NL1012366C2 - Connector. - Google Patents

Description

Connector.

De uitvinding heeft betrekking op een connector met een huis en een aantal in het huis bevestigde contactelementen, welke contactelementen zijn gerangschikt in rijen en kolommen, waarbij het huis is voorzien van ten minste twee evenwijdige 5 oppervlakken met een rij uit langwerpige groeven, waarbij elke groef een contactelement opneemt, welk huis is voorzien van ten minste één module uit twee onderling verbonden identieke huis-delen met een langwerpige, in hoofdzaak rechthoekige vlakke vorm die ter plaatse van hun koppelingsoppervlakken zijn ver-10 bonden door de genoemde complementaire koppelingsdelen.

Connectors zijn in diverse uitvoeringsvormen bekend, zie bijvoorbeeld het US-A-4.734.060. Bij de in het US-A-4.734.060 beschreven connector is het huis een enkel gegoten deel, waarin slechts twee rijen uit contactelementen zijn toe-15 gepast. In het algemeen hangt het aantal contactelementen in de rij - en kolomrichtingen af van de toepassing van de connectors en zou een gamma aan connectors met verschillende aantallen contactelementen in de rij- en kolomrichtingen beschikbaar moeten zijn. Indien bijvoorbeeld een nieuw toestel met connectors 20 ter verbinding van dochterkaarten met een achterpaneel wordt ontworpen, geschiedt het bovendien vaak dat nieuwe connectors met specifieke aantallen contactelementen vereist zijn. Het verschaffen van dergelijke brede gamma's aan verschillende connectors verhoogt de productiekosten. Met het oog op de compo-25 nentkosten en het gebruik van kastruimte in combinatie met een groeiende vereiste aan een connector met hoge dichtheid en hoge snelheid, bestaat er een groeiende behoefte aan miniaturisatie van de connector. Een beperking ten aanzien van het miniaturi-seren van een connector is de vereiste voor een verbeterde sig-30 naalintegriteit in combinatie met een toegenomen signaalklok-snelheid.

1012366 la

Een verdere beperking ten aanzien van de miniaturisatie van een connector is de vereiste aan een hoge nauwekeurig-5 heid van de afmetingen en vorm van het huis. Het ontwerp van de connector volgens het US-A-4.734.060 veroorzaakt beperkingen ten aanzien van de miniaturisatie en de vervaardiging van de connector.

Als uitgangspunt van de onderhavige uitvinding dient 10 de connector die bekend is uit het US-A-3.854.790. Bij deze bekende connector zijn de groeven in de koppelingsoppervlakken gevormd.

Bij een andere bekende connector (US-A-5.320.555) zijn er weliswaar uit twee verbonden huisdelen bestaande modu-15 les, doch de huisdelen zijn niet identiek, terwijl evenmin van groeven voorziene oppervlakken zijn toegepast.

1012366 2

De uitvinding beoogt een verbeterde connector te verschaffen van het type, waarop de uitvinding betrekking heeft.

Hiertoe bezit de connector volgens de uitvinding het 5 kenmerk, dat elk huisdeel is voorzien van een koppelingsopper-vlak met complementaire koppelingsdelen tegenover een oppervlak met groeven.

Op deze wijze wordt een nieuw connectorontwerp verkregen, waarbij het huis een samenstel uit modules is met twee 10 identieke verbonden huisdelen, zodat elke golfvorming of kromming van de huisdelen onderling zal worden gecompenseerd, hetgeen resulteert in een vlakke module met een nauwkeurige vorm en afmetingen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht onder ver-15 wijzing naar de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvormen van de connector volgens de uitvinding is getoond.

Figuur 1 toont een mannelijke en vrouwelijke uitvoeringsvorm van de connector volgens de uitvinding, waarbij de mannelijke en vrouwelijke connectors een achterpaneel-20 connectorsamenstel verschaffen.

Figuur 2 toont een aantal vrouwelijke contactelemen-ten die worden toegepast in de vrouwelijke connector volgens figuur 1; figuur 2A toont een bovenaanzicht van een aantal onderling verbonden contactelementen en figuur 2B toont een zij-25 aanzicht van één contactelement.

Figuur 3 toont een aantal mannelijke contactelementen van de mannelijke connector volgens figuur 1; figuur 3A toont een bovenaanzicht van een aantal onderling verbonden contactelementen en figuur 3B toont een zijaanzicht van één contactele-3 0 ment.

Figuur 4 toont een explosieaanzicht van een huisdeel van de vrouwelijke connector volgens figuur 1 en een aantal onderling verbonden vrouwelijke contactelementen die in het huisdeel moeten worden gestoken.

Jo 1 2366 35 3

Figuur 5 toont een explosieaanzicht van twee huisde-len volgens figuur 4 waarbij de contactelementen zijn ingestoken.

Figuur 6 toont de twee huisdelen volgens figuur 5 in 5 geassembleerde toestand.

Figuren 7 tot 9 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm van een deel van een vrouwelijke connector op een wijze die correspondeert met de figuren 4 tot 6.

Figuur 10 toont twee vrouwelijke contactelementen die 10 worden toegepast in de vrouwelijke connector volgens de figuren 7 tot 9.

Figuur 11 is een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van een uitvoeringsvorm van een vrouwelijke connector volgens de uitvinding.

15 Figuur 12 is een schematisch weergegeven dwarsdoor snede van de vrouwelijke connector volgens figuur 11.

Figuur 13 is een explosieaanzicht van de vrouwelijke connector volgens figuur 1.

Figuur 14 is een perspectivisch aanzicht van de vrou-20 welijke connector volgens figuur 13 in geassembleerde toestand.

Figuur 15 is een vooraanzicht van de vrouwelijke connector volgens figuur 14.

Figuur 16 is een achteraanzicht van de vrouwelijke connector volgens figuur 14 zonder staarteenheid en met rechte 25 vrouwelijke contactelementen.

Figuur 17 toont schematisch een dwarsdoorsnede van de vrouwelijke connector volgens figuur 14.

Figuur 18 toont een explosieaanzicht van een huisdeel van de mannelijke connector volgens figuur 1 met een aantal on-30 derling verbonden mannelijke contactelementen die moeten worden ingestoken in het huisdeel.

Figuur 19 toont een explosieaanzicht van twee der huisdelen volgens figuur 18 met de contactelementen ingestoken.

Figuur 20 toont de twee huisdelen volgens figuur 19 35 in de geassembleerde toestand.

Figuur 21 is een schematische dwarsdoorsnede van de twee geasssembleerde huisdelen volgens figuur 20.

.. 1 4

Figuur 22 is een explosieaanzicht van de vrouwelijke connector volgens figuur 1 met vier huisdelen volgens figuur 18.

Figuur 23 is een perspectivisch aanzicht van de man-5 nelijke connector volgens figuur 22.

Figuur 24 is een laterale dwarsdoorsnede van de mannelijke connector volgens figuur 23.

Figuur 25 is een dwarsdoorsnede aanzicht van de mannelijke connector volgens figuur 23.

