NL1010730C2 - Neusholteverwijdingsinrichting. - Google Patents

Description

Neusholteverwijdingsinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een neusholteverwijdingsinrichting, omvattende twee einddelen die door een tussendeel zodanig onderling zijn 5 verbonden dat zich, wanneer de einddelen vanuit een neutraaltoestand naar elkaar gebracht worden, in het tussendeel een het naar elkaar brengen tegenwerkende veerkracht opbouwt die bij in de neus ingebrachte toestand het ene einddeel tegen de binnenzijde van de rechter neusvleugel en het andere einddeel tegen de binnenzijde van de linker neusvleugel kan drukken om door uiteendrukken van de neusvleugels 10 de neusholte(s) te verwijden.

Een dergelijke neusholteverwijdingsinrichting is bekend uit WO 88/03788. De uit deze publicatie bekende neusholteverwijdingsinrichting bestaat in wezen enkel uit een in neutraaltoestand langwerpig en recht tussendeel met aan de vrije einden daarvan einddelen die steunvlakken verschaffen. Het langwerpige rechte tussendeel wordt 15 voor het in de neus inbrengen gebogen tot een U-vormig geheel, waarbij de steunvlakken van de einddelen in tegenovergestelde richtingen naar buiten zijn gekeerd. Bij in de neus ingebrachte toestand komen de steunvlakken van de einddelen elk tegen een binnenzijde van een neusvleugel te liggen. Daar het tussendeel veerkrachtig is zullen de einddelen wanneer het tussendeel losgelaten wordt door het tussendeel 20 naar buiten gedrukt worden en de neusvleugels uiteendrukken en aldus de neusholtes verwijden. Bij in de neus ingebrachte toestand vormt het tussendeel een als het ware vrij onder uit de neus hangende ring, althans ringsegment, die onder de neus langs van de ene kant van het septum nasi naar de andere kant van het septum nasi verloopt. Dit tussendeel is niet gefixeerd en zoals al gezegd hangt het als het ware uit de 25 neus. De uit WO 88/03788 bekende neusholteverwijdingsinrichting heeft een aantal nadelen. Een van de nadelen is dat de neusholteverwijdingsinrichting voor derden goed zichtbaar is, daar het uit de neus uitstekende gedeelte duidelijk onder de neus als het ware op de bovenlip hangt. Een verder nadeel is dat het uit de neus hangende gedeelte van de neusholteverwijdingsinrichting nauwelijks of niet is afgeschermd, 30 hetgeen tot gevolg heeft dat wanneer er tegenaan gestoten wordt, de neusholteverwijdingsinrichting uit de neus kan geraken of althans van zijn plaats kan geraken. Dit maakt de neusholteverwijdingsinrichting volgens WO 88/03788 ongeschikt voor "010730 2 toepassing bij personen die lichamelijk actief bezig zijn, zoals bijvoorbeeld sport bedrijven.

Voorts zijn er neusholteverwijdingsinrichtingen bekend die van buitenaf op de neus geplakt worden en zijn voorzien van een verend element dat dan de neusvleu- 5 gels van buitenaf opentrekt en dus niet van binnenuit opendrukt. Een dergelijke neusholteverwijdingsinrichting is in het bijzonder uit de sportwereld bekend.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een inwendige neusholteverwijdingsinrichting, waarvan verzekerd is dat deze te allen tijde weer uit de neus gehaald kan worden en hierin dus niet kan komen vast te zitten, welke van 10 buitenaf aan het zicht onttrokken is, en welke voor wat betreft het op zijn plaats blijven zitten betrekkelijk ongevoelig is voor invloeden van buitenaf.

Voomoemde doelen worden volgens de uitvinding bereikt doordat het tussen-deel, in althans de neutraaltoestand beschouwd, omvat: - een U-vormig middenstuk; en 15 - twee vanaf het U-vormige middenstuk naar buiten wijzende, elk een van die einddelen dragende arm; en doordat het U-vormige middenstuk zodanig is gevormd dat het bij in de neus ingebrachte toestand de onderkant van het septum nasi kan omsluiten.

