NL1011040C1 - Drager voor een houder. - Google Patents

Description

'Γ ϊ

Drager voor een houder

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drager voor een houder, zoals een glas of beker, omvattende een voet voorzien van 5 een opname voor het ontvangen van de onderzijde van de houder, alsmede een daarop aansluitend en gezien in de gebruikspositie zich verticaal uitstrekkend van boven open ringvormig manteldeel voorzien van een zijdelingse opening, waarbij het manteldeel nabij het vrije boveneinde voorzien is van een zich in hoofdzaak loodrecht daarvan uitstekende 10 hulpdrager omvattende een opening voor het opnemen van die houder.

Een dergelijke drager is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3*592.501. Daarin wordt een bekerhouder beschreven waarbij de hulpdrager vast verbonden is met het manteldeel. In geringe aanpassing aan de uitwendige vorm van de in de houder te plaatsen beker kan voor-15 zien worden doordat de hulpdrager nabij het vrije van de handgreep afliggende einde voorzien is van een spleet. Door de handgreep samen te knijpen, kan deze spleet vergroot worden en zo de opname voor het ontvangen van een beker.

Een dergelijke inrichting heeft een weinig fraai uiterlijk en is 20 niet geschikt voor het opnemen van andere houders zonder oor zoals allerlei soorten glazen. Aan dergelijke dragers is behoefte op vaartuigen en andere toepassingen waar het omvallen van glazen bijzonder ongewenste effecten heeft. Een voorbeeld daarvan is indien de ondergrond waarop de glazen geplaatst worden niet eenvoudig te reinigen is 25 zoals het oppervlak van speeltafels en dergelijke.

De aan de drager volgens de uitvinding gestelde eisen wijken af van de schokbelastingen waaraan dragers volgens het Amerikaans oc-trooisschrift 5*071*069 onderworpen zijn, d.w.z. dragers die in het bijzonder toegepast worden in automobielen waar deze aan aanzienlijke 30 versnellings- en vertragingskrachtèn onderhevig zijn.

Het is doel van de onderhavige uitvinding in een "fraaiere" drager voor houders te voorzien waarmee het eveneens mogelijk is andere houders dan bekers op te nemen.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven drager verwezenlijkt 35 doordat die hulpdrager losneembaar aan het manteldeel bevestigd is. Door het verwijderbaar zijn van de hulpdrager is het mogelijk in allerlei soorten opnames voor glazen te voorzien. Bovendien is het mogelijk door verschillende uitvoeringen van de hulpdrager een aanpassing T011040 2 aan de vorm van de glazen en dergelijke op de betreffende hoogte te voorzien. Bovendien is het mogelijk in een of meer aanpasringen te voorzien welke de inwendige diameter van de hulpdrager verkleinen waardoor het niet noodzakelijk is meer dan een hulpdrager toe te pas-5 sen. Zowel de hulpdrager als de aanpasring kunnen uit elk gewenst materiaal bestaan. Een voorbeeld is een transparant materiaal. Dit geldt met name voor de aanpasringen.

Bij voorkeur is de hulpdrager ringvormig uitgevoerd waarbij de buitenzijde van de ring in aangrijping is met het manteldeel en de 10 binnenzijde van de ring voorzien is van een opening voor het opnemen van de houder. Deze opening kan voorzien zijn van een inbrengsleuf zodat op bijzonder eenvoudige wijze glazen met een steel daarin aangebracht kunnen worden. Voor dergelijke glazen is het door keuze van de opening in hulpdrager mogelijk in optimale afstemming van de afstand 15 tussen de hulpdrager en de voet te voorzien, zodat het glas juist gedragen wordt door hetzij de hulpdrager hetzij de voet. Dit is afhankelijk vein de toepassing. Op schepen en dergelijke zal de voorkeur gegeven worden aan het dragen vein de houder op de hulpdrager om op deze wijze 'rammelen’ te voorkomen. Zowel bij zee- als landtoepassin-20 gen is de hulpdrager bij bepaalde glazen in aangebrachte positie noodzakelijk. Indien het glas (houder) een grotere doorsnede heeft en/of lager/hoger is dan de afstand van de voet tot de hulpdrager, kan deze hulpdrager verwijderd worden en in de bodem van de voet van de drager opgeslagen worden. Dit geldt eveneens voor de hierboven beschreven 25 aanpasring. Deze aanpasring kan eveneens van een sleufvormige opening voorzien zijn om het langsbewegen van de steel van een glas of dergelijke mogelijk te maken.

