NL1012985C2 - Werkwijze voor het inspecteren van speeltoestellen, alsmede speeltoestel. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het inspecteren van speeltoestellen, alsmede speeltoestel

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het inspecteren van speeltoestellen. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het inspecteren van speeltoestellen op veiligheid.

5 De veiligheid van speeltoestellen is altijd een groot aandachtspunt geweest omdat speeltoestellen door kinderen worden gebruikt, die, zoals bekend, het gevoel voor het onderkennen van gevaarlijke situaties nog moeten ontwikkelen. Kinderen hebben niet, zoals volwassenen, de 10 mogelijkheden om in te zien dat een bepaalde voorziening onveilig is, en lopen daarom een groter risico slachtoffer te worden van inrichtingen die in verloop van tijd onveilig zijn geworden, bijvoorbeeld doordat de inrichting technisch niet meer functioneert, of doordat een onderdeel van de 15 inrichting is versleten of is afgebroken. Kinderen, die van de voorziening gebruik willen maken, kunnen zich daardoor aan het toestel verwonden of anderszins in de problemen geraken.

Om dit soort ongelukken te voorkomen bestaat er een 20 groot aantal voorschriften waaraan speeltoestellen moeten voldoen om door kinderen te mogen worden gebruikt. Deze voorschriften zijn door de overheid opgelegd, of worden door de beheerder van de speeltoestellen vrijwillig nagestreefd, bijvoorbeeld om keurings- of waarborgmerken te 25 behalen waarmee wordt aangegeven dat een bepaalde inrichting veilig is.

Een belangrijke categorie van speeltoestellen waar strenge veiligheidsnormen voor gelden, treft men als vaste objecten aan in parken en speeltuinen. Gedacht kan hierbij 30 worden aan allerlei bekende speelvoorzieningen, zoals schommels, wippen, klimrekken, duikelaartjes, draaimolens, draaitonnen etc. Dergelijke speeltoestellen worden door een beheerder geplaatst en worden gebruikt door kinderen die in 1Π12985’ 2 dat park of speeltuin spelen. Veruit de meeste speeltoestellen worden door gemeentelijke overheden beheerd, maar ook recratieondernemingen en ondernemingen die zich richten op grootschalig dagtoerisme hebben 5 relatief grote aantallen speeltoestellen te beheren.

De veiligheidsrisico's die met het gebruik van dergelijke toestellen gepaard gaan nemen toe met de tijd dat ze in gebruik zijn. Ook al is een toestel bij het verlaten van de werkplaats gekeurd als veilig, na verloop 10 van tijd - in de praktijk soms al na enkele maanden -bestaat de kans dat de veiligheid van een toestel aanzienlijk is verminderd doordat het is gaan roesten of doordat het toestel onjuist of nog maar slechts gedeeltelijk functioneert, bijvoorbeeld wanneer door 15 verkeerd gebruik of door vandalisme onderdelen zijn afgebroken of verbogen.

Beherende instanties van parken en speeltuinen, zoals gemeentelijke overheden en exploitanten van terreinen voor dagrecreatie, worden zich in toenemende mate bewust 20 van de (financiële) risico's die het beheer van deze voorzieningen met zich meebrengen. Veel speeltoestellen zijn reeds verwijderd, omdat de veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Daarnaast is voor een aantal speeltoestellen een inspectiesysteem opgezet, waarbij inspecteurs op de 25 diverse locaties de daar aanwezige toestellen op veiligheid controleren, en de status daarvan in een verslag rapporteren.

Het is gebleken dat een dergelijk inspectiesysteem met name voor wat betreft het voeren van de administratie 30 in de praktijk nogal wat problemen met zich meebrengt. Het opzetten van een, door een beheerder gevoerde, centrale administratie blijkt lastig, en bij de opsporing en identificatie van de speeltoestellen tijdens de inspectie worden regelmatig speeltoestellen over het hoofd gezien.

35 Ook ontbreekt vaak een vast inspectieprotocol voor het opmaken van een rapport van de toestand of status van het · , Γ · . &*>·.

3 speeltoestel, en is het moeilijk te verifiëren of een inspectie daadwerkelijk is uitgevoerd.

