NL1009054C2 - Kabelmof. - Google Patents

Description

Kabelmof

De uitvinding betreft een kabelmof. Bij het gebruik van kabelmoffen die bestemd en ingericht zijn voor het accommoderen van driefasen-geleiders van de kabels van een driefasen-net heffen de elektrische 5 veldsterkten elkaar althans op een zekere afstand, op. Hierdoor behoeven geen speciale maatregelen te worden genomen om problemen met hoge veldsterkten te voorkomen.

Bij een kabelmof die is ingericht voor het accommoderen van de verbinding tussen geleidende aders in 10 slechts één fase, althans in een configuratie, waarin de veldsterkten elkaar niet opheffen, dienen volgens de uitvinding specifieke maatregelen te worden genomen om er voor te zorgen, dat met eenvoudige middelen met grote doeltreffendheid wordt voorkomen, dat potentieel hoge 15 veldsterkten nadelige invloed op de kwaliteit van de totale geassembleerde kabelmof, inclusief ingebrachte isolatiemassa, kan hebben. De genoemde problemen kunnen zich bij gebruikelijke moffen volgens de stand der techniek in het bijzonder voordoen bij moffen die worden 20 toegepast in het kader van kabels voor relatief hoogspanningen, bijvoorbeeld lOkV en hoger.

De uitvinding verschaft nu een kabelmof, omvattende een aantal met elkaar te verbinden onderdelen, 25 welke mof dient als omhulling van de verbinding tussen twee elektrische kabels, elk omvattende slechts één elektrisch geleidende ader, een zich daaromheen uitstrekkende isolerende mantel, een zich daaromheen uitstrekkende halfgeleidende mantel, een zich daaromheen 30 uitstrekkende geleidende mantel, bijvoorbeeld een weefsel van buisvormig weefsel van metalen draden, en een zich daaromheen uitstrekkende isolerende buitenmantel, de genoemde mantels van welke aders trapsgewijze van hun 1003054 2 respectieve,eindzones zijn ontdaan en aldus toegankelijk en aangrijpbaar zijn gemaakt, welke mof na assemblage de volgende onderdelen omvat: een de vooraf met elkaar verbonden aders geheel 5 omhullende, van perforaties voorziene afscherming van elektrisch geleidend of halfgeleidend materiaal, welke afscherming met de halfgeleidende mantels van beide kabels verbonden moet worden, welke afscherming een binnenvlak met vloeiende, afgeronde vormen bezit; en 10 een de vooraf geplaatste afscherming geheel omgevende omhulling, omvattende twee met elkaar te verbinden schalen van polyetheen met een dikte van circa 2-10 mm, bij voorkeur circa 4-6 mm; welke omhulling via respectieve flexibele 15 en elastische afdichtringen, bijvoorbeeld van siliconenrubber, aan de isolerende buitenmantels van de twee kabels aangrijpt; in welke mof na assemblage een uithardende, vloeibare isolatiemassa is gegoten, bijvoorbeeld 20 polyurethaan of een siliconenmassa, via een in de omhulling aanwezige vulopening, welke isolatiemassa via de genoemde perforaties de holte binnen de afscherming kan vullen en zodanig langzaam uithardt, dat opsteigende luchtbellen die holte via de perforaties kunnen verlaten. 25 Om met zekerheid een betrouwbare koppeling te krijgen tussen de afscherming en de halfgeleidende mantels kan de mof volgens de uitvinding met voordeel de bijzonderheid vertonen dat de afscherming twee doorgaande gaten voor doorlating van de respectieve kabels vertoont, 30 welke gaten zijn aangebracht in eindzones van rekbaar materiaal.

Een voorkeursuitvoering vertoont de bijzonderheid dat de eindzones separaat zijn en elk een algemene trechtervorm bezitten en mondrand vertonen met 35 een via een vloeiende, afgeronde overgangszone terugwaarts omgebogen koppelrand voor koppeling met respectieve koppelranden aan de vrije einden van een : 1009054 3 niet-flexibele,.van de.genoemde perforaties voorziene huls.