10 Figuur 26 toont schematisch een vooraanzicht van twee mannelijke huisdelen voorafgaande aan assemblage met afzonderlijk getoonde mannelijke contactelementen.

Figuur 27 toont een detail van de twee huisdelen volgens figuur 26.

15 Figuur 28 toont een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de mannelijke connector volgens de uitvinding.

Figuur 29 toont een andere uitvoeringsvorm van de vrouwelijke connector volgens de uitvinding die is uitgevoerd 20 als een kabelconnector.

Figuren 30A-30C tonen een perspectivisch aanzicht van drie verschillende mannelijke connectors volgens de uitvinding.

Figuur 31 toont een perspectivisch aanzicht van drie mannelijke connectors volgens de uitvinding die met hun einden 25 naast elkaar zijn gestapeld.

Figuren 32A-32D tonen schematisch de geleiding en centrering van de vrouwelijke contacten gedurende het samenvoegen van de mannelijke en vrouwelijke connectors volgens de uitvinding.

30 Figuur 33 toont op een grotere schaal een dwarsdoor snede van de samengevoegde mannelijke en vrouwelijke connectors volgens figuur 1 ter illustratie van de centrering van de vrouwelijke contactelementen op de mannelijke contactelementen.

Figuren 34A en 34B tonen schematisch de mannelijke en 35 vrouwelijke modules van een connector volgens de uitvinding, resp. niet samengevoegd en samengevoegd.

5

Figuren 35A en 35B tonen schematisch de mannelijke en vrouwelijke connectors volgens figuur 1, resp. niet samengevoegd en samengevoegd.

Figuren 36A en 36B tonen een andere uitvoeringsvorm 5 van mannelijke en vrouwelijke connectors volgens de uitvinding op dezelfde wijze als de figuren 35A en B.

Figuur 37 toont bij wijze van illustratie een achter-paneel met twee dochterkaarten, waarbij de dochterkaart aan de linkerzijde met het achterpaneel is verbonden door middel van 10 een bekend connectorsamenstel en waarbij de dochterkaart aan de rechterzijde met het achterpaneel is verbonden onder gebruikmaking van een connectorsamenstel volgens de uitvinding.

Figuur 38 toont een perspectivisch aanzicht van de vrouwelijke connector volgens figuur 1 met rechte contactele-15 menten waarbij de manier wordt geïllustreerd van het verschaffen van een soldeerreservoir op de staarteinden van de contact-elementen resp. de neerhouders van de connector.

Figuur 39 toont schematisch drie stappen in een zijaanzicht resp. bovenaanzicht van de manier van het verschaffen 20 van een soldeerreservoir op de staarteinden van de contactele-menten in figuur 38.

Figuur 40 toont verder de manier van het verschaffen van een soldeerreservoir op de staarteinden van de contactele-menten volgens figuur 38.

25 Figuren 41A tot 41C tonen het gebruik van het sol deerreservoir bij de vrouwelijke connector volgens figuur 38.

Verwijzend naar figuur 1 is een achterpaneel 1 getoond met een mannelijke connector 2 en een dochterkaart 3 met een vrouwelijke connector 4. In dit geval is de mannelijke con-30 nector 2 vervaardigd als een rechte connector, terwijl de vrouwelijke connector 4 is vervaardigd als een haakse connector. De mannelijke connector 2 omvat een metalen buitenafscherming 5 die vier huisdelen 6 omhult. Elk huisdeel 6 bezit een langwerpige, in hoofdzaak rechthoekige vlakke vorm, waarbij een reeks 35 open groeven 7 is toegepast in een der hoofdoppervlakken van een huisdeel 6. De groeven 6 strekken zich dwars op de langs-richting van het huisdeel 6 uit. Mannelijke contactelementen 8 6 zijn vervaardigd als enkelstrooks-contactelementen en zijn, zoals later zal worden beschreven, bevestigd in de groeven 7.

De vrouwelijke connector 4 bezit eveneens vier huis-delen 9, waarbij elk huisdeel een langwerpige, in hoofdzaak 5 rechthoekige vlakke vorm bezit. In een der hoofdoppervlakken van een huisdeel 9 is een reeks open groeven 10 toegepast. De vrouwelijke connector 4 omvat verder een metalen frame 11 en een staarteenheid 12. Het metalen frame 11 integreert de huis-delen 9 en de staarteenheid 12 tot de complete vrouwelijke con-10 nector 4.

Elk huisdeel 9 van de vrouwelijke connector 4 is voorzien van een aantal vrouwelijke contactelementen 13, waarbij deze contactelementen 13 zijn uitgevoerd als enkelstrooks-contactelementen en zijn bevestigd in de groeven 10.

15 De mannelijke en vrouwelijke contacten 8,13 zijn ge detailleerd weergegeven in de figuren 2 en 3, die elk een deel van een strook uit vrouwelijke contactelementen 13 resp. mannelijke contactelementen 8 tonen. Omdat zowel de mannelijke als vrouwelijke contactelementen 8, 13 zijn vervaardigd als enkel-20 strooks-contactelementen, zijn de productiestappen van beide types contactelementen in hoofdzaak gelijk. De vrouwelijke contactelementen 13 omvatten een nek of bevestigingssectie 14 met twee kleine uitsteeksels 15 voor het vasthouden van het contac-telement in de groef 10 van het huisdeel 9. Het contactelement 25 13 omvat tevens een staartsectie 16 en een veersectie 17. De veersectie 17 draagt een eerste contactdoordrukking 18, terwijl in de getoonde, de voorkeur genietende uitvoeringsvorm de bevestigingssectie 14 een tweede contactdoordrukking 19 draagt.

De samenwerking van de contactdoordrukkingen 18, 19 met de man-30 nelijke contactelementen 8 zal later worden beschreven. Opgemerkt wordt echter, dat in een alternatieve uitvoeringsvorm de vrouwelijke contactelementen kunnen worden vervaardigd met slechts de eerste contactdoordrukking 18.

Aan het uiteinde van de staartsectie 16 is een uit-35 sparing 20 toegepast voor het opnemen van een soldeerreservoir. Verder is het uiteinde van de staartsectie 16 voorzien van een afschuining 21 ter verbetering van de oppervlaktemontage-verbinding met een printkaart. De vrouwelijke contactelementen 7 13 zijn onderling verbonden door dragers 22 met een tussengele-gen pilootgat 23 en de dragers 22 zijn verbonden met een strook 24 met corresponderende pilootgaten 25.

Zoals getoond in figuur 3, zijn de mannelijke contac-5 telementen 8 op dezelfde wijze onderling verbonden door dragers 22 en een strook 24. Elk mannelijk contactelement 13 is voorzien van een tussengelegen bevestigingssectie met twee kleine uitsteeksels 15 voor het vasthouden van het contactelement in een groef van het huisdeel 6. De afstand tussen de twee uit-10 steeksels 15 kan kleiner zijn dan de in figuur 3 getoonde afstand. De voorste sectie van de contactelementen 8 tussen de punt en het eerste uitsteeksel 15 functioneert als een contact-veersectie 61, zoals later zal worden beschreven. Het staartuiteinde van het mannelijke contactelement 8 is eveneens voorzien 15 van een afschuining 21, terwijl tevens een uitsparing 20 voor een soldeerreservoir is toegepast.