Een belangrijk probleem dat hierdoor ontstaat r is dat het moeilijk is om aan te kunnen tonen dat de mate van 5 onderhoud en inspectie voldoende is geweest. Denkbaar is dat bij het optreden van ongelukken die ernstige verwondingen of zelfs blijvende invaliditeit tot gevolg hebben de beheerder aansprakelijk wordt gesteld wegens het treffen van onvoldoende maatregelen om de veiligheid van de 10 speeltoestellen te garanderen, bijvoorbeeld wegens het onvoldoende plegen van onderhoud. Het is bekend, dat in toenemende mate over de aansprakelijkheid voor dit soort ongelukken wordt geprocedeerd, en dat de uit te keren schadebedragen (zeker in geval van blijvende invaliditeit) 15 in omvang toenemen. Voor een beheerder is het derhalve zeer belangrijk om aan te kunnen tonen dat hij adequate maatregelen heeft getroffen om de veiligheid te garanderen, bijvoorbeeld door tijdig onderhoud te plegen, en dat de schuld voor het ongeval niet aan hem kan worden 20 toegerekend. Daartoe zal hij bij voorkeur over een administratie dienen te beschikken, waaruit kan blijken, dat tijdig en adequaat onderhoud is gepleegd. Hij zal in dit verband bij voorkeur moeten kunnen aantonen, dat het speeltoestel regelmatig is geïnspecteerd, en dat steeds de 25 toestellen op hun veiligheid zijn beoordeeld en dat indien onregelmatigheden zijn waargenomen, adequate handelingen zijn verricht, zoals het plegen van onderhoud.

Ondanks de verhoogde aandacht voor de beheersaspecten van deze speeltoestellen, is het tot op 30 heden niet gelukt een inspectiesysteem op te zetten waarmee met het verloop van tijd dat de speeltoestellen in gebruik zijn de status van de toestellen kan worden gevolgd, zodat kan worden aangetoond dat het speelgoed steeds aan de vereiste veiligheidsnormen heeft voldaan. De uitvinding 35 heeft tot doel een werkwijze te verschaffen, waarbij i0'. ^o5 4 bovengenoemde nadelen worden vermeden en waarmee kan worden voorzien in een adequaat inspectiesysteem.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een werkwijze, waarbij de speeltoestellen elk zijn voorzien van ten minste 5 één transponder, waarbij een door een persoon, die geacht wordt het speeltoestel te inspecteren, gedragen of anderszins meegevoerde sensor de transponder kan activeren wanneer de sensor zich op nabije afstand van de transponder bevindt, en door de transponder uitgezonden gegevens, 10 omvattende ten minste een unieke, het speeltoestel identificerende code, registreert. Door het speeltoestel te voorzien van een transponder kan worden bereikt dat een inspecteur zich daadwerkelijk bij een toestel dient te melden om een electronische handtekening te verkrijgen 15 en/of een inspectieprotocol te kunnen uitvoeren. Een dergelijke werkwijze maakt het mogelijk de basis te vormen voor het voeren een eenduidige administratie, waaruit de status van de diverse in beheer zijnde toestellen blijkt, en waarop een beroep kan worden gedaan op een moment dat 20 een zorg- en inspectiehandeling aangetoond moet kunnen worden.

Opgemerkt wordt, dat in deze context onder een transponder tenminste een passieve electronische eenheid dient te worden verstaan, bestaande uit een 25 ontvangstcircuit en een uitzendcircuit, dat, bij activering van het ontvangstcircuit door daarvoor geschikte radiostraling, via het uitzendcircuit een informatiesignaal kan uitzenden. Opgemerkt wordt voorts dat in deze context onder sensor tenminste dient te worden verstaan een scanner 30 of zend/ontvangsteenheid die kan samenwerken met een transponder. Opgemerkt wordt voorts dat in deze context onder een korte afstand dient te worden verstaan een afstand van ten hoogste 25 m, bij voorkeur minder dan 15 m, meer bij voorkeur minder dan 10 m. In het bijzonder dient 35 onder korte afstand te worden verstaan ten hoogste 5 m, bij , . o ï * i. ·.,> 5 voorkeur minder dan 2,5 m, meer bij voorkeur minder dan 1 m of minder dan 0,5 m.

