NL1009884C2 - Verbrandingsinrichting met afsluitmiddelen. - Google Patents

Description

VERBRANDINGSINRICHTING MET AFSLUITMIDDELEN

Verbrandingsinrichtingen voor het verwarmen van water in CV-systemen kunnen heden ten dage uiterst compact worden gebouwd, bijvoorbeeld voor het verwarmen van een appartement in een groter gebouw. Dergelijke compacte 5 verbrandingsinrichtingen kunnen dan bijv. op een gemeenschappelijke toevoerleiding voor toevoer van lucht en/of een gemeenschappelijke afvoer voor afvoer van verbrandingsgassen zijn aangesloten.

Naast compactheid is ook het rendement bij 10 vollast en/of relatieve lage belasting van toenemend belang in verband met toenemende milieu-eisen en brandstofkosten. In de praktijk is voorts gebleken dat bij relatief lage belastingen van compacte verbrandingsketels geluidsoverlast kan ontstaan, bijvoorbeeld vanwege de 15 eigenfrequentie van bepaalde ruimten in een dergelijke compacte verbrandingsinrichting.

Uit het Europese octrooischrift EP-A-0 027 175 is een inrichting bekend voor het verbranden van brandstof en oxidatiemiddel, bijv. voor ruimteverwarming, 20 waarbij de inrichting omvat: - een brander; - toevoermiddelen voor het toevoeren van de brandstof en het oxidatiemiddel naar de brander; en - afvoermiddelen voor het afvoeren van verbran-25 dingsgassen vanaf de brander, waarbij toevoer van brandstof en/of oxidatiemiddel, en/of afvoer van de verbrandingsgassen op geforceerde wijze plaats vindt, en waarbij een terugslagklep is aangebracht in hetzij de toevoermiddelen, danwel de afvoermiddelen.

30 Dankzij de afsluitmiddelen wordt voorkomen dat bij aansluiting op een gemeenschappelijke toevoerleiding van de lucht in uitgeschakelde toestand van de brander relatief koude lucht in het inwendige daarvan kan gera- 1009884 2 ken, hetgeen het rendement doet verminderen. Bij aansluiting op een gemeenschappelijke afvoerleiding voor de verbrandingsgassen wordt dankzij de afsluitmiddelen voorkomen dat verbrandingsgassen van een andere verbran-5 dingsinrichting in het inwendige van de ketel kunnen worden gezogen, hetgeen eveneens ongewenst is.

Bij deze bekende inrichting betreffen de af-sluitmiddelen echter een klep met contragewicht in de rookgasafvoer naar de schoorsteen. Een dergelijke in-10 richting kan gemakkelijk vervuilen en is daardoor onder-houdsgevoelig.

De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting voor het verbranden van brandstof- en oxidatiemiddelen, bijvoorbeeld voor ruimteverwarming, waarbij de 15 inrichting omvat: - een brander; - toevoermiddelen voor het toevoeren van de brandstof en het oxidatiemiddel naar de brander; en - afvoermiddelen voor het afvoeren van verbran-20 dingsgassen vanaf de brander, waarbij toevoer van brandstof en/of oxidatiemiddel, en/of afvoer van de verbrandingsgassen op geforceerde wijze plaats vindt, en waarbij een terugslagklep is aangebracht in hetzij de toevoermiddelen, danwel de afvoermiddelen, 25 met het kenmerk dat de afsluitmiddelen een op en neer beweegbare schijf in de luchtweg omvatten.

Doordat de luchtweg wordt afgesloten, wordt voorkomen dat relatief koude lucht en/of verbrandingsgas-30 sen in het inwendige van de verbrandingsinrichting kunnen geraken. Bij het aanschakelen bevindt zich nog zoveel mogelijk warme lucht en/of verbrandingsgassen in de ruimte, hetgeen de stilstandsverliezen vermindert.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrich-35 ting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de af-sluitmiddelen worden gevormd door een klep, die vrij op en neer kan bewegen tussen schotvormige organen, die deel uitmaken van mengmiddelen, is voorts gebleken dat de 1009884 ' 3 geluidsoverlast wordt voorkomen, waarschijnlijk doordat de weerstand in de luchtweg wordt vergroot.