De afscherming kan van een geschikt geleidend materiaal zijn vervaardigd, bijvoorbeeld koper.

5 Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de geleidbaarheid van de materialen van de afscherming in het gebied 102-105 Ohm/cm, bij voorkeur 103-104 Ohm per centimeter ligt.

Deze laatste variant kan het kenmerk vertonen 10 dat de afscherming koolstofvezels bevat.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening van een doorsnede door een kabelmof die is aangebracht rond de verbinding tussen twee elektrische kabels.

15 De kabels 1 en 2 omvatten, gerekend van binnen naar buiten, aders respectievelijk 3, 4, isolerende mantels 5, 6, halfgeleidende mantels 7, 8, een metaalgazen buisvormige mantel 9, 10 en een isolerende buitenmantel 11, 12. Door middel van een huls 13 van 20 geleidend materiaal, bijvoorbeeld aluminium, waarin de aders 3, 4 met hun einden zijn ingestoken, zijn door middel van dichtgedrukte zones of wurgzones 14, 15 de aders 3, 4 elektrisch geleidend met elkaar verbonden.

Rond de halfgeleidende mantels 7, 8 zijn flexibele 25 halfgeleidende trechters 16, 17 elastisch klemmend aangebracht, zodanig dat ze in elektrische verbinding verkeren met de mantels 7, 8. De trechters 16, 17 zijn met elkaar verbonden door middel van schalen 18, 19, die van perforaties respectievelijk 20, 21 zijn voorzien. De 30 schalen 18, 19 kunnen van elektrisch geleidend of halfgeleidend materiaal zijn vervaardigd.

De vrije einden van de mantels 9, 10 zijn door middel van een klemelement 22 elektrisch geleidend met elkaar verbonden. Desgewenst kunnen de betreffende 35 uiteinden elektrisch zijn geïsoleerd of door middel van afstandhouders op afstand van naburige onderdelen worden gehouden.

1 00905 4

V

4

Een uit twee schalen 23, 24 bestaande omhulling omgeeft de beschreven afscherming 16, 17, 18, 19 geheel en grijpt met eindzones aan op de isolerende buitenmantels 11, 12 van de kabels 1, 2 via siliconen 5 rubberen afdichtringen 25, 26, zodanig dat de ruimte 27 binnen omhulling 23, 24 geheel is afgedicht ten opzichte van de kabels 1 en 2. De bovenste schaal 23 vertoont een door een sluitdop 28 met snaprand 29 afgesloten vulopening 30, via welke de ruimte 27 met vloeibare 10 uithardbare isolatiemassa kan worden gevuld. Via de perforaties 20, 21 kan de gietmassa ook de binnenruimte 31 van afscherming 16, 17, 18, 19 geheel vullen. Tijdens de nog vloeibare fase kan, voorafgaand aan een substantiële uitharding van de gietmassa, eventueel nog 15 aanwezige lucht in de vorm van luchtbellen ontwijken via de bovenste openingen of perforaties 20. Opgemerkt wordt, dat de perforaties elk een geschikte vorm kunnen bezitten. Zoals hiervoor reeds genoemd, vertonen alle vormen van het binnenvlak van afscherming 16, 17, 18, 19 20 vloeiende en afgeronde vormen. Dit geldt ook voor de randen van perforaties 20, 21, die bij voorkeur afgerond zijn, bijvoorbeeld met een kromtestraal van 2 mm.

De vulmassa is een vloeibaar uithardend materiaal, bijvoorbeeld polyurethaan of een 25 siliconenmassa. Het inbrengen van een vloeibare massa heeft het voordeel, dat hiermee een goede aansluiting aan de kabels wordt voorkomen en variaties in de kabeldiameter gemakkelijk kunnen worden geaccommodeerd. Het uitharden van de massa heeft het voordeel, dat 30 lekkage daarmee effectief wordt voorkomen.