Aldus is te bereiken dat de neusholteverwijdingsinrichting bij in de neus inge-20 brachte toestand nagenoeg geheel in de neus komt te liggen. Het enige gedeelte dat niet in de neus komt te liggen is de onderkant van het U-vormige middenstuk dat onder de onderrand van het septum nasi doorgaat en verhindert dat de neusholteverwijdingsinrichting geheel de neus in kan verdwijnen. Een dergelijkc neusholtcverwij-dingsinrichting is in verregaande mate aan het zicht onttrokken. Wanneer de neus-25 holteverwijdingsinrichting, althans het buiten de neus gelegen gedeelte daarvan, tijdens gebruik in mechanisch contact komt met enige invloed van buitenaf, dan zal de neusholteverwijdingsinrichting weinig of niet van zijn plaats raken, daar het septum nasi, althans de onderkant daarvan, dat in het U-vormige middenstuk is opgenomen, het U-vormige middenstuk als het ware op zijn plaats houdt. Dit maakt de 30 neusholteverwijdingsinrichting in het bijzonder ook geschikt voor sporters, daar deze dan, wanneer zij bijvoorbeeld langs hun gezicht en ook hun neus vegen voor het verwijderen van zweet of wanneer anderszins tegen de neusholteverwijdingsinrichting gestoten wordt, niet van zijn plaats zal geraken.

1010730 3

Teneinde de fixering van de neusholteverwijdingsinrichting volgens de uitvinding in de neus alsook de neusholte verwijdende werking daarvan te verbeteren, is het volgens de uitvinding voordelig, wanneer het tussendeel zodanig is uitgevoerd dat bij het naar elkaar brengen van de einddelen de einden van de benen van het U-5 vormige middenstuk naar elkaar toe gaan en dat de het naar elkaar brengen van de einddelen tegenwerkende veerkracht in overheersende mate wordt opgebouwd in de overgangsgebieden waar de armen aan de benen van het U-vormige middenstuk zijn bevestigd en/of in de armen zodat bij in de neus ingebrachte toestand de einden van de benen van het U-vormige middenstuk klemmend tegen het septum nasi kunnen 10 worden gedrukt. Aldus wordt bereikt dat de armen zich met hun einddelen afzetten tegen de binnenzijde van telkens een neusvleugel en dat de einden van de benen van het U-vormige middenstuk zich met hun binnenzijde afzetten tegen het septum nasi, althans het vlak daarvan dat naar de respectieve neusvleugel gekeerd is.

De fixatie van de neusholteverwijdingsinrichting bij in de neus ingebrachte 15 toestand is volgens de uitvinding in het bijzonder ook of verder te verbeteren wanneer de hoogte en breedte van het U-vormige middenstuk zodanig zijn dat de brede onderrand van het septum nasi geheel in het U-vormige middenstuk opneembaar is en dat de einden van de benen van het U-vormige middenstuk bij in de neus ingebrachte toestand tot voorbij de brede onderrand in de neus kunnen steken en onder 20 invloed van de veerkracht naar elkaar gedrukt kunnen worden tot een tussenafstand kleiner dan de breedte van de brede onderrand. De ten opzichte van het scheidings-paneel relatief brede onderrand van het septum nasi vormt dan als het ware een aanslag voor de tegen of althans naar het septum nasi gedrukte einden van de benen van het U-vormige middenstuk, d.w.z. de overgangsgebieden waar die benen in de 25 naar buiten wijzende armen overgaan.

