NL1009898C2 - Mofverbinding. - Google Patents

Description

Mofverbinding

De uitvinding betreft een mofverbinding tussen twee Ieidingstukken van een hogedrukleiding, welke Ieidingstukken elk een fluïdumdichte binnenmantel uit een 5 thermoplastisch materiaal omvatten, alsmede een versterkte buitenmantel, waarbij de binnenmantels door middel van een fluïdumdichte las aan elkaar zijn bevestigd en de buitenmantels elk door middel van een verbindingsmof onderling zijn verbonden.

Een dergelijke mofverbinding is bekend uit WO-A-9512086. Bij deze bekende mofverbinding wordt een hulsvormige mof toegepast, waarin de te verbinden einden 10 van de Ieidingstukken worden gestoken. Op de mof wordt een tweetal conische ringen geperst die de klemverbinding moet bewerkstelligen. De betreffende einden worden daarbij plaatselijk vervormd als gevolg van op het inwendig oppervlak van de mof voorziene ringen.

Deze bekende mofverbinding heeft verscheidene nadelen. Allereerst moeten de 15 hulsvormige mof en de Ieidingstukken zodanig nauwsluitend in elkaar passend worden uitgevoerd, dat de gewenste sterkte en dichtheid van de afdichting ook inderdaad kunnen worden bereikt. Verder moeten de ringen onder vrij hoge krachten op de mof worden geperst, waarover speciaal gereedschap nodig is.

Doel van de uitvinding is een mofverbinding te verschaffen die deze nadelen 20 mist. Dat doel wordt bereikt doordat de verbindingsmof schalen omvat die een inwendige vertanding bezitten, alsmede klemmiddelen voor het op de Ieidingstukken klemmen van de schalen zodanig dat de inwendige vertanding in samenwerking wordt gebracht met de buitenmantels van de Ieidingstukken.

De schalen kunnen vrij eenvoudig zijdelings op de te verbinden einden van de 25 Ieidingstukken worden geschoven, waarna de klemmiddelen kunnen worden aangehaald.

Ter verzekering van de gewenste vasthoudwerking kan de vertanding weerhaakvormig zijn en zich bevinden in twee gebieden, waarbij in het ene gebied de weerhaakvorm tegengesteld is aan die in het andere gebied.

30 De tanden worden bij het aanhalen van de klemmiddelen in het uitwendig oppervlak van de Ieidingstukken gedrongen, waardoor dit plaatselijk enigszins wordt ingedrukt. Het oppervlak van de Ieidingstukken hoeft niet speciaal voorbereid te worden, terwijl toch een stevige verbinding kan worden verkregen.

1009898 2

Volgens een eerste mogelijkheid zijn twee schalen voorzien, die zich elk uitstrekken over beide leidingstukken.

Beide schalen kunnen wigvormig verlopende uitwendige klemoppervlakken bezitten welke samenwerken met inwendig van overeenkomstige wigvormige 5 klemoppervlakken voorziene klemstukken die in axiale richting verschuifbaar zijn op de klemoppervlakken van de schalen.

Volgens een tweede mogelijkheid kan elk leidingstuk een paar schalen dragen, welke paren onderling zijn verbonden door een juk.

In dat geval is elk paar schalen op het betreffende leidingstuk geklemd door 10 middel van een dat paar omgevende klembeugel, aan welke klembeugels van beide paren een trekorgaan is bevestigd.

Elke klembeugel heeft een rondlopende uitsparing waarin het paar schalen is opgenomen.

Als voorbeeld kan elke klembeugel twee identieke klembeugelhelften omvatten, 15 in elk waarvan een schaal is opgenomen.

Gewezen wordt op de mofverbinding zoals bekend uit EP-A-152752. Bij deze bekende mofverbinding wordt een twee schaalhelften omvattende mof toegepast. Zowel de schaalhelften als de leidingstukken zijn aan hun naar elkaar gekeerde oppervlakken voorzien van een sinusvormig ringpatroon, dat voor een goede 20 krachtoverdracht moet zorgdragen.

Nadeel van deze bekende mofverbinding is dat de te verbinden einden van de leidingstukken moeten worden voorbewerkt ter verschaffing van het sinusvormige ringpatroon.

Uit US-A-3687486 is een mofverbinding bekend voor een leiding met een 25 enkele mantel. De daarbij toegepaste schaalhelften dragen tanden. De leidingstukken zijn voorbewerkt ter verschaffing van een overeenkomstige vertanding, hetgeen zoals hiervoor toegelicht een nadeel is.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de mofverbinding volgens de uitvinding.