Tijdens vervaardiging van de connectors 2, 4 wordt de bevestigingssectie van de contactelementen 8, 13 in de respectievelijke groef 7 of 10 geperst op de bodem daarvan, waarbij 20 de contactelementen worden vastgehouden in de groeven ter plaatse van hun bevestigingssecties, terwijl de veerssecties 17, 61 zich onondersteund uitstrekken en tijdens het samenvoegen van de connectors 2, 4 kunnen verbuigen.

Het dunne vlakke contactelementontwerp staat de ver-25 vaardiging toe van beide types contactelementen uit dun gewalst materiaal, waarbij de contactelementen 8, 13 een constante dikte in dwarsdoorsnede bezitten. Tijdens vervaardiging worden in hoofdzaak spanningsloze contactelementen verkregen met een con-tactoppervlaktetextuur zonder enigerlei ruwe onregelmatigheden. 30 Het dunne vlakke contactelementontwerp leent zichzelf tevens voor een selectieve bekleding met metaal, waarbij de samenwerkende delen van de mannelijke en vrouwelijke contactelementen 8, 13 kunnen worden voorzien van een bekleding uit edelmetaal, terwijl het staarteinde met uitsparing 20 en afschuining 21 kan 35 worden voorzien van een tin-lood bekleding. Indien noodzakelijk kan bij wijze van afscheiding een nikkelbekleding worden toegepast tussen de bekleding uit edelmetaal en de tin-lood bekleding. De edelmetaal-bekleding is slechts noodzakelijk op een j · ' ·. *; 4 i 8 zijde van de contactelementen 8, 13 omdat de andere zijde naar het huisdeel 6, 9 is toegekeerd.

De figuren 4 tot 6 tonen drie stappen van de vervaardiging van de vrouwelijke connector 4 volgens figuur 1. Figuur 5 4 toont een vrouwelijk huisdeel 9 dat in de getoonde uitvoe ringsvorm is voorzien van vierentwintig groeven 10 voor het opnemen van vrouwelijke contactelementen 13. Vierentwintig vrouwelijke contactelementen 13 zijn toegepast als deel van een strook uit vrouwelijke contactelementen die nog steeds onder-10 ling zijn verbonden door de drager 22 en de strook 24. Het zal duidelijk zijn, dat elk ander aantal groeven en contactelementen kan worden toegepast al naar gelang de wens.

De pilootgaten 23, 25 zorgen voor een eenvoudige hantering van de strook uit vrouwelijke contactelementen 13 die 15 gezamenlijk in één stap in de groeven 10 van het vrouwelijke huisdeel 9 worden gestoken. Tijdens de insteekstap van de contactelementen 13 worden de contactelementen 13 gescheiden van de dragers 22. Op deze wijze wordt een vrouwelijk huisdeel 9 met ingestoken vrouwelijke contactelementen 13 verkregen, zoals 20 getoond in figuur 5. Gedurende de insteekstap wordt de nek of de bevestigingssectie 14 met de uitsteeksels 15 in een bevesti-gingsdeel 26 van de corresponderende groef 10 geforceerd teneinde het contactelement 13 in de groef vast te houden. De een contact makende veersectie 17 is met speling opgenomen in de 25 corresponderende groef 10, zodat de veerwerking van het contactelement een contactkracht kan veroorzaken door verbuiging gedurende een samenvoegcyclus, wanneer de contactdoordrukking 18 in contact is met een daartegenover gelegen contactelement 8.

Zoals in het voorgaande werd opgemerkt, kan gedurende 30 het vervaardigingsproces de reeks van in hoofdzaak vlakke dunne contactelementen 13 die zijn verbonden met de drager 22 en die in één vlak liggen, in zijn geheel van deze drager worden gescheiden door een geschikt ponsgereedschap. Dit gereedschap beweegt verder loodrecht ten opzichte van het vlak van de contac-35 telementen 13 naar de groeven 10 van het vrouwelijke huisdeel 9 dat onder de contactelementen is gelegen. Op deze wijze steekt het ponsgereedschap de contactelementen 13 in hun geheel in één stap in het huisdeel 9. De uitsteeksels 15 van elk contactele- 9 ment 13 worden in het materiaal van de wanden van de corresponderende groeven 10 geforceerd. De in opeenvolgende groeven 10 veroorzaakte krachten zijn in tegengestelde richtingen gericht en zijn versprongen ten opzichte van elkaar. Het materiaal van 5 het huisdeel 9 tussen de versprongen uitsteeksels verschaft een veerfunctie teneinde de contactelementen in de groeven vast te houden. Bovendien kunnen de beklede contactoppervlakken van de contactelementen tijdens het insteken niet worden bekrast.

Twee identieke vrouwelijke huisdelen 9 samen met me-10 talen eindplaten 27 vormen een in figuur 6 getoonde vrouwelijke connectormodule 28. In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 4-6 zijn de uitsparingen 20 voorzien van een soldeerklomp of -punt 29. Echter, een dergelijke soldeerpunt 29 kan tevens worden toegepast in de uitsparingen 20 tijdens een latere produc-15 tiestap. De eindplaten 27 verschaffen een onderlinge positionering van de vrouwelijke huisdelen 9.

De in de figuren 4 tot 6 getoonde vrouwelijke huisdelen 9 worden selectief gemetalliseerd ter plaatse van hun buitenoppervlak 30 en randen 30' die een afscherming van de con-20 nectormodule 28 verschaffen. In een in de figuren 7-10 getoonde alternatieve uitvoeringsvorm wordt een afscherming van de contactelementen 30 verschaft door gebruikmaking van vrouwelijke huisdelen 9 die als metalen spuitgietcomponenten zijn uitgevoerd. In deze uitvoeringsvorm kunnen de eindplaten 27 uitge-25 voerd zijn als een integraal deel van het huisdeel 9. De vrouwelijke contactelementen 13 zijn voorzien van een isolerend be-vestigingselement 31 ter plaatse van de neksectie 14 (zie de figuren 7-10). Dit bevestigingselement 31 is opgenomen in een bevestigingsdeel 32 van de groeven 10. Evenals in de uitvoe-30 ringsvorm volgens de figuren 4-6 is een strook uit vrouwelijke contactdelen 13 met vierentwintig contactelementen toegepast ter gezamenlijk insteken van de contactelementen 13 in de groeven 10 van een huisdeel 9. Twee huisdelen 9 met ingestoken contactelementen 13 zijn geassembleerd ter verschaffing van een in 35 figuur 9 getoonde vrouwelijke connectormodule 28.

Alhoewel in de in de figuren 4-6 getoonde uitvoeringsvorm de eindplaten 27 zijn weergegeven als afzonderlijke elementen zijn de eindplaten 27 in het algemeen toegepast als 10 een intergraal deel van het metalen frame 11. In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 11 en 12 is bij wijze van voorbeeld een metalen frame 11 getoond voor een vrouwelijke connector volgens de uitvinding met acht vrouwelijke connectormodules 5 28, zodat de vrouwelijke connector is voorzien van 16 rijen uit contactelementen 13, waarbij in de getoonde uitvoeringsvorm elke rij vierentwintig contactelementen bezit.