De volgens de werkwijze van de uitvinding toegepaste werkwijze benut een transponder die slechts over een korte 5 afstand kan worden geactiveerd, zódat zeker kan worden gesteld dat een inspecteur bij het toestel aanwezig is geweest.

Omdat een transponder een passieve eenheid is, is gebruik daarvan in een speeltoestel veilig. Verder wordt 10 aan het onderhoud van een transponder nagenoeg geen eisen gesteld en is de levensduur ervan is zeer groot.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een speeltoestel voorzien van tenminste een transponder.

In het navolgende zal de uitvinding nader worden 15 toegelicht aan de hand de beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld, waarin een aantal aspecten en toepassingen van het gebruik van een transponder in een speeltoestel wordt geïllustreerd en toegelicht.

Besproken wordt het geval dat een beheerder, zoals 20 bijvoorbeeld een gemeente, een aantal speeltoestellen in een aantal parken in beheer heeft. Het betreft speeltoestellen, waarvan het beheer in een centrale administratie wordt bij gehouden. Om de toestellen geregeld, bijvoorbeeld twee maal per half jaar, op gebreken te 25 controleren, maakt de beheerder gebruik van mensen die op locatie de toestellen inspecteren. Voor de inspectie is een planning opgesteld, waarbij op een bepaalde dag een aantal specifieke toestellen moet worden bezocht. Verder voert de beheerder een administratie, waarin alle met betrekking tot 30 de toestellen relevante gegevens centraal in een computer worden bijgehouden. Zulke gegevens kunnen onder meer betreffen: de datum van ingebruikneming, de leeftijd van een toestel, een classificatie en een omschrijving van het toestel, te inspecteren aspecten van het toestel, een 35 historie van gepleegd onderhoud en eerder geconstateerde gebreken voor genoemde aspecten, namen van

* λ -ü n »·) o K 'A ’ U · :> U D

6 verantwoordelijke inspecteurs en onderhoudspersoneel, een volgorde van de te inspecteren aspecten, de locatie van het toestel, en datum van te plegen onderhoud. Uit deze gegevensverzameling wordt, samen met eventuele andere 5 plannings- en routingsystemen, het dagschema voor de inspecteur opgesteld.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt de inspecteur voorzien van een sensor die een in een speeltoestel aangebrachte transponder kan activeren wanneer 10 de sensor zich op nabije afstand van de transponder bevindt, en die door de transponder uitgezonden gegevens, omvattende ten minste een unieke, het speeltoestel identificerende code, kan registreren. De geregistreerde gegevens kunnen in een geheugen worden vastgelegd. Dit 15 geheugen kan een eenvoudige geheugeneenheid zijn, die de

gegevens van de sensor digitaal vastlegt. De sensor kan dan bijvoorbeeld worden uitgelezen door een met een computer verbonden leeseenheid. Deze uitlezing kan bij voorbeeld bij terugkeer van de inspecteur van de inspectieronde 20 plaatsvinden door het geheugen te koppelen met de centrale computer, maar de inspecteur kan ook een PC meevoeren, die de door de sensor geregistreerde gegevens direct kan uitlezen en vastleggen. In dat geval kan de PC tevens zijn voorzien van een communicatie-eenheid, die met de centrale 25 computer een verbinding kan leggen, zodat de in de PC

opgeslagen en bewerkte gegevens rechtstreeks vanuit het veld aan de centrale gegevensadministratie kunnen worden toegevoerd.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding kan bij 30 vastlegging in het geheugen van de door de sensor geregistreerde transpondergegevens een tijdscodering worden toegevoegd, waarmee het tijdstip wordt vastgelegd, dat de registratie plaatsvond. Hiermee wordt het voordeel bereikt, dat niet alleen wordt vastgelegd, dat een bepaalde 35 inspectie heeft plaatsgevonden, maar ook, wanneer deze plaatsvond.

