NL1008557C2 - Aansluiting voor het op een gasleiding aansluiten van een meetinrichting. - Google Patents

Description

5

AANSLUITING VOOR HET OP EEN GASLEIDING AANSLUITEN VAN EEN MEETINRICHTING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een aansluiting voor het op een vat aansluiten van een meetinrichting, waarbij het vat geschikt is voor het bevatten van een onder druk staand fluïdum, waarbij de 10 aansluiting omvat: - een met het vat verbonden aansluitelement dat voorzien is van een klep, welke normaliter de aansluiting scheidt van de inhoud van het vat; en - een met het aansluitelement koppelbare aan-15 sluitstekker, welke met de meetinrichting is verbonden en welke bij het verbinden van de aansluitstekker met het aansluitelement de klep naar een positie dringt, waarin de klep een verbinding tussen het aansluitelement en het vat vrijgeeft.

20 Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-2 775 256.

Deze, tot de stand van de techniek behorende inrichting is bedoeld voor toepassing bij ketels.

Er bestaat behoefte aan een dergelijke inrich-25 ting, welke geschikt is voor het aansluiten van een meetinstrument op een gasleiding.

Hierbij wordt opgemerkt dat hierbij aansluitingen bekend zijn, welke worden gevormd door een T-stuk dat in een gasleiding is opgenomen, en waarbij in tenmin-30 ste een van de aansluitingen voor de gasleiding een kraan is opgenomen, evenals in de naar buiten toe leidende tak. Voor het verrichten van een meting kan een meetinstrument worden aangesloten op de naar buiten leidende tak, waarna de daarin aanwezige kraan kan worden geopend.

35 In afhankelijkheid van het type van de te verrichten meting kan de andere kraan worden geopend of gesloten.

2

Het aansluiten van een meetinrichting met een dergelijke aansluiting vereist veel arbeid, terwijl de kans op een foutieve meting en de kans op onveilige situaties, bij het bijvoorbeeld verwijderen van de meet-5 inrichting met een geopende kraan, erg groot is.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke aansluiting die enerzijds minder handelingen vereist bij het aansluiten en het loskoppelen, en waarbij de veiligheid gewaarborgd is.

10 Dit doel wordt bereikt, doordat: - het vat door een gasleiding wordt gevormd,- - het aansluitelement de gasleiding in een • eerste stuk en een tweede stuk verdeelt; - de klep normaliter de verbinding tussen het 15 eerste stuk en het tweede stuk van de gasleiding open laat; j - de meetinrichting door een meetleiding met de aansluitstekker is verbonden,· en - doordat, wanneer de aansluitstekker met het 20 aansluitelement is verbonden, het eerste stuk van de gasleiding verbonden is met de meetleiding en het tweede stuk van de gasleiding is afgesloten.

Als gevolg van deze maatregelen wordt de klep bediend door de aansluitstekker, zodat het openen en 25 sluiten van kranen niet meer noodzakelijk is. De bediening van een dergelijke aansluiting is aldus sterk vereenvoudigd .

Een wellicht nog belangrijker voordeel is gelegen in het feit dat de veiligheid gewaarborgd is; bij 30 het verwijderen van de aansluitstekker wordt de meetleiding immers automatisch afgesloten.

Hierbij is het van belang dat de aansluitstekker onverbrekelijk met de meetinrichting is verbonden, hetgeen in de meeste gevallen zal plaatsvinden door 35 middel van een slang. De meetstekker is dan bijvoorbeeld door middel van een knelkoppeling of een andere permanen-! te verbinding door middel van het snoer met de meetin richting verbonden.

3

Er ontstaat een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm, wanneer de klep een kleplichaam omvat dat normaliter door een veer tegen een eerste zitting aan wordt gedrukt, waardoor de eerste gasleiding afgedicht is 5 ten opzichte van de meetleiding en het eerste en het tweede stuk van de gasleiding met elkaar zijn verbonden; en dat, wanneer de aansluitstekker met het aansluitele-ment is verbonden, het lichaam door een aan de aansluitstekker bevestigd bedieningselement van de eerste zitting 10 af wordt bewogen tot op de tweede zitting, waardoor het eerste stuk van de gasleiding afgedicht is ten opzichte van het tweede stuk van de gasleiding en het eerste stuk van de gasleiding met de meetleiding is verbonden.