Het gewicht van de voet dient aan het beoogde gebruik aangepast te worden. Door zowel de afmetingen, het volume als het materiaal te 30 variëren, kan in dergelijke aanpassingen voorzien worden.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 de drager volgens de uitvinding in een eerste uitvoering perspectivisch afgebeeld; 35 Fig. 2 de drager volgens fig. 1 eveneens perspectivisch afge beeld in een ander aanzicht;

Fig. 3 de drager volgens fig. 1 en 2 niet voorzien van hulpdrager; en 1011040 3

Fig. 4 de drager volgens een van het voorgaande figuren met hulpring in dwarsdoorsnede.

In fig. 1 is de drager volgens de uitvinding in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een voet 2 waarop een mantel 3 aange-5 bracht is. Zoals uit fig. 2 blijkt bevindt 2ich binnen voet 2 een opname 4 voor het ontvangen van de voet van een houder 10 zoals een wijnglas. Mantel 3 Is nabij de bovenzijde daarvan voorzien van een opname voor een ring 7» die voorzien is van een inbrengsleuf 8. Binnen ring 7 wordt een opening 13 begrensd waar binnen het glas 10 opgenomen 10 kan worden. Binnen ring 7 kan een aanpasring 20 aangebracht worden waardoor de opening 13 verder verkleind wordt. Afhankelijk van de afmetingen van het glas kan in een optimale aanpassing voorzien worden.

Uit fig. 3 en 4 blijkt dat voor het opnemen van ring 7 in het 15 bovendeel van mantel 3 een groef 5 aanwezig is. Deze is bij voorkeur zwaluwstaartvormig uitgevoerd. Ring 7 is zoals uit fig. 6 blijkt in het deel dat in groef 5 reikt aan de bovenzijde van een verdikking 6 voorzien.

Begrepen zal worden dat elke andere bevestiging van ring 7 aan 20 deel 3 binnen het bereik van de onderhavige uitvinding valt als een vaste verbinding of op andere wijze losneembare verbinding. Zowel de voet als de mantel kunnen welk in de stand der techniek bekend materiaal zoals kunststof of metaal vervaardigd worden.

Met de hierboven beschreven constructie is het mogelijk ringen 25 met verschillende afmeting in groef 5 op te nemen. De aanwezigheid en vorm van de ring hangen van het toegepaste glas, zoals 11 of 12, af.

Uit fig. 4 blijkt eveneens dat voet 2 van een 0-ring 14 voorzien Is. Het gebruik van dergelijke uit rubberachtig materiaal bestaande 0-ring 14 is facultatief en is afhankelijk van de toepassing. Deze 0-30 ring is aangebracht in een daarvoor bestemde sleuf. Eventueel kan een zich daarop loodrecht uitstrekkende sleuf aanwezig zijn om de 0-ring gemakkelijk te kunnen verwijderen. In plaats van een 0-ring kunnen ook pootjes en dergelijke gebruikt worden. Hoewel in de getoonde uitvoering mantel 3 en voet 2, twee verschillende delen en aan elkaar beves-35 tigd zijn, moet begrepen worden dat drager 1 uit een enkel materiaal-deel kan bestaan.

Steeds is het van belang dat de voet 2 een verhoudingsgewijs hoog gewicht heeft om voldoende stabiliteit te verkrijgen. Meer in het ü 011040 it bijzonder dient het gewicht zich nabij de omtrek van de voet te bevinden en kan als een ring of dergelijke aanwezig zijn.