7

Een ander aspect bètreft het te volgen inspectieprotocol. Een inspecteur kan bij registratie van een transpondersignaal, door voldoende dicht in de buurt van de transponder deze met zijn sensor te activeren, door 5 de computer worden opgedragen een voor dat toestel specifiek inspectieprotocol op te volgen, bijvoorbeeld een lijst met te beoordelen aspecten van het toestel, zoals de status van scharnierverbindingen, de status van (slijtage-gevoelige) beschermdelen, de status van framedelen en 10 verdere aspecten die de veiligheid van het toestel beïnvloeden.

In het bijzonder kan met behulp van geschikte software worden bewerkstelligd dat een inspecteur het inspectieprotocol pas kan starten of de met de inspectie 15 verband houdende gegevens pas kan invoeren wanneer of zolang de sensor de code van het -speeltoestel registreert. Het is derhalve mogelijk dat de geregistreerde identificerende code van het speeltoestel zelf bij de werkwijze niet wordt vastgelegd.

20 Bij nog een ander aspect van de uitvinding kan in het geheugen aan de hand van de identificerende code een rapportage worden ingevoerd, naar aanleiding van de door de persoon aan het speeltoestel uitgevoerde inspectie.

Volgens een verder aspect van de uitvinding zijn de 25 speeltoestellen van meerdere transponders te voorzien.

Toepassing hiervan heeft een aantal bijzondere voordelen, met name wanneer een toestel op meerdere onderdelen of op meerdere plaatsen moet worden geïnspecteerd. Zo heeft bijvoorbeeld een kabelbaan een aan twee kanten door middel 30 van een ophangingsconstructie bevestigde kabel. Het aanbrengen van afzonderlijke transponders bij de twee ophangingsconstructies verschaft een zekerheid, dat beide plaatsen van het toestel zijn geïnspecteerd. In een ander geval kan bijvoorbeeld een uitkijktoren of een glijbaan 35 zijn voorzien van een transponder, waarbij een inspecteur verplicht is om ook op minder toegankelijke onderdelen van ; ü * db dö .

8 een toestel, bijvoorbeeld de onderdelen die slecht bereikbaar zijn, nadat eerst een trap is beklommen, inspectie uit te voeren.

In nog een verder aspect van de uitvinding kunnen de 5 transponders geschikt zijn om verschillende typen informatiegegevens te verschaffen, wanneer de transponder op een specifieke manier wordt geactiveerd. Een voorbeeld daarvan is het aanbrengen van een (eventuele verdere) transponder in een speeltoestel, om met een scanner op een 10 wat grotere afstand van bijvoorbeeld enkele honderden meters te kunnen lokaliseren. In een variant daarop kan een transponder zijn voorzien een sensor-elementen, waarmee bijvoorbeeld kan worden vastgesteld of een toestel inwendig is verroest, of die een detectielus hebben zodat het 15 ontbreken van onderdelen kan worden geregistreerd, of die geschikt zijn om vervormingen te kunnen detecteren. De transponder kan aldus variabele informatiegegevens over een te inspecteren toestel produceren, waardoor een nog betere mogelijkheid wordt verschaft om vast te stellen, of een 20 toestel veilig is, met name voor wat betreft van buitenaf niet-waarneembare aspecten, ondanks het feit deze er op het oog veilig uitziet.