Figuur 13 toont een explosieaanzicht van de vrouwelijke connector 4 volgens figuur 1, waarbij de vrouwelijke con-10 nector 4 op grotere schaal is weergegeven in figuur 14. In dit geval bezit de vrouwelijke connector twee vrouwelijke connectormodules 28, zodat de connector is vorozien van vier rijen uit contactelementen 13, waarbij elke rij in de getoonde uitvoeringsvorm vierentwintig contactelementen bezit. Omdat de 15 vrouwelijke connector een samenstel is van een of meer vrouwelijke connectormodules 28, waarbij elke connectormodule een samenstel is van twee identieke huisdelen 9, zal men inzien dat het ontwerp van de vrouwelijke connector een hoge flexibiliteit verschaft ten aanzien van de vervaardiging van een connector 20 met elk gewenst aantal rijen uit connectorelementen. In het beschreven connectorontwerp kan het aantal rijen uit contactelementen in stappen van twee rijen worden verhoogd door eenvoudig een connectormodule uit twee huisdelen toe te voegen. Alle huisdelen worden samengehouden als een integraal huis. Duur ge-25 reedschap voor het vervaardigen van een nieuw huis is niet noodzakelijk.

Zoals in het voorgaande werd opgemerkt, kan het aantal contactelementen in één rij overeenkomstig de wens worden gekozen. Het aantal van vierentwintig contactelementen 13 in 30 één rij is slechts bij wijze van voorbeeld gegeven. In de beschreven uitvoeringsvormen bedraagt de laterale of dwarsafme-ting van de connectormodule 28 2,0 mm, terwijl de lengte van de module 25 mm bedraagt. De steek tussen de contactelementen 13 in langsrichting is 1,0 mm. Aan beide langsuiteinden is de af-35 stand van een contactelement tot het uiteinde zodanig, dat wanneer meer contactelementen 13 in een longitudinale reeks vereist zijn, twee of meer modules 28 met hun uiteinden naast elkaar kunnen worden gestapeld, waarbij een steek tussen aangren- 11 zende contactelementen 13 van aangrenzende modules wordt verkregen die een geheel aantal maal de steek bedraagt van de elementen 13 binnen een module.

In de in figuur 11, 12 getoonde uitvoeringsvorm is de 5 vrouwelijke connector vervaardigd als een rechte connector, waarbij alle contactelementen 13 dezelfde lengte bezitten. In de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 13 is de vrouwelijke connector 4 een haakse vrouwelijke connector, waarbij de vrouwelijke contactelementen 13 in opeenvolgende rijen een ver-10 schillende lengte bezitten.

Voor het opnemen van de twee vrouwelijke connectormo-dules 28 is het metalen frame 11 voorzien van drie vlakke ribben 33, waarbij de bovenste en onderste ribben 33 zijn voorzien van cirkelvormige openingen 34 voor het opnemen van bevesti-15 gingspennen 35 van de staarteenheid 12 en de huisdelen 9. In de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm zijn de pennen 35 integrale kunststof delen van het huisdeel 9 resp. de staarteenheid 12. De pennen 35 kunnen echter tevens worden toegepast als metalen delen die ingegoten zijn in de huisdelen 9 en/of 20 staarteenheid 12. Verder zal het duidelijk zijn dat in plaats van ronde openingen 34 en pennen 35 verschillende vormen kunnen worden toegepast. De centrale rib 33 is voorzien van langwerpige openingen 36 teneinde de pennen 35 van twee vrouwelijke huisdelen 9 op te nemen. Alle ribben 33 zijn voorzien van een 25 rechthoekige zaagvorm die uitsparingen 37 verschaft voor het opnemen van de staartsecties 16 van de vrouwelijke contactelementen 13, zoals in detail in figuur 16 is getoond. De bovenste en onderste ribben 33 zijn verder voorzien van rechthoekige uitsparingen 38 voor het opnemen van rechthoekige pennen 39 van 30 de staafeenheid 12 ter verschaffing van een extra onderlinge fixatie tussen de staafeenheid 12 en het metalen frame 11. Verder is de bovenste rib 33 voorzien van grotere uitsparingen 40 die op een lijn liggen met sleuven 41 die zijn toegepast in het bovenoppervlak van de staarteenheid 12. De plaatsing en afme-35 ting van de uitsparingen 40 en sleuven 41 kan worden gevarieerd ter verschaffing van een polarisatie- en coderingsgebied.

De staarteenheid 12 is eveneens selectief gemetalliseerd ter plaatse van zijn buitenoppervlak ter verschaffing van 12 een afscherming van de contactelementen 13. Verder is het voorvlak, inclusief de pennen 35 en 39 gemetalliseerd, zodat het metalen frame 11 is verbonden met de metallisatie van de staarteenheid 12. Op dezelfde wijze zijn de rand van de huisde-5 len en de pennen 35 gemetalliseerd teneinde de metallisatie van de huisdelen 9 te verbinden met het metalen frame 11. Op deze wijze wordt een integrale afscherming van de vrouwelijke connector 4 verkregen.

Het metalen frame 11 wordt loodrecht omgebogen ter 10 vorming van een oppervlakte-montage-neerhoudrand 42 over de lengte van de connector 4. Deze rand 42 is voorzien van een aantal contactdoorzettingen 43 die het onderste vrouwelijke huisdeel 9 dragen en in contact zijn met de metallisatie van dit huisdeel, zoals zichtbaar is in figuur 17.

15 Het metalen frame 11 bezit tevens drie contactuitgan- gen 44 met een halfcirkelvormig uiteinde en een soldeerreser-voir-uitsparing 45, welke contactuitgangen 44 kunnen worden gebruikt voor het positioneren en fixeren van de connector 4 op een printkaart. In de beschreven uitvoeringsvorm verschaffen de 20 contactuitgangen 44 een neerhoudfunctie ter bevestiging van de connector op de printkaart. Verder kunnen de uitgangen 44 worden verbonden met een gemeenschappelijke aarde van de printkaart ter verbinding van de afscherming van de connector met de aarde. Uitsparingsgebieden 46, 47 van het metalen frame 11 be-25 zitten de functie om de corresponderende uitsteeksels van de buitenafscherming 5 van de mannelijke connector 2 op de juiste wijze te positioneren en op te nemen. Deze buitenafscherming 5 is tevens in contact met de eindplaten 27 die hiertoe zijn voorzien van contactdoorzettingen 48.