Dit leidt tot een eenvoudige, constructief 15 aantrekkelijke oplossing.

Volgens een andere uitvoeringsvorm is de klep ingericht voor het tijdens het verbinden van de aansluitstekker aanvankelijk verbreken van de verbinding tussen het eerste stuk en het tweede stuk van de gasleiding en 20 het vervolgens verbinden van het eerste stuk van de gasleiding met de meetleiding.

Voor de meest voorkomende typen metingen is dit de meest gewenste configuratie,· de andere configuratie, waarbij aanvankelijk het eerste stuk van de gasleiding 25 met de meetleiding wordt verbonden, en vervolgens de verbinding tussen het eerste stuk en het tweede stuk van de gasleiding wordt verbroken, wordt echter geenszins van de uitvinding uitgesloten; deze kan voor bepaalde toepassingen interessant zijn.

30 Een verdere aantrekkelijke uitvoeringsvorm ontstaat, wanneer de aansluitstekker door middel van een schroefdraad op het aansluitelement fixeerbaar is. Een schroefdraad leidt immers tot een steeds stevige verbinding, waarbij niet al te veel kracht hoeft te worden 35 uitgeoefend. Het gevaar van losschieten bij een dergelijke aansluiting is praktisch uitgesloten.

Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de aansluitstekker een van schroefdraad voor- 4 ziene huls die draaibaar is ten opzichte van de meetlei-ding. Dit maakt het mogelijk de schroefverbinding aan te brengen door het draaien van de huls, waarbij de meetlei-ding niet behoeft mee te draaien.

5 De maatregel volgens conclusie 6 leidt dan ook tot een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm.

De mogelijkheid, dat de schroefdraad op het aansluitelement uitwendig is, biedt de mogelijkheid voldoende kracht te zetten op de aansluitstekker wanneer 10 deze op het aansluitelement wordt aangebracht; hierdoor behoeft immers geen apart onderdeel op de aansluitstekker te worden aangebracht voor het overbrengen van de kracht van de gebruiker op de schroefdraad.

: Verder kan volgens de uitvinding een afdekkap j 15 worden geschroefd op het aansluitelement om enerzijds de schroefdraad hiervan te beschermen tijdens bijvoorbeeld verfwerkzaamheden, doch een dergelijke afdekkap kan . tevens voorzien zijn van een indicatorelement voor het aangeven de positie van de klep. Dit biedt een extra 20 veiligheid, omdat, wanneer de klep onverhoopt niet terug zou komen naar zijn oorspronkelijke positie, dit door het indicatorelement wordt aangegeven.

Eventuele andere aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvormen blijken uit de overige onderconclusies.

25 Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuren, waarin voorstellen: figuur l: een perspectivisch aanzicht van een situatie, waarin de aansluiting volgens de onderhavige 30 uitvinding wordt toegepast; figuur 2: een doorsnede-aanzicht van een aansluitelement volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3: een doorsnede-aanzicht van een aansluitstekker volgens de onderhavige uitvinding; en 35 figuur 4: een doorsnede-aanzicht van een afdek kap met indicator volgens de onderhavige uitvinding.

5

Zoals in figuur l is weergegeven, verdeelt een aansluitelement l volgens de onderhavige uitvinding een gasleiding in een eerste stuk 2 en in een tweede stuk 3.

Op het aansluitelement 1 is een aansluitstekker 5 4 geschroefd die door middel van een slang 5 met een meetinstrument 6 is verbonden. De slang 5 is vast verbonden met zowel de aansluitstekker 4 als met het meetinstrument 6. Het meetinstrument 6 is van een deksel 7 voorzien, waarin een stop 8 is aangebracht, waarop de 10 aansluitstekker 4 kan worden geschroefd, wanneer het meetinstrument 6 niet in gebruik is.