Zeer belangrijk voor de mof volgens de uitvinding is, dat de afscherming het elektrisch veld rond de verbinding tussen de aders 3, 4 effectief afschermt. De schaaldelen 18, 19 kunnen van diepgetrokken 35 koper of ander elektrisch geleidend materiaal bestaan of zijn uitgevoerd in halfgeleidend thermoplastisch materiaal, bijvoorbeeld polycarbonaat. Behalve luchtbellen kunnen ook andere inhomogeniteiten de ruimte 1009054 5 31 verlaten via^de_ perforaties 20, 21. Elke inhomogeniteit geeft een potentiële bron van storingen door de lokaal potentieel verhoogde elektrische veldsterkte.

5 Opgemerkt wordt, dat de vorm van de omhulling 23, 24 voor een goede werking weinig relevant is. Om redenen van symmetrie en vloeiende vormen heeft de afscherming 16, 17, 18, 19 bij voorkeur een algemeen omwentelingssymmetrische vorm. De omhulling 23, 24 kan in 10 principe elke geschikte vorm bezitten. Ook desgewenst een omwentelingssymmetrische.

1009054

Claims (5)

1. Kabelmof, omvattende een aantal met elkaar te verbinden onderdelen, welke mof dient als omhulling van de verbinding tussen twee elektrische kabels, elk omvattende slechts één 5 elektrisch geleidende ader, een zich daaromheen uitstrekkende isolerende mantel, een zich daaromheen uitstrekkende halfgeleidende mantel, een zich daaromheen uitstrekkende geleidende mantel, bijvoorbeeld een weefsel van buisvormig weefsel van metalen draden, en een zich 10 daaromheen uitstrekkende isolerende buitenmantel, de genoemde mantels van welke aders trapsgewijze van hun respectieve eindzones zijn ontdaan en aldus toegankelijk en aangrijpbaar zijn gemaakt, welke mof na assemblage de volgende onderdelen omvat: 15 een de vooraf met elkaar verbonden aders geheel omhullende, van perforaties voorziene afscherming van elektrisch geleidend of halfgeleidend materiaal, welke afscherming met de halfgeleidende mantels van beide kabels verbonden moet worden, welke afscherming een 20 binnenvlak met vloeiende, afgeronde vormen bezit; en een de vooraf geplaatste afscherming geheel omgevende omhulling, omvattende twee met elkaar te verbinden schalen van polyetheen met een dikte van circa 2-10 mm, bij voorkeur circa 4-6 mm; 25 welke omhulling via respectieve flexibele en elastische afdichtringen, bijvoorbeeld van siliconenrubber, aan de isolerende buitenmantels van de twee kabels aangrijpt; in welke mof na assemblage een uithardende, 30 vloeibare isolatiemassa is gegoten, bijvoorbeeld polyurethaan of een siliconenmassa, via een in de omhulling aanwezige vulopening, welke isolatiemassa via de genoemde perforaties de holte binnen de afscherming 1003054 kan vullen en zpda.nig langzaam uithardt, dat opstijgende luchtbellen die holte via de perforaties kunnen verlaten.

2. Kabelmof volgens conclusie 1, waarin de afscherming twee doorgaande gaten voor doorlating van de 5 respectieve kabels vertoont, welke gaten zijn aangebracht in eindzones van rekbaar materiaal.

3. Kabelmof volgens conclusie 2, waarin de eindzones separaat zijn en elk een algemene trechtervorm bezitten en mondrand vertonen met een via een vloeiende, 10 afgeronde overgangszone terugwaarts omgebogen koppelrand voor koppeling met respectieve koppelranden aan de vrije einden van een niet-flexibele, van de genoemde perforaties voorziene huls.

4. Kabelmof volgens conclusie 1, waarin de 15 geleidbaarheid van de materialen van de afscherming in het gebied 102-105 Ohm/cm, bij voorkeur 103-104 Ohm per centimeter ligt.

5. Kabelmof volgens conclusie 4, waarin de afscherming koolstofvezels bevat. 1009054