30 Wanneer de vrouwelijke connectordelen zijn geassem bleerd, liggen de langwerpige openingen tussen de ribben 33 op een lijn met kanalen 49 in de staarteenheid 12, welke kanalen 49 onderling zijn gescheiden door een tussengelegen wand 50 uit isolerend materiaal. Deze tussengelegen wand 50 is voorzien van 35 langwerpige pennen 35 die aangrijpen op de langwerpige openingen 36 van de centrale rib 33. Aan het uiteinde van elk kanaal 49 is een eindwand 51 toegepast, zoals getoond in figuur 17. Gedurende assemblage van de vrouwelijke connector zijn de vrou- 13 welijke contactelementen 13 recht en kunnen deze passeren door de kanalen 4 9 en de ruimte tussen de eindwanden 51 en de tussen- alsmede bovenwanden van de staarteenheid 12. Wanneer de huisdelen 9, het metalen frame 11 en de staarteenheid 12 zijn 5 geassembleerd, worden de staartsecties 16 van de vrouwelijke contactelementen 13 over 90° omgebogen ter verschaffing van de haakse vrouwelijke connector. Zoals zichtbaar is in figuur 17 hellen de achterzijde van de eindwanden 51, de tussenwand 50 en de onderwand 52 ten opzichte van het frontale uiteinde, zodat 10 de staartsecties 16 van de contactelementen 13 toereikend kunnen worden omgebogen ter verkrijging van een haakse rustposi-tie.

De figuren 18 tot 20 tonen op een manier overeenkomstig aan de figuren 4 tot 6 successievelijke productiestappen 15 tijdens de vervaardiging van de mannelijke connector 2 volgens figuur 1. Figuur 18 toont een mannelijk huisdeel 6 dat is vervaardigd uit isolerend materiaal met 24 groeven 7 voor het opnemen van de mannelijke contactelementen 8 en dat zich dwars op de langsrichting van het huisdeel 6 uitstrekt. Een strook uit 20 vierentwintig mannelijke contactelementen 8 die onderling zijn verbonden door de dragers 22 en de strook 24, is getoond in figuur 18 en deze contactelementen 8 worden gezamenlijk in de groeven 7 gestoken, waarbij de pilootgaten 23, 25 een eenvoudige hantering van de strook uit contactelementen verschaft gedu-25 rende het insteken. Gedurende de insteekstap worden de mannelijke contactelementen 8 gescheiden van de dragers 22. De as-semblagestap van de contactelementen en het huisdeel is dezelfde als beschreven ten aanzien van het vrouwelijke huisdeel.

Zoals werd beschreven onder verwijzing naar figuur 3, 30 zijn de mannelijke contactelement 8 voorzien van vasthou-duitsteeksels 15 voor het in de groeven 7 vasthouden van de mannelijke contactelementen 8. Het vasthouden van de contactelementen 8 in het huisdeel 6 vindt op dezelfde wijze plaats als in het voorgaande werd beschreven. Twee identieke huisdelen 6 35 met mannelijke contactelementen 8 zijn geassembleerd ter verkrijging van een mannelijke connectormodule 52 die is getoond in figuur 20. Een dergelijke mannelijke connectormodule 52 kan worden samengevoegd met een vrouwelijke connectormodule 28 door 14 de module in te steken in de opneemruimte van de vrouwelijke connectormodule 28, zoals later zal worden beschreven.

De huisdelen 6 zijn selectief gemetalliseerd, ten minste ter plaatse van het oppervlak tegenover het van groeven 5 voorziene oppervlak met mannelijke contactelementen 8. Het gemetalliseerde oppervlak 53 is voorzien van uitsteeksels 54 die eveneens gemetalliseerd zijn. Deze uitsteeksels zijn klemmend opgenomen in openingen 55. De oppervlakken 53 met uitsteeksels 54 en openingen 55 verschaffen koppeloppervlakken voor het ver-10 binden van het huisdeel 6, waarbij de uitsteeksels 54 en openingen 55 voorbeelden zijn van koppeldelen. Omdat de geassembleerde huisdelen 6 identiek zijn, is elke golfvorming of kromming ten gevolge van het gieten van dunne delen identiek en tegengesteld, zodat de onderlinge opsluiting van de twee huisde-15 len door de uitsteeksels 54 en openingen 55 een vlakke mannelijke connectormodule 52 waarborgt. De gemetalliseerde uitsteeksels 54 verschaffen een gedeeltelijke afscherming tussen aangrenzende contactelementen 8.

Zoals zichtbaar is in de figuren 18-20 bezitten twee 20 der contactelementen 8 een grotere lengte die een het eerst maken, het laatst verbreken-werking verschaffen tijdens het samenvoegen en uiteen halen van de mannelijke en vrouwelijke connectors. De metallisatie van de uitsteeksels 54 wordt aangeduid door een arcering in een in figuur 25 getoonde sectie van de 25 mannelijke connector 2. Figuur 26 toont een explosieaanzicht van een mannelijke connectormodule 52 met corresponderende mannelijke contactelementen 8 en figuur 27 toont een detail van de mannelijke connectormodule op een grotere schaal. De metallisatie 53 van het mannelijke huisdeel 6 is schematisch aangeduid 30 door een stippellijn. Deze metallisatie 53 verschaft de afscherming tussen de twee rijen uit mannelijke contactelementen 8 van een connectormodule 52.

Aan beide longitudinale uiteinden is het huisdeel 6 voorzien van een koppelingssectie 56 voor het verbinden van de 35 mannelijke connectormodule 52 met de buitenste afscherming 5.

Deze koppelingssecties 56 zijn eveneens gemetalliseerd ter verbinding van de metallisatie 53 met de buitenste afscherming 5. De koppelingssecties 56 zijn gedeeltelijk gescheiden van het . * ·,*/ '5 - 15 huisdeel 6 door een sleuf 57. Tussen de koppelingssecties 56 en het huisdeel 6 is een verhoogde rand 58 toegepast als een sta-pelelement. Twee mannelijke verbindingsmodules 52 kunnen met deze verhoogde randen 58 op elkaar worden geplaatst waarbij in 5 de getoonde uitvoeringsvorm de centrale vlakken van de twee connectormodules 52 op een afstand van 2 mm van elkaar zijn geplaatst .

Aan het achterste uiteinde van het huisdeel 6 zijn uitsteeksels 59 met hellende uiteinden toegepast, welke uit-10 steeksels minder hoog zijn dan de verhoogde randen 58. Deze hellende uitsteeksels 59 staan een vrije passage van thermische energie door de mannelijke connector 2 toe.

Figuur 21 toont schematisch een dwarsdoorsnede door een mannelijke connectormodule 52, waarin is weergegeven dat 15 het frontale uiteinde 60 van de huisdelen 6 van de connectormodule 52 zodanig enigszins taps toeloopt, dat de frontale uiteinden van de contactelementen 8 zich in de lucht uitstrekken en kunnen fungeren als een contactveersectie 61. De plaatsing van de vasthouduitsteeksels 15 is zodanig, dat de veersectie 61 20 van het contactelement 8 inderdaad flexibel is.