Bij de neusholteverwijdingsinrichting volgens de uitvinding is het tussendeel in het bijzonder met betrekking tot de plaats waar de armen aan het middenstuk zijn aangebracht, op uiteenlopende manieren uit te voeren. De armen kunnen in wezen overal aan de benen van het U-vormige middenstuk, telkens één arm aan elk been 30 (of eventueel meerdere armen aan elk been) worden aangebracht, bijvoorbeeld door bevestiging of door ze als één geheel met het middenstuk te vormen. In het bijzonder kunnen de armen aan de einden van de benen van het U-vormige middenstuk zijn aangebracht, hetgeen als voordeel heeft dat wanneer de neusholtcvcrwijdingsinrich- 1010750 4 ting in de neus is geplaatst, de armen van buitenaf aan het zicht onttrokken zijn. Echter de armen kunnen ook op andere plaatsen aan het U-vormige middenstuk zijn aangebracht, in het bijzonder ook aan de onderzijde van het U-vormige middenstuk. Dit maakt de neusholteverwijdingsinrichting gemakkelijker in gebruik, daar deze zich 5 dan gemakkelijker in de neus laat inbrengen of plaatsen. Zoals hiervoor al aangegeven is het echter ook zeker niet uitgesloten de armen ergens tussen de einden van de benen van het U-vormige middenstuk en de onderzijde van het U-vormige middenstuk aan het U-vormige middenstuk aan te brengen. Aldus is bijvoorbeeld een gunstige afweging te maken tussen enerzijds het aan het zicht onttrokken zijn van de 10 armen en anderzijds het inbrenggemak van de neusholteverwijdingsinrichting. In het geval de armen zijn aangebracht aan de onderzijde van het U-vormige middenstuk is het volgens de uitvinding in het bijzonder voordelig wanneer de twee armen in eikaars verlengde liggen en als het ware één doorlopend geheel vormen, dat in hoofdzaak in het midden het U-vormige middenstuk draagt. Er is dan dus sprake van een 15 eendelige arm met twee helften, die binnen de in de conclusies gebruikte terminologie de twee zogenaamde armen voorstellen. Wanneer bij deze uitvoering de onderzijde van het U-vormige middenstuk voldoende met het middengedeelte van de eendelige arm is geïntegreerd of althans daarmee voldoende stijf is verbonden, dan zullen de einden van de benen van het U-vormige middenstuk naar elkaar toe bewegen 20 wanneer de einddelen van de armen naar elkaar toe worden bewogen. Een voordeel van de eendelige arm met als het ware twee armhelften is onder meer dat aldus de levensduur van de neusholteverwijdingsinrichting zich Iaat verhogen, waar ter plaatse van de aanbrenging van het U-vormige middenstuk een relatief gunstige spannings-verdeling inwendig in de delen van de neusholteverwijdingsinrichting wordt ge-25 crecerd.

Voor een goede afsteuning tegen de binnenzijde van de neusvleugels is het volgens de uitvinding voordelig wanneer elk einddeel een ovaalvormig steunvlak omvat, dat zich bij voorkeur met de lange richting in hoofdzaak dwars op de respectieve arm uitstrekt. Ook is het volgens de uitvinding voordelig wanneer, eventueel los 30 van de ovaalachtige vorm van het steunvlak, het steunvlak zich uitstrekt in hoofdzaak evenwijdig aan de langsrichting van de armen waarop het gedragen wordt.

Teneinde de neusholteverwijdingsinrichting volgens de uitvinding te kunnen gebruiken als middel voor het toedienen van een geneesmiddel, is het volgens de 1010730 5 uitvinding voordelig wanneer deze is voorzien van, bij voorkeur aan een of beide einddelen aangebrachte, draagmiddelen voor een geneesmiddel. Deze draagmiddelen kunnen eventueel van een geneesmiddel zijn voorzien of zodanig zijn uitgevoerd dat ze eventueel door de gebruiker zelf van een bepaald geneesmiddel kunnen worden 5 voorzien en dan ook geschikt zijn voor meermalig gebruik.

Uit productietechnische en kostenoverwegingen is het volgens de uitvinding voordelig wanneer de neusholteverwijdingsinrichting uit een geheel is vervaardigd, bijvoorbeeld als spuitgietproduct is verkregen middels een spuitgietproces.

Opdat de neusholteverwijdingsinrichting volgens de uitvinding in het bijzonder 10 geschikt is voor gebruik inwendig in de neus, is het volgens de uitvinding voordelig wanneer deze is vervaardigd uit of althans uitwendig geheel is bekleed met een materiaal dat met betrekking tot het milieu in en om de neus inert is. Voor wat betreft het materiaal waaruit de neusholteverwijdingsinrichting volgens de uitvinding vervaardigd is of waarmee deze bekleed is, is het van groot voordeel wanneer: 15 - dat materiaal niet allergeen is; en/of - dat materiaal geen geur en/of smaak afgeeft; en/of dat materiaal geen geur en/of smaak aanneemt.