30 Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede volgens II - II van figuur 1.

Figuur 3 toont een axiale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede.

De in figuren 1 en 2 aangebrachte mofverbindingen tussen de leidingstukken 1, i I 1009898 3 2, 3 en 4 omvatten allereerste lasverbindingen 5, 6, 7 en 8 tussen de respectievelijke fluïdumdichte binnenmantels 9.

De T-verbinding tussen de leidingstukken 1, 2 en 3 omvat verder een verbinding 11 tussen de respectievelijke buitenmantels 10. De 45°-knieverbinding tussen de 5 leidingstukken 3 en 4 omvat een verbinding 12 tussen de buitenmantels 10. Andere verbindingen, onder bijvoorbeeld andere hoeken of tussen meer dan drie leidingstukken, zijn niet weergegeven maar behoren uitdrukkelijk wel tot de mogelijkheden.

Elk van de verbindingen 11,12 omvat tenminste twee schalen 13,14, voorzien 10 van inwendige schuine vertanding 15. De schalen 13, 14 zijn opgenomen in klembeugels 16, 17, die elk een rondlopende uitsparing 18, 19 bepalen waarin de schalen 13, 14 nauwsluitend passen.

Door middel van bouten 20 en moeren 21 zijn de klembeugels 16,17 op elkaar geklemd, waarbij de tanden 15 in het uitwendig oppervlak van de buitenmantels 10 15 dringen.

De klembeugels 16, 17 zijn onderling verbonden door trekstrippen 22, 23.

De variant van figuren 3 en 4 omvat twee schalen 25, 26, elk met stellen naar elkaar gerichte tanden.

De schalen 25, 26 bezitten wigvormig verlopende uitwendige klemoppervlakken 20 28, 29, die samenwerken met inwendig van overeenkomstige wigvormige klemoppervlakken voorziene klemstukken 30, 31.

1009898

Claims (8)

1. Mofverbinding (11,12, 30) tussen twee leidingstukken (1-4, 31, 32) van een hogedrukleiding, welke leidingstukken (1-4, 31, 32) elk een fluïdumdichte 5 binnenmantel (9) uit een thermoplastisch materiaal omvatten, alsmede een versterkte buitenmantel (10), waarbij de binnenmantels (9) door middel van een fluïdumdichte las (5-8, 33) aan elkaar zijn bevestigd en de buitenmantels (10) elk door middel van een verbindingsmof onderling zijn verbonden, met het kenmerk, dat de verbindingsmof (16, 17; 25, 26) schalen omvat die een inwendige vertanding (15,27) bezitten, alsmede 10 klemmiddelen (13,14; 28-31) voor het op de leidingstukken (1-4, 31,32) klemmen van de schalen (16,17; 25, 26) zodanig dat de inwendige vertanding (18,27) in samenwerking wordt gebracht met de buitenmantels (18) van de leidingstukken.

2. Mofverbinding volgens conclusie 1, waarbij de vertanding (15,27) 15 weerhaakvormig is en zich bevindt in twee gebieden, en in het ene gebied de weerhaakvorm tegengesteld is aan die in het andere gebied.

3. Mofverbinding volgens conclusie 1 of 2, waarbij twee schalen (25,26) zijn voorzien, die zich elk uitstrekken over beide leidingstukken (31,32). !i 20

4. Mofverbinding volgens conclusie 3, waarbij beide schalen (25, 26) wigvormig verlopende uitwendige klemoppervlakken (28, 29) bezitten welke samenwerken met inwendig van overeenkomstige wigvormige klemoppervlakken voorziene klemstukken (30, 31) die in axiale richting verschuifbaar zijn op de klemoppervlakken van de 25 schalen (25, 26).

5. Mofverbinding volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk leidingstuk (1-4) een paar schalen (18, 19) draagt, welke paren onderling zijn verbonden door een juk.

6. Mofverbinding volgens conclusie 5, waarbij elk paar schalen (13,14) op het j betreffende leidingstuk is geklemd door middel van dat paar omgevende klembeugels j (16, 17), aan welke klembeugels (16, 17) van beide paren schalen (13,14) een trekorgaan (22,23) is bevestigd. 1009898

7. Mofverbinding volgens conclusie 6, waarbij elke klembeugel (16,17) een rondlopende uitsparing (18, 19) heeft waarin telkens een schaal (13,14) is opgenomen.

8. Mofverbinding volgens conclusie 7, waarbij de klembeugel (16, 17) twee identieke klembeugelhelften omvat, in elk waarvan een schaal (13, 14) is opgenomen. 1009898