Uit de figuren blijkt dat door de bijzondere vormen van mantel-deel 3. d.w.z. uitgaande van de voet zich langs de hele omtrek uit-5 strekkend en vervolgens toelopend tot een punt 9 enerzijds optimale ondersteuning van de houder verwezenlijkt wordt en anderzijds gemakke-lijke toegankelijkheid daarvan gewaarborgd wordt. Bovendien vormt het manteldeel een goed aangrijppunt voor de hand van de gebruiker die in plaats van het glas thans de achterzijde van het manteldeel 3 zal 10 aanvatten.

In de thans getoonde uitvoeringsvorm is de hulpdrager resp. ring 7 nabij de bovenzijde 9 van manteldeel 3 aangebracht.

Begrepen moet echter worden dat het goed mogelijk is het manteldeel 3 bij ring 7 te laten eindigen, d.w.z. dat ring 7 de bovenbegren-15 zing van het manteldeel 3 vormt. Het is mogelijk bij een dergelijke uitvoering het manteldeel niet langer van een groef 5 te voorzien waar de ring zijdelings ingestoken wordt, maar te voorzien van een naar boven open zijnde groef waarin de ring met een zich naar beneden uitstrekkend uitsteeksel gestoken wordt. Dit uitsteeksel kan nabij de 20 buitenomtrek van de ring aangebracht worden, zodat de buitenomtrek van de ring gelijkliggend met de buitenomtrek van het manteldeel 3 is. Het is ook goed mogelijk een dergelijk uitsteeksel dat in de aan de bovenzijde van het manteldeel 3 aan te brengen groef steekt nabij de binnenomtrek aan te brengen, zodat de binnenomtrek van de ring gelijk 25 ligt met de binnenomtrek van het manteldeel 3· Tussenliggende varianten zijn vanzelfsprekend eveneens mogelijk.

Begrepen zal worden dat het bovenstaande slechts voorkeursuitvoeringen beschrijft en daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te 30 geraken zoals voor rechten in bijgaande conclusies gevraagd worden.

Zo is het mogelijk voorzieningen te treffen om de hulpdragers op verschillende niveaus met het manteldeel te verbinden.

1011040

Claims (7)

1. Drager (1) voor een houder, zoals een glas of beker (10-12) omvattende een voet (2) voorzien van een opname (H) voor het ontvangen ! 5 van de onderzijde van de houder, alsmede een daarop aansluitend en gezien in de gebruikspositie zich verticaal uitstrekkend van boven open ringvormig manteldeel voorzien van een zijdelingse opening, waarbij het manteldeel nabij het vrije boveneinde voorzien is van een zich in hoofdzaak loodrecht daarvan uitstekende hulpdrager (7) omvattende 10 een opening (13) voor het öpnemen van die houder, met het kenmerk, dat dat die hulpdrager (7) losneembaar aan het manteldeel bevestigd is.

2. Drager volgens conclusies 1, waarbij die hulpdrager een ringvormig deel omvat opgenomen in een in het manteldeel aangebrachte in gebruikspositie in hoofdzaak horizontale groef (5). 15

3· Drager volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende ten minste een binnen die hulpdrager (7) aan te brengen aanpasring (20).

4. Drager volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hulpdrager en/of aanpasring voorzien is van een inbrengsleuf (8) voor 20 het in die opening brengen van die houder.

5· Drager volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die opening zich tenminste vanaf 1/3 van de hoogte daarvan over meer dan 180° van het manteldeel (3) uitstrekt.

6. Drager volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het 25 vrije einde van het manteldeel eindigt in een punt (9) en vanaf die punt (9) vloeiend overgaat naar die voet.

7. Drager volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat manteldeel nabij de voet een gesloten ringvormig deel omvat. **«**« 1011040