Vervolgens zal de constructie van het aansluitelement 1 nader worden toegelicht aan de hand van figuur 2. Het aansluitelement 1 wordt gevormd door een hoofdza-15 kelijk cilindrisch lichaam 9, waarin diverse boringen zijn aangebracht, onder meer een eerste boring 10 voor verbinding met het eerste stuk 2 van de gasleiding en een tweede boring 11 voor verbinding met het tweede stuk 3 van de gasleiding. In deze boringen is schroefdraad 20 aangebracht voor verbinding met beide stukken 2,3 van de gasleiding.

Verder is een centrale boring 12 aangebracht, die in het midden van een verdiept stuk 13 is voorzien, zodat een klepzitting 14 wordt gevormd. Verder zijn nog 25 een aantal verbindingskanalen aangebracht die voor de uitvinding minder van belang zijn en waarvan de positie duidelijk uit de tekening blijkt.

In het bovenste deel is een cilindrisch lichaam met een boring 15 geschroefd, waardoor op zich een boring 30 is gemaakt. In de aldus gevormde struktuur is een klepli-chaam 17 aangebracht die in axiale richting beweegbaar is. Het kleplichaam 17 omvat een borst 18 en een pen 19 die dient voor het geleiden van het kleplichaam. Rondom de pen 19 is een veer 20 aangebracht die het kleplichaam 35 naar de in figuur 2 weergegeven positie dringt. In deze positie is de boring 16 afgesloten, en zijn de boringen 10,11 door middel van de desbetreffende kanalen met elkaar verbonden. Hierbij draagt de borst 18 de functie 6 van het begrenzen van de slag van het kleplichaam als gevolg van de veerdruk. Ter verbetering van de afdichting zijn afdichtringen 21 aangebracht.

Wanneer daarentegen het kleplichaam naar de 5 andere positie wordt bewogen, zal het kleplichaam 17 door middel van de afdichtring 14 de boring 10 afsluiten ten opzichte van de boring 11. Tevens wordt de boring 11 verbonden met de boring 16 doordat het kleplichaam 17 zo ver naar beneden beweegt, dat er een doorgang ontstaat 10 tussen de boring 12 en de boring 16.

Door de keuze van de axiale lengte van het kleplichaam 17 wordt bij de afgebeelde uitvoeringsvorm bereikt, dat de boring 10 wordt afgesloten, voordat de boring 11 met de boring 16 wordt verbonden. Door een 15 andere dimensionering van de onderdelen is een omgekeerde : volgorde bereikbaar.

In figuur 3 is een aansluitstekker 22 getoond. Deze omvat een hulsvormig lichaam 23 dat door middel van een wentellager 24 verbonden is met een cilindrisch 20 lichaam 25. Door middel van een borgring 26 zijn beide onderdelen 23 en 25 ten opzichte van elkaar geborgd, waarbij als gevolg van het wentellager 24 onderlinge rotatie mogelijk is. In het cilindrische lichaam 25 is een boring 27 aangebracht, terwijl tevens een uitsteeksel ^ 25 28 is aangebracht dat voorzien is van een verdiepte boring 29. In een kopse afschuining van het uitsteeksel zijn verder doorgangsboringen 30 aangebracht.

De binnenzijde van de huls is verder van inwendige schroefdraad 31 voorzien. Deze komt overeen met de 30 aan de buitenzijde van het lichaam 9 aangebrachte uitwendige schroefdraad 32.

Wanneer de aansluitstekker door middel van de schroefdraad 31,32 op het aansluitelement wordt geschroefd, zal het uitsteeksel 28 het kleplichaam 17 tegen 35 de veerdruk van de veer 20 in doen bewegen naar de tweede positie, zodat de gewenste situatie tot stand komt. Hierbij kan het gas in de boring ll de boring 27 bereiken via onder meer de openingen 30. Een en ander is zodanig 7 gedimensioneerd, dat de vereiste metingen kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door rekening te houden met de verschillende doorsneden.

Hiermee is een betrouwbare, veilige en con-5 structief aantrekkelijke aansluiting verkregen.