Figuur 22 toont een explosieaanzicht van de mannelijke connector 2 volgens figuur 1, waarbij de buitenste afscherming 5 is weergegeven als twee afschermingshelften 62, 63 en een binnenste afschermingsstrook of -plaat 64 die is gelegen 25 tussen de twee mannelijke connectormodules 52. Indien een dergelijke binnenste afschermstrook 64 wordt toegepast, worden de uiteinden van deze strook opgenomen tussen de stapel elementen 58, zoals getoond in figuur 24. De afstand van 2 mm tussen de centrale vlakken van de opeenvolgende modules wordt in dit ge-30 val bepaald door de verhoogde randen 58 en de dikte van de strook 64. De in het algemeen U-vormige afschermingshelften 62, 63 kunnen onderling worden verbonden door verbindingsdelen 62' en 63' aan de uiteinden van hun benen. In de onderling verbonden positie verschaffen de afschermingshelften 62, 63 een lang-35 werpige opneemruimte voor de twee connectormodules 52. De afschermingshelften 62, 63 bezitten elk twee sleuven 65 die gedurende het assembleren van de connector in de sleuven 57 worden gesneden tussen de koppelingssecties 56 en de huisdelen 6 en 16 die in de in figuur 23 getoonde geassembleerde situatie het lichaam van deze huisdelen 6 opnemen. Zoals getoond in figuur 23 vormt de afscherming de buitenwand van de connector 2, welke buitenwand rechtstreeks naar de contactelementen 8 is gericht.

5 De metallisatie van de koppelingssecties 56 verschaft een onderlinge verbinding tussen de metallisatie en de buitenste afscherming 5. Tussen de sleuven 65 is in figuur 22 een opening 66 zichtbaar voor het opnemen van een verlenging 64' van de binnenste afschermingsstrook 64.

10 Figuur 24 toont schematisch een dwarsdoorsnede van de mannelijke connector 2 waarin de plaatsing van de binnenste afschermingsstrook 64 is weergegeven.

De buitenste afscherming 5 is voorzien van polarisatie- en coderingsvingers 67 die gedurende het samenvoegen wor-15 den opgenomen in de polarisatie- en coderingssleuven 41 van de staarteenheid 12 van de vrouwelijke connector 4. Deze polarisa-tievingers 67 zijn voorzien van contactdoorzettingen 68 voor het maken van contact met een eventuele metalen kap (zie figuur 35B) van de vrouwelijke connector 4 die in figuur 4 niet is ge-20 toond. In figuur 23 is de buitenste afscherming 5 verder voorzien van eventuele neerhoud-perspassingsuitgangen 69 teneinde de buitenste afscherming te verbinden met een printkaart. Aan het achterste uiteinde van de buitenste afscherming 5 zijn rillen 70 toegepast ter verbinding met de printkaart. Aan de ach-25 terzijde van de mannelijke connector 2 verschaffen kunststof- pennen 71 een juiste uitlijning van de mannelijke connector ten opzichte van de printkaart of het achterpaneel 1, alwaar ze worden opgenomen in corresponderende gaten. De circuitstroken 72a voor de rillen 70 en gaten 72b, 72c voor de uitgangen 69 30 resp. pennen 71 voor het bevestigen van de connector op de printkaart en voor een accurate oriëntatie en positionering van de modules, zijn getoond in figuur 1 en 31. De staarteinden van de mannelijke contactelementen 8 zijn op het oppervlak bevestigd aan contactkussens 72d van het achterpaneel, die eveneens 35 zijn getoond in de figuren 1 en 31.

Figuur 28 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de mannelijke connector volgens de uitvinding, die is vervaardigd als een haakse mannelijke connector 73. In dit geval is 17 een staarteenheid 74 gecombineerd met de rechte mannelijke connector 2, waarbij de staarteenheid 74 correspondeert met de staarteenheid 12 van de vrouwelijke connector 4. Verder zal, in plaats van mannelijke connectorelementen 8 met gelijke lengte, 5 de lengte van de contactelementen van opeenvolgende rijen in dit geval verschillend zijn. Alhoewel dit niet is getoond in figuur 28, kan een metalen bevestigingsframe 11 worden toegepast teneinde het frontale huis en de staarteenheid onderling te verbinden en een neerhoud- en elektrische verbinding te ver- 10 schaffen met de printkaart, zoals beschreven ten aanzien van de vrouwelijke connector.

Als een andere alternatieve uitvoeringsvorm toont figuur 29 een vrouwelijke kabelconnector 74, waarbij in plaats van de staarteenheid 12 een rechte staarteenheid 76 is toege-15 past om de kabel 77 in de connector 75 te voeren.

De figuren 30A tot 30C tonen vooraanzichten van drie verschillende uitvoeringsvormen van mannelijke connectors met respectievelijk 4, 6 of 8 rijen uit mannelijke contactelementen 8. Dienovereenkomstig is de mannelijke connector voorzien van 20 2, 3 of 4 mannelijke connectormodules 52.

Figuur 31 toont bij wijze van voorbeeld drie mannelijke connectors 2 die met hun einden tegen elkaar zijn gestapeld en zijn bevestigd op een achterpaneel 1.

De samenwerking tussen de mannelijke en vrouwelijke 25 contactelementen 8, 13 gedurende het samenvoegen van de mannelijke en vrouwelijke connectors 2, 4 en de samenvoegbewerking zullen worden toegelicht onder verwijzing naar de figuren 32 tot 36.

Figuur 32A toont schematisch een gedeelte van een 30 mannelijk huisdeel 6 met drie groeven 7, waarin met het oog op de eenvoud een mannelijk contactelement 8 slechts in de centrale groef 7 is getoond. Zoals in de tekening zichtbaar is, ligt het veergedeelte 61 van het contactelement 8 op een afstand van het voorste uiteinde van de groef 7, zodat het vrouwelijke con-35 tactelement 13 zal worden geleid en gecentreerd alvorens in contact te komen met het contactelement 8. Verder is slechts een vrouwelijk contactelement 13 getoond, waarbij het vrouwelijke huisdeel 9 slechts schematisch is aangeduid. De breedte 11 > ' / ^ f; 18 van de groeven 7 is kleiner dan de breedte van het veergedeelte 17 van het vrouwelijke contactelement 13 ter vereenvoudiging van het opnemen van het veergedeelte door de groef. Figuur 32B toont de doorsnede A-A volgens figuur 32A, waarbij de manier 5 wordt aangeduid waarop de contactdoorzetting 18 wordt geleid en gecentreerd door schuine zijden 78 van de groef 7 in het mannelijke huisdeel 6. Op deze wijze wordt een centrering van het vrouwelijke contactelement 13 ten opzichte van de groef 7 en hierdoor ten opzichte va het mannelijke contactelement 8 ver-10 kregen. Indien ten gevolge van productietoleranties de langsas van de vrouwelijke contactelementen 13 enigszins een hoek maakt ten opzichte van de langsas van de groeven en de mannelijke contactelementen 8, zal derhalve het vrouwelijke contactelement door de mannelijke groef 7 worden georiënteerd, waarbij de be-15 vestigingssectie 14 fungeert als een scharnier, zodat de staartsectie 16 eveneens wordt gecentreerd.

Wanneer de mannelijke connector verder wordt samengevoegd met de vrouwelijke connector 4 wordt de volledige aan-grijpingspositie volgens de figuren 32C en 32D verkregen, waar-20 in de contactdoorzetting 18 langs de contactsectie 61 van het mannelijke contactelement 8 heeft gestreken en waarbij de contactdoorzetting 19 in contact is met de veersectie 61. Zoals getoond in de doorsnede B-B in figuur 32D wordt de veersectie 17 van het vrouwelijke contactelement 13 enigszins omhoog ge-25 drukt in de groef 10 van het vrouwelijke huisdeel 9.