De onderhavige uitvinding zal in het nu volgende aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht. In de tekening 20 toont:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een neusholteverwijdingsinrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding in zogenaamde neutrale toestand; 25 Fig. 2 een schematisch vooraanzicht op een gezicht met een gedeeltelijk open gewerkte neus waarin de neusholteverwijdingsinrichting volgens fig. 1 is ingebracht;

Fig. 3 een geschematiseerde weergave van de fixeringswijze van de neusholteverwijdingsinrichting volgens een tweede op de eerste uitvoeringsvorm lijkende uitvoeringsvorm bij in de neus ingebrachte toestand; 30 Fig. 4 een schematisch aanzicht van een neusholteverwijdingsinrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding in zogenaamde neutrale toestand; en

Fig. 5 een geschematiseerde weergave van de neusholteverwijdingsinrichting volgens de derde uitvoeringsvorm bij in de neus ingebrachte toestand.

1010730 6

In de figuren is de neusholteverwijdingsinrichting aangeduid met het nummer 1. Voor wat betreft het gezicht van een persoon (fig. 2) is de neus aangeduid met 10, is de linker neusvleugel aangeduid met 13, is de rechter neusvleugel aangeduid met 14, is het septum nasi aangeduid met 11, 12, waarvan 12 de brede onderrand is en 11 het 5 smalle schot of scheidingspaneel. De begrippen breed en smal zijn inzake de onderrand 12 en het smalle schot 11 bedoeld als beschouwd in onderling verband.

De neusholteverwijdingsinrichting 1 is opgebouwd uit een tussendeel 3, 4, dat zich uitstrekt tussen twee einddelen 2 met ovale afsteunvlakken 6. Het tussendeel 3, 4 is opgebouwd uit een U-vormig middenstuk en op de einden van de benen 5 van 10 het U-vormige middenstuk 4 aansluitende armen 3 die naar buiten wijzen en de respectieve einddelen 2 dragen. Alhoewel de armen 3 in fig. 1 zijn weergegeven als in hoofdzaak in eikaars verlengde liggend, is het niet noodzakelijk dat ze in eikaars verlengde liggen. Het is zeer wel denkbaar dat de armen 3 onder een hoek ten opzichte van elkaar staan (althans een hoek afwijkend van 180°), en bijvoorbeeld in het 15 verlengde van de benen 5 enigszins naar voren steken (in fig. 1 naar beneden).

Zoals uit fig. 2 en fig. 3 duidelijk zal zijn, is het U-vormige middenstuk zo uitgevoerd dat het de onderkant 12 van het septum nasi kan omsluiten en aldus op de onderzijde 8 van het U-vormige verbindingsstuk 4 na geheel inwendig in de neus komt te liggen. De onderrand 12 kan daarbij de binnenzijde van de onderzijde 8 20 contacteren. In het bijzonder is de in fig. 2 weergegeven neusholtcvcrwijdingsinrich-ting zo uitgevoerd dat de overgangsgebieden 7 waar de benen 5 van het U-vormige middenstuk overgaan in de armen 3 klemmend tegen het septum nasi worden gedrukt onder invloed van de het naar elkaar brengen van de einddelen tegenwerkende in de neusholteverwijdingsinrichting opgebouwde veerkracht, terwijl de in fig. 3 weergege-25 ven uitvoeringsvorm zo is uitgevoerd dat de overgangsgebieden 7 bij in de neus ingebrachte toestand het schot 11 van het septum nasi niet contacteren, althans niet inklemmen. De uitvoeringsvormen volgens fig. 2 en 3 zijn realiseerbaar indien voor de inwendige breedte B van het middenstuk 4 en voor de inwendige hoogte H van het middenstuk 4 daartoe geschikte afmetingen genomen worden. Zoals uit fig. 2 en 30 3 duidelijk is, zal de brede onderrand 12 van het septum nasi een aanslag vormen die het langs het schot 11 naar beneden toe uit de neus glijden van de neusholteverwijdingsinrichting verhindert.

