waterdoorlaat 52 in het midden van het binnendeel van de koppelingszitting 5 voorzien met een ringvormige rand 53 ter plaatse van het wateruitlaatgebied van de waterdoorlaat 52. Tot slot bevindt zich binnenin het gebied tussen de wateruitlaatkop 4 en de koppelingszitting 5 35 een wateruitlaatmondstuk 61 en een wateruitlaatzitting 62 die een roteerbaar waterafgiftelichaam 6 vormen. Binnenin het wateruitlaatmondstuk 61 bevindt zich een waterdoorvoer 611 (zie fig. 6). Het vooreinde van het wateruitlaatmondstuk - 6 - 61 strekt zich uit door de huls 44, waarbij zich een water-uitlaatopening 612 in het midden van het voorste deel bevindt, via welke toegevoerd water kan worden afgegeven. Op het voorste deel zijn verder roterende reinigingsarmen 613 5 voorzien. In een middendeel van de waterdoorvoer 611 bevindt zich een wateruitlaataftakking 614. Ter hoogte van de bovenen onderranden van de wateruitlaataftakking 614 bevinden zich uitstekende omtreksranden 615. De onderste uitstekende omtreksrand 615 bevindt zich vlakbij een huls 616 van het 10 waterinlaatopeningsgebied. De huls 616 is bestemd voor aansluiting op de ringvormige rand 53 van het wateruitlaat-gebied van de waterdoorvoer 52 in de koppelingszitting 5 (zie fig. 6) .

De wateruitlaatzitting 62 bestaat uit twee halfcirkel-15 vormige zittingshelften 621 en 621'. De twee helften kunnen in elkaar vast worden gemaakt door middel van uitstekende randen 6211 die binnenin de zittingshelft 621 zijn voorzien en haakvormige lippen 6211' die in het binnendeel van de andere zittingshelft 621' zijn voorzien. De helften worden 20 rondom het wateruitlaatmondstuk 61 tot één fysisch geheel samengesteld onder opsluiting van de uitstekende omtreksranden 615 van het wateruitlaatmondstuk 61. De zittingshelft 621' wordt hierbij uitgelijnd met de wateruitlaataftakking 614 waarbij een insteekbevestigingsrand 6212' (zie fig. 5) 25 naar binnen steekt en is vastgemaakt op een insteekbevesti-gingsrand 6212 van de wateruitlaataf takking 614. De zit-tingshelft 621' omvat een wateruitlaatdoorvoer 6214 die een positionering van een wateruitlaatopening 6213' in de richting van de tangent van de buitenomtrek van de zittingshelft 30 621' mogelijk maakt. De wateruitlaatopening 6213' ligt op één lijn met de uitlaatopeningen 45 in het middendeel van de wateruitlaatkop 4.

Verwijzend naar fig. 5, 6, 7 en 8 zal de werking van de inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht. 35 Indien water vanuit een slang SI in de waterdoorvoer 611 binnenin de wateruitlaatkop 61 van de opstoppingsverwijder-inrichting stroomt, komt het water bij het middendeel langs de wateruitlaataftakking 614 en wordt uiteindelijk via de - 7 - wateruitlaatdoorvoer 6214 in de wateruitlaatzitting 62 afgegeven, in het bijzonder via de wateruitlaatopening 6213' van de wateruitlaatzitting 62. Als gevolg van het ontwerp wordt de stroming naar een tangentiale richting geleid 5 binnenin de halfcirkelvormige zittingshelft 621 van de wateruitlaatzitting 62 (zoals aangeduid in fig. 4, 5 en 6) , waarna een waterstroom via de wateruitlaatopening 62131 wordt afgegeven. Een kleinere diameter van de wateropening 6213' dan die van de wateruitlaatdoorvoer 611 binnenin het 10 wateruitlaatmondstuk 61 veroorzaakt een toename van de waterdruk in dat gebied. Als gevolg van de tangentiale uitstroomrichting van de waterstroom via de wateruitlaatopening 6213' ontstaat een krachtige vloeistofdruk die gebruikt wordt om het wateruit laatmondstuk 61 roterend aan te drij-15 ven. Het water dat door de wateruitlaatopening 6213' stroomt wordt in een krachtige werveling in tangentiale richting afgegeven en spuit naar buiten via de uitlaatopeningen 45 in het middendeel van de wateruitlaatkop 4. Hierbij wordt benadrukt, dat indien de waterstroom in tangentiale richting 20 krachtig wordt afgegeven via de uitlaatopeningen 45, het stromende water dan tevens tegen ribben 451 (zie fig. 5) botst die zich tussen elk van de uitlaatopeningen 45 bevinden. De impuls die daar telkens bij optreedt veroorzaakt een verdraaiingskracht op het roterende wateruitlaatmondstuk 61. 25 Daarnaast produceert de telkens optredende impuls een tril-lingskracht, hetgeen in combinatie uiteindelijk leidt tot een ronddraaien en richten van de reinigingsarmen 613 op de punt van het voorste deel van het roterende waterafgifteli-chaam 6. Dit leidt tot een kapot breken van vreemde materie 30 S3 op de pi jpleidingwanden S2, en verbetert daardoor op effectieve wijze de verwijderprestaties.