Teneinde een ongewenste fluittoon van relatief hoge frequentie te voorkomen, is de op en neer beweegbare 5 schijfvormige klep bij voorkeur met enige speling om een centrale as aangebracht.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving met verwijzing naar 10 de bijgevoegde figuur, waarin een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding is getoond.

Aan de onderzijde van een inrichting 10 wordt lucht volgens pijl A aangevoerd via een ventilator 11, 15 terwijl te verbranden gas via aansluiting 12 onder enige druk wordt toegevoerd via pijl B. In een mengruimte 8 zijn schijfvormige schotten 13, 14, 15 en 16 aangebracht, waarin telkens op onderlinge versprongen wijze doorlaat-openingen voor het gas en de lucht zijn voorzien voor het 20 op goede wijze mengen van het gas en de lucht, zoals schematisch is aangegeven door de pijlen. Het mengsel van lucht en gas wordt vervolgens in het inwendige van de brander 17 gebracht, en brandt in de ringvormige ruimte 18 voor het verwarmen van de schroefvormige pijp 19, die 25 in het onderhavige geval een binnenbuis 20 en een buitenbuis 21 omvat. De verbrandingsgassen worden neerwaarts gedrongen en afgevoerd via een afvoerleiding 22 voor de verbrandingsgassen.

De binnenbuis 20 en de buitenbuis 21 zijn 30 aangesloten op een CV-systeem en het circuit voor warm ^ water, waarvan verdere details zijn beschreven in de

Nederlandse octrooiaanvrage 1004410, waarvan de inhoud I

hier als ingelast moet worden beschouwd. Te verwarmen ; tapwater wordt bijv. volgens pijl C aangevoerd en volgens ~ 35 pijl D afgevoerd, terwijl te verwarmen water voor het CV- = systeem bijv. volgens pijl E wordt aangevoerd en volgens : pijl F wordt afgevoerd.

1009884 4

Tussen de mengschotten 14 en 15 is een in hoofdzaak schijfvormige klep 30 vrij beweegbaar met enige speling rondom een centrale as 31 aangebracht. Indien de inrichting 10 wordt uitgeschakeld, en de verbranding 5 wordt gestopt, zal tevens de ventilator 11 worden uitgeschakeld, waardoor de schijf 30 door zijn eigen gewicht zakt tot op de schijf 15 en de openingen daarin afsluit. Hierdoor wordt de luchtweg door de verbrandingsinrichting afgesloten en wordt voorkomen dat relatief koude lucht 10 en/of verbrandingsgassen in het inwendige daarvan kunnen geraken.

Bij het opnieuw inschakelen van de CV-ketel en het aanschakelen van de ventilator 13 wordt de afsluit-schijf 30 door de door de ventilator teweeg gebrachte 15 luchtstroom enigszins opgelicht. Bij het aanschakelen bevindt zich derhalve nog zoveel mogelijk warme lucht en/of verbrandingsgassen in de ruimte, hetgeen de stil-standsverliezen vermindert.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot 20 de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm; de gevraagde rechten daarvan worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

1009884

Claims (6)

1. Inrichting voor het verbranden van brandstof- en oxidatiemiddelen, bijvoorbeeld voor ruimteverwarming, waarbij de inrichting omvat: - een brander; 5. toevoermiddelen voor het toevoeren van de brandstof en het oxidatiemiddel naar de brander; en - afvoermiddelen voor het afvoeren van verbrandingsgassen vanaf de brander, waarbij toevoer van brandstof en/of oxidatiemiddel, en/of afvoer van de verbran- 10 dingsgassen op geforceerde wijze plaats vindt, en waarbij een terugslagklep is aangebracht in hetzij de toevoermiddelen, danwel de afvoermiddelen, met het kenmerk dat de afsluitmiddelen een op en neer beweegbare 15 schijf in de luchtweg omvatten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de toevoermiddelen mengmiddelen omvatten voor het mengen van de brandstof en het oxidatiemiddel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de 20 mengmiddelen twee of meer schotvormige organen omvatten, waarin gaten zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de toevoermiddelen een ventilator voor het met enige overdruk aanvoer van lucht omvatten.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de schijf centraal is voorzien van een opening voor het met de nodige speling aanbrengen aan een centrale as daarvan.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij 30 in rusttoestand de schijf de opening in één van de schotvormige organen afsluit. 1009884