1 0 1 0 7 3 0 7

Opdat bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 de klemkracht bij de overgangsgebieden 7 voldoende groot is om klemming op het schot 11 te bewerkstelligen, is het volgens de uitvinding in het bijzonder van voordeel wanneer het U-vormige middenstuk weinig aan de het naar elkaar toebrengen van de einddelen tegenwerkende veer-5 kracht bijdraagt. Althans ten opzichte van de totale veerkracht. Dit komt erop neer dat de het naar elkaar toebrengen van de einddelen tegenwerkende veerkracht in overheersende mate wordt opgebouwd in de overgangsgebieden 7 tussen de benen en de armen en/of in de armen zelf. Wanneer men geen inklemming van het septum nasi tussen de overgangsgebieden 7 nastreeft, dan zal het aandeel van de veerkracht, 10 die in het U-vormige middenstuk wordt opgebouwd, daartoe voldoende groot gedimensioneerd moeten worden.

Bij de derde uitvoeringsvorm van de uitvinding, die is weergegeven in figuren 4 en 5, zijn dezelfde verwijzingsnummers en tekens gebruikt als bij de uitvoeringsvormen uit de figuren 1, 2 en 3. Dat wil zeggen de met dezelfde verwijzingsnummers 15 of tekens aangeduide delen zijn in wezen gelijk aan die respectieve delen uit de figuren 1-3. Het verschil tussen enerzijds de derde uitvoeringsvorm volgens de figuren 4 en 5 en anderzijds de eerste en tweede uitvoeringsvorm volgens de figuren 1-3 is de plaats waar de armen 3 aan het U-vormige middenstuk 4 zijn bevestigd.

Voordeel van de uitvoeringsvorm volgens de figuren 4 en 5 is dat bij het in de 20 neus inbrengen van de neusholteverwijdingsinrichting deze relatief gemakkelijk tussen twee vingers kan worden gehouden die de armen 3 naar elkaar toe drukken en bij het in de neus inbrengen nauwelijks of niet mee de neus in hoeven te gaan. De vrije einden van de benen 5 van het U-vormige middenstuk 4 zijn bij de derde uitvoeringsvorm volgens de figuren 4 en 5 voorzien van aan de binnenzijde daarvan 25 aangebrachte steunvoeten 15. Deze steunvoeten 15 zijn voorzien van een steunvlak waarmee de einden van de benen 5 tegen het septum nasi kunnen steunen. Door middel van de steunvlakken 5 laat dit afsteunvlak zich relatief vergroten, hetgeen bijdraagt aan een verlaging van de druk per oppervlakte-eenheid en daar van de gewaarwording van druk op het septum nasi. De steunvlakken 5 kunnen min of meer 30 overeenkomstig het steunvlak 6 zijn gevormd, althans zijn daarmee vergelijkbaar. De steunvlakken 5 zullen in het algemeen echter een beduidend kleiner oppervlak hebben dan de steunvlakken 6. Voorts zij opgemerkt dat ook de eerste en tweede uitvoeringsvorm uit de figuren 1-3 op voordelige wijze kunnen zijn voorzien van overeen- 10 10 7 λ o 8 komstige aan de binnenzijde van de einden van de benen 5 aangebrachte steunvlak-ken 15.

Voor wat betreft de afmetingen van de neusholteverwijdingsinrichting zij opgemerkt dat deze bepaald worden door de dimensies van neuzen van potentiële gebrui-5 kers. Deze zullen van persoon tot persoon variëren. In de praktijk blijkt men echter van een aantal standaardmaten uit te kunnen gaan, zodat volstaan kan worden met een beperkt aantal typen neusholteverwijdingsinrichtingen van onderling afwijkende afmetingen.