Bij de variant in fig. 9 zijn dezelfde delen met gelijke verwijzingscijfers aangeduid. Ook hier is het roteerbare waterafgiftelichaam 6 opgenomen in de ruimte tussen de 35 wateruitlaatkop 4 en de koppelingszitting 5. Naast de wateruit laataftakking 614 in het middendeel van het wateruitlaatmondstuk 61, is de wateruitlaatzitting 62 volgens fig. 3-7 zodanig aangepast dat een bodemeind 71 van een waterbuis 7 - 8 - kan worden gestoken op en verbonden met de wateruitlaat-aftakking 614 om zo een tangentiale waterstroom uit een wateruitlaatopening 72 te laten komen. Ook hier wordt een waterstroom naar de waterdoorvoer 611 in het roteerbare 5 waterafgiftelichaam 6 van de opstoppingsverwijderinrichting verschaft die via de wateruitlaataftakking 614 stroomt, op een zodanige wijze dat indien het water uiteindelijk uit de waterbuis 7 stroomt, de gehele constructie eveneens een verbeterde verwijderingsprestatie bereikt.

10 Bij de variant in fig. 10 zijn de originele uitlaatope- ningen 45 in de wateruitlaatkop 4 weggelaten. In plaats daarvan is een aantal wateruitlaatopeningen voorzien in het bovendeel van de koppelingszitting 5. De ruimte tussen de wateruitlaatkop 4 en de koppelingszitting 5 kan wederom een 15 wateruitlaatmondstuk 61 en een wateruitlaatzitting 62 omvatten die tezamen het roteerbare waterafgiftelichaam 6 vormen, en zo op gelijksoortige wijze als bij de bovengenoemde uitvoeringsvormen een constructie verschaffen waarmee een effectief verwijderen van vreemde materie uit de binnenzijde 20 van een pijpleiding kan worden bereikt.

Aldus is volgens de uitvinding een inrichting verschaft die zeer eenvoudig is en qua effectiviteit superieur is aan de bekende constructies. De gehele constructie volgens de uitvinding werkt tijdens gebruik samen met de waterafvoer-25 leiding voor het verwijderen van vreemde materie binnenin de pijpleiding. De uitvinding bereikt hierbij een zeer effectieve verwijderingsprestatie.

Claims (7)

1. Inrichting voor het verwijderen van opstoppingen van vreemde materie (S3) uit een waterafvoerleiding (S2), omvattende : een wateruitlaatkop (4) en een daarmee verbonden koppe-5 lingszitting (5) die tezamen een binnenruimte (41) begrenzen met een uitlaatopening (43) in het vooreind en meerdere uitlaatopeningen (45) in de omtrekszijwand, waarbij de koppelingszitting (5) een waterdoorlaat (52) omvat en in een bodemdeel is voorzien van koppelmiddelen voor een verbinding 10 met een waterslangkoppelstuk (S), met het kenmerk, dat in de binnenruimte (41) tussen de uitlaatopening (43) in het vooreind en de waterdoorlaat (52) in de koppelingszitting (5) , een roteerbaar waterafgifteli-chaam (6) is voorzien dat een wateruitlaatmondstuk (61) en 15 een aandrijfstuk (62) omvat, waarbij zich door het wateruitlaatmondstuk (61) een waterdoorvoer (611) uitstrekt die aan de voorzijde uitmondt in ten minste één wateruitlaatopening (612) en in een middendeel in ten minste één wateruitlaat-aftakking (614) , waarbij in het aandrijf stuk (62) een zich 20 naar. een tangentiale richting toe uitstrekkende wateruit-laatdoorvoer (6214) is voorzien die aansluit op de wateruit-laataftakking (614), waarbij op de voorzijde van het wateruitlaatmondstuk (61) zich naar voren toe uitstrekkende reinigingsarmen (613) zijn voorzien die via de uitlaatope-25 ning (43) in het vooreind van de wateruitlaatkop (4) uitsteken tot buiten de wateruitlaatkop (4), en waarbij de water-uitlaatdoorvoer (6214) van het aandrijfstuk (62) uitmondt bij en zich roteerbaar kan verplaatsen langs de meerdere uitlaatopeningen (45) in de omtrekszijwand van de wateruit-30 laatkop (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij zich een huls (44) in de binnenruimte (41) naar binnen toe uitstrekt vanaf de uitlaatopening (43) in het vooreind van de wateruitlaat- 3. kop (4) , en het voorste deel van het wateruitlaatmondstuk (61) verdraaibaar gelagerd is in de huls (44). ; i ; . ƒ’ * - 10 -

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het aan- drijfstuk (62) twee halfcirkelvormige zittingshelften (621, 621') omvat die onder omsluiting van het wateruitlaatmond-stuk (61) met elkaar kunnen worden verbonden. 5

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het aan drijf stuk een waterbuisstuk (7) omvat dat verbonden kan worden met de wateruitlaataftakking (614) in het wateruit-laatmondstuk (61).

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de waterbuis een zich in radiale richting uitstrekkend deel (71) en een zich in tangentiale richting uitstrekkend deel (72) omvat.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1-5, waarbij de uitlaatopeningen (45) zijn voorzien in een middendeel van de omtrekszijwand van de wateruitlaatkop (4).

7. Inrichting volgens één van de conclusies 1-5, waarbij 20 de uitlaatopeningen (45) zijn voorzien in een bovendeel van de omtrekszijwand van de koppelingszitting (5).