Het zal duidelijk zijn dat de aansluiting van diverse materialen kan worden vervaardigd. Het is van belang om corrosie en andere aantastingen te voorkomen door deze bijvoorbeeld in roestvaststaal te vervaardigen 10 of in aluminium. In het laatste geval is een extra oppervlaktebehandeling noodzakelijk. Tenslotte voorziet de onderhavige uitvinding in een afdekkap 33 die op het aansluitelement 1 kan worden geschroefd. De afdekkap 33 omvat evenals de aansluitstekker 22 een hoofdzakelijk 15 hulsvormig lichaam 34 dat aan zijn binnenzijde van schroefdraad 31 is voorzien. In de kopse zijde is een boring aangebracht, waarin een indicatorelement in de vorm van een pen 35 is aangebracht. Deze pen 35 is aan de buitenzijde van een borst 36 voorzien, en aan zijn binnenzijde 20 is een moer 37 op de pen geschroefd ter fixatie. Wanneer de afdekkap 33 op een aansluitelement 1 is geschroefd, geeft de pen 35 de positie van het kleplichaam weer, en aldus het feit of de aansluiting voor het meetinstrument geopend of gesloten is. Hierbij zij opgemerkt dat ook bij 25 een horizontale axiale positie van de aansluiting in elk geval een onveilige situatie wordt aangegeven door het naar binnen bewegen van de pen 35.

Claims (7)

1. Aansluiting voor het op een vat aansluiten 5 van een meetinrichting, waarbij het vat geschikt is voor het bevatten van een onder druk staand fluïdum, waarbij de aansluiting omvat: - een met het vat verbonden aansluitelement dat voorzien is van een klep, welke normaliter de aansluiting 10 scheidt van de inhoud van het vat; en - een met het aansluitelement koppelbare aan-sluitstekker, welke met de meetinrichting is verbonden en welke bij het verbinden van de aansluitstekker met het aansluitelement de klep naar een positie dringt, waarin 15 de klep een verbinding tussen het aansluitelement en het vat vrijgeeft, met het kenmerk, - dat het vat door een gasleiding wordt gevormd; 20. dat het aansluitelement de gasleiding in een eerste stuk en een tweede stuk verdeelt; - dat de klep normaliter de verbinding tussen het eerste stuk en het tweede stuk van de gasleiding open laat; 25. dat de meetinrichting door een meetleiding met de aansluitstekker is verbonden,· en - dat, wanneer de aansluitstekker met het aansluitelement is verbonden, het eerste stuk van de gasleiding verbonden is met de meetleiding en het tweede 30 stuk van de gasleiding is afgesloten, j

2. Aansluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, - dat de klep een kleplichaam omvat dat normaliter door een veer tegen een eerste zitting aan wordt 35 gedrukt, waardoor de eerste gasleiding afgedicht is ten opzichte van de meetleiding, en de eerste en de tweede stuk van de gasleiding met elkaar zijn verbonden, en - dat, wanneer de aansluitstekker met het aansluitelement is verbonden, het kleplichaam door een aan de aansluitstekker bevestigd bedieningselement van de eerste zitting af wordt bewogen tot op een tweede zit-5 ting, waardoor het eerste stuk van de gasleiding afgedicht is ten opzichte van het tweede stuk van de gasleiding, en het eerste stuk van de gasleiding met de meet-leiding is verbonden.

3. Aansluiting volgens conclusie 1 of 2,met het 10 kenmerk, dat de klep is ingericht voor het tijdens het verbinden van de aansluitstekker aanvankelijk verbreken van de verbinding tussen het eerste stuk en het tweede stuk van de gasleiding en het vervolgens verbinden van het eerste stuk van de gasleiding met de meetleiding.

4. Aansluiting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de aansluitstekker door middel van schroefdraad op het aansluitelement fixeerbaar is.

5. Aansluiting volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat de aansluitstekker een van schroefdraad 20 voorziene huls omvat, welke draaibaar is ten opzichte van de meetleiding.

6. Aansluiting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aansluitstekker een vast met de meetleiding verbonden en een geheel met het bedieningselement 25 vormend lichaam omvat, waarmee de huls door middel van een wentellager is verbonden.

7. Aansluiting volgens conclusie 4, 5 of 6,met het kenmerk, dat de schroefdraad op het aansluitelement uitwendig is. 30