Figuur 33 toont gedeeltelijk een dwarsdoorsnede van de volledig samengevoegde connectors 2, 4. De schematisch aangeduide metallisatie 30, 53 van de mannelijke en vrouwelijke huisdelen 6, 9 verschaft een afscherming die elke rij uit sa-30 mengevoegde contactelementen 8 en 13 omringt.

De figuren 34A en 34B tonen bij wijze van voorbeeld een vrouwelijke connectormodule 28 en een mannelijke connector-module 52 in niet samengevoegde (figuur 34A) en samengevoegde (figuur 34B) stand. In de samengevoegde positie volgens figuur 35 34B maken de contactdoorzettingen 18, 19 contact met het manne lijke contactelement 8, waarbij de veersectie 17 van het vrouwelijke contactelement 13 de vereiste flexibiliteit alsmede contactkracht voor de contactdoorzetting 18 verschaft, terwijl 19 de vrije ondersteuning van de veersectie 61 van het mannelijke contactelement 8 die wordt verschaft door het tapse voorste uiteinde 60 van de mannelijke connectormodule 52 de flexibiliteit en contactkracht verschaft voor de contactdoorzetting 19.

5 Zoals in het voorgaande werd opgemerkt, kunnen als alternatief vrouwelijke contactelementen 13 worden toegepast die aan het voorste uiteinde slechts één contactdoorzetting 18 bezitten. Echter, ter verhoging van de veiligheidsmarges is het gebruik van twee contactdoorzettingen 18, 19 in het algemeen gewenst 10 bij bijvoorbeeld telecommunicatietoepassingen. De toepassing van beide contactdoorzettingen 18, 19 op slechts de vrouwelijke contactelementen 13 toont het voordeel, dat het niet noodzakelijk is dat twee contactdoorzettingen elkaar passeren, zoals het geval zou zijn indien zowel de mannelijke als de vrouwelij-15 ke contactelementen zouden zijn voorzien van één contactdoorzetting .

Figuur 34B toont tevens, dat de opening tussen de ribben 33 van het metalen frame 11 een doorgang verschaft voor de mannelijke connectormodule 52 in de volledig samengevoegde 20 positie. De figuren 35A en 35B tonen schematische dwarsdoorsne-des van de mannelijke en vrouwelijke connectors 2 en 4 volgens figuur 1 in de niet samengevoegde respectievelijk samengevoegde posities. In figuur 35B is de vrouwelijke connector 4 voorzien van een metalen kap 79. De contactdoorzettingen 68 van de bui-25 tenste afscherming 5 maken contact met de binnenzijde van deze metalen kap 79.

De figuren 36A en 36B tonen als een alternatief een haakse mannelijke connector 80 en een rechte vrouwelijke connector 81 in de niet samengevoegde respectievelijk samengevoeg-30 de posities.

De figuren 35 en 36 tonen duidelijk dat de hoofdelementen van de mannelijke en vrouwelijke connectors 2, 80 en 4, 81 hetzelfde zijn in de rechte en haakse uitvoeringsvormen. Verder is elke connector een modulaire constructie van een of 35 een aantal mannelijke of vrouwelijke connectormodules 52, 28 en in het bijzonder in het geval van een haakse uitvoeringsvorm omvat elke connector tevens een metalen frame 11 en een staart-eenheid 12. Het beschreven connectorontwerp vertoont hierbij ‘ ' ·' ' -- ' f '< ' 20 het voordeel, dat een connector met een gewenst aantal rijen uit contactelementen kan worden verschaft onder gebruikmaking van hetzelfde productiegereedschap. Het is niet noodzakelijk om speciale specifieke vormen te ontwerpen voor specifieke huizen.

5 Het gezamenlijk insteken van de mannelijke en vrouwelijke contactelementen 8, 13 in de respectievelijke groeven 7, 10 van de huisdelen 6, 9 verschaft een efficiënte productie. Het contact-elementontwerp als enkelstrooks-contactelementen staat het gebruik toe van het gewalste oppervlak van het uitgangs-10 strookmateriaal als contactoppervlak, hetgeen automatisch resulteert in een contactoppervlak met lage ruwheid zonder de noodzaak van aanvullende productiestappen ter reductie van de contactoppervlakteruwheid. Verder verschaft het gebruik van en-kelstrooks-contacten de mogelijkheid om de dichtheid van de 15 contactelementen te verhogen door het reduceren van de steek tussen aangrenzende rijen uit contacten. Bovendien reduceert de toepassing van enkelstrooks-contacten het effectieve contact-stralingsoppervlak, waardoor een interactie tussen contacten wordt geminimaliseerd, in het bijzonder een reductie van over-20 spraak.

Bij wijze van voorbeeld toont figuur 37 een achterpa-neel 82 met aan de linkerzijde een dochterkaart 83 en aan de rechterzijde een dochterkaart 84. De dochterkaart 83 is verbonden met het achterpaneel door mannelijke en vrouwelijke connec-25 tors 85, 86 volgens de stand van de techniek met vier rijen uit mannelijke en vrouwelijke contacten. De dochterkaart 84 is verbonden met het achterpaneel door mannelijke en vrouwelijke connectors 2, 4 volgens de onderhavige uitvinding die eveneens voorzien zijn van vier rijen uit mannelijke en vrouwelijke con-30 tactelementen 8, 13. Een vergelijking tussen de bekende mannelijke en vrouwelijke connectors 85, 86 en de mannelijke en vrouwelijke connectors 2, 4 volgens de onderhavige uitvinding levert een significante reductie van de ruimte die wordt ingenomen door de connectors en een significante toename van de 35 contactdichtheid.

Een extra voordeel van de connectors volgens de beschreven uitvinding is de oppervlaktebevestigingsverbinding met de printkaarten. Zoals eveneens is aangeduid in figuur 37 staat 21 de oppervlaktebevestigingsverbinding van de contactelementen 8, 13 met de printkaarten 82, 84 een kleinere steek toe van de contactkussens op de printkaarten. Met het oog op de toepassing van afgeschuinde uiteinden 21 van de contactelementen 8, 13 en 5 de aanwezigheid van het soldeerreservoir ter plaatse van de staarteinden van de contactelementen, kan een betrouwbare op-pervlaktebevestigingsverbinding worden verkregen ondanks toleranties in het in één vlak liggen van de staarteinden van de connectorelementen en een boogvorming van de printkaart.