Het zal duidelijk zijn, dat de aanwezigheid van transponders in de toestellen, zonder activering van welke 25 het opstellen van een rapport ten minste niet volledig mogelijk is, in zijn algemeenheid voor een inspecteur een sterke stimulans zal zijn om de bewuste inspecties volledig uit te voeren. Als de rapportage niet volledig is, kan door de computer onmiddellijk worden gesignaleerd, dat een 30 inspectie niet of onvolledig is uitgevoerd en kunnen maatregelen getroffen worden een inspectie alsnog uit te voeren. De uitvinding heeft daarom als bijkomend voordeel, dat de uitgevoerde inspecties in kwaliteit toenemen. Voorts kan voor de inspecteur door het genereren van een 35 speeltoestel afhankelijk inspectieprotocol, het uitvoeren van de inspectie aanzienlijk worden vereenvoudigd.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het inspecteren van speeltoestellen, welke speeltoestellen elk zijn voorzien van ten minste één transponder, waarbij een door een persoon, die geacht wordt het speeltoestel te inspecteren, gedragen of anderszins 5 meegevoerde sensor de transponder kan activeren wanneer de sensor zich op nabije afstand van de transponder bevindt, en door de transponder uitgezonden gegevens, omvattende ten minste een unieke, het speeltoestel identificerende code, registreert.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geregistreerde gegevens in een geheugen worden vastgelegd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat met behulp van een computer een inspectieprotocol wordt gegenereerd en waarbij het inspectieprotocol pas kan worden 15 gestart en/of waarbij met de inspectie verband houdende statusgegevens van het speeltoestel pas in de computer kunnen worden ingevoerd wanneer of zolang de sensor de code van een speeltoestel registreert.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 2-3, met het 20 kenmerk, dat bij vastlegging in het geheugen van de door de sensor geregistreerde transpondergegevens en/of de met inspectie verband houdende statusgegevens een tijdscodering wordt toegevoegd, waarmee het tijdstip wordt vastgelegd, dat de registratie en/of inspectie plaatsvond.

5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat aan de hand van de identificerende code een lijst van inspectiehandelingen voor de persoon toegankelijk wordt, die hij aan het speeltoestel dient uit te voeren. 101 2?'i 8 5 *

6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat door de persoon in het geheugen aan de hand van de identificerende code rapportagegegevens worden ingevoerd, naar aanleiding van de door hem aan het 5 speeltoestel uitgevoerde inspectie.

7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de met de inspectie verband houdende vastgelegde statusgegevens door een computer worden ingelezen waarin gegevens betreffende de status van het 10 betreffende speeltoestel worden bijgehouden.

8. Werkwijze volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat de transponder geschikt is om variabele gegevens te verschaffen omtrent de hoedanigheid van het speeltoestel, zoals bijvoorbeeld gegevens betreffende de locatie van het 15 toestel of in het toestel aanwezige roestvorming, breuk of vervorming.

9. Speeltoestel, voorzien van een transponder, die door een door een persoon, die geacht wordt het speeltoestel te inspecteren, gedragen of anderszins meegevoerde sensor 20 geactiveerd kan worden wanneer de sensor zich op nabije afstand van de transponder bevindt, waarbij de door de transponder uitgezonden gegevens, ten minste een unieke, het speeltoestel identificerende code omvatten. /· · !; · ,*·. RAPPORT BETREFFENDE NIEUWHEIDS0NDER20EK VAN INTERNATIONAAL TYPE IOENTIFIKATIE VAN OE NATIONALE AANVRAGE Kenmerk van da aanvrager of van de gemachtigde P50827NLOO Nederlandse aanvrage nr. Indieningsdatum 1012985 6 september 1999 Ingeroepen vodrrangsdatum Aanvrager INaam) De Punt B.V. Datum van het verzoek vooreen onderzoek van internationaal type Door de Instantie voor Internationaal Onderzoek USA} aan het ver zoek voor een onderzoek van internationaal type toegekend nr. SN 33796 NL I. CLASSIFICATIE VAN HET ONDERWERP (bij toepassing van verschillende classificaties, alle classificatiesymbolen opgeven) Volgens de Internationale classificatie IIPCI Int. Cl.7: G 07 C 3/14, B 60 R 21/00, H 04 B 1/59, H 04 B 7/145 II. ONDERZOCHTE GEBIEDEN VAN DE TECHNIEK Onderzochte minimum documentatie Classificatiesysteem Classificatiesymbolen Int. Cl.7: G 07 C, G 06 F Onderzochte andere documentatie dan de minimum documentatie voor zover dergelifka documenten in de onderzochte gebieden zijn opgenomen III· | 1 GEEN ONDERZOEK MOGELIJK VOOR BEPAALDE CONCLUSIES (opmerkingen op aanvullingsblad) IV- I 1 GEBREK AAN EENHEID VAN UITVINDING (opmerkingen op aanvullingsblad) Form r»CT/ISA/201(al 07.1979 ƒ'