1010730

Claims (14)

1. Neusholteverwijdingsinrichting (1), omvattende twee einddelen (2) die door een tussendeel (3, 4) zodanig onderling zijn verbonden dat zich, wanneer de eindde- 5 len (2) vanuit een neutraaltoestand naar elkaar gebracht worden, in het tussendeel (3, 4. een het naar elkaar brengen tegenwerkende veerkracht opbouwt die bij in de neus ingebrachte toestand het ene einddeel (2) tegen de binnenzijde van de rechter neusvleugel (14) en het andere einddeel tegen de binnenzijde van de linker neusvleugel (13) kan drukken om door uiteendrukken van de neusvleugels de neushoIte(s) te 10 verwijden, met het kenmerk, dat het tussendeel, in althans de neutraaltoestand beschouwd, omvat: een U-vormig middenstuk (4); en twee vanaf het middenstuk (4) naar buiten wijzende, elk een einddeel (2) dragende armen (3); 15 en dat het U-vormige middenstuk (4) zodanig is gevormd dat het, bij in de neus ingebrachte toestand, de onderkant van het septum nasi (11, 12) kan omsluiten.

2. Neusholteverwijdingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tussendeel zodanig is uitgevoerd dat bij het naar elkaar brengen van de einddelen (2) 20 de einden van de benen van het U-vormige middenstuk naar elkaar toe gaan en dat de het naar elkaar brengen van de einddelen tegenwerkende veerkracht in overheersende mate wordt opgebouwd: - in de overgangsgebieden (7) waar de armen (3) aan de benen (5) van het U-vormige middenstuk zijn bevestigd; en/of 25. in de armen (3), zodat bij in de neus ingebrachte toestand de einden (7) van de benen (5) van het U-vormige middenstuk (4) klemmend tegen het septum nasi (11, 12) kunnen worden gedrukt.

3. Neusholteverwijdingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hoogte (H) en breedte (B) van het U-vormige middenstuk zodanig zijn dat de brede onderrand (12) van het septum nasi geheel in het U-vormige middenstuk (4) opneembaar is en dat de einden (7) van de benen (5) van het U-vormige middenstuk 1010730 (4) bij in de neus (10) ingebrachte toestand tot voorbij de brede onderrand (12) in de neus kunnen steken en onder invloed van de veerkracht naar elkaar gedrukt kunnen worden tot een tussenafstand (E) kleiner dan de breedte (D) van de brede onderrand (12). 5

4. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de armen (3) aan de einden van de benen van het U-vormige middenstuk zijn aangebracht.

5. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de armen (3) zijn aangebracht aan de onderzijde (8) van het U-vormige middenstuk.

6. Neusholteverwijdingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 15 twee armen (3) in eikaars verlengde liggen en een doorlopend geheel vormen, dat in het midden het middenstuk (4) draagt.

7. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk einddeel (2) een ovaalvormig steunvlak (6) omvat, dat zich bij 20 voorkeur met de lange richting in hoofdzaak dwars op de respectieve arm (3) uitstrekt.

8. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, mei het kenmerk, dat aan de binnenzijde van de vrije einden van de benen (5) van het U- 25 vormige middenstuk (4) steunvlakken (15) zijn voorzien, die bij voorkeur cirkelvormig of ovaalvormig zijn.

9. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, mei het kenmerk, dat deze is voorzien van, bij voorkeur aan één of beide einddelen (2) 30 aangebrachte, draagmiddelen voor een geneesmiddel. 1010730

10. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, mei het kenmerk, dat deze is vervaardigd uit een geheel (1), bij voorkeur als spuitgiet-product.

11. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der voorgaande conclusies, msl het kenmerk, dat deze is vervaardigd uit of althans uitwendig geheel is bekleed met een materiaal, bij voorkeur een kunststof met veerkrachtige eigenschappen, dat met betrekking tot het milieu in en om de neus inert is.

12. Neusholteverwijdingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het materiaal niet allergeen is.

13. Neusholteverwijdingsinrichting volgens conclusie 11 of 12, met het ken-rneik, dat het materiaal geen geur en/of smaak afgeeft. 15

14. Neusholteverwijdingsinrichting volgens een der conclusies 11-13, met het kenmerk, dat het materiaal geen geur en/of smaak aanneemt. ******** <ί ft 'i i) ~! fj 5 ft = J j ο ϋ