10 De figuren 38-40 tonen bij wijze van voorbeeld een manier voor het verschaffen van soldeerbolletjes in de uitsparingen 20 van de vrouwelijke contactelementen 13. Hiertoe wordt een snoer 91 uit soldeerbolletjes 92 die onderling zijn verbonden door dunne stroken soldeermateriaal van een toevoerspoel 93 15 afgewikkeld, waarbij vierentwintig soldeerbolletjes 92 op één lijn zijn gelegen met de staarteinden 16 van de vrouwelijke contactelementen 13. De soldeerbolletjes zijn in hoofdzaak op dezelfde steek gelegen als de contactelementen. Met behulp van een gereedschap 94 worden de soldeerbolletjes 92 die elk een 20 sleuf 95 bezitten op de staartsecties 16 geschoven, zoals aangeduid door een pijl in figuur 38. Het gereedschap 94 bezit een reeks positioneringsopeningen 97 voor het opnemen van de soldeerbollet jes en kanalen 98 die aansluiten op deze openingen voor het opnemen van de staarteinden van de contactelementen 25 tijdens het op deze staarteinden drukken van de soldeerbolle- tjes. De eerste stap van het aanbrengen van de soldeerbolletjes 92 op de staartsecties 16 is getoond als stap 1 volgens figuur 39. Wanneer de soldeerbolletjes 92 op één lijn zijn gebracht met de uitsparingen 20, zoals getoond in stap 2 volgens figuur 30 39, worden twee compressiegereedschappen 96 naar elkaar toe be wogen als aangeduid door de pijlen in figuur 38 en figuur 39, stap 3. De compressiegereedschappen 96 platten de soldeerbolle-tjes 92 op de staartsecties 16 af en persen het soldeermateriaal in de uitsparing 20. Figuur 40A toont schematisch in een 35 zijaanzicht op welke wijze een soldeerbolletje is aangebracht. Wanneer de soldeerbolletjes 92 op de staartsecties 16 zijn bevestigd, kunnen de staartsecties 16 van de contactelementen 13 over 90° worden gebogen, zoals getoond in figuur 40B.

·· ' " > 22

Figuur 38 toont tevens een manier om de uitsparingen 45 van de contactuitgangen 44 te voorzien van een soldeerreser-voir. Opgemerkt wordt, dat alhoewel in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 38 tot 40 soldeerbolletjes worden toegepast, 5 het tevens mogelijk is om soldeermateriaal in andere vormen toe te passen. De toepassing van de soldeerbolletjes of een ander type soldeerklonten resulteert in het voordeel, dat een precies vooraf bepaalde hoeveelheid soldeermateriaal als een soldeerre-servoir kan worden toegepast. Hierbij bestaat er geen kans op 10 het veroorzaken van kortsluiting door een overmatige hoeveelheid soldeermateriaal. Het toegepaste soldeermateriaal is bij voorkeur een soldeermateriaal met vloeimateriaal. De verbin-dingsstroken breken gedurende het solderen en het materiaal stroomt naar de staarteinden en wordt onderverdeeld over de 15 twee aangrenzende staarteinden.

De figuren 41A-41C tonen de manier, waarop de sol-deerreservoirs die zijn toegepast op de staartsecties 16 van de contactelementen 13 en de contactuitgangen 44, in de praktijk worden gebruikt. In het in figuur 41B getoonde detail is aange-20 duid, hoe de soldeerpunt in de uitsparing 20 terugstroomt gedurende het solderen ter verschaffing van de gewenste oppervlak-tebevestigingsverbinding. De contactsecties 44 zijn opgenomen in gaten 97 van de printkaart, alwaar een terugstroming van het soldeer naar het grensvlak tussen het oppervlak van de print-25 kaart en het ondervlak van de rand 42 van het metalen frame 11 optreedt.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen die op een aantal manieren kunnen worden gevarieerd binnen het kader van de bij gevoegde con-30 clusies.

Claims (12)

23

1. Connector, met een huis en een aantal in het huis bevestigde contactelementen, welke contactelementen zijn gerangschikt in rijen en kolommen, waarbij het huis is voorzien van ten minste twee evenwijdige oppervlakken met een rij uit 5 langwerpige groeven, waarbij elke groef een contactelement opneemt, welk huis is voorzien van ten minste één module uit twee onderling verbonden identieke huisdelen met een langwerpige, in hoofdzaak rechthoekige vlakke vorm die ter plaatse van hun koppel ingsoppervlakken zijn verbonden door de genoemde complemen- 10 taire koppelingsdelen, met het kenmerk, dat elk huisdeel is voorzien van een koppelingsoppervlak met complementaire koppelingsdelen tegenover een oppervlak met groeven.

2. Connector volgens conclusie 1, waarbij de koppelingsdelen zijn vervaardigd als uitsteeksels en openingen, 15 waarbij de uitsteeksels van één huisdeel van een module met een wrijvingspassing worden opgenomen in de openingen van het andere huisdeel van dezelfde module.

3. Connector volgens conclusie 2, waarbij de uitsteeksels en openingen langwerpig zijn, de uitsteeksels en ope- 20 ningen in op een lijn gelegen paren uit een uitsteeksel en een opening zijn gerangschikt terwijl de langsas van elk paar zich evenwijdig aan de langsas van de groeven uitstrekt.

4. Connector volgens conclusie 3, waarbij elk paar uit één uitsteeksel en één opening is gelegen tussen twee groe- 25 ven ter plaatse van het tegenover gelegen oppervlak van een huisdeel.

5. Connector overeenkomstig een der voorgaande conclusies, waarbij het huis is voorzien van ten minste twee gestapelde modules, waarbij elk huisdeel ter plaatse van het op- 3. pervlak met de groeven is voorzien van een stapelelement aan elk langsuiteinde, waarbij de stapelelementen van een module zijn uitgelijnd en een dwarsafmeting van een module bepalen die gelijk is aan tweemaal de steek tussen de contactelementen in de rijrichting. *0 1 2366 Λ 24

6. Connector volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk langsuiteinde van een huisdeel is voorzien van een koppelingssectie voor het koppelen van het huis met een metalen afscherming.

7. Connector volgens conclusie 6, waarbij een binnen ste afschermingsplaat is toegepast tussen twee gestapelde modules, waarbij de uiteinden van de binnenste afschermingsplaat zijn opgenomen tussen de stapelelementen van de gestapelde modules, waarbij de stapelelementen samen met de dikte van de 10 binnenste afschermingsplaat de genoemde dwarsafmeting bepalen.

8. Connector volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de contactelementen zijn uitgevoerd als enkelstrooks vlakke contactelementen die zijn bevestigd in de groeven, waarbij elk contactelement een constante dikte bezit over zijn 15 lengte en is voorzien van een veergedeelte dat met speling is opgenomen in de corresponderende groef en van een bevestigings-gedeelte dat is vastgemaakt in de groef.

9. Connector volgens conclusie 8, waarbij het huisdeel aan de zijde van de veersecties van de contactelementen 20 taps is ter verschaffing van een spleet tussen het huismateri-aal en de veersecties.

10. Connector volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de huisdelen zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal en ten minste ter plaatse van het oppervlak met de koppelingsdelen 25 selectief zijn gemetalliseerd.

11. Connector volgens conclusie 2 en 10, waarbij de uitsteeksels gemetalliseerd zijn.

12. Connector volgens een der conclusies 1 tot waarbij de huisdelen metalen delen zijn, terwijl de contactelemen- 30 ten zijn vastgemaakt in de groeven door isolerende bevesti-gingselementen.